ABTN - GE Artesia Bank

January 8, 2018 | Author: Anonymous | Category: Bedrijf, Financiën, Investing
Share Embed Donate


Short Description

Download ABTN - GE Artesia Bank...

Description

Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank Actuariële en bedrijfstechnische nota

Dit is een uitgave van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

versie September 2015

Inhoudsopgave 1

Inleiding

5

2

Organisatie van het pensioenfonds

6

2.1

Inleiding

6

2.1.1

Samenstelling bestuur

6

2.1.2

Samenstelling verantwoordingsorgaan

6

2.1.3

Intern Toezicht

7

2.1.4

Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur

7

2.1.5

Management informatie

8

2.1.6

Deskundigheid

8

3

Uitbestedingsbeleid

9

3.1

Uitbestede werkzaamheden

9

3.1.1

Beleidskader uitbestede processen

10

3.1.2

Informatievoorziening aan het bestuur

12

3.2

Incidentenregeling

12

3.3

Selectieprocedure bij uitbesteding

12

4

Pensioenreglement

13

4.1

Aansluiting werkgevers en verkrijgen deelnemerschap werknemers

13

4.2

Uitvoeringsovereenkomst

13

4.3

Statutaire doelstelling

13

4.4

Pensioenreglement

14

5

Financiële opzet

18

5.1

De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva

18

5.1.1

Algemeen

18

5.1.2

Aandelen, Obligaties en beleggingen in onroerend goed beleggingsmaatschappijen

18

5.1.3

Herverzekering

19

5.1.4

De waarderingsgrondslagen van de reserves

19

5.1.5

Technische voorziening

19

5.1.5.1

Voorziening voor de financiering van aanpsraken van arbeidsongeschikte deelnemers

20

5.1.5.2

IBNR medewerkers in ziektewet

20

5.1.6

Overige technische voorzieningen

20

5.1.6.1

Voorziening voor de opbouw van extra pensioenvermogen

20

5.2

Dekkingsgraden

20

5.2.1

Actuele dekkingsgraad

20

5.2.2

De beleidsdekkingsgraad

21

5.2.3

Reële dekkingsgraad

21

5.3

Gewenst vermogen

21

5.4

Het herstelplan

21

5.5

De financiering van de pensioenregeling

21

5.6

De sturingsmiddelen

23

5.6.1

Crisisplan

23

5.6.2

Premiebeleid

23

5.6.3

Beleggingsbeleid

24

5.6.4

Toeslag- en kortingsbeleid

24

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 2 | 64

5.7

Haalbaarheidstoets

24

5.8

Risicohouding

25

6

Gewenst vermogen

27

6.1

Gewenst vermogen

27

6.2

Wijze vaststelling technische voorziening

26

6.3

Minimum vereist eigen vermogen

26

6.4

Vereist Eigen Vermogen

27

7

Toeslag- en kortingsbeleid

30

7.1

Het toeslagbeleid

30

7.1.1

Toeslagambitie

30

7.1.2

Voorwaardelijke toeslag

30

7.1.3

Procedure en tijdstip vaststelling toeslagen na deelneming

31

7.1.4

Verwachte realisatie toeslagbeleid

31

7.2

Inhaalindexatie

31

7.3

Kortingsbeleid

32

7.4

Voorrangsregel

32

8

Beleggingsbeleid

34

8.1

Inleiding

34

8.2

Uitgangspunten beleggingsproces

34

8.3

Beleggingsrichtlijnen 2015

35

8.3.1

Liability matching en Return Seeking portefeuille

34

8.3.2

Strategische portefeuille en bandbreedtes

34

8.3.3

Vastrentende waarden (Liability matching portefeuille

35

8.3.4

Aandelen

36

8.3.5

Onroerend goed

37

8.3.6

Rebalancing

37

8.3.7

Alternatieve categorieën

37

8.3.8

Valuta risico

37

8.3.9

Renterisico verplichtingen

37

8.3.10

Derivaten

38

8.3.11

Liquiditeitsbeleid

38

8.3.12

Risico beheersing

38

8.3.13

Securities lending

39

8.3.14

Verantwoord Beleggen en Rapportage

39

8.3.15

Portefeuillesturing 2014/2015

40

8.3.16

Prudent person regel

41

9

Risicomanagement

44

9.1

Risico-analyse en -beheersing

44

9.1.1

Matching- / renterisico

43

9.1.2

Marktrisico

43

9.1.3

Kredietrisico

43

9.1.4

Verzekeringstechnisch risico

43

9.1.5

Omgevingsrisico

43

9.1.6

Operationeel risico

44

9.1.7

Uitbestedingsrisico

44

9.1.8

IT-risico

44

9.1.9

Integriteitsrisico

44

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 3 | 64

9.1.10

Juridisch risico

44

10

Integriteitsbeleid

45

11

Ondertekening

47

Bijlage 1 – Beoordeling risico’s door bestuur

48

Bijlage 2 - Financieel crisisplan

50

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 4 | 64

1 Inleiding Artikel 145 van de Pensioenwet bepaalt dat het bestuur van een pensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) vast stelt. Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank vermeldt in artikel 9 lid b van haar statuten dat de uitvoering van het pensioenreglement geschiedt volgens de ABTN. De ABTN beschrijft de grondslagen van het te voeren beleid van het bestuur van het pensioenfonds. Hierin worden tevens de financiële opzet en de grondslagen concreet omschreven. Aanvullend worden de beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen opgenomen. De inwerkingtreding van het Nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) per 1 januari 2015 is voor Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank aanleiding om het beleid te herijken aan de gewijzigde regelgeving. Naast artikel 145 van de Pensioenwet, geeft daarbij ook paragraaf 9 Besluit FTK aan wat de wettelijke eisen zijn die aan het ABTN van het pensioenfonds worden gesteld. Vanuit toezichthouder De Nederlandsche Bank is het vereist dat een geactualiseerde ABTN wordt ingediend voor 1 juli 2015, waarbij het beleid door de toezichthouder inhoudelijk zal worden getoetst. Deze geactualiseerde ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds per juni 2015, tenzij anders aangegeven. Hierbij is de ABTN opnieuw vorm gegeven conform de zeven geformuleerde beleidsonderwerpen die voort komen uit de wijzigingen in het nFTK. In de ABTN geeft hoofdstuk 2 de organisatie van het pensioenfonds weer. Hoofdstuk 3 beschrijft de wijze waarop invulling gegeven wordt aan de beheersing van de uitbestede processen. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de statutaire doelstelling van het pensioenfonds en het pensioenreglement. In hoofdstuk 5 wordt de wijze waarop de omvang van de bezittingen en verplichtingen wordt vastgesteld weergegeven waarmee de financiële opzet van het pensioenfonds wordt uitgelegd. In dat hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die benodigd is voor de dekking van deze verplichtingen en welke sturingsmiddelen het bestuur kan hanteren om aan de eisen van de Pensioenwet te voldoen. In hoofdstuk 6 wordt het gewenst vermogen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 stilgestaan bij het toeslag- en kortingsbeleid. In hoofdstuk 8 komt het beleggingsbeleid en de beleggingsbeginselen van het pensioenfonds aan de orde. In hoofdstuk 9 worden de diverse risicocategorieën onderscheiden. Tenslotte wordt in hoofdstuk 10 aandacht besteed aan het integriteitsbeleid van het fonds

Financieel crisisplan Tijdens een bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen op 21 september 2011 introduceerde DNB een financieel crisisplan. Volgens DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis namelijk onvoldoende voorbereid op een scenario waarin de dekkingsgraad snel slechter wordt. Alle pensioenfondsen moeten als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) een financieel crisisplan opstellen dat jaarlijks wordt getoetst en eventueel aangepast wordt op basis van de actuele omstandigheden. Dit financieel crisisplan is op 20 september 2012 vastgesteld door het bestuur, waarna het plan voor het laatst in juni 2015 is herzien. Het financiële crisisplan is onderdeel van deze ABTN en is als bijlage 2 bij de ABTN opgenomen.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 5 | 64

2 Organisatie van het pensioenfonds 2.1

Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de uitvoeringsorganisatie. In figuur 1 is het organisatieschema geschetst. Daarna worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden weergegeven.

Bestuur

Certificerend actuaris Verantwoordingsorgaan

Towers Watson Netherlands B.V.

Accountant KPMG Accountants N.V. Administrateur Syntrus Achmea



Vermogensbeheer CANDRIAM Asset Management

Pensioenbeheer N.V.

Figuur 1: organisatieschema Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank 2.1.1

Samenstelling bestuur

Het fonds wordt bestuurd door een paritair bestuur dat bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden. In het bestuur zijn de belanghebbenden op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd. De werknemersvertegenwoordigers en de vertegenwoordiger van pensioengerechtigden bezetten samen ten minste evenveel zetels als de vertegenwoordigers van de werkgever. Minimaal één en maximaal twee bestuurszetels worden ingenomen door (een) vertegenwoordiger(s) van de werkgever. Eén bestuurszetel wordt ingenomen door een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden en minimaal één maar maximaal twee bestuurszetels worden ingenomen door (een) vertegenwoordiger(s) van de actieve deelnemers. De voorzitter wordt aangewezen door de werkgever uit de bestuursleden die de werkgever vertegenwoordigen. De secretaris wordt door het bestuur gekozen, uit de vertegenwoordigers namens de deelnemers casu quo de pensioengerechtigden in het bestuur. Ieder bestuurslid treedt na vier jaar af; hij is terstond herkiesbaar. Het bestuur houdt een rooster van aftreden bij voor de bestuursleden. 2.1.2

Samenstelling verantwoordingsorgaan

Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden: twee vertegenwoordigers van de werkgever, twee vertegenwoordigers van de deelnemers en twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 6 | 64

Deze leden vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding. De vertegenwoordigers van de werkgever worden aangewezen door de directie. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden gekozen door de deelnemers van het pensioenfonds. De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden gekozen door de pensioengerechtigden van het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. Het verantwoordingsorgaan adviseert het fonds desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De voorgenomen besluiten van het bestuur waarover het verantwoordingsorgaan in ieder geval in de gelegenheid wordt gesteld om advies over uit te brengen zijn vastgelegd in de statuten en het reglement voor het verantwoordingsorgaan. 2.1.3

Intern Toezicht

Het bestuur heeft voor de inrichting van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Eénmaal per jaar geeft het bestuur de visitatiecommissie opdracht het functioneren van het fonds te bezien aangaande het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en de aangesloten onderneming en in het jaarverslag. 2.1.4

Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur

De bestuursleden en andere personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van statuten en pensioenreglement(en). Het bestuur heeft de volgende bevoegdheden: 

Vaststellen en/of wijzigen van statuten en reglementen. In alle gevallen moet het bestuur hiervoor het advies van de werkgever en het verantwoordingsorgaan verkrijgen.



Vaststellen en/of wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst (alleen in overleg met de werkgever)



Vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten.

De taken van de voorzitter en secretaris zijn als volgt: Voorzitter: 

vertegenwoordigt het pensioenfonds;



heeft de dagelijkse leiding van het pensioenfonds;



vormt de link tussen de werkgever en bestuur;

Secretaris: 

voorbereiding vergaderingen en stukken;



correspondentie tussen het bestuur en externen;



afstemming van het voldoen aan verplichtingen zoals verslaglegging.

Bij de uitvoering van deze taak wordt de secretaris bijgestaan door de bestuursadviseur van Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 7 | 64

2.1.5

Management informatie

Iedere maand wordt het bestuur geïnformeerd over de ontwikkeling van en de resultaten uit het belegde vermogen en ieder kwartaal ontvangt het bestuur een risicorapportage. Het bestuur stelt jaarlijks de statutaire jaarrekening en Staten voor de Nederlandsche Bank vast. Tot slot rapporteert de administrateur van het pensioenfonds op kwartaalbasis aan de Nederlandsche Bank over de ontwikkelingen in het belegd vermogen volgens een vast format. 2.1.6

Deskundigheid

Het bestuur streeft naar voldoende deskundigheid, adequate sturing en continuïteit binnen het fonds. Bij dit streven wordt tevens gekeken naar een evenwichtige taak- en deskundigheidsverdeling binnen het bestuur en de eventuele (mede)beleidsbepalers. De wijze waarop hieraan inhoud wordt gegeven, is opgenomen in het zogeheten deskundigheidsplan.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 8 | 64

3 Uitbestedingsbeleid Het uitbestedingsbeleid voor het pensioenfonds moet in overeenstemming zijn met artikel 143 van de Pensioenwet en paragraag 14 van het BPw. 3.1

Uitbestede werkzaamheden

Het bestuur heeft de pensioen- en uitkeringsadministratie, de beleggingsadministratie en de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Het bestuur heeft derhalve Syntrus Achmea Pensioenbeheer gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Syntrus Achmea Pensioenbeheer neemt onder andere de volgende taken voor zijn rekening: -

Het invorderen van de verschuldigde premie bij de werkgever

-

Het vaststellen van de pensioenaanspraken en het informeren van de deelnemers hieromtrent. De deelnemers krijgen hiervan jaarlijks een opgave. Gewezen deelnemers eens in de vijf jaar.

-

Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen daarvan.

-

Het organiseren en voorbereiden van bestuursvergaderingen.

-

Het vervaardigen van een concept jaarverslag en concept jaarrekening, alsmede het verzorgen van de staten voor de Nederlandsche Bank.

-

Indien opgevraagd een overzicht van de in behandeling zijnde verzoeken tot inkomende en uitgaande waardeoverdrachten. Uit dergelijke overzichten blijkt in welk stadium zich de afwikkeling bevindt van de waardeoverdracht van een betreffende (gewezen) werknemer.

Afwikkeling bestuursbesluiten Het secretariaat van het pensioenfonds wordt gevoerd door de bestuursadviseur van Syntrus Achmea Pensioenbeheer. De bestuursadviseur is de verbindende schakel tussen het bestuur en de dienstverleners van het fonds. De bestuursadviseur zorgt voor de voorbereiding van de bestuursvergaderingen en de samenstelling van de agenda’s daarvoor. Voorts is hij belast met de uitwerking en het laten uitwerken van de bestuursbesluiten. Hij ziet tevens toe op de bewaking dat de bestuursbesluiten op een adequate wijze worden uitgevoerd. Dit vindt onder meer plaats via de vastlegging van de besluitvorming in een besluiten- en actiepuntenlijst en een verslag, waarin de besluitvorming en actiepunten concreet worden vastgelegd. De desbetreffende stukken worden de daaropvolgende vergadering binnen het bestuur besproken, waarbij de afhandeling van de genomen besluiten en actiepunten wordt getoetst. De door Syntrus Achmea Pensioenbeheer in rekening gebrachte administratiekosten worden bepaald aan de hand van een combinatie van een vaste vergoeding en een kostprijsmodel. Dit kostprijsmodel leidt tot transparantie van de kostendoorberekening, waardoor een duidelijke relatie ontstaat tussen de doorberekende kosten enerzijds en de afgenomen diensten en de kosten daarvan anderzijds. Verzorgen betalingsverkeer pensioenfonds Een factuur die betaald moet worden aan een externe partij wordt door de accorderingsbevoegde (twee bestuursleden) voor akkoord getekend. De geaccordeerde factuur wordt vervolgens verstuurd naar de pensioenadministrateur van het pensioenfonds, Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Een medewerker Financiële administratie van Syntrus Achmea Pensioenbeheer controleert de factuur of deze: - volledig is (bijvoorbeeld geen plaatsnaam, onvolledige bankgegevens, ontbreken paraaf); - als het een kopiefactuur betreft, controle of deze niet al eerder betaald is. Daarna wordt de factuur in de crediteuren-/debiteurenadministratie ingevoerd.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 9 | 64

Als de factuur niet is geparafeerd wordt er een kopie van de factuur gemaakt en wordt het origineel naar de accorderingsbevoegde gestuurd ter parafering. Zodra de originele factuur met paraaf is terugontvangen, geeft de medewerker Financiële administratie de factuur vrij voor betaling. Als een factuur betaald is, worden de gegevens opgeslagen in het digitale archief van Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Wanneer het saldo van de bankrekening van het pensioenfonds hoger is dan € 750.000, -, dan maakt de secretaris van het pensioenfonds het verschil tussen het saldo van de bankrekening en € 750.000, - over naar de vermogensbeheerders om dit geld te beleggen. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan vermogensbeheerder Candriam Investors Group. De vermogensbeheerders beheren het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. De beheerder dient uit te gaan van de strategische asset allocatie en benchmark. Allocatie en benchmark worden ieder jaar opnieuw vastgesteld en indien nodig aangepast aan de hand van gewijzigde inzichten, marktontwikkelingen en / of een ALM-studie. Het bestuur heeft een extern accountantsbureau aangesteld, te weten KPMG Accountants. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de Nederlandsche Bank en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring en een management letter. Tevens is een certificerende actuaris van Towers Watson aangesteld, die jaarlijks (binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar) een actuarieel verslag opstelt, voorzien van een actuariële verklaring. 3.1.1

Beleidskader uitbestede processen

Het pensioenfonds en Syntrus Achmea Pensioenbeheer hebben de afspraken met betrekking tot uitbesteding vastgelegd in een Overeenkomst van Pensioenbeheer. Enerzijds is het pensioenfonds daarin partij, en anderzijds Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in Service Level Agreement (SLA) voor pensioenbeheer. De overeenkomst en de SLA voorzien in een procedure om de bestaande dienstverlening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overleg tussen het bestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Syntrus Achmea Pensioenbeheer rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de SLA. Deze kwartaalrapportage wordt door Syntrus Achmea Pensioenbeheer mondeling toegelicht. Het bestuur kan de werkzaamheden van Syntrus Achmea Pensioenbeheer bijsturen aan de hand van deze SLA-rapportages. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. De uitbestede bedrijfsprocessen zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en werkinstructies. Per proces is een matrix met taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden opgesteld. Handhaving van een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via controles door de Interne Accountantsdienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van Syntrus Achmea Pensioenbeer een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Nederlandsche Bank gestelde eisen. Naast de gedragscodes zijn de volgende maatregelen genomen ter voorkoming van fraude. In de ICT-procedures zijn beveiligingen ingebouwd en in alle processen zijn functiescheidingen aangebracht met betrekking tot het vaststellen, controleren en accorderen. Binnen de bedrijfscultuur van Syntrus Achmea Pensioenbeheer zijn aandacht voor interne controle en het voldoen aan wettelijke en overige externe regelgeving wezenlijke onderdelen van het dagelijkse handelen van de medewerkers. Het klantbewustzijn wordt gestimuleerd door middel van jaarlijks te houden klanttevredenheidsonderzoeken bij besturen, werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Het klachtenmanagement is gestructureerd opgezet en wordt gebruikt om verbeteringen in de processen aan te brengen.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 10 | 64

Tussen Syntrus Achmea Pensioenbeheer en het pensioenfonds is onder andere een procedure afgesproken die dient te waarborgen dat het pensioenfonds ervoor zorgt dat de verplicht op te nemen personen binnen het pensioenfonds door de werkgever worden aangemeld, en dat wordt gewaarborgd dat die personen door het pensioenfonds in de bestanden worden opgenomen. Bij het pensioenfonds bekende personen van de werkgever zijn geautoriseerd tot het aanleveren van personele mutaties ten behoeve van het pensioenfonds. Bij het pensioenfonds is er sprake van een vier-ogenprincipe met betrekking tot invoering, controle en verwerking van de mutatieverwerking. Dit betekent onder meer dat de invoer en verwerking van mutaties door twee verschillende personen plaatsvindt. De accountant van het pensioenfonds controleert het deelnemersbestand jaarlijks op het punt van volledigheid en op juistheid van de gehanteerde cijfergegevens. In het kader van het procesmodel dat ten grondslag ligt aan de SLA’s, zijn de uitbestede processen systematisch geanalyseerd en zijn per proces beheersingsmaatregelen getroffen. Aan verbetering van de bedrijfsprocessen wordt voortdurend gewerkt. De in de SLA’s opgenomen processen worden via interne kwaliteitscontroles systematisch geanalyseerd en geoptimaliseerd. Op basis van een vooraf afgesproken methode wordt van de belangrijkste primaire processen en vooral op overdrachtsmomenten een risicoanalyse gemaakt. De uitkomsten van de risicoanalyse worden vastgelegd in een risicocontrole-matrix, waarin alle onderzochte primaire processen zijn opgenomen. De in de risico-controle-matrix opgenomen interne controlemaatregelen worden opgenomen in een controlekalender. Van de geconstateerde bevindingen, risicoanalyse en controles, wordt een bevindingenrapport opgemaakt en vastgesteld. De geconstateerde verbeterpunten worden door de medewerkers van Syntrus Achmea Pensioenbeheer opgepakt en ingevoerd. Indien dit raakvlakken heeft met de SLA-afspraken, wordt hierover gerapporteerd aan het bestuur. Voor de processen die Syntrus Achmea Pensioenbeheer uitvoert ten behoeve van de pensioenuitvoering voor haar klanten die worden geadministreerd in het administratieve pakket MAIA is een ISAE 3402 verklaring verstrekt. Hierin stelt de externe accountant dat de processen in opzet en bestaan in voldoende mate worden beheerst en effectief hebben gewerkt. De pensioenregeling van het pensioenfonds is sinds 2008 geadministreerd in MAIA. Dit betekent dat het pensioenfonds er vanaf 2008 ook op basis van het oordeel van een externe accountant van op aan kan dat de administratieve processen bij Syntrus Achmea Pensioenbeheer adequaat worden beheerst. Met de beide vermogensbeheerders is – voor ieder afzonderlijk - een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. In deze overeenkomsten zijn onder andere afspraken omtrent de inhoud en frequentie van de contacten en rapportering opgenomen. Door het vermogensbeheer onder randvoorwaarden (allocatie en benchmark) uit te besteden aan de beheerders is het bestuur in staat de resultaten te beoordelen. Zodoende krijgt het bestuur extra informatie waardoor zij de werkzaamheden van de vermogensbeheerders nog beter kan evalueren. Omdat binnen de overeengekomen randvoorwaarden de beheerders hun eigen beleggingsbeleid mogen voeren, realiseert het bestuur tevens een zekere mate van risicospreiding. Maandelijks ontvangt het bestuur van iedere beheerder een rapportage waarin de resultaten van de afgelopen maand worden vermeld en verantwoord. De resultaten worden minimaal twee keer per jaar uitgebreid geëvalueerd en de gevolgde werkwijze wordt getoetst aan de gemaakte afspraken in de beheerovereenkomst en de aanvullende afspraken. Om tussentijds zicht te houden op de prestaties van de vermogensbeheerders is een goede performancemeting cruciaal. Al de beleggingen worden per assetklasse vergeleken met een relevante benchmark. Deze benchmark is dezelfde als die waarop de vermogensbeheerder wordt afgerekend. Brondata ten aanzien van de swappositie worden door de afdeling vermogensbeheer van GE Artesia Bank gecontroleerd. Het bestuur komt maandelijks bijeen om de renteontwikkeling en daarmee de swappositie te bespreken. De performance van de beide vermogensbeheerders wordt kritisch gevolgd en met elkaar vergeleken.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 11 | 64

Verder is er een scheiding tussen het beheren, bewaren en administreren van de beleggingen aanwezig. Bij Candriam is de custodian Royal Bank of Canada. Door deze scheiding kunnen gegevens uit verschillende bronnen met elkaar worden vergeleken om zekerheid te verkrijgen over het bestaan en de waardering van de beleggingen. Candriam staat onder toezicht van de Luxemburgse toezichthouder CSSF (Circulaire IML 96-126 van de CFFS). Candriam verstrekt tevens vanaf 2012 een ISAE3402 rapportage aan het bestuur. Daarenboven is Candriam Investors Group GIPS (Global Investment Performance Standards) gecertificeerd waardoor alle berekeningen en rapportages volgens de GIPS standaarden worden uitgevoerd, extreme marktomstandigheden daargelaten. 3.1.2

Informatievoorziening aan het bestuur

Syntrus Achmea Pensioenbeheer adviseert het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overige pensioentechnische zaken. Ook zorgt Syntrus Achmea Pensioenbeheer voor het voeren van een adequate debiteurenadministratie, waaruit eventueel naar voren komt dat de gefactureerde bedragen nog niet (volledig) voor de uiterste betaaldata zijn betaald. Is dat het geval dan zorgt de bestuursadviseur er voor dat bestuurders hiervan onmiddellijk op de hoogte worden gesteld. Het bestuur heeft een accountant aangesteld om de jaarrekening, het jaarverslag en de staten voor de Nederlandsche Bank te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vorm van een accountantsverslag aan het bestuur. In het accountantsverslag worden op hoofdlijnen de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering, waarin de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig. De certificerende actuaris stelt jaarlijks een actuariële verklaring op en is aanwezig op de bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken. Dringende kwesties worden tussen de bestuursvergaderingen schriftelijk aan de bestuursleden voorgelegd. Als één bestuurslid echter verzoekt om deze kwestie in de volgende bestuursvergadering te behandelen, wordt het op de agenda geplaatst.

3.2

Incidentenregeling

In overeenstemming met artikel 19a van het BFTK heeft het pensioenfonds een incidentenregeling ingesteld met ingang van 2015. Deze zal op halfjaarlijkse basis in de bestuursvergadering worden besproken.

3.3

Selectieprocedure bij uitbesteding

In overeenstemming met artikel 14 van het BPw, zal voor iedere voorgenomen wijziging in de pensioenuitvoerder, vermogensbeheerder, custodian of uitvoerder van de risico-rapportage een RFP-proces doorlopen worden. Het bestuur zal een adequate selectieprocedure voor derden aan wie werkzaamheden worden uitbesteed, nastreven waarbij vastgelegd wordt op grond van welke afwegingen zij tot de keuze voor een bepaalde derde is gekomen. Toereikende procedures, maatregelen, deskundigheid en een adequate informatieverstrekking dienen besproken te worden in een RFP-proces om de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden te kunnen beoordelen. Daarnaast dient het bestuur zicht te hebben op het beloningsbeleid van de derde aan wie werkzaamheden worden uitbesteed en is het beloningsbeleid onderdeel van de keuze voor de derde waaraan de werkzaamheden worden uitbesteed. .

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 12 | 64

4 Pensioenreglement In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van het pensioenreglement voor de deelnemers van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank dat in werking is getreden per 1 januari 2015. De pensioenregeling is het reglement van een pensioenfonds waarin de werking van het fonds en de pensioen rechten van de begunstigden worden geregeld. 4.1

Aansluiting werkgevers en verkrijgen deelnemerschap werknemers

Volgens artikel 5 van de statuten geldt het fonds voor GE Artesia Bank, gevestigd te Amsterdam en andere rechtspersonen waarmee zij in een groep is verbonden in Nederland. Als aangesloten onderneming is toegetreden GE Artesia Bank, gevestigd te Amsterdam. Het bestuur bepaalt of en onder welke voorwaarden andere ondernemingen als aangesloten onderneming kunnen worden toegelaten. Zowel het besluit tot toelating als tot vaststelling van de voorwaarden heeft pas rechtskracht als GE Artesia Bank hierover heeft kunnen adviseren en daarvan schriftelijk mededeling aan het bestuur heeft gedaan. Volgens artikel 4a van de statuten zijn deelnemers die werknemers van de aangesloten onderneming, die zijn toegelaten conform het pensioenreglement. 4.2

Uitvoeringsovereenkomst

De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst met GE Artesia Bank. De uitvoeringsovereenkomst is in februari 2009 afgesloten met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 en is voor het laatst gewijzigd in juni 2013. De uitvoeringsovereenkomst heeft een looptijd van 1 jaar en wordt steeds met 1 jaar verlengd, indien zij niet ten minste drie maanden voor afloop is opgezegd. In juni 2015 is de uitvoeringsovereenkomst verlengd. De overeenkomst is in overeenstemming met de Pensioenwet. De overeenkomst heeft als doel het vastleggen van de verplichtingen van de werkgever en het fonds bij de uitvoering van de pensioenregeling, die de werkgever voor zijn werknemers heeft ondergebracht bij het fonds. De overeenkomst bevat bepalingen met betrekking tot: -

de bepaling en betaling van het percentage pensioenpremie, waarin mede is begrepen een betalingsvoorbehoud van de werkgever bij nader in de overeenkomst omschreven ingrijpende wijzigingen van de omstandigheden;

-

verplichtingen van het pensioenfonds;

-

toeslagverlening;

-

wederzijdse medewerking tussen werkgever en pensioenfonds;

-

de totstandkoming en wijziging van het pensioenreglement;

-

de informatievoorziening door de werkgever aan het fonds.

4.3

Statutaire doelstelling

Volgens artikel 3 van de statuten is het doel van het fonds het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen ter zake van ouderdom of overlijden aan de deelnemers en gewezen deelnemers van het fonds, respectievelijk hun nagelaten betrekkingen, dit onder de voorwaarden als in de desbetreffende (pensioen)reglementen van het fonds zijn omschreven.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 13 | 64

4.4

Pensioenreglement

De pensioenregeling luidt in hoofdlijnen als volgt waarbij de genoemde artikelnummers verwijzen naar de desbetreffende artikelnummers van het Pensioenreglement 2015: - Regeling

Middelloonregeling

- Deelnemer

Artikel 1: De pensioenregeling geldt voor alle werknemers die op arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij een aangesloten onderneming en voor (gewezen) werknemers die als gevolg van arbeidsongeschiktheid volledig dan wel gedeeltelijk premievrij pensioen opbouwen conform het bepaalde in een voorgaand pensioenreglement van het fonds.

- Toetredingsleeftijd

Artikel 2.1: De deelname aan de pensioenregeling begint op de eerste dag van de maand waarin de werkzaamheden op arbeidsovereenkomst zijn aangevangen, maar niet eerder dan op de datum waarop het reglement in werking is getreden.

- Pensioengevend salaris

Artikel 3.2b: Het pensioengevend salaris bedraagt dertien maal het vaste maandsalaris. Bij de vaststelling van het pensioengevend salaris blijven de vakantietoeslag, toelagen, overwerkvergoedingen en andere (incidentele) toeslagen buiten beschouwing.

- Franchise

Artikel 3.2c: Het deel van het inkomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt, wordt franchise genoemd.

- Pensioengrondslag

Artikel 3.2a: De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris van de deelnemer, verminderd met de franchise.

- Pensioenleeftijd

Artikel 5.2: Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum, welke in beginsel is gelegen op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt.

- Ouderdomspensioen

Artikel 5.3: De deelnemer bouwt over ieder deelnemersjaar een gedeelte van het jaarlijkse ouderdomspensioen op. Het ouderdomspensioen is daarmee een afspiegeling van de gemiddeld tijdens de deelname geldende pensioengrondslag (middelloonregeling).

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 14 | 64

- Partnerpensioen

Artikel 6.4: De deelnemer bouwt over ieder deelnemersjaar een gedeelte van het partnerpensioen op. Het binnen deze pensioenregeling jaarlijks op te bouwen partnerpensioen bedraagt 1,4% van de jaarlijks vast te stellen pensioengrondslag. Artikel 6.5a: Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het partnerpensioen gelijk aan het op de overlijdensdatum opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met een aanvulling. Deze aanvulling bedraagt 1,4% van de pensioengrondslag zoals die voor de deelnemer geldt in het jaar van zijn overlijden maal het aantal jaren – in maanden nauwkeurig – gelegen tussen de datum van overlijden en de datum waarop de deelnemer 67 jaar zou zijn geworden.

- Wezenpensioen

Artikel 7.4a: Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het wezenpensioen gelijk aan 20% van het partnerpensioen waarop de deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioendatum ouderdomspensioen zou hebben opgebouwd. Artikel 7.3: Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 23-jarige leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand van diens eerdere overlijden

- Arbeidsongeschiktheidspensioen

Artikel 8.2: Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd aan de deelnemer die tijdens de deelname aan de pensioenregeling arbeidsongeschikt wordt en een uitkering op grond van de WIA ontvangt. De deelnemer die bij aanvang van de deelname gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen over de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid.

- Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid

Artikel 8.6a: Bij arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en voor zover ontstaan na aanvang van de dienstbetrekking.

- Beëindiging van de deelname

Artikel 16.1: Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum behoudt de (gewezen) deelnemer de opgebouwde pensioenaanspraken ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 15 | 64

Aanvullend kunnen onder voorwaarden: -

de opgebouwde pensioenaanspraken worden overgedragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder;

- Keuzemogelijkheden

de opgebouwde pensioenaanspraken worden afgekocht.

Artikel 20: Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden:

-

vervroegen van het volledige ouderdomspensioen; uitstellen van het volledige ouderdomspensioen; vervroegen of uitstellen van een gedeelte van het ouderdomspensioen;

-

volledig of gedeeltelijk uitruilen van partnerpensioen en ouderdomspensioen;

- Vakantietoeslag

gebruikmaken van de hoog-laagregeling.

Artikel 27.1 : Er wordt jaarlijks een vakantietoeslag verleend op het ouderdomspensioen, het nabestaandenpensioen en het wezenpensioen. Artikel 27.2: De vakantietoeslag bedraagt 8% van het in dat jaar uit te keren pensioen Artikel 27.3: De uitkering vindt gedurende het jaar plaats als onderdeel van de maandelijkse pensioenuitkering.

- Toeslagen

Het fonds streeft ernaar om de ingegane pensioenen en de aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers en (gewezen) deelnemers jaarlijks te verhogen met een toeslag. Het fonds voert de toeslag uitsluitend door indien en voor zover de beschikbare middelen van het pensioenfonds dit toelaten, zulks ter beoordeling aan het bestuur. Voor actieve deelnemers geldt dat er jaarlijks ten minste een toeslag van 1,25% wordt toegekend over de opgebouwde aanspraken. Deze toeslag wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Met betrekking tot de mate van de toekenning hanteert het bestuur de beleidsstaffel, als verwoord in hoofdstuk 7, als leidraad. Deze beleidsstaffel is gebaseerd op de maximale indexatie die kan worden gegeven op basis van de rekenregels voor toekomstbestendige toeslagverlening zoals neergelegd in artikel 15 van het Besluit FTK. Daarbij geldt de beleidsstaffel slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante omstandigheden eveneens in ogenschouw nemen. Hierbij kijkt het

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 16 | 64

bestuur onder andere naar het verloop van de (beleids) dekkingsgraad gedurende het jaar en wordt tevens rekening gehouden de actuele economische omstandigheden (zoals bijv. rente, economische vooruitzichten, bestandsontwikkelingen) en een visie van het bestuur inzake deze onderwerpen op de toekomst. Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad af te wijken als omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 17 | 64

5 Financiële opzet Dit hoofdstuk beschrijft de financiële opzet van het pensioenfonds. Achtereenvolgens worden besproken: -

De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva

-

De dekkingsgraden

-

Het gewenst vermogen

-

Het herstelplan

-

De financiering van de pensioenregeling

-

De sturingsmiddelen

-

De haalbaarheidstoets

-

De risicohouding

Het fonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn verzekerd in eigen beheer. Het fonds heeft herverzekeringscontracten afgesloten ter dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico en het overlijdensrisico. 5.1

De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva

5.1.1

Algemeen

Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn gewaardeerd op actuele waarde, extreme marktomstandigheden daargelaten. Overige activa en passiva worden gewaardeerd op actuele waarde, tenzij anders is vermeld. Voor zover noodzakelijk, wordt op activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapportagevaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. 5.1.2

Aandelen, Obligaties en beleggingen in onroerend goed beleggingsmaatschappijen

De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde wordt als volgt bepaald: Beleggingen

Waarderingssystematiek

Vastgoed aandelen

Beurswaarde

Aandelen

Beurswaarde

Obligaties

Beurswaarde

Leningen op schuldbekentenis

Benaderde actuele waarde*

Derivaten

Beurswaarde

*De verwachte toekomstige netto kasstromen zijn contant gemaakt tegen de op de balansdatum geldende markrente

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 18 | 64

5.1.3

Herverzekering

Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds worden de risico’s voor overlijden en invaliditeit, die voortvloeien uit de aangegane pensioenverplichtingen, herverzekerd. De risico's voor invaliditeit bestaan uit: 

de loonderving bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid;



de premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid.

De risico’s voor overlijden en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zijn herverzekerd bij de Elips Life AG. De waarde van de herverzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde aanspraken berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de technische voorziening. 5.1.4

De waarderingsgrondslagen van de reserves

Het pensioenfonds houdt reserves aan. Deze reserves zijn onder het FTK-regime opgebouwd en bestaan uit een vereiste reserve en een vrije reserve. De vereiste reserve houdt rekening met de financiële positie en de aard en omvang van de risico’s die het fonds loopt. De vereiste reserve is bedoeld voor het opvangen van de verzekeringstechnische risico’s en beleggingsrisico’s. De maximale hoogte van de vereiste reserve wordt bepaald door middel van de gestandaardiseerde methode zoals beschreven in het besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen en uitgewerkt krachtens ministeriële regeling. Hierbij wordt aangetekend dat het standaard model is uitgebreid met een extra component in verband met het risico van actief beheer van de beleggingen. De vereiste reserve is minimaal gelijk aan nul. Het jaarresultaat zal toegevoegd of onttrokken worden aan de vereiste reserve zolang het maximum of het minimum niet bereikt is. Het deel van de reserves van een pensioenfonds waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan, wordt de vrije reserve genoemd. 5.1.5

Technische voorziening

De technische voorziening wordt gesteld op de contante waarde van de reglementair tot de balansdatum verworven pensioenaanspraken waarin begrepen de contante waarde van de toegekende toeslagen op deze pensioenaanspraken. Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - Interest

Op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (inclusief UFR-methodiek). Hierbij wordt de meest recente rentetermijnstructuur gehanteerd welke ligt op of voor de peildatum.

- Sterfte

De door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel AG2014. De gehanteerde sterftekansen zijn verder gecorrigeerd op basis van de fondsspecifieke ervaringssterfte 2012.

- Partnerschap

Over de periode tot 1 januari 2001 is geen partnerpensioen opgebouwd voor ongehuwde deelnemers. Deelnemers die op 1 januari 2001 ongehuwd waren en nadien in het huwelijk treden, krijgen alsnog partnerpensioen over de deelnemingstijd (mits gehuwd) voor 1 januari 2001. Vanaf 1 januari 2001 wordt voor alle deelnemers partnerpensioen opgebouwd, ongeacht burgerlijke staat. Reserveringsmethodiek is bepaalde partner.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 19 | 64

- Leeftijdsbepaling

De leeftijd wordt vastgesteld in jaren en maanden nauwkeurig. Hierbij is aangenomen dat de verzekerden zijn geboren op de eerste dag van de geboortemaand.

- Leeftijdsverschil

De partner van de mannelijke deelnemer wordt 3 jaar jonger verondersteld. De partner van de vrouwelijke deelnemer wordt 3 jaar ouder verondersteld.

- Wezenpensioen

Voor wezen wordt geen sterfte verondersteld.

- Pensioenbetalingen

Alle pensioenen worden continu betaalbaar verondersteld.

- Kostenvoorziening

De kostenvoorziening bedraagt 3,5% van de verplichtingen. Eens per twee jaar wordt de hoogte van de kostenvoorziening nader bezien.

5.1.5.1. Voorziening voor de financiering van aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers Deze voorziening wordt opgenomen in de technische voorziening en heeft betrekking op door het fonds gelopen risico’s in verband met arbeidsongeschiktheid. De voorziening ter financiering van aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers is bedoeld om de verdere opbouw van pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers, voor wie de aangesloten ondernemingen vrijstelling van premiebetaling hebben gekregen, voort te kunnen zetten. De voorziening bedraagt 80% van de contante waarde van de tot aan de pensioendatum nog op te bouwen pensioenaanspraken. De contante waarde is gebaseerd op de onder 3.1.5 genoemde grondslagen.

5.1.5.2. IBNR medewerkers in ziektewet Voor deelnemers die in de ziektewet zitten, maar (nog) niet arbeidsongeschikt zijn wordt een IBNR-voorziening aangehouden die reserveert voor mogelijke toekomstige schades door arbeidsongeschikt raken. De hoogte van deze voorziening bedraagt de som van de risicopremie voor premievrijstelling en arbeidsongeschiktheidspensioen in de twee voorliggende jaren. 5.1.6

Overige technische voorzieningen

5.1.6.1. Voorziening voor de opbouw van extra pensioenvermogen Deze voorziening betreft het pensioenvermogen dat is opgebouwd ten behoeve van individuele deelnemers in aanvulling op het pensioenvermogen dat is opgebouwd in verband met de pensioentoezegging in het kader van de basisregeling. Jaarlijks wordt een deel van het in het desbetreffende jaar gerealiseerde beleggingsresultaat toegerekend aan de voorziening op basis van een, in het aan de voorziening ten grondslag liggend reglement opgenomen, rekenregel. 5.2

Dekkingsgraden

Door het fonds zijn drie dekkingsgraden gedefinieerd: de actuele dekkingsgraad, de beleidsdekkingsgraad en de reële dekkingsgraad. 5.2.1

Actuele dekkingsgraad

De actuele dekkingsgraad worden bepaald als: (Eigen vermogen + Technische voorzieningen) / Technische voorzieningen Daarbij is het eigen vermogen van het fonds gedefinieerd als de som van de voorzieningen en reserves zoals beschreven in paragraaf 3.1. Het eigen vermogen kan zowel positief als negatief zijn. ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 20 | 64

5.2.2

De beleidsdekkingsgraad

De beleidsdekkingsgraad betreft de dekkingsgraad waarop beleidsmaatregelen gebaseerd zullen worden. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraden over de voorliggende 12 maanden. 5.2.3

Reële dekkingsgraad

De reële dekkingsgraad zal vanaf boekjaar 2015 door het fonds vastgesteld worden. De reële dekkingsgraad is gedefinieerd als de verhouding tussen het aanwezige vermogen en de technische voorzieningen waarbij in elk kalenderjaar rekening wordt gehouden met voorwaardelijke toeslagverlening. Het fonds stelt maandelijks zowel de actuele als de beleidsdekkingsgraad vast. Jaarlijks worden de door het fonds vastgestelde actuele, beleids- en reële dekkingsgraad per 31 december en de vereiste dekkingsgraad geverifieerd door de externe accountant en de externe actuaris. 5.3

Gewenst vermogen

DNB stelt eisen aan de ondergrens van het eigen vermogen. Uit dien hoofde streeft het fonds ernaar om het eigen vermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het in hoofdstuk 4 beschreven gewenste vermogen. Het gewenste vermogen wordt afgestemd op de eisen die zijn neergelegd in de Pensioenwet, het besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen en aanvullende ministeriële regelingen. Het gewenste vermogen is gelijk aan de som van de voorzieningen en reserves zoals beschreven in deze ABTN onder de genoemde paragraaf 5.1.1 tot en met 5.1.3. Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (als beschreven in paragraaf 4.1.2), bestaat er een dekkingstekort. Als er sprake is van een dekkingstekort dan licht het fonds direct DNB in over de ontstane situatie. In het herstelplan staat beschreven welke maatregelen genomen kunnen worden om uit de situatie van dekkingstekort (en reservetekort) te herstellen. Indien de beleidsdekkingsgraad gedurende 5 jaar achtereen zich in een situatie van een dekkingstekort bevindt én op het laatste meetmoment (einde van enig kwartaal) de actuele dekkingsgraad eveneens lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, dient het fonds onmiddellijk een onvoorwaardelijke korting door te voeren. Na doorvoeren van deze onvoorwaardelijke korting is de actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds gelijk aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Deze korting mag uitgesmeerd worden over een periode van maximaal 10 jaar. Indien einde enig kwartaal sprake is van een reservetekort (als beschreven in paragraaf 4.1.3), meldt het fonds dit onverwijld aan DNB en wordt er binnen drie maanden of zoveel eerder als DNB bepaalt ter instemming bij DNB een herstelplan ingediend, waarin wordt aangetoond dat het fonds in maximaal 12 jaar (overgangsregeling: maximaal 12 jaar in 2015 en maximaal 11 jaar in 2016 en maximaal 10 jaar vanaf 2017) herstelt tot de vereiste dekkingsgraad. In dit herstelplan wordt rekening gehouden met de gedempte kostendekkende premie, eventuele opslagen, het verwachte fondsrendement en het niet toekennen van toeslagen. Het een en ander op basis van de uitgangspunten die zijn opgenomen in de regelgeving krachtens de Pensioenwet. Na goedkeuring door DNB wordt dit herstelplan uitgevoerd.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 21 | 64

5.4

Het herstelplan

Primo 2015 lag de beleidsdekkingsgraad lager dan de dekkingsgraad behorende bij het vereist vermogen. Het fonds verkeerde dus in een situatie van reservetekort. Het fonds heeft daarom een herstelplan moeten opstellen, waaruit blijkt dat het reservetekort binnen 12 jaar (dus uiterlijk ultimo 2026) wordt opgeheven. Zolang het fonds een reservetekort heeft, zal er jaarlijks een nieuw herstelplan worden opgesteld. De herstelperiode zal in 2015 12 jaar bedragen, in 2016 11 jaar en in de jaren daarna 10 jaar. De eventuele te nemen kortingen zullen worden uitgesmeerd over een periode van 10 jaar. De beleidsdekkingsgraad lag primo 2015 eveneens lager dan de dekkingsgraad behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen. Het fonds verkeerde dus ook in een situatie van dekkingstekort. Indien het fonds zich 5 achtereenvolgende jaren (gerekend vanaf 1 januari 2015) in een dekkingstekort bevindt, zal er een korting worden doorgevoerd om het dekkingstekort op te heffen. Uit het herstelplan van 2015 blijkt dat er geen korting hoeft te worden toegepast om eind 2026 uit reservetekort te komen. Ook is er geen sprake van een korting om het dekkingstekort op te heffen. 5.5

De financiering van de pensioenregeling

Ten behoeve van de middelloonregeling is de werkgever een premie verschuldigd, welke gedefinieerd is als percentage van de pensioengrondslag. De financieringsafspraak is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Deze premie wordt aangeduid met feitelijke premie. De feitelijke premie, als bedoeld in artikel 130 PW, is gedefinieerd als een percentage van de pensioengrondslag voor de middelloonregeling. De pensioengrondslag is het verschil tussen de inkomensgrondslag, gemaximeerd door het opbouwgrensbedrag en de franchise zoals vastgelegd in het pensioenreglement. De feitelijke premie is de door het fonds in het betreffende boekjaar (te) ontvangen premie. De financiering van de pensioenregeling geschiedt door middel van een jaarlijkse storting van (risico)koopsommen, zodanig dat de pensioenaanspraken steeds tijdsevenredig (actuarieel) zijn afgefinancierd. Het jaarlijks per 1 januari vast te stellen bedrag (de feitelijke premie) is gelijk aan de som van: 

De koopsom benodigd voor inkoop van de pensioenen betrekking hebbende op het geldende kalenderjaar;



De koopsom benodigd voor inkoop van de pensioenverhogingen van de actieve deelnemers, zijnde 1,25%;



De risicopremie voor het niet ingekochte deel van overlevings- en wezenpensioen;



De risicopremie in verband met premievrijstelling alsmede toekenning van arbeidsongeschiktheidspensioen;



Een opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen;



Een opslag voor de uitvoeringskosten;



Indien nodig aanvullende premies in het kader van een herstelplan.

De feitelijke premie bepaald op basis van de in 3.1.5 genoemde grondslagen met dien verstande dat er sprake is van een gedempte premie. De Pensioenwet stelt in artikel 128 dat de feitelijke premie in enig jaar kostendekkend dient te zijn. De kostendekkende premie is daarmee in feite een meetlat waaraan het pensioenfonds volgens artikel 128 PW jaarlijks moet toetsen of de feitelijke premie hoog genoeg is om de onvoorwaardelijke en, in voorkomende gevallen, voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in dat jaar en ook voor de langere termijn na te komen. De kostendekkende premie wordt in principe berekend op basis van de geldende rentetermijnstructuur. Dit leidt ertoe dat de kostendekkende premie erg volatiel is, indien sprake is van een sterk bewegende marktrente. Op grond van bestaande regelgeving heeft het fonds ervoor gekozen om de volatiliteit van de premie te dempen door de interest te baseren op een vijfjarig voortschrijdend gemiddelde. ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 22 | 64

Het vijfjarig voortschrijdend gemiddelde wordt bepaald door de door de Nederlandsche Bank gepubliceerde rente van alle maanden in de voorliggende vijf jaren te sommeren en vervolgens te delen door 60. De werkgever, Banque Artesia Nederland handelend onder de naam "GE Artesia Bank", betaalt de premies achteraf per kwartaal, in vier zoveel mogelijk gelijke delen van het bij aanvang van het kalenderjaar door het bestuur vastgestelde bedrag. De werkgever betaalt de premies uiterlijk binnen tien dagen na afloop van het desbetreffende kwartaal. Aan het einde van het jaar worden eventuele tekorten over overschotten verrekend. Het bestuur streeft ernaar om over voldoende buffers in het fonds te beschikken. Indien het fonds over een vermogen boven de premiekortingsgrens beschikt, kan het bestuur premiekorting aan de onderneming en deelnemers in overweging nemen. Het bestuur kan slechts besluiten tot een eventuele premiekorting indien voldaan wordt aan de wettelijke vereisten. Dit betekent dat premiekorting alleen plaats heeft als eventuele kortingen en gemiste toeslagen in voorgaande 10 jaren volledig hersteld zijn. De premiekortingsgrens is gelijk aan de situatie waarin de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen volledig door waarden zijn gedekt en de waarden die nodig zijn om de toeslagambitie volledig te verwezenlijken eveneens aanwezig zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de premiekortingsgrens is behaald indien de beoogde toeslagverlening risicovrij is in te kopen. De premiekortingsgrens is gelijk aan de voorziening pensioenverplichtingen op basis van de reële rentetermijnstructuur. Deelnemers hebben vanaf 2006 een eigen bijdrage in de regeling. Deze is maximaal 5% van de pensioengrondslag. 5.6

De sturingsmiddelen

Onderstaand worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet. 5.6.1

Crisisplan

Het fonds beschikt over een financieel crisisplan (zie bijlage). In het financieel crisisplan heeft het bestuur vastgelegd wat het onder een crisis verstaat en hoe het handelt als het fonds in een crisissituatie terecht komt. Dit plan wordt jaarlijks getoetst op actualiteit en zo nodig aangepast. De in het financieel crisisplan beschreven maatregelen geven een mogelijke inzet van sturingsmiddelen en noodmaatregelen tijdens een financiële crisis weer. Dit wil niet zeggen dat het bestuur in geval van een financiële crisis dit plan exact zal uitvoeren. In geval van een financiële crisis beslist het bestuur weloverwogen of en in welke mate uitvoering wordt gegeven aan de maatregelen, zoals beschreven in dit plan. Het is immers vooraf onmogelijk om alle facetten van een financiële crisissituatie volledig in te schatten. 5.6.2

Premiebeleid

Het bestuur stelt de (feitelijke) premie (zie eveneens paragraaf 5.5) vast. Het bestuur toetst jaarlijks de premie in combinatie met de pensioenreling op adequaatheid en past deze aan indien nodig. Toetsing van het premiebeleid en de pensioenregeling vindt periodiek plaats om te bezien of aanpassingen van het beleid wenselijk zijn. De (aanvangs)haalbaarheidstoets (als beschreven in paragraaf 5.7) kan als instrument gebruikt worden om te komen tot een acceptabele aanpassing van het beleid.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 23 | 64

5.6.3

Beleggingsbeleid

Uit hoofdstuk 6 blijkt dat het strategische beleggingsbeleid door middel van een ALM-studie en (aanvangs)haalbaarheidstoets wordt afgestemd op de verplichtingen van het fonds. Hierdoor kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur van het fonds. 5.6.4

Toeslag- en kortingsbeleid

Uit hoofdstuk 5 blijkt dat de aanpassing van de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken, alsmede die van de actieve pensioenen, door middel van een toeslagverlening voorwaardelijk is. Het bestuur is bevoegd de toeslagverlening te verminderen, zo nodig tot nul, als de financiële positie van het fonds daartoe noodzaakt. Als er sprake is van een tekortsituatie kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen indien het fonds niet in staat is binnen de maximale hersteltermijn te herstellen tot de vereiste dekkingsgraad zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om de tekortsituatie op te lossen. Ook indien de beleids- en actuele dekkingsgraad zich vijf achtereenvolgende jaren en onafgebroken onder de minimaal vereiste dekkingsgraad bevinden, kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten direct te verminderen om de actuele dekkingsgraad direct te herstellen tot de minimaal vereiste dekkingsgraad. Een vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever(s) en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. Het bestuur zal zich bij een eventuele verlagingsmaatregel houden aan de voorschriften van wet- en regelgeving.. 5.7

Haalbaarheidstoets

Met de haalbaarheidstoets monitort het fonds of het verwachte pensioenresultaat en het pensioenresultaat in het slechtweerscenario (zoals voorgeschreven in de Pensioenwet) in lijn zijn met de door het fonds zelf gekozen ondergrenzen hiervoor. Deze zelf gekozen ondergrenzen moeten passen binnen de door het fonds vastgestelde risicohouding (artikel102 Pw). De kwantitatieve normen die worden gehanteerd bij de haalbaarheidstoets zijn gerelateerd aan de beschreven risicohouding in paragraaf 5.8. Deze kwantitatieve normen zijn vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds in samenspraak met de sociale partners. De ondergrens van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau vanuit de feitelijke financiële positie is in dat kader gesteld op minimaal 90%. Daarnaast is de maximale afwijking van dit pensioenresultaat op fondsniveau in het slechtweerscenario gesteld op 35%. Vanuit het vereist eigen vermogen bedraagt de ondergrens van het pensioenresultaat eveneens minimaal 100%. Procedure jaarlijkse haalbaarheidstoets en aanvangshaalbaarheidstoets De haalbaarheidstoets bestaat uit de aanvangshaalbaarheidstoets en de jaarlijkse haalbaarheidstoets. De aanvangshaalbaarheidstoets is begin 2015 voor het eerst uitgevoerd en vastgesteld naar aanleiding van invoering van het nieuwe FTK per 1 januari 2015. De aanvangshaalbaarheidstoets zal opnieuw worden uitgevoerd en vastgesteld als het fonds besluit een nieuwe pensioenregeling uit te voeren of als er sprake is van significante wijzingen in de huidige pensioenregeling. De rapportagedatum is 1 januari van het boekjaar waarin de nieuwe regeling wordt ingevoerd of de wijziging van de huidige plaatsvindt, en de resultaten worden bij DNB ingediend maximaal één maand nadat het fonds heeft besloten tot invoering van de nieuwe regeling of wijziging van de huidige regeling. De jaarlijkse haalbaarheidstoets wordt jaarlijks uitgevoerd en vastgesteld en heeft eveneens als rapportagedatum 1 januari. De jaarlijkse ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 24 | 64

haalbaarheidstoets wordt uitgevoerd op basis van de gegevens die ten grondslag liggen aan de staten en wordt tegelijkertijd met die staten ingediend bij DNB. Indiening bij DNB vindt plaats via staat J702. De ondergrenzen gehanteerd in de aanvangshaalbaarheidstoets van 2015 zijn vastgesteld in overleg met de sociale partners en het verantwoordingsorgaan. Bij eventueel toekomstig uit te voeren aanvangshaalbaarheidstoetsen zullen deze ondergrenzen opnieuw worden vastgesteld in overleg met de sociale partners en het verantwoordingsorgaan. Indien uit de jaarlijkse haalbaarheidstoets blijkt dat de ondergrenzen worden overschreden informeert het bestuur de sociale partners en het verantwoordingsorgaan en treedt met hen in overleg om tot passende maatregelen te komen.

Risicohouding

5.8

De risicohouding van een fonds, bedoeld in artikel 102a van de Pensioenwet wordt gedefinieerd als:

-

de mate waarin een fonds, na overleg met sociale partners en het verantwoordingsorgaan van het fonds, bereid is risico’s te lopen én

-

de mate waarin het fonds risico’s loopt gegeven de kenmerken van het fonds.

De risicohouding van het fonds voldoet aan de prudent person regel en komt voor de lange termijn tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets en voor de korte termijn in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor. De werkgever heeft besloten haar bancaire activiteiten in Nederland te stoppen binnen 12 tot 16 maanden. Dit heeft directe gevolgen voor het pensioenfonds. Er komt immers geen premie meer binnen en er vindt dus geen pensioenopbouw meer plaats. Het bestuur beraadt zich momenteel op de toekomst van het fonds. Samen met de betrokken partijen (het verantwoordingsorgaan, de werkgever, de ondernemingsraad en DNB) worden de mogelijkheden onderzocht. Deze voorziene ontwikkelingen zijn van invloed op de risicohouding. Onderstaand worden enkele kwalitatieve overwegingen ten aanzien van de risico houding weergegeven. 

Ten aanzien van de pensioenregeling (ambitie) wordt gestreefd naar een optimale benutting van de fiscale ruimte die het Witteveenkader daartoe biedt en mits deze kan worden gefinancierd tegen een aanvaardbare premie. In dit kader heeft de fiscus recent de regeling 2015 aangewezen. Verder wordt de pensioenregeling getoetst aan de afspraken in de algemene banken-cao. Voor de nabije toekomst (12 tot 16 maanden) geldt dat geen verdere pensioenopbouw plaatsheeft binnen het fonds, aangezien de werkgever haar bancaire activiteiten in Nederland stopt.



Sociale partners ambiëren de pensioenen van de actieve en inactieve deelnemers te indexeren met de loon- en prijsinflatie. Dit betreft voor de premiebetalende deelnemers deels een onvoorwaardelijke indexatie van jaarlijks 1,25% en deels een voorwaardelijke indexatie. Voor de inactieve en ingegane deelnemers is de maatstaf prijsindex en deze is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie).



De voorwaardelijke indexatie is daarbij afhankelijk gesteld van de financiële positie van het pensioenfonds. Voor de nabije toekomst (12 tot 16 maanden) geldt dat alle actieve deelnemers premievrij worden, aangezien de werkgever haar bancaire activiteiten in Nederland stopt.



Voor de resterende tijd dat nog pensioenopbouw plaatsheeft binnen het fonds, is de werkgever bereid een gedempte kostendekkende premie te betalen die wordt gebaseerd op prudente grondslagen en een 5-jaars gemiddelde rente. Daarnaast heeft de werkgever ten behoeve van het herstelplan (aan DNB) toegezegd een aanvullende premie te betalen van jaarlijks € 700.000, zolang sprake is van een tekort binnen het fonds.



Het beleggingsbeleid wordt door het pensioenfonds ingericht en geoptimaliseerd zodanig dat de uitgesproken indexatie ambitie kan worden waargemaakt tegen aanvaardbaar risico. Doelstelling daarbij is tevens dat het fonds binnen de gestelde termijn weet te herstellen uit een tekortsituatie en dat het pensioenresultaat bij slecht weer niet beneden vooraf gedefinieerde ondergrenzen daalt.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 25 | 64

Voor de lange termijn (de ondergrenzen) De aanvangshaalbaarheidstoets, uitgevoerd in 2015, geeft de volgende uitkomsten: 

De mediaan van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit een dekkingsgraad die gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad bedraagt 106,7%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 100%.



Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt 95,7%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 90%.



Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt in slecht weer (5% percentiel) 63,9%. De afwijking van de mediaan bedraagt daarmee 33,3% en is kleiner dan de maximaal toegestane afwijking van 35%.

De afgesproken ondergrenzen hebben uitdrukkelijk een signaalfunctie. Worden de ondergrenzen overschreden dan geeft dit aanleiding tot nieuw overleg tussen bestuur en sociale partners. Voor de korte termijn (bandbreedte VEV) Het strategisch vereist eigen vermogen bedraagt eind juni 18,2%. De bandbreedte rondom het vereist eigen vermogen is bedoeld om uitvoering te geven aan het feitelijke beleggingsbeleid binnen de toegestane bandbreedtes rondom het strategische beleid. De toegestane bandbreedte bedraagt 2,5%-punt naar boven en 2,5%-punt naar beneden. Er wordt geen bandbreedte aangehouden voor eventuele rente-effecten op het vereist eigen vermogen, onder de veronderstelling dat DNB bij toetsing hierop reeds zal corrigeren. Procedure vereist eigen vermogen en bandbreedtes Ieder kwartaal rapporteert het fonds de vereiste dekkingsgraad op basis van de feitelijke beleggingsmix en op basis van de strategische beleggingsmix aan DNB. Op basis van deze rapportage zal het fonds toetsen of het vereist eigen vermogen op de feitelijke beleggingsmix binnen de toegestane bandbreedte valt. Indien het vereist eigen vermogen buiten de bandbreedte valt zal het bestuur dit melden aan het verantwoordingsorgaan en de sociale partners. Na overleg zal besloten worden of het nodig is om beleid aan te passen of dat deze situatie (tijdelijk) gemotiveerd wordt toegestaan. Aanpassing van het beleid kan onder andere door de beleggingsmix aan te passen of door de bandbreedtes te vergroten waardoor de risicohouding wordt aangepast,

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 26 | 64

6 Gewenst vermogen 6.1

Gewenst vermogen

Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om eigen vermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het in dit hoofdstuk beschreven gewenste vermogen. Het gewenste vermogen wordt afgestemd op de eisen die zijn neergelegd in de Pensioenwet, het besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen en aanvullende ministeriële regelingen. Het gewenste vermogen is gelijk aan de som van de voorzieningen en reserves zoals beschreven in deze ABTN onder de genoemde paragraaf 5.1.1 tot en met 5.1.3. Indien niet aan deze eisen wordt voldaan dan meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan DNB en schrijft het bestuur een herstelplan met maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de normen van het gewenste vermogen te voldoen. 6.2

Wijze vaststelling technische voorziening

De technische voorziening en de voorziening voor de financiering van aanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers worden op marktwaarde vastgesteld, rekening houdend met een voorzienbare trend in overlevingskansen en rekening houdend met de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door de DNB. De opslag voor excassokosten bedraagt 3,5%. Deze voorziening sluit aan bij de voorziening conform beschrijving in hoofdstuk 5.1.5. 6.3

Minimum vereist eigen vermogen

Het eigen vermogen heeft een minimum als percentage van de in 5.1.5 beschreven technische voorziening. Indien niet aan de som van het gestelde in 5.1.1 en 5.1.2 wordt voldaan, bestaat er een situatie van dekkingstekort. Het minimum percentage wordt door het fonds vastgesteld conform het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van 18 december 2006. Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) bedraagt 4,0% van de technische voorzieningen per ultimo 2014 en wordt jaarlijks vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen. Het MVEV wordt bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van beleggingsrisico’s en door beheerslasten en risico’s die voortkomen uit de pensioenregeling, waaronder nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze componenten komen als volgt terug in de berekening van het MVEV: - Beleggingsrisico

4% van het niet-herverzekerde gedeelte van de voorziening pensioenverplichtingen, met een minimum van 4% van 85% van de voorziening pensioenverplichtingen. Herverzekering of de afwezigheid van beleggingsrisico is niet van toepassing.

- Beheerslasten

Deze component is alleen van toepassing als het fonds geen beleggingsrisico heeft.

- Risico van vooroverlijden

0,3% van het niet-herverzekerde gedeelte van het risicokapitaal bij overlijden, met een minimum van 0,3% van 50% van het risicokapitaal bij overlijden. Het risicokapitaal is gedefinieerd als de contante waarde van de coming service van het direct ingaand nabestaanden pensioen.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 27 | 64

- Risico van arbeidsongeschiktheid

18% van de in het vorige boekjaar geboekte/verdiende premies inclusief poliskosten (voor zover deze premies inclusief poliskosten niet meer bedragen dan € 50 miljoen) plus 16% van deze premies inclusief kosten voor zover deze meer bedragen dan € 50 miljoen. De uitkomst hiervan wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen schades die voor eigen rekening komen (dus na aftrek van het herverzekerde deel) en de bruto schaden in de voorlaatste drie boekjaren. Dit verhoudingsgetal is minimaal 50%. Deze uitkomst wordt vervolgens vermenigvuldigd met de verhouding tussen de TV voor te betalen schaden die voor eigen rekening komen (dus na aftrek van het herverzekerde deel) aan het einde van het boekjaar en dezelfde TV aan het einde van het vorige boekjaar. Dit verhoudingsgetal is maximaal 100%.

Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,0% (naar de stand per 1 januari 2015) van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds. De minimaal vereiste dekkingsgraad is derhalve gelijk aan 104,2%. Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, bestaat er een dekkingstekort. Als er sprake is van een dekkingstekort dan licht het fonds direct DNB in over de ontstane situatie. In het herstelplan staat beschreven welke maatregelen genomen kunnen worden om uit de situatie van dekkingstekort (en reservetekort) te herstellen. Indien de beleidsdekkingsgraad gedurende 5 jaar achtereen zich in een situatie van een dekkingstekort bevindt én op het laatste meetmoment (einde van enig kwartaal) de actuele dekkingsgraad eveneens lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, dient het fonds onmiddellijk een onvoorwaardelijke korting door te voeren. Na doorvoeren van deze onvoorwaardelijke korting is de actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds gelijk aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Deze korting mag uitgesmeerd worden over een periode van maximaal 10 jaar.

Vereist Eigen Vermogen

6.4

Het bestuur streeft ernaar om het aanwezige vermogen in het fonds ten minste gelijk te laten zijn aan het Vereist Eigen Vermogen (VEV). Het VEV is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen dat het fonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst. Voor de bepaling van het vereiste vermogen ontwikkelde DNB een standaardmodel (solvabiliteitstoets). Het fonds hanteert het standaardmodel, waarbij wordt aangetekend dat het standaard model is aangepast. De standaard methode onderkent een aantal risico’s waaraan het fonds bloot staat. Per risico wordt de vereiste buffer bepaald. Vervolgens worden deze buffers aan de hand van een voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereist vermogen. Dit wordt vertaald in de vereiste dekkingsgraad en is nodig om te toetsen of aan de zekerheidsmaatstaf wordt voldaan. Er worden tien risicofactoren onderscheiden:

-

Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Commodities risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Liquiditeitsrisico (S7) Concentratierisico (S8) Operationeel risico (S9) Actief beheer risico (S10)

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 28 | 64

Renterisico (S1) Het renterisico wordt bepaald aan de hand van het voor het pensioenfonds in termen van netto verlies meest negatieve scenario van een rentestijging c.q. rentedaling op basis van de rentefactoren opgenomen in artikel 1 van bijlage 3 van het document Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006. Zakelijke waarden risico (S2) Het aandelen- en vastgoedrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in:

-

aandelen ontwikkelde markten en indirect vastgoed met 30%; aandelen opkomende markten met 40%; niet-beursgenoteerde aandelen met 40%; en direct vastgoed met 15%

Bij de bepaling van het totale risico zakelijke waarden wordt rekening gehouden met een correlatie tussen de diverse categorieën van 0,75. Hiertoe wordt de volgende formule gehanteerd: Valutarisico (S3) Het valutarisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in andere valuta dan de euro. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ontwikkelde markten (een daling van 20%) en opkomende markten (een daling van 35%). De correlatie tussen individuele valuta in ontwikkelde markten is gelijk aan 0,50, de correlatie tussen individuele valuta in opkomende markten is 0,75. De correlatie tussen het valutarisico voor ontwikkelde markten en opkomende markten is 0,25. Commodities risico (S4) Het commodities risico (grondstoffenrisico) wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in grondstoffen met 35%. Kredietrisico (S5) Het kredietrisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een stijging van de creditspread van de kredietgevoelige beleggingen van het fonds. De hoogte van de stijging is afhankelijk van de ratingklasse van de beleggingsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico (S6) Het verzekeringstechnisch risico wordt bepaald volgens een door DNB aangereikt model. Hierin worden drie risicofactoren betrokken die verband houden met sterfte te weten procesrisico, TSO en NSA. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De risicofactoren TSO en NSA houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Liquiditeitsrisico (S7) Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld. Er is geen sprake van beperkte beschikbaarheid van goed verhandelbare beleggingen om de verwachte kasstromen uit hoofde van de verplichtingen te dekken. Concentratierisico (S8) Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld. In de vaststelling van het vereist eigen vermogen voor concentratierisico op basis van de Regeling Pensioenwet wordt ervan uitgegaan dat dit risico bij pensioenfondsen thans niet tot een vermogenseis leidt. Operationeel risico (S9) Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld. Syntrus Achmea beschikt over een ISAE 3402certificering, een kwaliteitswaarborg voor procesbeheersing en dienstverlening. Op basis hiervan is geen aanleiding om te veronderstellen dat er een verhoogd operationeel risico is.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 29 | 64

Actief beheer risico (S10) Het risico van actief beheer is gelijk aan het maximale verlies door actief beheer dat met een waarschijnlijkheid van 2,5% binnen een jaar kan optreden. Dit verlies wordt bepaald met behulp van de ex-ante tracking error. In de berekening worden eveneens de kosten met betrekking tot actief beheer expliciet meegenomen. De effecten S1 tot en met S10 worden gecombineerd tot het VEV aan de hand van onderstaande formule:

VEV  S12  S22  2 * 0,40 * S1 * S2  S32  S42  S52  2 * 0,40 * S1 * S5  2 * 0,50 * S2 * S5  S62  S72  S82  S92  S102 Indien het aldus vastgesteld vereist eigen vermogen minder bedraagt dan het hiervoor aangegeven minimaal vereist eigen vermogen, dan wordt het vereist eigen vermogen gelijk gesteld aan het minimaal vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen bedraagt 18,3% (naar de stand per 1 januari 2015) van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds. De vereiste dekkingsgraad is derhalve gelijk aan 118,3% (naar de stand per 1 januari 2015). Er is sprake van een reservetekort als de beleidsdekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad. Indien einde enig kwartaal sprake is van een reservetekort, meldt het fonds dit onverwijld aan DNB en wordt er binnen drie maanden of zoveel eerder als DNB bepaalt, ter instemming bij DNB een herstelplan ingediend, waarin wordt aangetoond dat het fonds in maximaal 12 jaar (overgangsregeling: maximaal 12 jaar in 2015 en maximaal 11 jaar in 2016 en maximaal 10 jaar vanaf 2017) herstelt tot de vereiste dekkingsgraad. In dit herstelplan wordt rekening gehouden met de gedempte kostendekkende premie, eventuele opslagen, het verwachte fondsrendement en het niet toekennen van toeslagen. Het een en ander op basis van de uitgangspunten die zijn opgenomen in de regelgeving krachtens de Pensioenwet. Na goedkeuring door DNB wordt dit herstelplan uitgevoerd.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 30 | 64

7 Toeslag- en kortingsbeleid 7.1

Het toeslagbeleid

Het bestuur streeft er, conform het bepaalde in het pensioenreglement, naar om binnen het raam van de daartoe beschikbare middelen, op de pensioenaanspraken en pensioenrechten een toeslag te verlenen Toeslagverlening is bedoeld om de reële waarde van het pensioen op peil te houden. 7.1.3

Toeslagambitie

Het pensioenfonds hanteert voor de pensioenaanspraken van deelnemers enerzijds een ander beleid dan voor de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, de pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers opgebouwd tijdens premievrijstelling en de pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden ten aanzien van de toeslagverlening anderzijds. Voor deelnemers geldt: Het fonds ambieert de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers aan te passen op basis van maximaal de algemene loonstijging bij de werkgever. De jaarlijkse toeslagverlening voor actieve deelnemers is echter nooit lager dan het deel van de toeslagverlening dat onvoorwaardelijk is (1,25%). Voor inactieve deelnemers geldt: Na beëindiging van actieve deelneming ambieert het fonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten aan te passen aan het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens. Voor de vaststelling van de ontwikkeling van deze Consumentenprijsindex zal uitgegaan worden van de jaarmutatie van de prijsindexcijfer van het jaar direct voorafgaand aan de toeslagdatum. Basis voor de toeslag vormen de pensioenaanspraken en pensioenrechten ingevolge dit pensioenreglement, zoals deze laatstelijk op 31 december voorafgaand aan de toeslag zijn vastgesteld. Voor de regeling beschikbaarstelling van extra pensioenvermogen geldt dat op de pensioenrechten en pensioenaanspraken geen toeslagen worden verleend. Het bestuur kan wel besluiten om in enig jaar hierop een incidentele toeslag te verlenen, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds. 7.1.4

Voorwaardelijke toeslag

Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. Er is echter geen recht op aanpassing en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre aanpassing zal plaatsvinden. De toezegging van aanpassing is dus voorwaardelijk en is mede afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Met betrekking tot de mate van de toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze beleidsstaffel is gebaseerd op de maximale indexatie die kan worden gegeven op basis van de rekenregels voor toekomstbestendige toeslagverlening zoals neergelegd in artikel 15 van het Besluit FTK. De hoogte van de toeslag is daarmee afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad, de toeslagambitie (voor zover voorwaardelijk) en de bovengrens toeslag.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 31 | 64

De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt:

-

Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110%, wordt geen toeslag toegekend. Bij een beleidsdekkingsgraad van meer dan 110%, maar minder dan de bovengrens toeslag, wordt de geambieerde toeslag naar rato toegekend.

-

Bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan de bovengrens toeslag kan de geambieerde toeslag volledig worden toegekend.

De bovengrens toeslag is de beleidsdekkingsgraad waarbij de maximale toeslag verleend mag worden en deze is onder meer afhankelijk van de rentetermijnstructuur. De bovengrens toeslag, gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 1 januari 2015, is circa 123%. De beleidsstaffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante omstandigheden eveneens in ogenschouw nemen. Hierbij kijkt het bestuur onder andere naar het verloop van de (beleids)dekkingsgraad gedurende het jaar en wordt tevens rekening gehouden de actuele economische omstandigheden (zoals bijv. rente, economische vooruitzichten, bestandsontwikkelingen) en een visie van het bestuur inzake deze onderwerpen op de toekomst. Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad af te wijken als omstandigheden hiertoe aanleiding geven. 7.1.3

Procedure en tijdstip vaststelling toeslagen na deelneming

Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. Het bestuur neemt het toeslagbesluit ná de vaststelling van het jaarrapport. Gekeken wordt naar de dekkingsgraad per 31 december van het voorafgaande jaar. De toeslag wordt toegekend per 1 juni van het lopende boekjaar. Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. 7.1.4

Verwachte realisatie toeslagbeleid

Jaarlijks wordt een haalbaarheidstoets uitgevoerd om de waarschijnlijkheid van de toeslagverlening vast te stellen en op basis hiervan te communiceren met de betrokken belanghebbenden. 7.2

Inhaalindexatie

Op basis van de bepalingen over toeslagverlening in het pensioenreglement, kan het voorkomen dat in één of meer jaren onvolledige toeslagverlening in relatie tot de toeslagambitie en/of korting van nominale pensioenaanspraken en –rechten plaatsvindt. Onvolledige toeslagverlening en korting hangen samen met de financiële positie van het fonds waarbij sprake kan zijn van een herstelplan. Na voldoende herstel van de financiële positie kan het bestuur besluiten niet toegekende toeslagen alsnog te verlenen en/of gekorte pensioenaanspraken en -rechten geheel of gedeeltelijk te herstellen. Uitgangspunt hierbij is dat herstel plaatsvindt door het toekennen van inhaaltoeslagen die zijn gedefinieerd als percentages van de actuele pensioenaanspraken en -rechten. Indien na de toeslagverlening de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de bovengrens waarbij maximale toeslag verleend mag worden (gebaseerd op toekomstbestendige indexatie) kunnen deze inhaaltoeslagen worden toegekend. Het verschil tussen het feitelijk aanwezige eigen vermogen (afgemeten aan de beleidsdekkingsgraad) en het vermogen behorende bij de bovengrens kan voor 1/5e deel worden aangewend voor inhaaltoeslagen. Er geldt een maximumtermijn van 10 jaar waarbinnen teruggekeken wordt naar de gemiste toeslagen en gegeven kortingen. Daarbij geldt dat bovenstaand kader gestoeld moet zijn op evenwichtige belangafweging.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 32 | 64

Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden aangepast. 7.3

Kortingsbeleid

Wanneer de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft, kan het fonds de aanspraken en rechten van de (gewezen) deelnemers en andere aanspraakgerechtigden naar evenredigheid korten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten kortingen: Onvoorwaardelijke korting: Deze korting wordt onvoorwaardelijk en onherroepelijk toegepast als de beleidsdekkingsgraad vijf jaar achtereen onder de minimaal vereiste dekkingsgraad (MVDG) blijft en de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar ook onder de minimaal vereiste dekkingsgraad is. De korting vindt zodanig plaats dat de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar gelijk is aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Deze korting kan uitgesmeerd worden over een periode van maximaal 10 jaar. Voorwaardelijke korting: Deze korting wordt toegepast indien het fonds niet in staat is binnen de maximale hersteltermijn te herstellen tot de vereiste dekkingsgraad zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om de tekortsituatie op te lossen. Deze korting mag over een periode van maximaal 10 jaar uitgesmeerd worden. De benodigde korting wordt echter ten minste tijdsevenredig en onvoorwaardelijk doorgevoerd in het eerste jaar. Alle betrokkenen worden onverwijld geïnformeerd over een besluit tot korten. De vermindering kan op z’n vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en DNB hierover zijn geïnformeerd. 7.4

Voorrangsregel

Als de beleidsdekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad dan moet het pensioenfonds aan twee eisen voldoen. Het fonds moet in maximaal 10 jaar herstellen naar het vereist eigen vermogen waarvoor een herstelplan wordt opgesteld. De tweede eis dat een eventuele indexatie voldoet aan de eis van toekomstbestendige indexatie. De zwaarste van de twee eisen is leidend.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 33 | 64

8 Beleggingsbeleid Inleiding

8.1

Het pensioenfonds heeft als doel het uitkeren van pensioenen aan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden alsmede aan hun nabestaanden. Om die verplichtingen en ambities te kunnen realiseren heeft het pensioenfonds verschillende sturingsmiddelen. Een van die middelen is het beleggingsbeleid. In dit hoofdstuk wordt het actuele beleggingsbeleid van het pensioenfonds uiteengezet en daarmee vastgelegd. De inhoud van het beleggingsbeleid wordt overigens niet alleen bepaald door de specificaties van het pensioenfonds en de strategische en tactische keuzes van het bestuur. Ook in de Pensioenwet en het Besluit FTK worden eisen ten aanzien van de beleggingen gesteld, zoals in artikel 13a en 17 van het BFTK, artikel 143 van de Pensioenwet en artikel 18 van het FTK. Meer in het bijzonder zullen in dit hoofdstuk allereerst de uitgangspunten van het beleggingsproces (beleggingsovertuigingen, het feitelijke beleggingsproces en het risicomanagement ten aanzien van dit beleggingsproces) worden beschreven. Vervolgens komen de beleggingsrichtlijnen voor het jaar 2015 aan bod alsmede het daaruit voortvloeiende strategisch beleid. Ten slotte zal het door het bestuur gevoerde en geplande portefeuille- en balansbeheer en de aanpassingen van de beleggingsrichtlijnen aan de orde worden gesteld. In dit hoofdstuk is de stand van de beleggingen beschreven per datum juni 2015.

Uitgangspunten beleggingsproces

8.2

Beleggingsovertuigingen Inzake het beleggingsbeleid heeft het Bestuur de volgende beleggingsovertuigingen (‘investment beliefs’): 

Over een lange termijn wordt het nemen van extra risico beloond door extra rendement; dit geldt bijvoorbeeld voor obligaties ten opzichte van cash, en aandelen ten opzichte van obligaties.



Kostenbewust zijn is belangrijk voor het rendement op de lange termijn.

Transparantie is cruciaal. Bovenstaande investments beliefs zijn in september 2014 door het bestuur herbevestigd. Beleggingsproces Het beleggingsproces bestaat uit een aantal stappen waarvan de Asset Liability Management (ALM) studie het startpunt is. Vervolgens worden de uitkomsten van de ALM studie besproken en vastgelegd in de vorm van beleggingsmandaten met de bijbehorende vermogensbeheerders. Afsluitend worden de implementatie en bijbehorende rapportages uitgevoerd. Schematisch zou men het beleggingsproces als volgt kunnen weergeven:

ALM

Beleggingsmandaten

studie

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

Implementatie& Rapportage

pagina 34 | 64

De verantwoordelijkheid voor het beleggingsproces ligt geheel bij het bestuur. Risicomanagement Bestuurders van pensioenfondsen zijn expliciet verantwoordelijk voor het realiseren van de doelstellingen van het fonds. Het bereiken van die doelstellingen kan in gevaar komen door risico’s. Het is de taak van het bestuur om de risico’s op een aanvaardbaar niveau te houden. Voor het identificeren van risico’s binnen het fonds zijn de door DNB in FIRM en in het FTK gedefinieerde risicocategorieën als uitgangspunt gebruikt. Het gaat ten aanzien van de beleggingen om de volgende risico’s:Matching-/renterisico, Marktrisico, Kredietrisico, Operationeel risico en Uitbestedingsrisico. Voor een toelichting op deze risico’s wordt verwezen naar hoofdstuk 7. 8.3

Beleggingsrichtlijnen 2015

Deze richtlijnen zijn vastgesteld door het bestuur van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank met betrekking tot het totale belegde vermogen. Deze richtlijnen gelden totdat nieuwe richtlijnen door het bestuur schriftelijk zijn vastgesteld. In deze paragraaf wordt de strategische portefeuille beschreven alsmede de verdeling van mandaten. Daarnaast wordt ingegaan op de specifieke mandaten, het beleid ten aanzien van rebalancing, risicobeheersing en welke rapportage tools het bestuur tot haar beschikking heeft. 8.3.1

Liability Matching en Return Seeking portefeuille

In 2014 heeft het bestuur inrichting gegeven aan het overgaan van een actief beheer naar passief beheer. In het kader hiervan is het beleggingsbeleid dusdanig aangepast dat een Liability Matching portefeuille is ingericht en een Return Seeking portefeuille. De Liability Matching portefeuille bestaat uit overheids- en ondernemingsobligaties, cash en renteswaps, en heeft tot doel de gehele of gedeeltelijke indekking van het relatieve renterisico, voortvloeiend uit de Nederlandse regelgeving voor pensioeninstellingen, tussen enerzijds de hieronder vermelde “nominale uitkeringsstroom” van de verplichtingen en anderzijds de activa van het pensioenfonds. Uitgangspunt voor de portefeuille is dat de kasstromen zo veel mogelijk in lijn gebracht worden met de verplichtingen. Aldus wordt het renterisico over de verschillende looptijden gedeeltelijk ingedekt. De Return Seeking portefeuille betreft de aandelenportefeuille van het pensioenfonds waarbij er een onderscheid wordt gemaakt in een aandelenmandaat en een vastgoedmandaat. Doelstelling van het passieve beheer is om de portefeuille dusdanig in te richten dat de benchmark zo goed mogelijk gevolgd wordt. In de volgende paragrafen zullen de portefeuilles verder uitgediept worden. 8.3.2

Strategische portefeuille en bandbreedtes

Eind 2013 heeft het bestuur voor het laatst door Ortec Finance een nieuwe ALM studie laten maken die als uitgangspunt dient voor de strategische vermogensverdeling. De globale beleggingsportefeuille bestaat uit een Return Seeking portefeuille van 40% en een Liability Matching portefeuille van 60% van de waarde van de totale portefeuille.

Verdeling beleggingen Het vermogen van Pensioenfonds GE Artesia Bank is verdeeld over drie separate mandaten, namelijk een mandaat voor beleggingen in vastrentende waarden (Liability Matching portefeuille), een mandaat voor beleggingen in aandelen en vastgoed (Return Seeking portefeuille) en een mandaat voor de swapportefeuille. Aan de vermogensbeheerder is de beperking meegegeven dat maximaal 5% mag worden belegd in GE. Op basis van kennis, track record en aanwezige mogelijkheden is gekozen om het vastrentende waarden mandaat te laten beheren door Candriam Investors Group.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 35 | 64

8.3.3

Vastrentende waarden (Liability Matching portefeuille)

Binnen de categorie vastrentende waarden worden de volgende beleggingen onderscheiden: 

Staatsobligaties



Bedrijfsobligaties

Binnen de vastrentende waarden van Candriam Investors Group is gekozen om in beleggingsfondsen te beleggen vanwege de optimale diversificatie en relatief lage kosten. Hieronder wordt beschreven hoe het mandaat is samengesteld en aan welke eisen moet worden voldaan. Voor de obligatieportefeuille zijn de volgende richtlijnen samengesteld: - Alle obligaties zijn genoteerd in EURO - Minimaal 50% van de obligaties binnen de Liability Matching portefeuille zijn overheidsobligaties. - De portefeuille dient obligaties te bevatten waarvan het uitstaande bedrag per emissie minimaal 500 M € bedraagt. - De gemiddelde rating van de portefeuille dient A+ te zijn (volgens de Weighted Average Rating Factor methode). De limieten voor de maximale globale exposure per land is als volgt bepaald: Globale limieten per land (bedrijfsobligaties en overheidsobligaties Land

Max

Duitsland

50%

Nederland

30%

Frankrijk

20%

US

15%

Australie

10%

Belgie

10%

Finland

10%

Oostenrijk

10%

UK

10%

Czech Republic

5%

Ierland

5%

Italie/Spanje

5%

Luxemburg

5%

Polen

5%

Slovakije

5%

Europa supranationaal

5%

Andere landen

5% (max 2% per land)

De volgende kwalitatieve restricties zijn opgenomen waar de fund managers zich aan dienen te houden: 

Alle staatsobligaties zijn onderworpen aan een kwantitatief en kwalitatief sociaal- economisch en financieel selectieproces.



Alle staatsobligaties ondergaan een zogenaamde SRI check ( Social responsible investment).



Valutarisico wordt gehedged.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 36 | 64

A.

Bedrijfsobligaties mandaat:

Het mandaat laat de beheerder toe om in alle euro gedenomineerde bedrijfsobligaties te beleggen mits ze aan de volgende eisen voldoen: 

Alleen Euro obligaties.

Limieten bedrijfsobligaties Rating (worst)

Max/Issuer

AAA

5%

AA+

5%

AA

5%

AA-

5%

A+

4%

A

4%

A-

3%

BBB+

2%

BBB

2%

BBB-

1%

Max < A-

10%

Achtergestelde leningen

Uitgesloten

Daarbij geldt de kwalitatieve restrictie dat obligaties voldoen aan de “Global Pact” van de Verenigde Naties (mensenrechten, arbeidsrecht, milieu en corruptiebestrijding). 8.3.4

Aandelen

Binnen de categorie aandelen worden de volgende beleggingen onderscheiden 

Aandelen Europa.



Internationale Aandelen ex Europa.



Aandelen opkomende markten.

Er zal gebruik gemaakt worden van Candriam Investors Group als beheerder. Binnen de zakelijke waarden van Candriam Investors Group is gekozen om in beleggingsfondsen van Candriam (incl eigen Cleome huisfondsen), Blackrock en trackers te beleggen vanwege optimale diversificatie en relatief lage kosten. Hieronder wordt in detail beschreven hoe het mandaat is samengesteld.

Vermogensbeheerder Candriam verbindt zich ertoe de tracking error op te volgen en te communiceren en te waarschuwen indien de ex post tracking error vaneen van de onderliggende activaklasse aandelen 2% overschrijdt of indien de ex post tracking van de globaal “Return Seeking portefeuille” 4% overschrijdt.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 37 | 64

8.3.5

Onroerend goed

Voor het beheren van het vastgoed mandaat zal gebruikt worden gemaakt van Candriam Investors Group. Deze vermogensbeheerder heeft tevens ook de verantwoording voor de rebalancing van het mandaat op het moment dat de onder- dan wel bovengrens wordt bereikt. Binnen het onroerend goed mandaat is tevens met de vermogensbeheerder afgesproken om maximaal 5% in cash aan te houden. Deze mogelijkheid is bedoeld voor de dividend uitkerende aandelen. 8.3.6

Rebalancing

De rebalancing van de portefeuilles vindt op verschillende niveaus plaats. Binnen de Vastgoed portefeuille is de afspraak dat de fundmanager zelf de rebalancing doet als de ondergrens of bovengrens wordt bereikt. Binnen het mandaat van de Candriam Investors Group effecten portefeuille is rebalancing als zodanig niet aan de orde omdat de fundmanager kan beleggen binnen de gedefinieerde tactische bandbreedte. Het bestuur hanteert een onder- en bovengrens van 5% punten voor het aandelenmandaat alsmede de bijbehorende submandaten: Global Equity mandaat, Europe Equity mandaat en Emerging Markets mandaat. 8.3.7

Alternatieve categorieën

Tot op heden wordt er niet belegd in alternatieve beleggingscategorieën als private equity, hedge fondsen en microkredieten. 8.3.8

Valuta risico

Binnen de obligatie mandaten worden de bedrijfsobligaties uitsluitend in euro termen aangehouden. Voor de niet-euro staatsobligaties wordt het valutarisico afgedekt. Het afdekken van het valutarisico wordt door de vermogensbeheerder zelf gedaan. Voor het aandelenmandaat is gekozen om de niet-euro aandelen niet af te dekken. Gedachte hierachter is dat het valutarisico bescheiden is ten opzichte van de totale omvang van de belegging. 8.3.9

Renterisico verplichtingen

Het bestuur maakt gebruikt van externe partijen om het renterisico goed in kaart te brengen. Zo wordt de rentegevoeligheid van de verplichtingen vastgelegd alsmede de rentegevoeligheid van onze assets. Het saldo van beide rentegevoeligheden (netto rentegevoeligheid) wordt uitgedrukt als een Basis Point Value (=BPV). Concreet geeft de Basis Point Value aan hoe gevoelig het pensioenfonds is voor een verandering van de rente met 1 basispunt.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 38 | 64

Strategie: Voor het beheersen van het rente risico wordt gebruik gemaakt van een strategie met de volgende kenmerken: -

Afdekking renterisico: o

Type: Voorziening verplichtingen (VPV)

o

Omvang: 62,5% afdekking van de net BPV

o

Bandbreedte omvang: + of - 12,5 % (50-75%)

o

Referentie: Basis Point Value

Uitvoering: De uitvoering van de hierboven beschreven strategie gebeurt op basis van de rentegevoeligheid van de verplichtingen (VPV) minus de rentegevoeligheid van de assets Formule vorm:

NET BPV = BPV liabilities - BPV assets BPV=basis point value

De rentegevoeligheid van de kasstromen, gebaseerd op de meest recente Technische Voorzieningen , wordt gemeten over negen looptijd buckets gemeten in jaren (0-2, 2-5,5-10,10-15,15-20,20-30,30-40,40-50, 50+). Om de effectiviteit van de rentehedge te controleren krijgt het Bestuur op halfjaarlijkse basis een uitgebreide rapportage. Aan de hand van de rapportage wordt gekeken of de hedge nog steeds in lijn is met de vooropgestelde doelstelling. 8.3.10

Derivaten

De fondsmanagers gebruiken derivaten om het rente risico en valuta risico te verminderen. Voor het afdekken van valutarisico worden forwards gebruikt als derivaat. De volgende rentederivaten zijn toegestaan: futures en swaps. Deze instrumenten mogen alleen ingezet worden voor het tactisch en/of strategisch managen van het renterisico van het pensioenfonds zoals gedefinieerd onder het FTK. Deze instrumenten zullen niet ingezet worden voor de opbouw van leverage. 8.3.11

Liquiditeitsbeleid

In juli 2011 is met Belfius Bank onder de ISDA een overeenkomst gesloten (CSA) met als doel zekerheden te regelen uit hoofde van de waardeverandering van de renteswaps. Zodoende is de vordering uit hoofde van de swapposities gesecureerd doordat de debiteur een bedrag (in cash en/of AAA staatsobligaties) gelijk aan de vordering rentedragend onderbrengt bij de tegenpartij (crediteur). De berekening van de waarde van de collateral portefeuille vindt (evenals de berekening van de waarde van de swapportefeuille) dagelijks plaats. De minimum transfer amount (threshold) bedraagt Euro 500.000. Een eventuele renteafrekening (EONIA) vindt maandelijks plaats. Uit hoofde van de rentehedge worden de liquiditeiten sterk in de gaten gehouden om te voorkomen dat er een mismatch ontstaat. 8.3.12

Risicobeheersing

Voor de liquide beleggingscategorieën geldt een ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon : Candriam Investors Group Aandelen

Maximaal 4%

Vastrentende waarden

Maximaal 3%

Totale portefeuille

Maximaal 4%

Candriam Investors Group Onroerend Goed

Maximaal 5%

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 39 | 64

8.3.13

Securities lending

Securities lending wordt toegestaan. Binnen sommige Luxemburgse fondsen van Candriam Investors Group wordt securities lending (het uitlenen van effecten tegen een vergoeding) toegepast. Om het tegenpartij risico te beperken wordt onderpand in de vorm van “zakelijke zekerheden” ontvangen. Het bestuur heeft navraag gedaan naar de procedures en richtlijnen rondom securities lending. 8.3.14

Verantwoord Beleggen en Rapportage

Verantwoord Beleggen Aangezien het beheer volledig is uitbesteed heeft het pensioenfonds geen directe invloed op de gemaakte keuzes. Het bestuur heeft bij Candriam Investors Group uitgebreid check gedaan hoe beide vermogensbeheerders omgaan met maatschappelijk verantwoord beleggen. Bij Candriam Asset Management worden sinds 2007 geen beleggingen gedaan in controversiële wapens. Onder de controversiële wapenuitsluiting verstaat Candriam Investors Group ook het uitsluiten van ondernemingen die betrokken zijn bij de productie en verkoop van antipersoonsmijnen, clusterbommen, wapens met verarmd uranium en/of chemische/nucleaire/biologische wapens. Rapportage De vermogensbeheerder dient zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal dienen de volgende zaken te worden vastgelegd: -

Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille: 

portefeuille overzichten in marktwaarden van begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro;

-



aan- en verkopen op transactiebasis in euro;



waarde vermogenswinst of –verlies in euro;



fonds- en benchmarkrendement in procenten;



attributie analyse;

Voor de totale portefeuille: 

beknopte toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid;



verwachtingen voor de komende periode;



overzicht van valuta-, rating-, duration- en looptijdverdeling voor totale vastrentende portefeuille en vastrentende benchmark;

 De

overzicht van regio- en sectorenverdeling voor de totale aandelenportefeuille en aandelen benchmark.

beleggingen

worden

gewaardeerd

tegen

de

laatst

bekende

beurskoers

van

het

boekjaar,

extreme

marktomstandigheden daargelaten. De liquide middelen in vreemde valuta's en lopende valutatermijn- transacties worden gewaardeerd tegen de contante koers per balansdatum Vanaf Q1 2012 beschikt het bestuur over een uitgebreide risicorapportage. De rapportage biedt meer inzicht in de volgende punten: 1.

Verloop van de dekkingsgraad;

2.

Attributie dekkingsgraadverandering;

3.

Scenario’s analyse;

4.

Gevoeligheidsanalyse;

5.

Verschillende Value at Risk (VaR) berekeningen.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 40 | 64

8.3.15

Portefeuillesturing in 2014/2015

Eind 2013 heeft het fonds voor het laatst een ALM studie laten uitvoeren waaruit bleek dat het fonds voor 2014 kan blijven vasthouden aan haar huidige strategische assetallocatie. Gelet op de strategische heroriëntatie van GE Artesia Bank en de nieuwe nFTK richtlijnen die van kracht zijn per januari 2015, waarbij het indienen van een nieuw herstelplan en haalbaarheidstoets wettelijk verplicht is, heeft het pensioenfonds besloten om in 2014 geen nieuwe ALM studie te verrichten. In 2014 is de beslissing genomen om de portefeuille onder te brengen in een passief mandaat, waarbij 60 % van het vermogen, in combinatie met swaps, zal worden ondergebracht in vastrentende waarden, gericht op dekking van de verplichtingen van het fonds. De overige 40% zal worden ondergebracht in zakelijke waarden, gericht op het behalen van rendement. Rentebeleid Het bestuur maakt gebruikt van de risicorapportage van Syntrus Achmea en de halfjaarlijkse extra rapportage van Candriam Investors Group om het renterisico goed in kaart te brengen. Per januari 2015 laat het bestuur vier keer per jaar een uitgebreide analyse maken van het zogenaamde matching/rente risico door Candriam. Zo wordt de rentegevoeligheid van de verplichtingen vastgelegd alsmede de rentegevoeligheid van onze assets. Het saldo van beide rentegevoeligheden (netto rentegevoeligheid) wordt uitgedrukt als een “Basis Point Value “ cijfer. Concreet geeft de “Basis Point Value” aan hoe gevoelig het pensioenfonds is voor een verandering van de rente met 1 basispunt. Het bestuur heeft vastgelegd om de netto rentegevoeligheid te kunnen reduceren tot minimaal 50% en maximaal 75%. Tot op de dag van vandaag is de strategische bandbreedte van 50% tot 75% nog steeds van kracht, waarbij de effectieve renterisico afdekking meest recent op 62.9% is uitgekomen per mei 2015. Het bestuur wordt bij een beslissing om de rentehedge aan te passen altijd geadviseerd door de vermogensbeheerder waarbij ook een eventuele bijsturing ter advies aan het verantwoordingsorgaan kan worden voorgelegd. Daarnaast geeft de kwartaalanalyse het bestuur ook de nodige informatie om de rente posities eventueel te rebalancen. Vanaf begin 2012 heeft het bestuur ook een uitgebreide risicorapportage tot haar beschikking die nog dieper in gaat op de verschillende risico’s die het pensioenfonds loopt. Hierbij kan worden gedacht aan gevoeligheidsanalyse voor rente- en aandelenschokken en een decompositie van de risico’s. Kostentransparantie

Kosten vermogensbeheer De belangrijkste kosten van het beheer van de beleggingsportefeuille zijn:   

De directe kosten van vermogensbeheer (management fee) De indirecte kosten van vermogensbeheer. De transactiekosten

Overzicht Totaal kosten uitgedrukt in bps: Candriam (incl

Candriam swap

Totaal 22

OG) Management fee

15

28

Indirecte kosten

10

7

13

Transactie kosten

6

0

4.5

Totaal Expense Ratio (TER)

31

35

40

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 41 | 64

De overgang van 2 naar 1 vermogensbeheerder in 2014 heeft ertoe geleid dat de kosten in 2014 per deelnemer van het fonds verder zijn gedaald waarmee uitvoering is gegeven aan het beleid van DNB ten aanzien van kostenreductie. Beoordeling Vermogensbeheerders

Selectie en monitoring van vermogensbeheerder: Er is een raamwerk opgezet om de kwaliteit van vermogensbeheerders te beoordelen dan wel vermogensbeheerders te selecteren. Het Bestuur hanteert een vijftal criteria met elk een eigen weging Criterium

Weging



Organisatie

15%



Service

20%



Beleggingsproces

20%



Performance

30%



Rapportage

15%

Onder organisatie verstaan wij:

Naamsbekendheid, reputatie, “local presence”.

Onder service verstaan wij:

Klantvriendelijkheid, snelheid waarmee op verzoeken wordt gereageerd, “tailor made” mogelijkheden, mee denken met de klant.

Onder beleggingsproces verstaan wij:

Robuustheid van het proces, begrijpelijkheid, afhankelijkheid van individuen.

Onder Performance verstaan wij:

Resultaat van de portefeuilles tov benchmark, risicometing, TER.

Onder rapportage verstaan wij:

Helder en accuraat rapportage, overzichtelijkheid, risico rapportage, voldoet aan de regelgeving (ISAE3402)

De vermogensbeheerder krijgt voor elk criterium een score tussen de 0 en 10. 8.3.16

Prudent person regel

Artikel 135 van de Pensioenwet en artikel 13 van het Besluit FTK vormen de basis voor de toetsing van het beleggingsbeleid aan de prudent person regel. Daarbij worden de volgende regels nader uiteen gezet: 1. Beleggingsbeleid in belang van aanspraak- en pensioengerechtigden Op basis van een ALM-studie is gekozen voor een strategische beleggingsmix waarbij de verhouding tussen de kans op onderdekking, de mate van toeslagverlening en de premiehoogte als efficiënt wordt beoordeeld. 2. Waarborging van de veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en rendement van de portefeuille als geheel De samenstelling van de beleggingen is dusdanig dat wordt voldaan aan de vereiste dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zoveel mogelijk zijn gewaarborgd. 3. Waarden die ter dekking van de TV worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen. Het overgaan naar een passief mandaat in 2015 alsmede de inrichting van een Liability Matching portefeuille waarborgt ook dat de waarden die ter dekking van de TV worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen. 4. Beleggingen hoofdzakelijk via gereglementeerde markten Het pensioenfonds bezit geen beleggingen die op niet-gereglementeerde markten worden verhandeld waarmee deze prudent person regel wordt gewaarborgd.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 42 | 64

5. Derivatenbeleid Gezien het feit dat de beleggingen in derivaten van het pensioenfonds erop gestoeld zijn om het risicoprofiel van het pensioenfonds te verminderen, wordt daarmee invulling gegeven aan dit prudent person beginsel. 6. Diversificatie van de portefeuille Door te kiezen voor een portefeuille in vastrentende waarden, in zakelijke waarden en onroerend goed, is er voldoende sprake van diversificatie van de portefeuille volgens de prudent person richtlijnen, 7. Marktwaardering Gezien het feit dat alle beleggingen van het pensioenfonds geheel tegen marktwaardering worden gewaardeerd, wordt voldaan aan dit principe. In het certificeringsverslag als onderdeel van het jaarwerk 2014 van het pensioenfonds, is door de certificerend actuaris ook een verklaring opgenomen dat het pensioenfonds haar beleggingsbeleid heeft ingericht conform de prudent person regels waarmee voldaan wordt aan de wettelijke vereisten.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 43 | 64

9 Risicomanagement 9.1

Risico-analyse en -beheersing

Bestuurders van pensioenfondsen zijn expliciet verantwoordelijk voor het realiseren van de doelstellingen van het fonds. Het bereiken van die doelstellingen kan in gevaar komen door risico’s van binnen en buiten de organisatie. Het is de taak van het bestuur om de risico’s op een aanvaardbaar niveau te houden. Het bestuur moet daartoe een actueel en volledig beeld hebben van alle relevante risico’s en zorgen voor gepaste beheersmaatregelen. Voor het identificeren van risico’s binnen het fonds zijn de door DNB in FIRM en het FTK gedefinieerde risicocategorieën als uitgangspunt gebruikt. De beoordeling van deze risico’s door het bestuur is opgenomen in bijlage 1. Op basis van de ingevulde vragenlijsten en een workshop is in kaart gebracht hoe de diverse risicocategorieën worden gepercipieerd. Een uitgebreide uitwerking van de beoordeelde risico’s is opgenomen in het rapport risicoanalyse. In het navolgende wordt een definitie gegeven van de diverse onderscheiden risicocategorieën alsmede de elementen waaraan bij die risicocategorieën moet worden gedacht, ook wel de risico-items genoemd. 9.2

Matching-/renterisico

Het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. Items: Rente, Valuta, Liquiditeit en Inflatie 9.3

Marktrisico

Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een (handels-)portefeuille. Voor het pensioenfonds geldt dat het marktrisico alleen betrekking heeft op de nietrentedragende activa. Het marktrisico ten aanzien van de wel-rentedragende activa betreft immers primair het renterisico, wat als onderdeel van de risicocategorie Matching-/renterisico reeds is beoordeeld. Items: Prijsvolatiliteit, Marktliquiditeit en Concentratie en correlatie 9.4

Kredietrisico

Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restricties onderhevig zijn van buitenlandse betalingen. Items: Default probability, Concentratie en correlatie, Loss given default, Exposure at default 9.5

Verzekeringstechnisch risico

Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. Items: Sterfte, Arbeidsongeschiktheid, Schade en Concentratie en correlatie 9.6

Omgevingsrisico

Het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Items: Concurrentie, Afhankelijkheid, Reputatie en Ondernemingsklimaat

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 44 | 64

9.7

Operationeel risico

Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Items: (Pre)acceptatie/transactie, Verwerking, Uitkering/betaling/settlement, Informatie, Productontwikkeling, Kosten, Personeel en Fraudegevoeligheid 9.8

Uitbestedingsrisico

Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. Items: Continuïteit bedrijfsvoering, Integriteit en Kwaliteit dienstverlening 9.9

IT-risico

Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Items: Strategie en beleid, Beveiliging, Beheersbaarheid en Continuïteit 9.10

Integriteitsrisico

Het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Items: Benadeling derden, Voorwetenschap, Witwassen, Terrorismefinanciering en Onoorbaar handelen 9.11

Juridisch risico

Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Items: Wet- en regelgeving, Naleving, Aansprakelijkheid en Afdwingbaarheid contracten

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 45 | 64

10 Integriteitsbeleid Overeenkomstig artikel 19 en 20 van het BFTK vindt het pensioenfonds een integere en beheerste bedrijfsvoering binnen het fonds belangrijk. Een pensioenfonds wordt als integer beschouwd, als zij zich houdt aan de relevante (toezicht)wet- en regelgeving en ethische standaarden. Inbreuk daarop, dan wel de schijn daarvan, kan het vertrouwen in de eigen instelling schaden met reputatieschade als gevolg. Het integriteitsbeleid binnen het pensioenfonds is gericht op het beperken van compliance risico’s. Compliance risico wordt omschreven als het risico van aantasting van de integriteit als gevolg van het niet naleven van die ethische standaarden en toezichtwet- en regelgeving die van toepassing zijn op relaties met onze deelnemers, markten en/of toezichthoudende instanties. Het bestuur van het pensioenfonds stelt zich daarom ten doel om ervoor te zorgen dat wet- en regelgeving, maar ook interne regels procedures worden nageleefd. Het instellen van een de compliance-functie is daartoe een belangrijke stap geweest. Daarnaast is het integriteitsbeleid erop gestoeld om een duidelijke organisatiestructuur vast te leggen ten aanzien van het beleggingsbeleid waarbij middels de vastlegging in de ABTN een duidelijke verdeling is gemaakt van taken en verantwoordelijkheden en waarbij er een adequaat en onafhankelijk risicobeheer wordt nagestreefd.. Ook een zorgvuldig besluitvormingsproces zoals is vastgelegd in het uitbestedingsbeleid heeft tot doel het bereiken van een integere bedrijfsvoering waarbij sluitende afspraken in bijvoorbeeld beleggingsmandaten worden nagestreefd. Het bestuur tekent eveneens jaarlijks de gedragscode met als doel het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds door belanghebbenden, alsmede het voorkomen van integriteitsrisico’s.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 46 | 64

11 Ondertekening Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank heeft deze ABTN vastgesteld op 24 september 2015,

Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

Datum

………-………….……- 2015

B. Peters

Datum

………-………….……- 2015

F.P. Hoedemaker, secretaris

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 47 | 64

Bijlage 1 Beoordeling risico’s door bestuur Risico

Netto risicobeoordeling (Laag, Beperkt, Aanzienlijk, Hoog)

Matching-/renterisico

Het matching-/renterisico wordt door het bestuur als een aanzienlijk risico gezien. In de meeste gevallen blijkt dat er enigszins voldoende afstemming is tussen activa en passiva op het gebied van vreemde valuta. Daarnaast zijn de timing en omvang van inkomende en uitgaande kasstromen redelijk op elkaar afgestemd. De rentegevoeligheid is beperkt doordat deze gedeeltelijk is afgedekt. Iedere 6 maanden voert het bestuur een toets uit met betrekking tot het liquiditeitsrisico van de beleggingen.

Marktrisico

Het marktrisico wordt door het bestuur als een beperkt risico gezien. In de meeste gevallen blijkt dat de portefeuille gevoelig is voor waardewijzigingen of andere marktomstandigheden doordat de portefeuille bestaat uit enigszins liquide en stabiele beleggingen. De portefeuille is redelijk goed gediversifieerd.

Kredietrisico

Het kredietrisico wordt door het bestuur als een laag risico gezien. In de meeste gevallen blijkt dat de partijen waaraan kredietfaciliteiten ter beschikking zijn gesteld hun verplichtingen kunnen nakomen. De kredietratings van deze partijen zijn voornamelijk goed tot uitstekend. Met de sponsor zijn onder andere duidelijke afspraken gemaakt over de betaling van de pensioenpremie.

Verzekeringstechnisch

Het verzekeringstechnisch risico wordt door het bestuur als een laag risico gezien. In de meeste

risico

gevallen blijkt dat het technisch resultaat op de verschillende schades positief is. Daarnaast zijn de schades en de ontwikkeling van de schades goed in te schatten, waardoor de verschillen tussen de werkelijke en de veronderstelde schades zeer beperkt zijn.

Omgevingsrisico

Het omgevingsrisico wordt door het bestuur als een beperkt risico gezien. In de meeste gevallen blijkt dat het pensioenfonds op het gebied van concurrentie, afhankelijkheid, reputatie en ondernemingsklimaat weinig tot enigszins gevoelig is van veranderingen in de omgeving.

Operationeel risico

Het operationeel risico ten aanzien van de pensioenuitvoering wordt door het bestuur als een

Pensioenuitvoerder

beperkt risico gezien. Het pensioenfonds beschikt deels over een doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. De werkzaamheden zijn uitbesteed aan een externe dienstverlener met een ISAE 3402 verklaring. Daarnaast is de bemensing, kennis en kunde van betrokkenen bij het pensioenfonds in de meeste gevallen voldoende.

Operationeel risico

Het operationeel risico ten aanzien van de vermogensbeheerders wordt door het bestuur als een

Vermogensbeheerders

beperkt risico gezien. Het pensioenfonds beschikt deels over een doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. De werkzaamheden zijn voor een deel uitbesteed aan een externe dienstverlener zonder SAS-70/ISAE 3402 verklaring. Daarnaast is de bemensing, kennis en kunde van betrokkenen bij het pensioenfonds in de meeste gevallen voldoende.

Uitbestedingsrisico

Het uitbestedingsrisico ten aanzien van de pensioenadministratie wordt door het bestuur als een

Pensioenuitvoerder

beperkt risico gezien. De uitbestede activiteiten zijn complex en vergen veel hoogwaardige kennis waardoor er aanzienlijk veel tijd nodig is om de activiteiten te analyseren en controleren.

Uitbestedingsrisico

Het uitbestedingsrisico ten aanzien van de vermogensbeheerders wordt door het bestuur als een

Vermogensbeheerders

aanzienlijk risico gezien. De uitbestede activiteiten zijn complex en vergen veel hoogwaardige kennis waardoor er aanzienlijk veel tijd nodig is om de activiteiten te analyseren en controleren.

IT-risico

Het IT-risico ten aanzien van de pensioenuitvoering wordt door het bestuur als een beperkt risico

Pensioenuitvoerder

gezien. De bedrijfsprocessen en informatievoorziening worden in de meeste gevallen beperkt tot voldoende integer en beveiligd ondersteund door IT. De uitbestede IT-processen zijn uitbesteed aan een redelijk ervaren en gekwalificeerde externe dienstverlener. De processen zijn onderhevig

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 48 | 64

aan diverse wijzigingen.

Risico

Netto risicobeoordeling (Laag, Beperkt, Aanzienlijk, Hoog)

IT-risico

Het IT-risico ten aanzien van de vermogensbeheerders wordt door het bestuur als een beperkt

Vermogensbeheerders

risico gezien. Ten tijde van de analyse heeft het bestuur onvoldoende beeld van dit risico met betrekking tot de vermogensbeheerders.

Integriteitsrisico

Het integriteitsrisico wordt door het bestuur als een laag/beperkt risico gezien. In de meeste gevallen blijkt dat er wordt voldaan aan de compliance. Het bestuur conformeert zich aan een gedragscode en mag dus geen vertrouwelijke informatie naar buiten brengen. Alle partijen zijn op de hoogte van de bestaande wet- en regelgeving. Het bestuur is objectief en alle belangen worden evenwichtig behartigd. In alle werkzaamheden zijn functiescheidingen aangebracht. Kasstromen en transacties zijn standaard en inzichtelijk.

Juridisch risico

Het juridisch risico wordt door het bestuur als een laag risico gezien. Wijzigingen in wet- en regelgeving zijn aanzienlijk maar worden altijd opgevolgd. Daarnaast wordt het risico als gevolg van het niet naleven van de wet- en regelgeving en het risico op het aansprakelijk stellen door derden, onder andere als gevolg van het niet nakomen van contractvoorwaarden, laag ingeschat.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 49 | 64

Bijlage 2 - Financieel crisisplan 1

Samenvatting

Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die een bestuur van een pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten, indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit financieel crisisplan is onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het fonds onderscheidt verschillende fases in geval van een crisis: 

Het pensioenfonds komt terecht in een tekortsituatie, waarin de beleidsdekkingsgraad lager wordt dan de vereiste dekkingsgraad;.



Het pensioenfonds is niet meer in staat om binnen de hersteltermijn uit het tekort te geraken;



Het pensioenfonds is niet meer in staat om binnen 5 jaar de beleidsdekkingsgraad boven de minimaal vereiste dekkingsgraad te krijgen.

Hierbij is dus sprake van een toenemende mate van de crisis. Op alle momenten zijn acties van het bestuur nodig. Onderstaand volgen de maatregelen per crisissituatie: Het pensioenfonds komt terecht in een tekortsituatie Het bestuur kiest ervoor om in eerste instantie het indexatie-instrument in te zetten om te herstellen. Daarbij volgt het bestuur de indexatiestaffel welke het pensioenfonds als leidraad hanteert en welke is verwoord in de ABTN. Omdat het pensioenfonds heeft gekozen voor een maximaal en toekomstbestendig indexatiebeleid, wordt er bij een mindere financiële positie ook minder indexatie verleend. Het lukt niet meer om binnen de hersteltermijn uit het tekort te geraken Op het moment dat sprake is van een tekort en indien het fonds bij toepassing van toekomstbestendig indexeren niet binnen de herteltermijn volledig herstelt,, zal de mogelijkheid van een extra premiestorting, alsmede een versobering van de regeling worden onderzocht (raadpleging respectievelijk werkgever en ondernemingsraad en voor zover passend binnen de Algemene Bank-CAO). Het lukt niet meer om binnen 5 jaar uit het dekkingstekort te geraken Als de genomen maatregelen niet voldoende blijken te zijn en hierdoor de beleidsdekkingsgraad vijf jaar achtereen onder de minimaal vereiste dekkingsgraad blijft en de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar ook onder de minimaal vereiste dekkingsgraad is, dan is het bestuur – conform het nFTK – verplicht om een onvoorwaardelijke korting toe te passen op aanspraken en pensioenrechten. De korting vindt zodanig plaats dat de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar gelijk is aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. De onvoorwaardelijke korting dient direct in de boeken genomen te worden, maar kan uitgesmeerd worden over maximaal 10 jaar. Alvorens over te gaan tot de tenuitvoerlegging van bovenstaande maatregelen, vraagt het bestuur advies aan het verantwoordingsorgaan, en wel op een zodanig tijdstip, dat het tijdig afgegeven advies geacht kan worden redelijkerwijze van invloed te zijn op de besluitvorming van het bestuur.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 50 | 64

2

Inleiding

Op 9 december 2011 is de Beleidsregel van De Nederlandsche Bank inzake het financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht geworden. Op basis van artikel 2 van deze Beleidsregel dient het pensioenfonds een financieel crisisplan op te stellen. Met dit financieel crisisplan, dat is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn), voldoet het pensioenfonds aan deze beleidsregel. Dit financieel crisisplan is in juni 2015 vastgesteld door het bestuur.

2.1

Wat is een crisisplan?

Volgens de Beleidsregel is een financieel crisisplan een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn zou kunnen inzetten indien de (beleids)dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van het pensioenfonds in gevaar komt. Door een dergelijk plan ‘op de plank’ te hebben, is het pensioenfonds beter voorbereid op een crisissituatie, en kan worden voorkomen dat in de drukte van een crisis mogelijkheden over het hoofd worden gezien. Vooraf is nagedacht over onder andere kritische grenzen, de beschikbaarheid van maatregelen, het inzetten van maatregelen, het realiteitsgehalte van maatregelen evenals de effectiviteit ervan en een nadere invulling van evenwichtige belangenafweging. Overigens is een financieel crisisplan niet een plan dat in een crisissituatie kant-en-klaar uitgevoerd moet of kan worden. Het bestuur zal de concrete maatregelen altijd afstemmen op de aard van de crisis en de omstandigheden van dat moment. Een financieel crisisplan is dus niet hetzelfde als een herstelplan. Een herstelplan is gericht op herstel uit een bestaande tekortsituatie. Een financieel crisisplan is gericht op hoe in de toekomst om te gaan met crisissituaties. .

2.2

De negen elementen van een financieel crisisplan

Om te komen tot een crisisplan heeft het bestuur zich de volgende negen vragen gesteld: 

Wanneer is naar de mening van het bestuur sprake van een financiële crisis?



Bij welke dekkingsgraad kan het pensioenfonds er zonder korten niet meer uitkomen?



Welke maatregelen staan het pensioenfonds ter beschikking?



Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?



Wat is het financiële effect van de maatregelen?



Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?



Hoe en wanneer wordt met de belanghebbenden gecommuniceerd in een crisissituatie?



Hoe werkt het besluitvormingsproces?



Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het financieel crisisplan vormgegeven?

2.3

Gevolgde procedure om te komen tot een crisisplan

Het bestuur heeft vier stappen gevolgd om tot dit crisisplan te komen: 1. Inventarisatie 2. Selectie 3. Prioritering 4. Afronding

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 51 | 64

Stap 1: Inventarisatie Als eerste stap heeft het bestuur een inventarisatie uitgevoerd om te komen tot de volgende informatie: 

Mogelijke definities van crisissituaties;



Inzicht in de omstandigheden waarin een crisissituatie zich zou kunnen voordoen;



Analyse van de (beleids)dekkingsgraad waarbij herstel niet meer mogelijk is zonder te korten;



Een overzicht van mogelijke crisismaatregelen voor het fonds;



Het financiële effect van mogelijke crisismaatregelen;



De effecten op de verschillende belanghebbenden van crisismaatregelen;



De wettelijke eisen waar het fonds minimaal aan moet voldoen;



Een overzicht van de formele besluitvormingsprocessen bij het nemen van crisismaatregelen.

Stap 2: Selectie In de tweede stap heeft het bestuur een selectie gemaakt uit alle mogelijke crisismaatregelen die volgden uit de eerste stap. Het bestuur heeft in de selectie rekening gehouden met de financiële effectiviteit, evenwichtige belangenafweging en realistische inzet van de crisismaatregelen.

Stap 3: Prioritering Het doorlopen van stap 1 en 2 heeft onder meer geleid tot een lijst van maatregelen die denkbaar en haalbaar zijn om in te zetten. Vervolgens heeft het bestuur benoemd onder welke voorwaarden een bepaalde maatregel wordt in gezet. Dit betekent dat vast komt te staan bij welke grenswaarden het bestuur een maatregel neemt. Bij de te nemen crisismaatregelen benadrukt het fonds dat de evenwichtige belangafweking voorop staat. Hieraan geeft het bestuur invulling door de lasten van de crisismaatregelen zo evenwichtig mogelijk te verdelen over actieven, slapers, gepensioneerden en werkgevers.

Stap 4: Afronding Na het doorlopen van stap 1 tot en met 3 heeft het bestuur het daadwerkelijke plan geformuleerd. Het bestuur beoogt met het plan inhoud te geven aan de te hanteren ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen consultatieinformatie- en besluitvormingsprocessen. Het bestuur neemt het crisisplan op in een bijlage van de ABTN van het fonds.

3

Wanneer is sprake van een financiële crisis?

Het bestuur definieert een financiële crisis in het kader van dit plan als een financiële situatie waarin de doelstellingen van het pensioenfonds, zoals beschreven in de statuten van het fonds, op korte en/of langere termijn niet meer waargemaakt kunnen worden. Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties: 

Het pensioenfonds terecht komt in een tekortsituatie, waarin de beleidsdekkingsgraad lager wordt dan de vereiste dekkingsgraad;.



Het pensioenfonds niet meer binnen de hersteltermijn in staat is om uit het tekort te geraken;



Het pensioenfonds niet meer lukt binnen 5 jaar de beleidsdekkingsgraad boven de minimaal vereiste dekkingsgraad te krijgen.

De hierboven gedefinieerde crisissituaties houden sterk verband met elkaar. In die zin dat de crisissen elkaar opvolgen bij een almaar verder dalende (beleids)dekkingsgraad. Er is in feite sprake van een steeds diepere crisis als gevolg van een verslechterde financiële positie, danwel een gedaalde herstelcapaciteit van het pensioenfonds. ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 52 | 64

4

Uitgangspunten

Dit hoofdstuk geeft de uitgangspunten weer van de berekeningen zoals gepresenteerd in de volgende hoofdstukken. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de financiële positie, de kritische dekkingsgraad en de definitie van een crisis.

4.1

Aannames

Uitgangspunten voor bepaling van de effectiviteit van een maatregel is de financiële positie ultimo 2014. De dekkingsgraad is ultimo 2014 bepaald op 103,6%. In de prognoses is gerekend met de rentetermijnstructuur (RTS) zoals DNB primo 2015 heeft gepubliceerd en met de daaruit afgeleide forwardcurves. Voor het rendement hanteert het bestuur de rendementscurve die gebaseerd is op de maximale parameters zoals door de Commissie parameters is gepubliceerd en de RTS primo 2015. Dit is conform de aanname uit het herstelplan en waarborgt zodoende een consistent bestuursbeleid gedurende de looptijd van het herstelplan.

4.2

Herstelplan

De grondslagen voor de technische voorziening zijn zoals beschreven in de ABTN. Dit geldt ook voor het gevoerde beleid voor premiestelling, beleggingen en toeslagen. De effectiviteit van de maatregelen geeft een indicatie van de herstelkracht. Elke crisis staat op zich en de effectiviteit en herstelkracht van maatregelen is afhankelijk van de omstandigheden waarin het fonds zich bevindt op het moment van de crisissituatie.

Het fonds verkeert op 1 januari 2015 in een reservetekort en er is een herstelplan van kracht. De dekkingsgraad ultimo 2014 is bepaald op 103,6%1. In onderstaande grafiek wordt de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad grafisch weergegeven. Hieruit blijkt dat het fonds zich naar verwachting ruimschoots binnen de hersteltermijn zal herstellen, zonder dat er aanvullende maatregelen benodigd zijn, vanaf 2019 kan er zelfs weer (gedeeltelijk) geïndexeerd worden.

1

Per 1 januari is de dekkingsgraad geschat op 99,3%. De verlaging van de dekkingsgraad is een gevolg van het weglaten van de 3-

maandsmiddeling in de rentetermijnstructuur per 1 januari 2015 (dit levert een rente-effect op van negatief 4,3%). ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 53 | 64

5

Wat is de kritische dekkingsgraad?

Indien de beleidsdekkingsgraad lager komt te liggen dan de vereiste dekkingsgraad, is er sprake van een tekortsituatie. In dit geval dient het pensioenfonds conform de Pensioenwet een herstelplan in te dienen. Bij aanvang van het herstelplan en ieder daarop volgend jaar dient het pensioenfonds te evalueren of het in staat is met de ter beschikking staande sturingsmiddelen binnen de gestelde termijnen te herstellen. In feite wordt getoetst of het financiële beleid van het pensioenfonds afdoende is, qua herstelkracht. Indien de beleidsdekkingsgraad verder daalt onder de minimaal vereiste dekkingsgraad en vijf jaar achtereen onder het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad blijft en de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar onder de minimaal vereiste dekkingsgraad is, dan dient het fonds een onvoorwaardelijke korting toe te passen. Dit niveau wordt aangeduid als de kritische dekkingsgraad.

Het financiële crisisplan ziet toe op de maatregelen die het bestuur zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zich zeer snel beweegt richting de kritische waarde. De herstelkracht van het pensioenfonds, en daarmee de kritische dekkingsgraad, is afhankelijk van de vorm en de hoogte van de rentetermijnstructuur. De volgende tabel toont de kritische dekkingsgraad2 bij verschillende niveaus van het verwachte overrendement3 en verschillende niveaus van de rente. Daarbij is verder rekening gehouden met de huidige afspraak (in het huidige herstelplan) tussen pensioenfonds en werkgever dat gedurende het reserve-, en/of een dekkingstekort een aanvullende premiebijdrage van € 700k wordt betaald door de werkgever ter bevordering van het herstel. Kritische dekkingsgraad

Overrendement Verwachte (lange) rente

1%

2%

3%

4%

5%

1%

98,1%

94,1%

90,2%

86,6%

83,1%

2%

97,8%

93,9%

90,1%

86,6%

83,2%

3%

97,6%

93,8%

90,1%

86,7%

83,4%

4%

97,5%

93,8%

90,2%

86,8%

83,6%

5%

97,4%

93,8%

90,3%

87,0%

83,8%

2

De kritische dekkingsgraad is fondsspecifiek. Bij de totstandkoming van deze tabel is immers rekening gehouden met de samenstelling

van het deelnemersbestand, de pensioenregeling en de financiële opzet van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank. Daarnaast is gerekend op basis van de huidige beleggingsmix. 3

Het overrendement is het verschil tussen enerzijds het rendement over het vermogen en anderzijds de oprenting van de verplichtingen.

De oprenting van de verplichtingen is afhankelijk van de korte rente. Dit is de éénjaarsrente uit de (geforwarde) nominale rentetermijnstructuur. Het verwachte rendement over het vermogen is afhankelijk van de beleggingsmix van het pensioenfonds. Voor iedere beleggingscategorie wordt een inschatting gemaakt van het bijbehorende rendement. De te hanteren rendementen zijn evenwel gemaximeerd. ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 54 | 64

Verwachte korting bij alternatieve beginstanden dekkingsgraad

DG ultimo 2014

BDG na 5 jaar

Kortingspercentage

87,7%

104,0%

0,0%

87,0%

103,1%

0,8%

85,0%

100,5%

3,4%

82,5%

97,2%

6,5%

80,0%

93,9%

9,7%

77,5%

90,7%

12,8%

6

Inventarisatie crisismaatregelen

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van alle maatregelen die het pensioenfonds ter beschikking staan om de dekkingsgraad te verhogen of om te voorkomen dat de (beleids)dekkingsgraad verder wegzakt richting een kritische grens. In dit hoofdstuk wordt verder antwoord gegeven op de volgende drie vragen: 

Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?



Wat is het financiële effect van de maatregelen?



Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?

Voor de beantwoording van bovenstaande vragen is overigens sprake van enige overlap met het volgende hoofdstuk inzake de selectie en prioritering van de maatregelen.

6.1

Formele relatie werkgever, pensioenfonds en werknemer

De formele relatie tussen werknemer, werkgever en pensioenuitvoerder, vastgelegd in de Pensioenwet, kenmerkt zich door een driehoeksverhouding. De driehoek wordt gevormd door: 

de pensioenovereenkomst (relatie werknemer-werkgever),



de uitvoeringsovereenkomst (relatie werkgever-pensioenuitvoerder) en



het pensioenreglement (relatie pensioenuitvoerder-werknemers).

Pensioenovereenkomst De pensioenovereenkomst maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst en is gebaseerd op een overeenkomst tussen werkgever en ondernemingsraad aangaande pensioen en is vastgelegd in de cao en het pensioenreglement. Pensioenreglement De inhoud van de pensioenovereenkomst ligt formeel vast in het pensioenreglement dat door het bestuur wordt vastgesteld.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 55 | 64

Uitvoeringsovereenkomst De uitvoering van de tussen de werkgever en de ondernemingsraad overeengekomen pensioenafspraken in de pensioenovereenkomst is opgedragen aan het fonds. De afspraken tussen het fonds en de werkgever en de ondernemingsraad met betrekking tot de uitvoering van de pensioenovereenkomst zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Indien het bestuur van het pensioenfonds in overleg treedt met de werkgever en/of de ondernemingsraad, stelt het bestuur het verantwoordingsorgaan hiervan tijdig op de hoogte.

6.2

Mogelijke crisismaatregelen

6.2.1

Lagere indexatie

Het pensioenfonds hanteert voor de pensioenaanspraken van deelnemers enerzijds een ander beleid dan voor de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, de pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers opgebouwd tijdens premievrijstelling en de pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden ten aanzien van de toeslagverlening anderzijds. Voor deelnemers geldt: Het fonds ambieert de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers aan te passen op basis van maximaal de algemene loonstijging bij de werkgever. De jaarlijkse toeslagverlening voor actieve deelnemers is echter nooit lager dan het deel van de toeslagverlening dat onvoorwaardelijk is (1,25%). Voor inactieve deelnemers geldt: Na beëindiging van actieve deelneming ambieert het fonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten aan te passen aan het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens. Voor de vaststelling van de ontwikkeling van deze Consumentenprijsindex zal uitgegaan worden van de jaarmutatie van de prijsindexcijfer van het jaar direct voorafgaand aan de toeslagdatum. Basis voor de toeslag vormen de pensioenaanspraken en pensioenrechten ingevolge dit pensioenreglement, zoals deze laatstelijk op 31 december voorafgaand aan de toeslag zijn vastgesteld. Voor de regeling beschikbaarstelling van extra pensioenvermogen geldt dat op de pensioenrechten en pensioenaanspraken geen toeslagen worden verleend. Het bestuur kan wel besluiten om in enig jaar hierop een incidentele toeslag te verlenen, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds. Voorwaardelijke toeslag Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze toegekend. Er is echter geen recht op aanpassing en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre aanpassing zal plaatsvinden. De toezegging van aanpassing is dus voorwaardelijk en is mede afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Met betrekking tot de mate van de toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze beleidsstaffel is gebaseerd op de maximale indexatie die kan worden gegeven op basis van de rekenregels voor toekomstbestendige toeslagverlening zoals neergelegd in artikel 15 van het Besluit FTK. De hoogte van de toeslag is daarmee afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad, de toeslagambitie (voor zover voorwaardelijk) en de bovengrens toeslag. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 56 | 64

 

Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110%, wordt geen toeslag toegekend. Bij een beleidsdekkingsgraad van meer dan 110%, maar minder dan de bovengrens toeslag, wordt de geambieerde toeslag naar rato toegekend.



Bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan de bovengrens toeslag kan de geambieerde toeslag volledig worden toegekend.

De bovengrens toeslag is de beleidsdekkingsgraad waarbij de maximale toeslag verleend mag worden en deze is onder meer afhankelijk van de rentetermijnstructuur. De bovengrens toeslag, gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 1 januari 2015, is circa 123%. De beleidsstaffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante omstandigheden eveneens in ogenschouw nemen. Hierbij kijkt het bestuur onder andere naar het verloop van de (beleids)dekkingsgraad gedurende het jaar en wordt tevens rekening gehouden de actuele economische omstandigheden (zoals bijv. rente, economische vooruitzichten, bestandsontwikkelingen) en een visie van het bestuur inzake deze onderwerpen op de toekomst. Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad af te wijken als omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Inzetbaarheid: Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad af te wijken als omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Het (gedeeltelijk) achterwege laten van indexatie heeft in potentie veel herstelkracht. Niet indexeren raakt zowel de actieve deelnemers als de slapers en gepensioneerden. Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt 

Actieve deelnemers kunnen in de toekomst lagere pensioenuitkeringen verwachten. Zij hebben echter nog tijd om hierop te anticiperen. Daarnaast kent uw pensioenregeling een onvoorwaardelijke indexatie ter grootte van jaarlijks 1,25%. Deze onvoorwaardelijke indexatie wordt overigens gefinancierd uit een extra premiecomponent. Echter het pensioenfonds zal vanaf 2017 een slapend fonds worden, waardoor het effect op actieven minimaal zal zijn.



Slapers kunnen eveneens lagere pensioenuitkeringen verwachten. Zij hebben echter ook nog tijd om hierop te anticiperen. Tevens bouwt een slaper mogelijk in een andere pensioenregeling nog (geïndexeerd) pensioen op.



Gepensioneerden verliezen direct koopkracht.

Effectiviteit maatregel op herstel De effectiviteit van de maatregel is afhankelijk van de financiële positie. Als de financiële positie goed is, is de impact groot, bij een slechte financiële positie wordt er al weinig tot geen indexatie gegeven, waardoor de effectiviteit ook laag Is. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van het pensioenresultaat te zien. Hierbij is als uitgangspunt het herstelsjabloon (en de daar gegeven indexaties) genomen.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 57 | 64

Uit bovenstaande grafiek blijkt dat, indien de toeslagen worden verleend zoals opgenomen in het dekkingsgraadsjabloon van het herstelplan 2015, de koopkracht (waardevast pensioen) ultimo 2026 gelijk is aan 91%. Als het pensioenresultaat wordt uitgedrukt in termen van welvaartsvastheid (voor actieven is dit de loonindex en niet-actieven prijsindex) daalt het pensioenresultaat licht naar 88%. Indien wordt uitgegaan van de veronderstelling dat er na 2014 gedurende de gehele periode van het herstelplan geen verdere toeslagen worden verleend, daalt de koopkracht naar 87%.

6.2.2

Aanpassen beleggingsbeleid

Het beleggingsbeleid is beschreven in hoofdstuk 5 van de ABTN. Het bestuur overweegt het aanpassen van het beleggingsbeleid alleen indien de situatie op de financiële markten en de economische vooruitzichten dermate gewijzigd zijn dat aanpassing van het beleid op dat terrein noodzakelijk is. Voor een dergelijke wijziging van het beleggingsbeleid zal een uit te voeren ALM-studie doorgaans als basis dienen.

6.2.3

Premie verhogen

De financiering van de pensioenregeling geschiedt door middel van een jaarlijkse storting van (risico)koopsommen, zodanig dat de pensioenaanspraken steeds tijdsevenredig (actuarieel) zijn afgefinancierd. De premie wordt gebaseerd op een gedempte rente. De gedempte rente is gelijk aan het vijfjaargemiddelde. Deelnemers betalen een eigen bijdrage van maximaal 5% van de pensioengrondslag. Indien het fonds in een tekortsituatie terecht komt zal het bestuur in overleg met de werkgever bekijken in hoeverre er aanvullende premie nodig is om te voldoen aan de wettelijke eisen. Indien het fonds in een dekkingstekort terecht komt zal het bestuur in overleg treden met de werkgever over de eventuele extra te betalen premie. Voorts kan het bestuur in overleg treden met de werkgever met de intentie om de uitvoeringsovereenkomst aan te passen. Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt 

Werkgever



Actieve deelnemers

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 58 | 64

Effectiviteit maatregel op herstel: Gegeven dat het fonds binnen afzienbare tijd zal verder gaan als slapend fonds, zullen er geen actieven deelnemers meer. Hierdoor zal de effectiviteit van deze maatregel laag zijn. Het premie-instrument is de enige maatregel waarbij ook de werkgever aan het herstel van het pensioenfonds bijdraagt (in de vorm van een premieverhoging). De premie moet wettelijk gezien kostendekkend zijn.

6.2.4

Versoberen van de regeling

De regeling kan worden versoberd tijdens een crisisperiode. Het pensioenfonds onderscheidt de volgende belangrijkste twee mogelijkheden: 

Verlaging opbouwpercentage (incidenteel, danwel structureel);



Verhoging van de pensioenleeftijd.

Deze paragraaf beschrijft de twee meest waarschijnlijke mogelijkheden om de regeling te versoberen.

6.2.4.1 Verlaging opbouwpercentage Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen bedraagt 2,00% van de pensioengrondslag. Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks vastgestelde pensioengrondslagen, vermenigvuldigd met het opbouwpercentage. Incidenteel De Pensioenwet stelt in artikel 128 dat de premie in enig jaar kostendekkend dient te zijn. Daarnaast dient de premie, in geval sprake is van een dekkingstekort, bij te dragen aan het herstel. De premie wordt zodanig vastgesteld dat per definitie sprake is van kostendekkendheid (bij een gedempte rente ter grootte van het vijfjaargemiddelde). Indien de marktrente evenwel lager is dan de gedempte rente, draagt de premie mogelijk niet voldoende bij aan het herstel. Indien hiervoor niet wordt gecompenseerd door middel van een extra premiestorting, zal mogelijk worden gekort op de pensioenopbouw in het betreffende kalenderjaar. Dit is een incidentele verlaging van de pensioenopbouw. Niet te verwarren met een structurele verlaging van het opbouwpercentage, waarbij de pensioentoezegging wijzigt. Structureel Het staat het bestuur vrij om te bekijken in hoeverre het opbouwpercentage structureel kan worden verlaagd. De werkgever is evenwel gehouden aan de gestelde grenzen binnen de CAO. Bij een lager opbouwpercentage in combinatie met een gelijkblijvende premie ontstaat een besparing in de toekomst. Daarmee wordt de herstelkracht van het fonds vergroot. Groep die door deze maatregel wordt geraakt: De actieve deelnemers worden door deze maatregel geraakt. Effectiviteit maatregel op herstel: Gegeven dat het fonds binnen afzienbare tijd verder zal gaan als slapend fonds, zullen er geen actieven deelnemers meer. Hierdoor zal de effectiviteit van deze maatregel laag zijn

6.2.4.2 Verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd De Tweede Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel verhogen AOW- en pensioenleeftijd. Daarmee staat vast dat de AOW-leeftijd in 2019 wordt verhoogd naar 66 jaar en in 2023 naar 67 jaar. De fiscale pensioenrichtleeftijd voor de aanvullende pensioenen gaat in één stap naar 67 jaar in 2014.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 59 | 64

Als de reeds opgebouwde aanspraken ongemoeid blijven, zal de pensioenleeftijd langzaam omhoog schuiven. Dat heeft op korte termijn slechts een zeer gering effect op de financiële positie. De effectiviteit wordt fors groter wanneer de verhoging van de pensioenleeftijd ook geldt voor de al opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten (invaren). Dit lijkt vooralsnog evenwel niet erg waarschijnlijk. Groep die door deze maatregel wordt geraakt: De actieve deelnemers worden door deze maatregel geraakt. Effectiviteit maatregel op herstel: Laag, als de werkgever en de ondernemingsraad besluiten de opbouw uit te spreiden over de langere tijd en dientengevolge de premie aan te passen. De effectiviteit kan vergroot worden als de verhoging van de pensioenleeftijd ook geldt voor de al opgebouwde rechten (invaren). Er is dan eigenlijk ook sprake van het korten van pensioenaanspraken en rechten. Ook slapers worden dan geraakt door deze maatregel. Daarnaast geldt dat het fonds binnen afzienbare tijd verder zal gaan als slapend fonds, en er dus geen actieven deelnemers meer zullen zijn.

6.2.5 Pensioenaanspraken en pensioenrechten korten Het pensioenfonds kan de aanspraken en rechten uitsluitend korten als het niet mogelijk is om binnen de hersteltermijn uit een tekortsituatie te komen en als alle andere maatregelen zijn ingezet om het herstel te bespoedigen. Het korten van de aanspraken en uitkeringen is dus een uiterste noodmaatregel en kan alleen ingezet worden om het benodigde herstel te bereiken. Het is mogelijk om verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen. Onderscheid kan gemaakt worden naar pensioensoorten en stakeholders. Bij differentiatie van de kortingspercentages nemen de groepen een verschillend deel van de technische voorziening voor hun rekening. De verdeling van de technische voorziening naar (oud-)deelnemers was per 1 januari 2014 gelijk aan: 

Actieve deelnemers

22%



Slapers

36%



Gepensioneerden

42%

Dit betekent bijvoorbeeld dat iedereen korten met 5% hetzelfde effect heeft op de financiële positie als actieve deelnemers korten met 4% en de slapers en gepensioneerden met 5,3%. Evenwichtige belangenafweging De aanspraken en rechten worden in voorkomende gevallen met hetzelfde percentage gekort (besluitvorming na advies van het verantwoordingsorgaan) De kortingsmaatregel is geen reguliere sturingsmaatregel maar geldt als ultimum remedium. Deze maatregel vloeit voort uit art. 134 van de Pensioenwet. Korting vindt dus slechts plaats nadat alle andere sturingsmiddelen zijn ingezet (met uitzondering van het beleggingsbeleid). Korting heeft substantieel effect op de verbetering van de (beleids)dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit middel staat ter beschikking aan het bestuur. Meer dan bij andere in te zetten maatregelen moet bij deze maatregel uiteraard rekening worden gehouden met onrust en emoties. Formele condities voor de kortingsmaatregel Als er sprake is van een tekortsituatie kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen indien het fonds niet in staat is binnen de maximale hersteltermijn te herstellen tot de vereiste dekkingsgraad zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om de tekortsituatie op te lossen.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 60 | 64

Ook indien de beleids- en actuele dekkingsgraad zich vijf achtereenvolgende jaren onafgebroken onder de minimaal vereiste dekkingsgraad bevinden, kan het fonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten direct te verminderen om de actuele dekkingsgraad direct te herstellen tot de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt 

Actieve deelnemers



Slapers en



Gepensioneerden

Effectiviteit maatregel op herstel: De effectiviteit van de maatregel is groot. Het directe effect op de dekkingsgraad uit deze maatregel is in procenten nagenoeg gelijk aan het percentage waarmee de pensioenaanspraken en -rechten worden gekort. Onderstaande tabel toont globaal de impact op de dekkingsgraad bij verschillende eenmalige kortingspercentages.

Korting van de pensioenaanspraken en-rechten

kortingspercentage

Verhoging dekkingsgraad na 1 jaar Verhoging dekkingsgraad na 5 jaar Verhoging dekkingsgraad op einde horizon

7

1%

3%

5%

7%

+ 1,1%

+ 3,4%

+ 5,9%

+ 8,4%

+ 1,4%

+ 4,4%

+ 7,1%

+ 9,9%

+ 2,2%

+ 6,8%

+ 10,9%

+ 15,2%

Selectie en prioritering

In hoofdstuk 5 is een inventarisatie gemaakt van de mogelijke maatregelen in geval van een crisissituatie. Het bestuur heeft op basis van deze inventarisatie een lijst van maatregelen gevormd die denkbaar en haalbaar zijn om in te zetten voor het pensioenfonds. Evenwichtige belangenafweging is het belangrijkste uitgangspunt bij de besluitvorming over de te selecteren crisismaatregelen. Het bestuur beoordeelt een mogelijke maatregel op: 

Eigen merites,



In relatie tot de herstelkracht en



In relatie tot andere maatregelen.

De in hoofdstuk 3 gedefinieerde crisissituaties houden sterk verband met elkaar. De financiële crisissituaties volgen elkaar immers op bij een verder dalende dekkingsgraad. Er is in feite sprake van een zich verergerende financiële crisis. Qua prioritering neemt het bestuur de maatregelen in de volgorde waarin de geselecteerde maatregelen zijn opgenomen in dit hoofdstuk.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 61 | 64

Alvorens over te gaan tot de tenuitvoerlegging van onderstaande maatregelen, vraagt het bestuur advies aan het verantwoordingsorgaan en wel op een zodanig tijdstip dat het tijdig afgegeven advies geacht kan worden redelijkerwijze van invloed te zijn op de besluitvorming van het bestuur.

7.1

Het pensioenfonds komt in een tekort (beleidsdekkingsgraad lager dan VEV)

In geval de beleidsdekkingsgraad daalt tot onder het niveau van het vereist eigen vermogen, is sprake van een tekort. Het bestuur kiest ervoor om in eerste instantie het indexatie-instrument in te zetten om te herstellen. Omdat het pensioenfonds heeft gekozen voor een maximaal en toekomstbestendig indexatiebeleid, wordt er bij een mindere financiële positie ook minder indexatie verleend. Indien sprake is van een tekort en het pensioenfonds op basis van toekomst bestendig indexeren naar verwachting binnen de hersteltermijn weer herstelt, zijn verder géén aanvullende maatregelen benodigd.

7.2

Het lukt niet meer om binnen de hersteltermijn uit het tekort te geraken

Op het moment dat sprake is van een tekort en indien het fonds bij toepassing van toekomstbestendig indexeren niet binnen de hersteltermijn volledig herstelt, zal de mogelijkheid van een extra premiestorting worden onderzocht (raadpleging sociale partners). Indien de premie niet langer structureel kostendekkend blijkt, zal het opbouwpercentage worden verlaagd, zodanig dat de premie weer kostendekkend is. Als deze maatregelen niet voldoende herstelkracht blijken op te leveren en hierdoor de beleidsdekkingsgraad na afloop van de hersteltermijn nog onder het vereist eigen vermogen blijft, zal het bestuur een voorwaardelijke korting toepassen op de pensioenaanspraken en pensioenrechten. Deze korting zal uitgesmeerd worden over 10 jaar

7.3

Het lukt niet meer om binnen 5 jaar uit het dekkingstekort te geraken

Als de genomen maatregelen niet voldoende blijken te zijn en hierdoor de beleidsdekkingsgraad vijf jaar achtereen onder de minimaal vereiste dekkingsgraad blijft en de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar ook onder de minimaal vereiste dekkingsgraad is, dan is het bestuur – conform het nFTK – verplicht om een onvoorwaardelijke korting toe te passen op aanspraken en pensioenrechten. De korting vindt zodanig plaats dat de actuele dekkingsgraad in het vijfde jaar gelijk is aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. De onvoorwaardelijke korting dient direct in de boeken genomen te worden, maar kan uitgesmeerd worden over maximaal 10 jaar. In de hoogte van het kortingspercentage zal het bestuur rekening houden met de belangen van de slapers, gepensioneerden en actieve deelnemers. De volgende tabel geeft een overzicht van de maatregelen per crisissituatie en na selectie.

Financiële crisis 

Tekort

Maatregel 

verlagen toeslagen

effectiviteit

bevoegd

afhankelijk van de

Bestuur

financiële positie 



Tekort en onvoldoende herstel

Dekkingstekort na 5 jaar



géén toeslagen



bijstorten werkgever



versoberen regeling



géén toeslagen



bijstorten werkgever



versoberen regeling



korten pensioenen

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

Afh. fin.positie

Bestuur

gering

Werkgever

gering

Werkgever en OR

Afh. fin. positie

Bestuur

gering

Werkgever

gering

Werkgever en OR

groot

Bestuur

pagina 62 | 64

8

Communicatie

Het is van groot belang dat de belanghebbenden op een volledige, tijdige en duidelijke wijze worden geïnformeerd over het financieel crisisplan en de maatregelen die daarin zijn opgenomen. In dit verband wordt onder belanghebbenden verstaan: 

deelnemers,



slapers



pensioengerechtigden,



werkgever



vakorganisaties



DNB.

De communicatie betreft twee onderdelen: 

Ten eerste de communicatie van het financieel crisisplan, voordat zich een financiële crisis heeft voorgedaan;



Ten tweede de communicatie, indien een financiële crisis zich voordoet.

Communicatie voordat een financiële crisis zich voordoet Binnen het bestaande communicatiebeleid wordt aandacht besteed aan het financiële crisisplan. Vervolgens zal jaarlijks na evaluatie van het plan de eventuele wijzigingen onder de aandacht van belanghebbenden worden gebracht. Het plan wordt na eventuele herziening ingediend bij DNB. Communicatie indien een financiële crisis zich voordoet Tijdens een financiële crisis zal het bestuur alle communicatie middelen gebruiken om belanghebbenden op de hoogte te stellen van de te nemen maatregelen. Persoonlijke communicatie De deelnemers, slapers en pensioengerechtigden worden middels een persoonlijk brief of nieuwsbulletin over de aard van de financiële crisis en eventuele kortingsmaatregelen geïnformeerd. Communicatie met werkgever en ondernemingsraad Voorafgaande aan de communicatie met deelnemers worden de werkgever en de ondernemingsraad op de hoogte gesteld van de aard van de financiële crisis en de maatregelen die het bestuur heeft genomen om de gevolgen van de financiële crisis te beperken. Communicatie met verantwoordingsorgaan Voorafgaande aan de communicatie met deelnemers, slapers en pensioengerechtigden wordt het verantwoordingsorgaan op de hoogte gesteld van de aard van de financiële crisis en de maatregelen die het bestuur heeft genomen om de gevolgen van de financiële crisis te beperken. Communicatie met DNB Voordat een bericht op de website wordt geplaatst, zal DNB op de hoogte gesteld worden van een ontstane financiële crisis. Communicatie met de pers De woordvoerder van het fonds onderhoud contact met de pers over een ontstane financiële crisis. Hierbij wordt vooraf binnen het bestuur bepaald welke gegevens eventueel naar buiten gebracht kunnen worden.

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 63 | 64

9

Besluitvorming & actualisering

Dit financieel crisisplan is op 20 september 2012 vastgesteld door het bestuur, waarna het plan voor het laatst in juni 2015 is herzien. Het financieel crisisplan wordt jaarlijks getoetst en eventueel aangepast op basis van de actuele omstandigheden. Het plan is als bijlage in de ABTN opgenomen

ABTN Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

pagina 64 | 64

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF