Di. 4.10.16 Taalboek Maak de oefenbladen in mandje groep 6

January 9, 2018 | Author: Anonymous | Category: Arts & Humanities, Schrijven, Spelling
Share Embed Donate


Short Description

Download Di. 4.10.16 Taalboek Maak de oefenbladen in mandje groep 6...

Description

Planning Thema 1 “Op heterdaad betrapt” Week 1-4

Rood – Doe je op school!

Di. 20.09.16

Algemeen Spelling Taalboek

Lezen Di. 27.09.16

Taalboek

Di. 4.10.16

Taalboek

Di 11.10.16

Taalboek

Groep 6 (Grund)

Zwart – Is huiswerk voor volgende week!

Hoe werken we aankomend jaar, werkwijze op school, planning etc. Instapdictee Les 1 +10 (blz. 4/5 + 14/15) - Lees het themaverhaal 1 “op heterdaad betrapt”. Schrijf de woorden die je niet kent op een “geeltje” en plak op de woordmuur! Schrijf een kort verhaal over jouw zomervakantie 2016! Lezen is belangrijk! Wat gaan we doen m.b.t. lezen.

Les 2 (blz. 6) - Kijk naar de tekening en oefen samen Les 13 (blz. 18) - Zoek het juiste woord en schrijf deze op Spelling Lees de spellingswoorden in bijlage 1 met woorden eindigend op ng/cht Indien je een woord niet kent, schrijf je deze op een “geeltje” Oefen met picolo en/of varia wat klaar ligt! Maak de oefenbladen in mandje groep 6 Maak les 1 + 2 op blz. 2 + 3 Oefen thuis op Bloon.nl en Taal.Oefenen.nl Woordenschat Thema 1 “kopen” – Leer de woorden van les 1 t/m 3 Lees de woordbladen van les 1 t/m 3 (zie bijlagen) In tweetallen plak je de woorden op de juiste poster. Vervolgens met de groep nakijken. Zijn er woorden bij die je niet kent? Maak les 1 t/m 3 op blz. 2 t/m 5 Maak de oefenbladen in mandje groep 6 Les 3 (blz. 7) - Herken zelfstandige nw + werkwoorden en schrijf deze op Les 4 blz. 8) - Maak van elke zin een vraag. Let op persoonsvorm! Spelling Lees de spellingswoorden in bijlage 2 met ij/ei-woorden Indien je woorden niet kent, schrijf je deze op een “geeltje” Oefen met piccolo en/of varia + oefenbladen in mandje groep 6 Maak les 3 + 4 op blz. 4 + 5 Oefen op Bloon.nl en Taal. Oefenen.nl Woordenschat Thema 1 “kopen” – Leer de woorden van les 4 t/m 6 Lees de woordbladen van les 4 t/m 6 (zie bijlagen) + plak de woorden op de juiste poster. Kijk na! Zijn er woorden die je niet kent? Maak les 4 t/m 6 op blz. 6 t/m 9 Maak de oefenbladen in mandje groep 6 Les 7 (blz. 11) - Maak tegengestelde zinnen Les 9 (blz. 13)- Zoek het juiste werkwoord Maak de taaltoets Spelling Signaaldictee thema 1 Woordenschat Herhaling van alle woorden d.m.v. het spel hints Begrijpend lezen Uitleg taak 1. Lezen met juf en de vragen doornemen. Maak taak 1

Taal Actief spelling - Thema 1 - Groep 6 Bijlage 1: categorie 9a/woorden met -ng behandeling belangstelling belasting beloning gering handeling indeling instelling invoering mededeling onlangs oorsprong opbrengst overgang samenhang toegang voorganger vooruitgang categorie 13b: woorden met cht achtergrond echter geslacht inlichting inrichting onrecht onverwacht overzicht plechtig rechterhand rechtop richting slechts terecht toezicht verplichting vluchteling vruchtbaar zichtbaar

Bijlag 2: categorie 14a: woorden met ei aanleiding allebei allerlei arbeider eigenaar eindeloos feit overeind scheiding uiteindelijk categorie 14b: woorden met ij belangrijk beschrijving bevrijding bijdrage bijeenkomst bijvoorbeeld blijkbaar dichterbij nabij praktijk stijging tegelijk tijdelijk

Bijlagen woordenschat Les 1

De industrie

De aanhanger

Een wagen of kar die achter een auto kan worden gehangen.

aantreffen

Ergens komen en daar iets of iemand vinden.

afleveren

Iets ergens brengen.

allergrootst

Het grootst van allemaal.

De delfstof

Een stof die uit de grond wordt gehaald om er iets van te maken.

De fabriekshal

Een grote ruimte in een fabriek, in een bedrijf waar met machines producten worden gemaakt.

Het industrieterrein

Een plaats waar veel fabrieken bij elkaar staan.

overnemen

Iets aanpakken, zodat de ander het los kan laten, of verdergaan met het werk van een ander, zodat die op kan houden.

De voorraad

De spullen die bewaard worden om ze later te gebruiken en er iets van te maken of om ze later te verkopen.

Les 2

Fietsen maken. bazig

De baas spelen, laten zien dat je de baas bent.

De inrichting

Op een bepaalde manier de spullen neergezet. In een werkplaats om er handig te kunnen werken.

De kostprijs

Het geld dat je heb moeten betalen om iets te maken of te kopen bij de fabriek.

Een lesje leren

Iemand laten begrijpen dat hij dit niet meer op die manier moet doen.

opbergen

Opruimen, je stopt het in een kast.

De pin

Een klein metalen of houten staafje waarmee je iets vast maakt.

plaatsen

Iets ergens neer neerzetten of neerleggen. Je geeft het een plaats.

De werkplaats

Ruimte waar dingen worden gemaakt. In een werkplaats ligt gereedschap en staan soms machines.

De winst

Als je iets verkoopt voor meer geld dan jezelf betaald hebt.

Les 3

Werk zoeken. Als volgt

Zo.

amper

Bijna niet, nauwelijks.

De baan

Het werk.

De belasting

Een gedeelte van je salaris dat je aan de regering geeft.

eromheen

Van alle kanten bekijken, langs lopen.

De informatiebalie

Een toonbank of een tafel waar je informatie krijgt.

overhandigen

Geven.

Het salaris

Het loon. Het geld dat je verdient met werken.

Les 4

De Giga

Het aanbod

Laten zien wat er te koop is.

bederven

Rotten of schimmelen. Je kunt het niet meer eten.

beschikbaar

Je kunt het hebben of gebruiken.

bezorgen

Ergens naar toe brengen. Afleveren.

De concurrentie

Twee bedrijven die dezelfde spullen verkopen proberen de klanten te trekken door het steeds goedkoper te maken.

Het onderhoud

Voor iets zorgen, zodat het goed blijft.

De reclamefolder

Een blaadje met reclame. Iemand maakt reclame met de bedoeling dat anderen de producten kopen.

De showroom

Een ruimte waar dingen worden tentoongesteld.

Les 5

Bijzondere mode.

aandragen

Ideeën naar voren brengen.

aangenaam

Prettig, plezierig.

aangeraden

Vertellen wat een ander het beste kan doen.

beeldig

Prachtig, schattig.

De collectie

De verzameling.

enig

Heel leuk, erg mooi.

Kan ik u helpen

Kan ik iets voor u doen, of wie kan ik helpen?

De keuze

Als je kiest maak je een keuze. Je zoekt iets uit twee of meer dingen of mensen.

Les 6

Garage Jansen.

Het aanplakbiljet

Een vel papier, met informatie of reclame, dat op muren of ramen wordt geplakt. Affiche of poster.

afdrukken

Printen, of kopiëren.

Als het ware

Waar je het mee kunt vergelijken, alsof.

De kwaliteit

De waarde van spullen. Gaat niet snel kapot.

De merknaam

De naam die een fabrikant geeft aan de producten die hij maakt.

overbrengen

Iets of iemand naar een andere plaats brengen.

De service

De klanten worden goed geholpen.

De slagzin

Korte, mooi bedachte zin waarmee reclame gemaakt wordt.

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF