Nota gelijke behandeling mannen en vrouwen

January 8, 2018 | Author: Anonymous | Category: Sociale wetenschappen, Politicologie, Public Administration
Share Embed Donate


Short Description

Download Nota gelijke behandeling mannen en vrouwen...

Description

81/09 Nota gelijke behandeling mannen en vrouwen

Ql? ID ^'""SIZR

Economische Raad

Nota gelijke behandeling mannen en vrouwen

Nota gelijke behandeling mannen en vrouwen, uitgebracht aan de ministers van Justitie, van Sociale Zaken, van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, van Onderwijs en Wetenschappen, en van Binnenlandse Zaken Publikatie nr. 9 - 19 juni 1981

SUi

SociMiEconomische Raad

ISBN 90-6587-004-0

Inhoudsopgave

1. Inleiding

5

2. Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen 2.1. Inhoud van de wet 7 2.2. Opmerkingen over de wetgeving 9 3. Inhoud geven aan het beginsel van de wet

7

12

4. Vooiiichting en taalgebruik 1 4 4 . 1 . Algemene voorlichting 14 4.2. Beroepsgerichte voorlichting 15 4.3. Taalgebruik 16 5. Voorllchtingscampagne rond de wet 18 5.1. De gehouden campagne 18 5.2. Richtlijnen voor het opstellen van advertenties 6. Consequenties voor het arbeidsbureau 6.1. Voorlichting 21 6.2. Registratie 21 6.3. Statistiek 22

21

7. Toegestaan en verborgen onderscheid 7.1. Toegestaan onderscheid 2 4 7.2. Verborgen onderscheid 26

24

18

8. Verschlllen in arbeidsvoorwaarden 28 8.1. Opmerking vooraf 28 8.2. Vastleggen van afspraken 2 8 8.3. Bestaande verschillen 28 8.4. Pensioenen en VUT-regelingen 29 9. Aanknopingspunten voor het sociale ondememingsbelejd 9.1. Inleiding 31 9.2. Intentieverklaring en voorlichting 31 9.3. In kaart brengen van knelpunten 32 9.4. Het treffen van regelingen 33 9.5. Overige aandachtspunten 3 4 10. Taak van de ondememingsraad 11. Zetfstandigen

31

35

37

12. Conclusies en aanbevelingen

39

Bijiagen I Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (1 maart 1980) II EEG-Richtlijn van 9 februari 1976

I. Inleiding

Op 9 februari 1976 heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen een richtlijn betreffende de tenuitvoerlegging van het beginse! van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding, de promotiekansen en de arbeidsvoorwaarden uitgegeven. In Nederland is met het in werking treden van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (1 maart 1980, Staatsblad nr, 86) 1) en de W e t gelijke behandeling van mannen en vrouwen in burgerlijke openbare dienst (2 juli 1980 Staatsblad nr. 384) uitvoering gegeven aan deze richtlijn. De laatstgenoemde wet zaI in deze nota buiten beschouwing blijven. Ook wordt niet ingegaan op de EEG-richtlijn van 19 december 1978 betreffende de geieidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid 2). Deze richtlijn is van toepassing op: a. wettelijke regeling die bescherming bieden tegen eventualiteiten als ziekte, invaliditeit, ouderdom, arbeidsongevallen en beroepsziekten, werkloosheid, alsmede op b. bijzondere regelingen, voor zover deze een aanvulling vormen op of in de plaats komen van de sub a. genoemde regelingen.

1j De tekst van de wet en de richtlijn . zijn a/s bi/'lage I en 2 toegevoegd. 2) Zie het SER-advies met betrekking tot het ontwerp van een EEG-richtlijn inzake de gelijke behandeling van mannen en vmuwen op het gebied van de sociale zekerheid, 21 oktober 1977.

In 1984 dient een en ander geeffectueerd te worden in de nationale wetgevingen van de EEG-landen. Gelijke behandeling betreft zowel de premiekant als de kant van de aanspraken. De EEG-richtlijn van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers komt slechts zijdelings ter sprake. De onderhavige nota is bedoeld als praktische handreiking voor degenen die met de consequenties van de inwerkingtreding van de wet te maken hebben. De Sociaal-Economische Raad richt zich in de eerste plaats tot werkgevers en werknemers. Daarnaast komen ook meer in het bijzonder voor de overheid van beiang zijnde punten aan de orde. De nota draagt niet zozeer een analyserend, maar meer een infonmatief karakter. Zij bevat suggesties voor het nader inhoud geven aan het met de wet beoogde doel, waar mogelijk geTllustreerd met voorbeelden uit de praktijk. Ook wordt een aantal knelpunten gesignaleerd. Aangezien het hier om een Europese richtlijn gaat wordt op verschillende plaatsen verwezen near hetgeen zich in andere landen op dit terrein voordoet. In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op de wet van 1 maart 1980. Voordat in de hoofdstukken 4 1/m 11 een aantal ondenwerpen verder uitgewerkt wordt, wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet op weike wijze volgens de Raad inhoud gegeven zou kunnen worden aan het beginsel van de w e t Hoofdstuk 12 geeft een samenvatting van de conclusies en aanbevelingen. De nota is voorbereid door de Commissie Vrouw en Arbeid. Ten tijde van de voltooiing van de ontwerp-nota was de commissie samengesteld uit: mw.drs. N. Schoemaker (voorzitter), mw.mr. C.J.P.

Boekhout, mw.mr. D.E. de Bruijn, C.N.IVI. Commandeur, mw.drs. H.I.E. Dijkhuis-Potgieser, drs. R.P. Haveman, P. Hazenbosch, mw.drs. LIVl. van Hoogstraten-van Embden Andres, drs. H.J.A. van de Kamp, drs. J. Leder, mw.mr. Y.M. Peter-Odenthal, mw. K. Roozemond, mw.mr. E. Schwager, drs. J.J. Siegers, mw. E. ter Veld en drs. LB.E. Vonk. Als ministeriele vertegenwoordigers waren bij de opstelling van het advies betrokken: drs. T. Breimer (Economische Zaken), mw.drs. J. Brink (Sociale Zaken), drs. W.AJ. Kerpel (Economische Zaken), Ir. ir. F.G. Melles (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk) en mw. R. van Zutphen (Onderwijs en Wetenschappen). Het secretariaat werd gevormd door mw. M. van den Brandeler en dr.ir. AJ.M. van Miltenburg. De notulen werden verzorgd door . mw.drs. LA van Rossum du Chattel en drs. F.J.J. Rood. Tijdens de voorbereiding van de nota is een mutatie opgetreden. De commissie hecht eraan ook de medewerking te vermelden van het vroegere lid mw. Ch.G.H. de Rljk. De Raad heeft de nota behandeld en vastgesteld in zijn vergadering van 19junl 1981.

2. De Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen

2.1. Inhoud van de wet Algemeen Uitgangspunt van de wet is de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot en het meedoen aan het arbeidsproces, zodat iedere vorm van discriminatie op grand van geslacht, hetzij direct of indirect door verwijzing naar de echtelijke staat of de gezinssituatie uitgesloten is. De wet verbiedt de werkgever om bij het aangaan en de beeindiging van een arbeidsovereenkomst en in de arbeidsvoon/vaarden verschil te maken tussen mannen en vrouwen. Ook bij de uitoefening van het vrije beroep mag geen onderscheid worden gemaakt. Hetzelfde geldt bij het aanbieden van vacatures, zoals in advertenties, voor sollicitatieprocedures, beroepskeuzevoorlichting, beroepsonderwijs, om-, her- en bijscholingscursussen, promotiekansen alsook mogelijkheden tot ontplooiing binnen het vrije beroep. Zowel direct als indirect verschil maken is verboden Onder direct of onmiddellijk verschil wordt verstaan een onderscheid dat rechtstreeks te maken heeft met iemands geslacht. Een vrouw wordt omdat zij vrouw is onder overigens gelijke omstandigheden' anders behandeld dan een man en omgekeerd. Onder indirect of middelijk onderscheid verstaat de wet een onderscheid dat wordt gemaakt door venwijzing naar een hoedanigheid die op zichzelf geen verband houdt met iemands manof vrouwzijn, maar die in de praktijk met name op personen van een bepaald geslacht van toepassing is. De wet noemt als voorbeeld ven^/ijzing naar de echtelijke staat of naar de gezinsomstandigheden (zie artikel 1). Onder het laatste valt bijvoorbeeld verwijzing naar het zijn van kostwinner of niet-kostwinner. De wet staat dus niet toe dat onderscheid wordt gemaakt tussen vrouwen en mannen door venwijzing naar de echtelijke staat. Dat wil echter niet zeggen dat in geen enkele situatie onderscheid mag worden gemaakt tussen gehuwden en ongehuwden. De wet richt zich op discriminatie tussen vrouwen en mannen bij de arbeid, niet op de situatie van gehuwden of ongehuwden in haar totaliteit In bepaalde gevallen is onderscheid maken wel geoorloofd •

Geslacht is bepalend voor de functie

In het algemeen is het maken van onderscheid wel toegestaan in die gevallen waarin het man- of vrouwzijn noodzakelijkerwijs de functie bepaalt (zie artikelen 1, 2, 3, 4). De strekking van de Europese richtlijn en ook van de wet is echter dat dit niet te snel mag worden aangenomen.



Opheffing van feitelijke ongelijkheden

Onderscheld dat gemaakt wordt cm personen van een bepaald geslacht in een bevoon-echte positie te plaatsen met de bedoeling feitelijke ongelijkheden op te heffen, is eveneens toegestaan (zie artikelen 1 en 5). •

Bescherming van de vrouw

Voor de werkgever geldt dat het verbod van onderscheid tussen mannen en vrauwen niet van toepassing is als het gaat om bepalingen die ten doel hebben de vrouw te beschermen, met name in geval van zwangerschap of moederschap (zie artikel 1). • Overgangsmaatregel De werkgever mag werknemers die op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet in de leeftijdsgroep van 18 t/m 22 jaar vielen op grond van 'kostwinnerschap' of 'gehuwd' zijn alleen dan een hoger loon of vakantietoeslag blijven geven dan leeftijdsgenoten Indien: - dit in een al van kracht zijnde cao of collectleve regeling vastgelegd was of — dit berust op een op dat moment reeds bestaande individuele arbeidsovereenkomst. Deze overgangsregeling is neergelegd in artikel 7 van de wet en blijft van kracht tot maart 1984. Commissie geiijke befiandeling van mannen en vrouwen Een ieder die meent dat er in haar of zijn nadeel onderscheid is gemaakt dat door de wet verboden is, kan zich wenden tot een speciale commissie, de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid 1) (zie artikel 6, lid 1). Dit is dezelfde commissie die al bevoegd was voor zaken die verband houden met de Wet gelijk loon voor mannen en vrouwen. Die commissie is met het oog op de ruimere werkingssfeer van de nieuwe wet uitgebreid met andere deskundigen (zie artikel 6, lid 5). Als een verzoek binnenkomt, stelt de commissie een onderzoek in. Haar zienswijze brengt zij vervolgens ter kennis van de verzoeker en van degene die het gewraakte onderscheid zou hebben gemaakt. Ook zij die willen weten of zij door hun handelwijze in strijd komen met de wet, kunnen de Commissie gelijke behandeling om advies vragen (zie artikel 6, lid 1). Beroep op de reciiter

/.; Hetadres van de commissie is Muzenstraat 30, 2511 vw Den Haag.

Als men een klacht heeft, is men niet verplicht zich eerst tot de Commissie gelijke behandeling te wenden. Mensen kunnen eveneens rechtstreeks naar de (burgerlijke) rechter gaan als zij menen dat in hun nadeel een verboden onderscheid is gemaakt. De rechter kan dan een bindende uitspraak tussen partijen doen. Wei is het van belang dat ook de rechter het oordeel van deze commissie kan vragen. De wet biedt daartoe de mogelijkheid. Hetzelfde geldt voor andere instanties die moeten beslissen in een geschil over een al dan niet verboden onderscheid. Deze werkwijze wijkt af van de procedure die bij de Wet gelijk loon gevolgd moet worden. Bij klachten op grond van de laatstgenoemde wet moet altijd eerst de commissie worden geraadpleegd. 8

Als in een advertentie of bij een sollicitatieprocedure een verboden onderscheid tussen mannen en vrouwen wordt gemaakt, kan een vordering bij de rechter tot naleving van het verbod worden ingesteld door organisaties die de belangen behartigen waar het hier cm gaat Te denl
View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF