2-7-2009 13:45:10

January 14, 2018 | Author: Anonymous | Category: Sociale wetenschappen, Psychologie, Abnormal Psychology
Share Embed Donate


Short Description

Download 2-7-2009 13:45:10...

Description

Definities ICF Categorieen Typering: ● ● ● ●

S: sterkte N: neutraal A: aandachtspunt W: werkpunt

[1] Functies b 1261: inschikkelijkheid ICF: Een persoonlijke aard die is te karakteriseren als coöperatief, vriendelijk en gemakkelijk, in tegenstelling tot onvriendelijk, tegendraads en opstandig.

operationele definitie: Is vriendelijk, behulpzaam, kan goed samenwerken

S

is vriendelijk en behulpzaam, houdt rekening met anderen, kan goed samen werken

N A

overlegt weinig met anderen, houdt geen rekening met de mening van anderen, is niet behulpzaam en is eerder onvriendelijk

W lokt conflicten uit, star, koppig, bazig, tegendraads, opstandig, onvriendelijk, kan niet samenwerken. b 1262: Nauwgezetheid ICF: Een persoonlijke aard die is te karakteriseren door hardwerkend, zorgvuldig en gewetensvol, in tegenstelling tot lui, onbetrouwbaar en onverantwoordelijk.

operationele definitie: heeft oog voor detail, werkt zorgvuldig, maakt zelden fouten en levert graag goed werk af.

S

maakt weinig fouten, controleert eigen werk, kan zonder controle van derden werken, levert goede kwaliteit af. het werk moet niet meer verbeterd worden

N A

levert half werk af, is te snel tevreden, moet aangespoord worden om verder te werken. Maakt regelmatig fouten, controleert oppervlakkig waardoor veel fouten niet gezien of opgemerkt worden. Toezicht op het werk is nodig.

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw

W

b 1263: Psychische stabiliteit ICF: Een persoonlijke aard die te karakteriseren is als gelijkmoedig, kalm en gelijkmatig, in tegenstelling tot lichtgeraakt, zorgelijk, labiel en wispelturig.

.

Werkt slordig en maakt veel fouten. Controleert het werk nauwelijks of niet. zet zich helemaal niet in, is lui. is niet geïnteresseerd in goed werk afleveren. Extra toezicht op het werk is onontbeerlijk. moet voortdurend aangespoord worden om te werken. operationele definitie: is van nature uit evenwichtig, staat met beide voeten op de grond, stabiel en kan om met moeilijke situaties. In tegenstelling tot labiel, angstig, wispelturig en lichtgeraakt.

S

N

A

is van nature uit evenwichtig, staat met beide voeten op de grond, stabiel en kan om met moeilijke situaties. voorbeelden: kan situaties in hun perspectief zien, relativeert. maakt zich niet snel zorgen, blijft rustig, kan overweg met stressgevoelens. realiteitszin. kan zich inleven in andere personen. kan tegen een stootje. herpakt zich snel wanneer hij/zij bij onverwachte gebeurtenissen uit balans wordt gebracht. neutraal

lichtgeraakt, maakt zich snel zorgen, piekert veel. kan moeilijk relativeren. is wispelturig.twijfels.

W Angsten. maakt zich over alles zorgen en piekert hier voortdurend over. kan niet relativeren. labiel. voorbeelden: geraakt snel uit balans. is ongelukkig, voelt zich niet goed in zijn vel. heeft vaak slaapproblemen. b 1266: Vertrouwen ICF: Een persoonlijke aard die is te karakteriseren als zelfverzekerd moedig en assertief in tegenstelling tot timide, onzeker en teruggetrokken.

operationele definitie: zelfzeker in de omgang met anderen, heeft zelfvertrouwen, kan zijn eigen standpunten handhaven als dat nodig is en vertrouwt op eigen mogelijkheden. In tegenstelling tot onzeker en verlegen.

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 2/27

S

Is zelfzeker, heeft zelfvertrouwen, durft zowel gekende als ongekende opdrachten aan. Komt op voor zijn/haar eigen mening zonder aanvallend te zijn. Durft initiatief nemen, durft verbeteringen voor te stellen.

N

A

heeft weinig zelfvertrouwen, heeft bevestiging nodig, durft moeilijk vragen te stellen of zijn mening te geven. is eerder verlegen. Durft geen initiatief nemen, stelt geen verbeteringen voor.

W is onzeker, twijfelt snel aan zichzelf of aan zijn/haar kunnen. heeft altijd bevestiging nodig. durft eigen mening niet te uiten en blijft altijd op de achtergrond. is verlegen. Durft geen nieuwe dingen te proberen. Ontwijkgedrag (figuurlijk verstoppen) b 1267: Betrouwbaarheid ICF: Een persoonlijke aard die is te karakteriseren als betrouwbaar en gewetensvol, in tegenstelling tot oneerlijk en asociaal.

operationele definitie: de mate waarin iemand eerlijk, geloofwaardig en integer is. de mate waarin iemand zijn beloftes en afspraken nakomt. In tegenstelling tot iemand die oneerlijk is en geen rekening houdt met zijn omgeving.

S

houdt zich aan regels, afspraken en beloftes. Anderen kunnen op hem/haar rekenen en vertrouwen. “je kan er op bouwen”. Voorbeelden: Vertrouwelijk medegedeelde informatie wordt niet verder verspreid. Fouten, vergissingen en nalatigheden worden zonder probleem toegegeven. Komt altijd op tijd, verwittigt tijdig bij ziekte of afwezigheid, komt afspraken na, is tijdens het werk enkel met het werk bezig.

N

A

komt niet altijd regels, afspraken en beloften na. durft hierover liegen. voorbeelden: voor belangrijke opdrachten zal hij/zij geen verantwoordelijkheid krijgen omdat men twijfelt of de taak goed zal uitgevoerd worden. zegt dat hij/zij bepaalde afspraken heeft nagekomen maar dit blijkt bij nader inzien toch niet het geval te zijn.

W komt bijna nooit regels, afspraken en beloftes na. Men kan niet op hem/haar rekenen of vertrouwen. Liegt vaak en doet altijd zijn eigen zin. Voorbeelden: Te laat komen zonder duidelijke reden of met drogredenen (‘ze hebben voor alles een uitleg’), liegen, te vroeg weggaan, te laat opdagen na pauzes, gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 3/27

komt afspraken niet na. Is tijdens het werk met andere (privé)zaken bezig. b 1300: Energieniveau ICF: De mate van kracht en uithoudingsvermogen.

operationele definitie: Het vermogen om een lichamelijke of geestelijke inspanning te doen en deze gedurende een langere tijd vol te houden. voorbeelden: Een goed uithoudingsvermogen hebben, vitaal zijn, en lange tijd achtereen kunnen presteren. vb : marathonloper te onderscheiden van: motivatie en algemeen fysiek uithoudingsvermogen S

N

A

Kan gedurende langere tijd aan een stuk werken, de kwaliteit van het werk blijft hetzelfde, houdt vol tot het doel is bereikt. vitaal zijn en lange tijd achtereen kunnen presteren. voorbeelden: Mensen met veel mentale energie kunnen taken met meer dynamiek opnemen. neutraal

werkt gedurende een kortere tijd aan een taak. Kan een voltijds takenpakket niet aan. Heeft meer pauzes nodig. Heeft de helft meer tijd nodig dan anderen om een opdracht uit te voeren. Voorbeelden: verminderde kracht door zwakkere spieren, weinig energie voelen,...

W Wil wel maar kan het niet. Heeft dubbel zo veel tijd nodig om een opdracht uit te voeren. Kan maximaal 50% werken. b 1301: Motivatie ICF: De trigger om te handelen, de bewuste of onbewuste drijfveren.

operationele definitie: De mate waarin iemand iets (een zeker doel) probeert te bereiken of een bepaalde prestatie wil leveren of een bepaalde behoefte (zie behoeftenpiramide van maslow) wil vervullen. Opmerking: motivatie is niet direct zichtbaar, is afhankelijk van meerdere factoren. Kan beïnvloed worden door werkomstandigheden, gedrag van collega’s, de mate van hulp en ondersteuning die iemand krijgt, de mate van appreciatie, enz te onderscheiden van: energieniveau en algemeen fysiek uithoudingsvermogen

S

Is intrinsiek gemotiveerd. heeft plezier in het uitvoeren van zijn/haar taak en gaat op in zijn/haar werk. de bereidheid om zich in te zetten. De prikkel om iets te doen, na te streven. Voorbeelden: De mate van engagement, enthousiasme en gedrevenheid in het werk of de taak, gedrag dat getuigt van het stellen van hoge eisen aan het eigen werk. Laten zien niet tevreden te zijn met gemiddelde prestaties. Zich inspannen om de taak zo

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 4/27

goed mogelijk te doen. Enthousiast zijn, toegewijd en betrokken bij de uitvoering van de taken. Spant zich in om het werk zo goed mogelijk te doen door het uitvoeren van extra activiteiten die niet strikt noodzakelijk zijn voor de taak. N

A

W

b 1303: Hunkering ICF: De dringende behoefte stoffen te nuttigen, inclusief stoffen die tot verslaving kunnen leiden

ziet op tegen een opdracht, is snel afgeleid (omdat er geen interesse is) en is snel tevreden. begint aan zijn taken na aansporing. weinig enthousiasme. stelt uit, zoekt uitvluchten om opdracht niet te hoeven uitvoeren. Toont geen interesse in de opdracht. Ongeïnspireerd. operationele definitie: Fysieke en psychische afhankelijkheid (alcohol, drugs, cafeïne, sigaretten, gokken, …).

S

Functioneert zonder nood te hebben aan één of ander stimulans. Heeft controle over eigen behoeften of verlangens.

N

A

Fysieke en psychische afhankelijkheid belemmert het functioneren.

W Door de fysieke en psychische afhankelijkheid kan er niet meer gefunctioneerd worden. voorbeelden: moet kunnen drinken om nog te kunnen functioneren. b 1304: Driftbeheersing ICF: Het reguleren van en het weerstand bieden tegen plotselinge intense behoeften om iets te doen

operationele definitie: de mate waarin iemand doelbewust zijn impulsen onder controle kan houden. voorbeelden: In staat zijn om gedisciplineerd te werken, zich niet laten meeslepen door de eigen emoties… Het negatieve krijgt niet de overhand en positieve gevoelens worden snel hervonden. S

Kan gemakkelijk weerstaan aan verleidingen. toont beheerst en voorspelbaar werkgedrag, laat zich niet snel gaan. Is zich bewust van de uitlokkende factoren die hevige emoties of bepaald gedrag veroorzaken, weet hoe er mee om te gaan en ze onder controle te krijgen. ( vb time-out nemen, diep ademhalen en tot 10 tellen). “Bezint eer je begint”

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 5/27

N

A

W

moeilijk om eerst na te denken voor te handelen. In een gesprek er plotseling iets ‘uitflappen’ of een ongepaste opmerking maken. Plots aan een andere taak beginnen, zonder na te gaan of andere taken niet eerst afgewerkt moeten worden. Moeilijk om beurt af te wachten (bv in een kantine). ● ● ●

b 140: Aandacht ICF: Specifieke mentale functies gerelateerd aan het zich richten op een externe stimulus of een innerlijke ervaring gedurende de vereiste periode. Inclusie: - vasthouden van aandacht: Het in staat zijn om de concentratie gedurende de vereiste tijdsduur vol te houden. - veranderen van aandachtsgebied: Het in staat zijn om de aandacht te verplaatsen van de ene stimulus naar de andere. - verdelen van aandacht: Het in staat zijn om de aandacht te richten op twee of meer stimuli tegelijkertijd. - afleidbaarheid.

snel boos Woede uitbarstingen en (huiselijk) geweld, vechtpartijen. Geen standvastigheid : Plots levensveranderde en ingrijpende beslissingen nemen. zonder aanleiding snel en plots van relatie/werk/woonplaats/…. Veranderen. Altijd meerdere relaties tegelijk hebbend.

Operationele definitie: Richt zich op een taak gedurende een vereiste periode. Kan aandacht volhouden. Verdeelt de aandacht. De aandacht wordt verplaatst zonder afleiding.

S

Blijft in alle omstandigheden bezig met het werk. Is niet afgeleid wanneer er invloeden zijn die niet met het werk te maken hebben. Kan de aandacht verdelen tussen 2 taken.

N

A

Is regelmatig afgeleid door collega’s en de omgeving. Bij storende invloeden wordt het werk onderbroken of gestopt. Kan geen 2 taken tegelijk doen.

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 6/27

W Kan slechts gedurende een zeer korte periode de aandacht bij het werk houden. Bij de minste afleiding gaat de aandacht verloren wordt gestopt met werken. b 1641: Organisatie en planning ICF: Het gecoördineerd samenvoegen van delen tot een geheel, het systematiseren; het ontwikkelen van een methode tot handelen.

Operationele definitie: Het gecoördineerd samenvoegen, het systematiseren en het ontwikkelen van een methode tot handelen om de taak/opdracht tijdig uit te voeren voorbeelden: ● Plant en besteedt de tijd in functie van dringende of onverwachte taken. Vele taken kunnen tegelijk zonder dat het een chaos wordt. ● Deelt de taken op in deeltaken. Gelijkaardige taken worden gebundeld. ● Organiseert het materiaal en de werkomgeving op zo’n manier dat er optimaal kan gewerkt/gepresteerd worden. S

Kan verschillende taken gecoördineerd samenvoegen. Kan systematiseren. Kan een methode ontwikkelen om tot een planning te komen. Kan taken tijdig uitvoeren.

N

A

Vertoont soms planmatige aanpak maar werkt soms ook volgens ‘trial and error’. Kan eenvoudige, repetitieve taken, maar bij complexe, moeilijke of meervoudige opdrachten is er begeleiding nodig om structuur te bieden. Er is hulp nodig van begeleider of anderen om zichzelf en de taken/opdrachten te organiseren en te plannen. Als deze structuur door anderen wordt aangereikt volgt men dit op.

W Vertoont geen planmatige aanpak en werkt eerder volgens toeval (op basis van ‘trial and error’). Gebruikt geen vaste volgorde in repetitieve taken : geen structuur. Als structuur door anderen wordt aangereikt, kan men dit niet opvolgen. Alle taken en opdrachten moeten onder supervisie gebeuren om ze uit te voeren. b 1642: tijdmanagement ICF: Het ordenen van gebeurtenissen in een chronologische volgorde, het toewijzen van een bepaalde hoeveelheid tijd aan gebeurtenissen en activiteiten.

Operationele definitie: Het ordenen van gebeurtenissen in een chronologische volgorde. Het toewijzen van een bepaalde hoeveelheid tijd aan gebeurtenissen en activiteiten.

S

● ●

De eigen tijd wordt ‘verstandig’ gepland: De beschikbare tijd wordt efficiënt gebruikt. Er is een fundamenteel besef van wat eerst

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 7/27





moet komen en wat erna moet komen. De mogelijkheid om de effectiviteit, efficiëntie of productiviteit te verhogen op basis van (bewuste) controle over de hoeveelheid tijd dat besteed wordt aan (specifieke) activiteiten. Er is meer dan een louter besef van tijd. De tijd wordt permanent ‘in ’t oog gehouden’. Kan exact inschatten hoe lang een activiteit duurt. Kan gebeurtenissen/taken/opdrachten ordenen in een logische volgorde.

N

A

Er is weinig besef van tijd. Betrokkene houdt in het dagelijks leven weinig rekening met tijdig klaar zijn van taken en activiteiten. De geplande activiteiten of plaatsgevonden gebeurtenissen kunnen moeilijk in de juiste chronologische volgorde worden geplaatst.

W Er is geen besef van tijd. Hierdoor wordt men voortdurend geconfronteerd met ‘verrassingen’ in negatieve zin. Niet in staat om gebeurtenissen en activiteiten in chronologische volgorde te plaatsen. b 1643: cognitieve flexibiliteit ICF: Het veranderen van strategieën, of het wijzigen van mentale sets, met name in verband met het oplossen van problemen.

operationele definitie: Aanpassen aan veranderende of nieuwe situaties. voorbeelden: nieuwe collega, nieuwe werkplaats, nieuwe woonplaats, nieuwe arbeidstaak, nieuwe leidinggevende, andere uurroosters, andere werkpost… te onderscheiden van: oplossen van problemen S

N

A

past zich aan aan veranderende of nieuwe situaties.

neutraal

kan zich moeilijk aanpassen aan veranderende, nieuwe situaties. Heeft veel sturing nodig om om te gaan met de gewijzigde omstandigheden.

W kan zich niet aanpassen aan veranderende, nieuwe situaties. Raakt overstuur. Kan niet meer werken en wordt ziek. b 1644: Inzicht ICF: het zich bewust zijn en het begrijpen van zichzelf en van het eigen gedrag

operationele definitie: kent zichzelf, sterke en zwakke punten, kan zichzelf in vraag stellen, toetst op gepaste wijze eigen gedrag af bij anderen

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 8/27

S

heeft zelfinzicht, kan over eigen handelen nadenken en er met anderen over praten voorbeelden: zelfinzicht kan blijken uit de kennis van de eigen persoonlijkheid en het voorkeursgedrag. is zich bewust van hoe hij overkomt naar anderen toe en stuurt eventueel gedrag bij

N

neutraal

A

Nadenken over zichzelf is moeilijk. heeft weinig inzicht in het effect van het gedrag op anderen. voorbeelden: oorzaak van problemen worden vaak buiten zichzelf gelegd gedrag is moeilijker te corrigeren, staat niet open voor feedback over eigen gedrag weet niet wat hij/zij wil, kent eigen sterktes en zwakten niet over- of onderschatting van zichzelf en mogelijkheden

W houdt vast aan eigen mening waardoor er geen bereidheid is om aan zichzelf te werken, is niet ontvankelijk voor feedback op gedrag of belevingswereld voorbeelden: oorzaak van problemen worden altijd buiten zichzelf gelegd grote over-of onderschatting van zichzelf en mogelijkheden geen openheid om gedrag of mogelijkheden bespreekbaar te maken b 4550: Algemeen fysiek uithoudingsvermogen ICF: Het algemene niveau van tolerantie voor fysieke inspanning of uithoudingsvermogen

operationele definitie: de eigenschap om een fysieke inspanning te verwerken of de wijze van omgaan en reageren op een fysieke inspanning. De mate van weerstand tegen vermoeidheid. De mate van uithoudingsvermogen. te onderscheiden van: energieniveau en motivatie. S

de fysieke conditie en uithoudingsvermogen is beter dan gemiddeld; is fysiek snel hersteld. voorbeelden ● kan ook nieuwe taak aanvatten zonder dat er enig fysiek nadeel ondervonden wordt. ● kan een fysiek zware opdracht tot een goed einde brengen (38u/week) ● kan langdurig fysieke inspanningen leveren

N

A

ondervindt moeite met normale fysieke inspanningen: is snel buiten adem, heeft recuperatietijd nodig na normale fysieke inspanningen, rustpauzes zijn nodig.

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 9/27

kan maximum 4u per dag fysiek zwaar werk aan. voorbeelden: Het is moeilijk om een fysieke inspanning gedurende langere tijd vol te houden. Er zijn extra rusttijden nodig om op adem te komen. botst sneller op zijn fysieke grenzen. Af en toe moet een collega een taak of deeltaak overnemen. W kan geen normale fysieke inspanningen uitvoeren: is snel vermoeid, buiten adem, moet vroegtijdig afhaken, lange recuperatietijd. kan geen fysiek zwaar werk aan ( 1 maand). d 640: huishouden doen ICF: Het huishouden verzorgen door het schoonmaken van huis, wassen van kleding, gebruiken van huishoudelijke apparatuur, opbergen van voedsel en verwijderen van vuilnis, zoals door vegen, dweilen, soppen van werkbladen, muren en andere oppervlakken; verzamelen en weggooien van huishoudelijk afval; kamers, kasten en ladekastens schoonmaken; verzamelen, wassen, drogen, opvouwen en strijken van kleding; poetsen van schoeisel; gebruikmaken van bezem, borstel en stofzuiger; gebruiken van wasmachine, wasdroger en strijkbout.

operationele definitie: Het huishouden voldoende en onafhankelijk kunnen opnemen, in overeenstemming met de woonvorm (type van woning en de omvang van het huishouden dat dit met zich meebrengt, graad van zelfstandigheid op vlak van de woonsituatie). Op correcte en efficiënte manier hulp inschakelen om alle huishoudelijke activiteiten te laten uitvoeren.

S

huishouden doen is een sterkte voorbeelden: Huishouden is georganiseerd, alle taken worden tijdig en consequent uitgevoerd: Het huis op

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 16/27

orde houden, schoonmaken, verzamelen en verwijderen van afval, wassen, strijken, schoenen verzorgen. Kan prioriteiten stellen op momenten dat er weinig tijd is. Doet dit zelf of schakelt efficiënt hulp in zonder dat dit een zware belasting van het gezinsbudget vormt. N A

huishouden doen is een probleem voorbeelden: Huishoudelijk werk is niet georganiseerd. Heeft hulp nodig om het huishoudelijk werk uit te voeren. Slaagt er niet in om gepaste hulp in te schakelen (bijvoorbeeld: dienstencheques). Kan geen prioriteiten stellen. Werkt de opdrachten inefficiënt af, moet er te veel tijd aan besteden, heeft geen inzicht.

W huishouden doen is een ernstig probleem voorbeelden: Het huishoudelijk werk wordt niet uitgevoerd. Heeft hulp nodig om het werk uit te voeren én zelfs om het huishouden te organiseren. Heeft geen kennis van de verschillende activiteiten of is niet in de mogelijkheid om ze uit te voeren of ze te laten uitvoeren. Het huishoudelijke werk vormt een belemmering om andere activiteiten op te nemen (poetsmanie, huisslaaf, …) d 7200: Aangaan van relaties ICF: interacties met anderen aangaan en onderhouden, voor korte of lange tijd, in overeenstemming met de context en de cultuur, zoals door zichzelf voor te stellen, vriendschappelijke en professionele relaties aan te gaan en te onderhouden, een relatie aangaan die permanent kan worden, romantisch of intiem

operationele definitie: de mate waarin iemand relaties met anderen kan aangaan of net afstand weet te bewaren, rekening houdend met de gedragscodes die gelden binnen de context en cultuur.

S

gaat gemakkelijk relaties aan met anderen, legt vlot contact. voelt aan welke de gedragscode is in de sociale omgang en gedraagt er zich naar voorbeelden: ● ontmoeting: hand, kus, omhelzing: afhankelijk van cultuur ● bedrijfscontext: afhankelijk van bedrijfscultuur verschillende aanspreking tav meerderen ● non verbaal: afhankelijk van cultuur en context een verschillende comfortzone respecteren met je gesprekspartner

N A

voelt niet goed aan welke de verwachtingen zijn in relaties met anderen, legt moeilijk contact voorbeelden: iemand niet durven aanspreken of niet

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 17/27

weten hoe en wanneer een gesprek te beïndigen. oogcontact vermijden of te lang aanhouden. moeite hebben met sociale babbels (weerpraatjes). gedraagt zich soms impulsief en emotioneel. Is té lichamelijk. kent geen grenzen. bewaart geen afstand (werk-privé). Is oversociaal. W gaat sociale contacten uit de weg, durft deze niet aangaan. voorbeelden: ● komt gesloten, introvert over ● heeft een heel beperkt sociaal netwerk ● kan geen vriendschaprelaties onderhouden d 870: Economische zelfstandigheid ICF: beschikken over economische bronnen, privé bronnen of sociaalmaatschappelijke bronnen, om economische zekerheden veilig te stellen in verband met de huidige en toekomstige behoeften

operationele definitie: Beschikt over een inkomen of kan terugvallen op spaargeld of een netwerk.

S

heeft geen financiële problemen om in zijn/haar behoeften te voorzien

N A

W

Het inkomen is niet toereikend om te voorzien in de basisbehoeften (wonen, eten, gezondheidszorg). Geeft meer uit dan het inkomen toelaat. heeft schulden (minder dan 2500€) ● ●

d 9205: Sociale activiteiten ICF: meedoen aan informele of toevallige bijeenkomsten, zoals het bezoeken van vrienden of familie of informeel samenkomen op openbare plaatsen.

heeft schulden (+2500€). Leeft in een armoedesituatie. of heeft geen bron van inkomsten.

operationele definitie: Neemt deel aan het sociaal en cultureel leven. Betrokkene neemt deel aan het verenigingsleven. Kan terugvallen op vrienden en familie

S

heeft een ruim sociaal netwerk van vrienden, familie en/of sociale activiteiten (buurtwerk, hobby’s,...)

N A

Kan zich soms geïsoleerd voelen. Heeft een beperkt sociaal netwerk. Participeert weinig of niet aan het verenigingsleven.

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 18/27

W Is sociaal geïsoleerd. neemt zelden of nooit deel aan activiteiten buitenhuis. heeft geen sociaal netwerk. [3] Omgevingsfactoren of externe factoren e 310: Ondersteuning en relatie met naaste familie ICF: Mensen verbonden door geboorte, huwelijk of andere relaties die in de cultuur als naaste familie worden erkend, zoals echtgenoten, partners, ouders, broers en zusters, kinderen, pleegouders, adoptiefouders en grootouders.

operationele definitie: De mate waarin naaste familie een positieve of een negatieve invloed hebben op het functioneren van de betrokkene. Met naaste familie bedoelen we echtgenoten, partners, ouders, broers en zusters, kinderen, pleegouders, adoptiefouders en grootouders.

S

Je naaste familie ondersteunt je in je functioneren. voorbeelden: stimuleren om je leven in eigen handen te nemen ondanks beperking: creëren mogelijkheden, zoeken mee naar oplossingen voor probleemsituaties. ● Als je er niet in slaagt om zelf problemen op te lossen bieden ze praktische ondersteuning op vlak van administratie, opstaan, openbaar vervoer, … ● Maar ze bieden ook emotionele, psychische ondersteuning: ze zijn er voor je wanneer je het nodig hebt, ze staan voor je klaar met raad en daad.

N

A

Je kan niet bij je naaste familie terecht bij problemen. voorbeelden: ● ze ondersteunen je niet in je levenskeuzes. ze bieden geen emotionele, psychische of praktische (administratie, opstaan, openbaar vervoer,...) ondersteuning. ze zoeken niet mee naar oplossingen indien dit nodig is. Je moet het zelf maar oplossen. staat niet achter tewerkstelling en plaagt je hiermee, ze lachen je uit en trekken de begeleiding en de gemaakte afspraken in twijfel. Ze zetten je onder druk om de tewerkstelling/begeleiding stop te zetten. Ze weerhouden je ervan om op afspraken (tijdig) aanwezig te zijn. ● betrokkene heeft geen naaste familie.

W Je naaste familie belemmert je sterk in je functioneren. Je kan er niet bij terecht bij moeilijkheden & ze zorgen door hun gezondheidstoestand, gedrag en levenswijze voor bijkomende problemen. Beide elementen moeten gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 19/27

aanwezig zijn. Je familie eist je op zodat je eigen leven wordt afgeremd. voorbeelden: naaste familie kampt met ziekte, afhankelijkheidsproblematiek (alcohol, drugs,...), psychische instabiliteit, … en bieden de betrokkene daardoor geen ondersteuning & ze vragen overmatig aandacht. Ze zijn emotioneel belastend. ze versterken uw problematiek (stimuleren alcohol of drugsgebruik) e 320: Ondersteuning en relatie met vrienden ICF: Mensen met een nauwe relatie gekenmerkt door vertrouwen en wederzijdse ondersteuning

operationele definitie:De mate waarin vrienden een positieve of een negatieve invloed hebben op het functioneren van de betrokkene.

S

vrienden ondersteunen je in je functioneren. voorbeelden: stimuleren om je leven in eigen handen te nemen ondanks beperking: creëren mogelijkheden, zoeken mee naar oplossingen voor probleemsituaties. Als je er niet in slaagt om zelf problemen op te lossen bieden ze praktische ondersteuning op vlak van administratie, opstaan, openbaar vervoer, … Maar ze bieden ook emotionele, psychische ondersteuning: ze zijn er voor je wanneer je het nodig hebt, ze staan voor je klaar met raad en daad.

N

vrienden hebben noch een positieve, noch een negatieve invloed op je functioneren

A

Je kan niet bij je vrienden terecht bij problemen. voorbeelden: ● ze ondersteunen je niet in je levenskeuzes. ze bieden geen emotionele, psychische of praktische (administratie, opstaan, openbaar vervoer,...) ondersteuning. ze zoeken niet mee naar oplossingen indien dit nodig is. Je moet het zelf maar oplossen. staat niet achter tewerkstelling en plaagt je hiermee, ze lachen je uit en trekken de begeleiding en de gemaakte afspraken in twijfel. Ze zetten je onder druk om de tewerkstelling/begeleiding stop te zetten. Ze weerhouden je ervan om op afspraken (tijdig) aanwezig te zijn. ● Betrokkene heeft geen vrienden.

W Je vrienden belemmeren je sterk in je functioneren. Je kan er niet bij terecht bij moeilijkheden & ze zorgen door hun gezondheidstoestand, gedrag en levenswijze voor bijkomende problemen. Beide elementen moeten aanwezig zijn. voorbeelden: je vrienden kampen met ziekte, afhankelijkheidsproblematiek (alcohol, drugs,...), psychische instabiliteit, … en bieden de betrokkene gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 20/27

daardoor geen ondersteuning & ze vragen overmatig aandacht. Ze zijn emotioneel belastend. ze versterken uw problematiek (stimuleren alcohol of drugsgebruik) e 325: ondersteuning en relatie met collega’s ICF: Mensen die vertrouwd zijn met elkaar als collega's in werksituaties.

operationele definitie: De mate waarin collega’s een positieve of een negatieve invloed hebben op het functioneren van de betrokkene. S

je collega’s ondersteunen je in je functioneren. voorbeelden: stimuleren om je zelf oplossingen te zoeken voor werkgerelateerde problemen. Als je er niet in slaagt om zelf problemen op te lossen, bieden ze praktische en administratieve ondersteuning; zelfs voor privézaken (belastingsbrief, woning, auto,...). Maar ze bieden ook emotionele, psychische ondersteuning: ze zijn er voor je wanneer je het nodig hebt, ze staan voor je klaar met raad en daad.

N

e 330: Ondersteuning en relatie met meerderen ICF: Mensen die besluitvormende verantwoordelijkheden voor anderen hebben en die sociaal gezien invloed en macht hebben gebaseerd op hun sociale, economische, culturele en religieuze rol in de maatschappij, zoals leraren, werkgevers, opzichters, religieuze leiders, plaatsvervangende besluitvormers, bewakers of beheerders.

A

Je kan niet bij je collega’s terecht bij problemen. voorbeelden: ze bieden geen emotionele, psychische of praktische ondersteuning. ze zoeken niet mee naar oplossingen indien dit nodig is. Je moet het zelf maar oplossen. Ze geloven niet dat je problemen hebt en ze lachen met je (problemen). Ze minimaliseren de problematiek en trekken de noodzakelijke begeleiding en de gemaakte afspraken in twijfel. Je collega’s zijn emotioneel belastend (afhankelijkheidsproblematiek (alcohol, drugs,...), psychische instabiliteit, … ).

W

Je collega’s belemmeren je sterk in je functioneren. Je kan er niet bij terecht bij problemen & ze zorgen door hun werkattitude voor bijkomende problemen. Beide elementen moeten aanwezig zijn. voorbeelden: Ze versterken uw problematiek (stimuleren alcohol of drugsgebruik). Er is sprake van pestgedrag door collega’s. ze vinden je niet bekwaam voor de job. Ze zetten je onder druk om de tewerkstelling stop te zetten . Ze zijn jou liever kwijt dan rijk. operationele definitie:De mate waarin meerderen een positieve of een negatieve invloed hebben op het functioneren van de betrokkene.

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 21/27

S

de meerdere heeft een positieve invloed op het functioneren van de betrokkene. voorbeelden: Meerdere heeft geen probleem om meer praktische hulp te bieden of extra begeleiding te voorzien. Er worden (extra) overlegmomenten georganiseerd en het functioneren van betrokkene wordt besproken. Is begripsvol voor eventuele problematiek. Doet extra moeite om meer te weten over de problematiek en van de tewerkstelling een succes te maken.

N

A

Je kan niet bij je meerdere terecht bij problemen. Er is geen meerdere terwijl je hier wel nood aan hebt. voorbeelden: deze biedt geen emotionele, psychische of praktische ondersteuning. deze zoekt niet mee naar oplossingen indien dit nodig is. Je moet het zelf maar oplossen. Deze gelooft niet dat je problemen hebt en/of deze lachen met je (problemen). de meerdere minimaliseert de problematiek en trekt de noodzakelijke begeleiding en de gemaakte afspraken in twijfel. Je wordt door je meerdere geviseerd: je wordt sneller aangesproken op (werk)afspraken dan anderen hoewel je dezelfde richtlijnen hebt opgevolgd.

W

Je meerdere belemmert je sterk in je functioneren. Je voelt je onder druk gezet en kan niet rekenen op begrip. voorbeelden: Er is sprake van pestgedrag door je meerdere. Hij/zij vindt je niet bekwaam voor de job. Hij/zij zet je onder druk om de tewerkstelling stop te zetten . Je meerdere is je liever kwijt dan rijk.

e 355: ondersteuning en relatie met hulpverleners in de gezondheidszorg ICF: Alle dienstverleners die werken in het gezondheidszorgsysteem zoals dokters, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, audiologen, prothesemakers, medisch instrumentmakers, bandagisten, psychologen of medisch maatschappelijk werkers.

operationele definitie: De mate waarin de hulpverleners in de gezondheidszorg een positieve of negatieve invloed hebben op het functioneren van de betrokkene. voorbeelden: psychiater, psychologen, psychiatrische thuiszorg, mobiele teams (artikel 107)...

S

Hulpverleners - indien noodzakelijk - ondersteunen betrokkene. De hulpverlener kijkt over de grenzen van de eigen specialiteit (multidisciplinaire aanpak, hulpverleners staan op één lijn) voorbeelden: alle noodzakelijke hulpverleners zijn aanwezig (psychiater, psychologische ondersteuning,

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 22/27

psychiatrische thuiszorg, mobiele teams , …). de hulpverleners stimuleren de betrokkenen, moedigen de betrokkene aan, … om eigen leven in handen te nemen. N

De hulpverleners hebben noch een positieve, noch een negatieve invloed op de begeleiding

A

De hulpverlening beschouwt tewerkstelling als een extra stressfactor en raadt het af. De hulpverlening is te betuttelend en neemt alles uit handen. Hulpverleners werken elkaar tegen en geven tegenstrijdig advies (bv: psychiater vs psycholoog).

W Er is geen noodzakelijke hulpverlening aanwezig (psychiater, psychologische ondersteuning, psychiatrische thuiszorg, mobiele teams …). voorbeelden: wachttijden, hulpverlening staat weigerachtig tegenover opstarten begeleiding, weigert begeleiding e 360: Ondersteuning en relatie met andere dienstverleners ICF: Alle dienstverleners buiten het gezondheidszorgsysteem die aan de gezondheidszorg verwante diensten verlenen, zoals maatschappelijk werkers, leraren, architecten en ontwerpers.

operationele definitie:De mate waarin andere dienstverleners mbt werk, wonen en welzijn een positieve of negatieve invloed hebben op het functioneren van de betrokkene. voorbeelden: dienstverleners van caw, ocmw, begeleid/beschut wonen, budgetbegeleiding S

De gepaste begeleiding is aanwezig en de dienstverleners stimuleren de betrokkenen, moedigen de betrokkene aan, … steunen hem/haar in zijn functioneren. De verschillende instanties/sectoren staan op één lijn qua visie en aanpak van de betrokkene: multidisciplinaire visie.

N

A

Dienstverleners op vlak van werk, wonen en welzijn werken elkaar tegen. Geven tegenstrijdig advies.

W noodzakelijke dienstverlening op vlak van wonen en welzijn ontbreekt: dienstverleners van thuiszorg, caw, ocmw, begeleid/beschut wonen, budgetbegeleiding e 460: Maatschappelijke attitudes ICF: Algemene of speciale meningen en opvattingen van mensen in een cultuur, samenleving, subcultuur of andere sociale groep over andere mensen of over andere sociale, politieke en economische zaken die gedrag en handelingen van de groep of de persoon beïnvloeden.

operationele definitie: Opvattingen, meningen van samenleving over de betrokkene op basis van: ● leeftijd ● origine ● werkloosheidsduur ● juridisch verleden ● handicap ● economische situatie

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 23/27

S

N

A

50+, van allochtone origine, meer dan twee jaar werkloos, ex-gedetineerden, arbeidsgehandicapt, armoede, laaggeschoold

W minstens twee elementen van A.

[4] Persoonlijke factoren

werkervaring

operationele definitie: mate van werkervaring S

recente werkervaring (minder dan 6 maanden geleden) én meer dan 1 jaar werkervaring

N A

minder dan 1 jaar werkervaring OF meer dan 1 jaar werkloos

W minder dan 6 maanden werkervaring, nog niet gewerkt, enkel korte (minder dan 4 dagen aaneensluitend) interimopdrachten OF meer dan 2 jaar werkloos Opleiding

operationele definitie: behaalde diploma’s S

In het bezit van 1 of meerdere kwalificaties of diploma’s die onmiddellijke bruikbaarheid zijn naar werk toe. bijvoorbeeld: minimum diploma secundair onderwijs, getuigschrift Buso OV3

N A

geen diploma secundair onderwijs, Buso OV3 gevolgd maar geen getuigschrift

W hoogst behaalde diploma is Buso OV2 of Buso 0V1 gezinslast

operationele definitie: subjectief ervaren last van het gezin. De gezinslast heeft geen impact op je functioneren in de maatschappij.

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 24/27

S

gezin heeft geen negatieve impact op functioneren in de maatschappij. voorbeelden: opvang is ter beschikking, hulpbehoevende ouders hebben ondersteuning

N A

gezin heeft impact op het maatschappelijk functioneren. dit verhindert zoektocht naar werk of belemmert in het professionele leven. voorbeelden: opvang niet altijd toegankelijk, ouders die gebroken hebben met de familie, alleenstaande vrouwen met meerdere kinderen, andere hulpbehoevende gezinsleden waarvoor moeilijk ondersteuning kan worden gevonden ,...

W gezin heeft een heel grote negatieve impact op maatschappelijk functioneren. voorbeelden: Minimaal 1 van de kinderen heeft een handicap of heeft een ernstige gezondheidsproblematiek waardoor het vinden van opvang bemoeilijkt wordt of onmogelijk is. Eveneens kinderen met ernstige gedragsproblemen zijn moeilijk of helemaal niet op te vangen. andere gezinsleden met een handicap of ernstige gezondheidsproblematiek waarvoor geen externe hulp kan gevonden worden. Copingstijl

operationele definitie: Kan met situaties en gebeurtenissen op een gepaste wijze omgaan. S

N A

actief ontspannen, rust nemen, sociale steun zoeken (vrienden, familie, collega’s,…), problemen aanpakken, beheersing van negatieve gedachten, je houdt je lichamelijk bezig (tuinieren, sporten,…). geen gebruik van genotsmiddelen, de moed niet laten zakken, niet afwachten of vermijden. neutraal Is niet geneigd om hulp te vragen. je vermindert de stress door te eten of te roken, je piekert veel, je stelt het probleem uit, je verbergt je emoties, je blokkeert en slaagt er niet in om het probleem aan te pakken, je legt de lat hoog voor jezelf, je gunt jezelf geen rust, je twijfelt aan jezelf/aan je eigen kunnen, je voelt een grote spanning of agitatie

W Kan gevoelens niet beheersen. Reageert agressief. vermindert de spanning door alcohol te drinken of drugs te gebruiken, neemt iets kalmerend (slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen, antidepressiva), voelt zich een loser, krijgt hysterische aanvallen, ontwikkelt vage gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 25/27

psychosomatische klachten. Kennis van de Nederlandse taal

operationele definitie: beheerst voldoende de Nederlandse taal om te functioneren in de maatschappij. S

Nederlands is de moedertaal.

N A

Kent onvoldoende Nederlands om in de maatschappij zelfstandig te functioneren. voorbeelden: Je begrijpt de Nederlandse taal niet goed. Je moet vaak aan je gesprekspartner vragen om zijn boodschap te herhalen of deze eenvoudiger te maken. Je hebt erg veel moeite om Nederlands te spreken. Je moet voortdurend zoeken naar je woorden. Ook je uitspraak is niet altijd even verstaanbaar voor je gesprekspartner.

W spreekt noch begrijpt Nederlands [5] Andere Werkvaardigheden Fijne motoriek

operationele definitie: het gebruik van handen en vingers in het vastnemen, vasthouden en manipuleren van kleine objecten voorbeelden: grijpen naar kleine objecten, kleine objecten aan elkaar bevestigen, gebruiken van precisiewerktuigen (fijne schroevendraaier, fijne kniptang,...),... S

blinkt uit in het grijpen naar kleine objecten, kleine objecten aan elkaar bevestigen, gebruiken van precisiewerktuigen (fijne schroevendraaier, fijne kniptang,...),

N A

● ● ●

heeft moeite met grijpen naar kleine objecten heeft moeite met het aan elkaar bevestigen van kleine objecten heeft moeite met het gebruik van precisiewerktuigen.

W minstens 2 elementen van A Grove motoriek

Operationele definitie: grote onderdelen en materialen vastnemen, vasthouden en manipuleren voorbeelden: zagen, tuinonderhoud, hanteren van machines (bosmaaier, kettingzaag) S

Kan langdurig grote onderdelen en materialen

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 26/27

vastnemen, vasthouden en manipuleren. N A

heeft moeite met het vastnemen, vasthouden en manipuleren van grote onderdelen en materialen. voorbeelden: houterig bewegen,...

W kan geen grote onderdelen en materialen vastnemen, vasthouden en manipuleren. voorbeelden: laat deze onderdelen en materialen vallen,... Werktempo

Operationele definitie: snelheid van taakuitvoering. S

hogere snelheid van taakuitvoering dan gemiddeld in het NEC. “Kan als het nodig is een tandje bijsteken”.

N A

snelheid van taakuitvoering lager dan gemiddeld in het NEC

W snelheid van taakuitvoering op niveau beschermde tewerkstelling ICT kennis

operationele definitie: Kan overweg met de computer om in deze maatschappij te functioneren op basis van het gekozen beroep. S

Heeft een uitstekende kennis van het office pakket en de windows omgeving. kan vlot overweg met internet en mailverkeer.

N A

Kennis van ICT is beperkt. Een computer opstarten lukt nog wel maar gebruik maken van internet of mail vraagt veel ondersteuning.

W is niet in staat om met de computer te werken.

gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw pag. 27/27

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF