Rechtspositie huishoudelijk werkers - Visie FNV

January 8, 2018 | Author: Anonymous | Category: Sociale wetenschappen, Recht, Labor Law
Share Embed Donate


Short Description

Download Rechtspositie huishoudelijk werkers - Visie FNV...

Description

Omslag Visie soc.Partners_Opmaak 1 12/20/13 10:00 AM Pagina 1

RECHTSPOSITIE HUISHOUDELIJK WERKERS VISIE FNV-OSB EN DE RATIFICATIE VAN ILO-VERDRAG 189

www.fnv.nl

VISIEDOCUMENT VAN 18 DECEMBER 2013

Omslag Visie soc.Partners_Opmaak 1 12/20/13 10:00 AM Pagina 2

SAMENSTELLING FNV-OSB WERKGROEP HUISHOUDELIJK WERK AbvaKabo FNV (Wim van der Hoorn, Jessica van Ruitenburg) Eva Cremers, arbeidsrechtjurist en zelfstandig onderzoeker te Leiden FNV (Catelene Passchier, Els Bos) FNV Bondgenoten (Jet Linssen, Chris de Visser) Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB), (Jan Kersten) Sarah van Walsum, hoogleraar migratierecht en familiebanden VU Amsterdam

COLOFON Uitgave Stichting FNV pers Productie FNV Marketing en Communicatie Eindredactie FNV Bondgenoten Vormgeving BTM Opmaak Paula Aelberts

INHOUD INLEIDING EN SAMENVATTING

2

HOOFDSTUK 1

4

RECHTSPOSITIE HUISHOUDELIJK WERKERS IN NEDERLAND ANNO 2013

HOOFDSTUK 2

12

RECHTSPOSITIE HUISHOUDELIJK WERKERS IN HET BUITENLAND

HOOFDSTUK 3

14

BETER GEREGELD: CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

BIJLAGE I

17

DOORREKENINGEN DIVERSE OPLOSSINGSVARIANTEN

BIJLAGE II

26

HOE IS HUISHOUDELIJK WERK IN HET BUITENLAND GEREGELD?

BIJLAGE III QUESTIONNAIRE OVER HUISHOUDELIJKE DIENSTVERLENING EN THUISZORG IN ANDERE EU LANDEN VRAGENLIJST

32 32 36

1

INLEIDING EN SAMENVATTING Met het oog op de ratificatie van ILO-verdrag 189 door Nederland en de wens om de rechtspositie van huishoudelijk werkers in Nederland te verbeteren, is vanuit de FNV in november 2012 de FNV-OSB Werkgroep Huishoudelijke Werk ingesteld (verder genoemd als de werkgroep). Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de FNV, Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB) en extern deskundigen. De werkgroep heeft als doel een concrete bijdrage te leveren aan verbetering van de regelgeving en de organisatie van huishoudelijke en persoonlijke dienstverlening in Nederland. Met de instelling van deze werkgroep bouwen FNV en OSB voort op tal van activiteiten die in de afgelopen jaren in gang zijn gezet zijn om de positie van huishoudelijk werkers te verbeteren. Deze activiteiten hebben ondermeer geresulteerd in een toenemende aandacht vanuit de politiek om alternatieven te ontwikkelen voor de Regeling Dienstverlening aan huis. De instelling van de Commissie Dienstverlening aan huis (Commissie Kalsbeek) door het huidige kabinet in mei 2013 is hieruit voortgekomen. De Werkgroep Huishoudelijk Werk heeft vanaf november 2012 onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden voor het verbeteren van de positie van huishoudelijk werkers, hun werkgevers en de praktische uitvoering van verbeterde regelgeving. In dit Visiedocument doet de werkgroep hiervan verslag en worden conclusies getrokken over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder ratificatie van ILO-verdrag 189 door Nederland mogelijk is. In Hoofdstuk 1 is de huidige rechtspositie van huishoudelijk werkers in Nederland uiteengezet. Dat betekent dat de consequenties van de Regeling Dienstverlening aan Huis voor verschillende groepen werknemers is toegelicht. De betekenis van deze regeling is bezien in de verhouding tot diverse internationale verplichtingen en de kritiek van internationale toezichthoudende instanties op deze positie. Voorts zijn ontwikkelingen besproken die relevant zijn voor de markt voor de huishoudelijke dienstverlening en voor een herziening van de regelgeving die thans van toepassing is op de personen die daar werkzaam zijn. Dit deel is afgesloten met een weergave van het huidige werknemer- en werkgeverschap in de huishoudelijke dienstverlening. Daar zijn praktische problemen gesignaleerd die in het kader van een nieuwe regeling om een oplossing vragen, waaronder vragen rond de uitvoering van de sociale zekerheid. Ook gaat de aandacht uit naar verbetering van de mogelijkheden voor collectieve belangenbehartiging. Hoofdstuk 2 gaat in op de rechtspositie van huishoudelijk werkers in het buitenland. Vanuit de werkgroep is de positie van huishoudelijk werkers in het buitenland onderzocht aan de hand van een literatuurstudie. Daarnaast is een uitgebreide vragenlijst over huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg uitgezet bij informanten van meerdere EU-lidstaten. In hoofdstuk 2 wordt kort verslag gedaan van de resultaten van deze beide onderzoeken. De onderzoeksverslagen zijn als bijlage bij dit visiedocument opgenomen. De resultaten van de literatuurstudie zijn voor de werkgroep het vertrekpunt geweest bij het verstrekken van de opdracht aan SEOR om varianten van regelingen voor huishoudelijk werk door te rekenen. De resultaten van het onderzoek naar huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg in andere EU-lidstaten via de vragenlijsten waren veel later bekend en konden niet in de opdracht aan SEOR worden betrokken. De bevindingen dienen binnen dit document vooral als extra achtergrondinformatie en maken nieuwe trends zichtbaar. In mei 2013 heeft de werkgroep een opdracht verstrekt aan SEOR (Erasmus Universiteit Rotterdam) om een aantal varianten van regelingen voor huishoudelijke dienstverlening door te rekenen. Dit als alternatief voor de Regeling Dienstverlening aan Huis. Onderzoekers van SEOR hebben kansen en mogelijkheden van een dienstencheque, een fiscale

2

regeling en duale varianten verkend en doorgerekend. Dit onderzoek is begeleid door leden van de werkgroep. Deze begeleidingsgroep heeft de voor het rapport noodzakelijke input geleverd over de rechtspositie van de verschillende soorten werknemers die huishoudelijk werk verrichten. Die informatie betrof de positie van alfahulpen, pgb-zorgverleners en de particuliere huishoudelijke hulpen en de betekenis van de Regeling Dienstverlening aan Huis voor deze werknemers. Deze sociaalrechtelijke informatie is door de onderzoekers verwerkt in het rapport. Het SEOR-rapport bevat tevens belangrijke informatie over de sterke en zwakke punten van het Belgische systeem van de dienstencheque en van het Zweedse systeem dat voorziet in fiscale aftrek voor de afnemers van huishoudelijke diensten. De mogelijkheden van de beide systemen zijn vervolgens onderzocht en doorgerekend voor de Nederlandse markt van de huishoudelijke en persoonlijke dienstverlening. Hetzelfde is gebeurd met duale varianten, waarbij dienstencheque en fiscale aftrek worden gecombineerd. Verschillende effecten van de te onderscheiden varianten zijn in het rapport geanalyseerd en de baten en lasten voor de overheid zijn daarbij betrokken. Op bijeenkomsten van de Werkgroep Huishoudelijk Werk met de onderzoekers van SEOR zijn de tussentijdse onderzoeksrapportages doorgesproken. Daarbij is veel aandacht besteed aan de consequenties voor de te onderscheiden groepen huishoudelijk werkers. Aldus zijn de belangrijkste conclusies uit het SEOR-rapport getrokken in samenspraak tussen leden van de werkgroep en de onderzoekers. In bijlage 1 is de samenvatting van het rapport ‘Doorrekening varianten huishoudelijk werk’ integraal weergegeven omdat hiermee een goed inzicht wordt verschaft van de onderzoeksresultaten en daarmee van mogelijke alternatieven voor de Regeling Dienstverlening aan Huis. In Hoofdstuk 3 trekt de Werkgroep Huishoudelijk Werk conclusies met het oog op de ratificatie van ILO-verdrag 189 door Nederland, voor de daarvoor noodzakelijke verbetering van de positie van huishoudelijk werkers en hun werkgevers en voor de praktische uitvoering van verbeterde regelgeving. Ook benoemt de werkgroep in dit hoofdstuk de randvoorwaarden voor verbetering van de regelgeving en de uitvoering daarvan in de Nederlandse situatie.

3

HOOFDSTUK 1

RECHTSPOSITIE HUISHOUDELIJK WERKERS IN NEDERLAND ANNO 2013 In Nederland werken naar schatting 150.000 huishoudelijk werkers en daarnaast nog 80.000 alfahulpen, 50.000 pgbzorgverleners en 10.000 gastouders onder de Regeling Dienstverlening aan Huis.1 Sinds 2007 kent Nederland deze regeling voor het bepalen van de rechtspositie van werknemers die bij een particuliere werkgever aan huis werken. De Regeling Dienstverlening aan Huis bestaat uit een aantal bepalingen uit het arbeidsrecht, het sociale zekerheidsrecht en de fiscale wetgeving die huishoudelijk werkers in een uitzonderingspositie plaatsen. De regeling is van toepassing op personen die hooguit drie dagen per week bij dezelfde particulier werken. Voor 2007 gold een vrijwel gelijke regeling voor werknemers die op hooguit twee dagen per week bij dezelfde particulier aan huis werkzaam waren. In 2012 onderzocht de FNV of de Regeling Dienstverlening aan Huis wordt nageleefd. Ongeveer 40% van de particuliere huishoudens betaalt en behandelt de huishoudelijk werker naar eigen zeggen volgens de regels en 60% doet dat niet, of gedeeltelijk.2 Medewerkers in de thuiszorg vallen ook onder deze regeling als zij niet in loondienst zijn bij een thuiszorginstelling. Alfahulpen zijn hiervan het bekendste voorbeeld. Gemeenten besteden de thuiszorg aan, zorginstellingen bieden de zorg voor een bepaald bedrag en na aanbesteding blijkt dat de zorg niet volgens de eerder geldende, reguliere arbeidsvoorwaarden geleverd kan worden. De thuiszorgmedewerkers worden dan lager ingeschaald of ze kunnen hun werk houden als ze uit dienst gaan en zich vervolgens als alfahulp opnieuw melden. Alfahulpen vallen onder dezelfde regeling als huishoudelijk werkers. Alfahulpen worden geacht in dienst te zijn van de zorgvrager en daarom wordt de Regeling Dienstverlening aan Huis op hen toegepast. Hierbij past wel de kanttekening dat herhaaldelijk de vraag opkomt of hier geen sprake is van een schijnconstructie. Thuiszorginstellingen (of andere bemiddelingsinstanties) vervullen doorgaans zo veel werkgeverstaken dat zij en niet de zorgvrager moeten worden aangemerkt als werkgever. Inmiddels is in hoger beroep arrest gewezen. Uit het arrest blijkt dat in deze kwestie sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de alfahulp en de thuiszorginstelling, en dus niet tussen de alfahulp en de cliënt. In het arrest werd er tevens op gewezen dat de Regeling Dienstverlening aan huis slechts bedoeld is voor een afspraak tussen een alfahulp/huishoudelijk werker en een particulier. En dus niet voor afspraken waar een thuiszorginstelling of bemiddelingsbureau tussen zit.3 Verder zijn er nog de pgb-zorgverleners, een categorie werkers die betaald wordt vanuit een persoonsgebonden budget (pgb). Ook zij vallen voor wat hun rechtspositie betreft onder de Regeling Dienstverlening aan Huis als zij hooguit drie dagen bij een particuliere werkgever in huis werken. Dat kan eveneens gelden voor gastouders, alhoewel zij het gastouderschap doorgaans aan eigen huis vervullen.

Regeling dienstveRlening aan huis De regelgeving is bedoeld voor wie werk aan huis wil laten verrichten en daarvoor iemand voor hooguit drie dagen per week inschakelt. De particulier is de werkgever en tussen deze werkgever en de huishoudelijk werker bestaat een arbeidsovereenkomst.

1

2

3

4

Het gaat om schattingen. Deze raming van het aantal huishoudelijk werkers is gebaseerd op gegevens van de Loonwijzer in combinatie met CBS-cijfers over de beroepsbevolking (Schimmenspel, uitgave van FNV Bondgenoten in samenwerking met ABVAKABO FNV, oktober 2012, p. 18); de ramingen van de aantallen pgb-zorgverleners en gastouders zijn in juni 2011 genoemd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstukken II 2010/11, 29 544, nr. 334, p. 12); de minister schatte het aantal alfahulpen op 60.000 en in Schimmenspel (p. 36) is het aantal op 80.000 geschat. Positie huishoudelijke hulp en alphahulp, regelgeving huishoudelijke hulp, Onderzoek naar de bekendheid met de regelgeving, de naleving hiervan en intentie daartoe, uitgevoerd door bureau ADV MR in opdracht van de FNV, FNV September 2012, p.4. http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2013:8304&keyword=alphahulp.

De werkgever moet ten minste het minimumloon betalen, bij ziekte hoeft de werkgever slechts zes weken loon te betalen en de huishoudelijk werkers hebben recht op vier weken doorbetaalde vakantie. Als de particuliere werkgever zelf op vakantie is, dan hoort het loon gewoon doorbetaald te worden. In de regelgeving wordt de huishoudelijk werker in een uitzonderingspositie geplaatst. Er geldt geen uitkering bij werkloosheid, geen uitkering in geval van ziekte die langer duurt dan zes weken en er is geen enkel vangnet als er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Ontslag is mogelijk zonder vergunning van het UWV. De huishoudelijk werker heeft ook geen recht op de inkomensaankelijke werkgeversbijdrage voor de Zorgverzekeringswet en kan evenmin aanspraak maken op een pensioenvoorziening. De particuliere werkgever heeft niet de plicht loonbelasting in te houden en doet geen aangifte bij de Belastingdienst. De werknemer is wel verplicht aangifte te doen van de inkomsten. De werknemer heeft de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren voor de werknemersverzekeringen maar draagt daarvan alle kosten en heeft ook alle administratieve verplichtingen. Van deze mogelijkheid wordt bijna geen gebruik gemaakt. Toepassing van de Regeling Dienstverlening aan Huis betekent voor de huishoudelijk werkers minder rechtsbescherming. Voor de particuliere werkgever betekent de regeling daarentegen dat de hulp goedkoper kan worden ingeschakeld en met weinig administratieve lasten. De regeling heeft ook nadelen voor de particuliere werkgever, zo is er geen vervanging bij ziekte van de huishoudelijk werker. www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/arbeidsovereenkomst-en-cao/dienstverlening-aan-huis

Relatie met ilo-veRdRag 189 In 2011 stelde de ILO over de positie van huishoudelijk werkers Verdrag 189 vast. Ook Nederland stemde in. De tekst is te vinden via de link www.ilo.org/dyn/normlex/en/f?p=1000:12100:0::NO::P12100_ILO_CODE:C189 In het verdrag wordt aangedrongen op overleg door de lidstaten met sociale partners zodat de positie van huishoudelijk werkers goed in beeld kan worden gebracht, en overleg kan worden gevoerd over lacunes en mogelijke verbeteringen. Nederland was lange tijd niet genegen tot ratificatie. De kaarten lijken nu anders te liggen. Ter verbetering van de kwaliteit van de arbeid is de ratificatie van ILO-verdrag 189 en de verbetering van de positie van huishoudelijk werkers in december 2012 weer geagendeerd. Naast de verplichting om een goed overleg met sociale partners op te starten, spreekt het verdrag zich uit voor een rechtspositie die ook voor wat sociale zekerheid betreft, niet minder gunstig is dan die van andere werknemers – zie artikel 14 van het verdrag. Om deze reden kan al gesteld worden dat de Regeling Dienstverlening aan Huis voor huishoudelijk werkers discussie oproept. De uitsluiting van de werknemersverzekeringen is een beletsel om ILO-verdrag 189 te ratificeren. In juni 2013 bleken op zitting 102 van de ILO Conferentie tien lidstaten ILO-verdrag 189 te hebben geratificeerd. De volgende zeven lidstaten stonden al als zodanig geregistreerd bij de ILO: Uruguay, Philippijnen, Mauritius, Italië, Nicaragua, Paraguay en Bolivia en daarnaast was op dat moment het nationale ratificatieproces van Colombia, Duitsland en Zuid-Afrika afgerond en moest de registratie bij de ILO nog plaatsvinden. De EU-lidstaten België en Ierland bleken toen dicht tegen ratificatie aan te zitten. Ook andere staten waren bezig hun wetgeving zodanig aan te passen dat ratificatie mogelijk is. Inmiddels staat in september 2013 het aantal ratificaties op dertien omdat ook Guyana, Equador en de Dominicaanse Republiek het verdrag hebben geratificeerd. Voor nadere informatie kan worden verwezen naar de links: www.ituc-csi.org/ituc-s-12-by-12-campaign-keeps-up?lang=en www.ilo.org/ilc/ILCSessions/102/media-centre/news/WCMS_216315/lang--en/index.htm 5

Relatie met andeRe inteRnationale veRplichtingen De uitzonderingspositie van huishoudelijk werkers staat niet alleen onder druk van de verplichtingen die voortvloeien uit ILO-verdrag 189. Aan de orde is ook de vraag of de Regeling Dienstverlening aan Huis in strijd is met het recht van de Europese Unie. De regeling geldt in hoofdzaak voor vrouwelijke werknemers omdat de groep huishoudelijk werkers vooral uit vrouwen bestaat. Er is sprake van indirecte discriminatie omdat vooral vrouwen door de regeling worden getroffen. De EU-regelgeving staat indirecte discriminatie niet toe tenzij hiervoor een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat. In relevante literatuur is aangetoond dat de Regeling Dienstverlening aan Huis deze objectieve rechtvaardigingstoets niet doorstaat.4 Van overheidswege is veelvuldig beargumenteerd dat het inkomen uit huishoudelijk werk een bescheiden aanvulling is op een gezinsinkomen en dat werknemersbescherming daarom achterwege kan blijven. Dit argument komt voort uit een kostwinnersdenken en is zo evident discriminerend dat dit nooit als rechtvaardigingsgrond kan worden geaccepteerd. Bovendien wordt hiermee miskend dat steeds meer vrouwen financieel aankelijk zijn van het inkomen dat ze verdienen met dienstverlening aan huis. In aanvulling op de hier aangehaalde literatuur waarin is aangevoerd dat geen objectieve rechtvaardiging bestaat voor de uitsluiting van de socialezekerheidswetgeving, kan nog worden gewezen op het in november 2012 gewezen arrest Elbal Moreno van het Hof van Justitie van de EU (zaak C-385/11). In dit arrest heeft het Hof een Spaanse regeling getoetst aan richtlijn 79/7/EEG inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de wettelijke sociale zekerheid. De benadeling van deeltijdwerkers - hoofdzakelijk vrouwen - werd in strijd geacht met de richtlijn. Het argument van de Spaanse overheid dat met het stellen van extra eisen een doelstelling van sociaal beleid werd nagestreefd en dat de regeling daarom gerechtvaardigd zou zijn, werd door het Hof van de hand gewezen. Het Hof spreekt in dit arrest in het geheel niet over de ruime beoordelingsmarge die de lidstaten zou toekomen inzake het voeren van sociaal beleid. In arresten uit 1995 heeft het Hof dat wel gedaan en de Nederlandse overheid gebruikt die arresten herhaaldelijk als rechtvaardiging voor de uitsluiting van deeltijd huishoudelijk werkers van de sociale zekerheid. De redenering van het Hof in Elbal Moreno maakt extra duidelijk dat Nederland dit argument niet kan blijven gebruiken en dat de uitsluiting niet gerechtvaardigd is. Toezichthoudende organen bij andere internationale verdragen hebben zich kritisch uitgelaten over de regeling, omdat deze een specifieke groep werknemers uitsluit van cruciale werknemersvoorzieningen. Het betreft: • cedaw vanwege strijd met het vn-vrouwenverdrag In februari 2010 heeft CEDAW, Committee on the Elimination of All Forms of Discrimination Against Woman, Nederland ernstig gekapitteld over de slechte rechtsbescherming van het deeltijd huishoudelijk personeel. CEDAW heeft geconcludeerd dat Nederland op dit punt in strijd handelt met het VN-vrouwenverdrag en heeft dringend aanbevolen het deeltijd huishoudelijk en verzorgend personeel volledige rechtsbescherming toe te kennen.5 • het esocul comité Het Comité voor Economische en Sociale Rechten dat toezicht houdt op de naleving van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (Esocul) heeft zich op 19 november 2010 uitgesproken over de uitzonderingspositie van het deeltijd huishoudelijk en verzorgend personeel. In het rapport over de naleving van het 4

5

6

Leontine Bijleveld & Eva Cremers, ‘Een baan als alle andere?! De rechtspositie van deeltijd huishoudelijk personeel’, Leiden: Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann 2010 (www.vrouwenrecht.nl), p. 158 - 181; E. Cremers-Hartman, ‘De (deeltijd) huishoudelijk werker en de particuliere zorgverlener’, in: A.R. Houweling, G.W. van der Voet (red.), Bijzondere Arbeidsverhoudingen, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2012, p. 571-579. CEDAW 2010, Concluding Comments of the Committeee on the Elimination of Discrimination against Women: Netherlands, Concluding comments nr. 38 en 39 (CEDAW/C/NLD/CO/5).

verdrag door Nederland geeft het Comité onder punt 17 aan bezorgd te zijn dat deze werknemers niet dezelfde bescherming genieten als ander personeel. Het Comité roept Nederland daarom op betere juridische of andere maatregelen te nemen om de rechten en uitkeringen voor huishoudelijk personeel gelijk te stellen aan die van ander personeel, vooral met betrekking tot de sociale verzekeringen.6 • ilo vanwege het verdrag 175 inzake deeltijdwerk ILO-verdrag 175 betreffende deeltijdwerk heeft de gelijke behandeling van deeltijders ten opzichte van voltijders bij de toegang tot de arbeidsmarkt, de arbeidsvoorwaarden en de sociale zekerheid als uitgangspunt. Het verdrag bevat instructies voor tal van concrete rechten die de lidstaten in een wettelijke regeling moeten opnemen. Artikel 3 van ILO-verdrag 175 maakt het mogelijk om bijzondere categorieën van werknemers geheel of gedeeltelijk uit te sluiten van de werkingssfeer van het verdrag. Dit onder de voorwaarde dat de toepassing van het verdrag tot bijzondere problemen van wezenlijke aard zou kunnen leiden. Voorwaarde is ook dat een lidstaat hierover de betrokken representatieve organisaties heeft geraadpleegd. Nederland heeft van deze bepaling gebruik gemaakt door bij de ratificatie in 2001 een voorbehoud te maken ten aanzien van het deeltijd huishoudelijk personeel dat bij een particulier werkzaam is. FNV en CNV hebben destijds hun bezwaren uitgesproken omdat de uitsluiting juridisch discutabel zou zijn. Tijdens de parlementaire behandeling van de Regeling Dienstverlening aan Huis zijn de verplichtingen die voortvloeien uit ILO-verdrag 175 niet aan de orde geweest, terwijl de regeling een uitbreiding betekende van de groep die wordt uitgesloten van de toepassing van het verdrag. In het kader van de tweede regeringsrapportage over de toepassing van verdrag 175 aan het Committee of Experts van de ILO in 2008 heeft de FNV kritiek geuit op de uitbreiding van de uitgesloten groep werknemers.7 Dit is niet onopgemerkt gebleven. In 2010 heeft het CEARC, Committee of Experts on the Application of Conventions and Recommendations, Nederland om opheldering gevraagd over de Regeling Dienstverlening aan Huis en verzocht ‘(…) to describe the particular problems of a substantial nature that the Application of the Convention to this category of workers would have raised.’ 8 Andere internationale ontwikkelingen Op 31 mei 2013 vond de conferentie ‘Promoting Integration of migrant domestic workers in Europe’ plaats, georganiseerd door ETUC, EESC en ILO.9 Op de conferentie is een onderzoek gepresenteerd naar de positie van migrant domestic workers in België, Italië, Frankrijk en Spanje dat in opdracht van genoemde organisaties is uitgevoerd. Voorafgaand aan de presentaties van de vier deelonderzoeken, hield Béatrice Ouin (EESC) Marco Cilento (ETUC) en Manuela Tomei (ILO) een inleiding. Het feit dat de vraag naar thuiszorg en hulp in de huishouding ondanks de crisis groot is en blijft, werd benadrukt en tevens is gerefereerd aan de structurele vraag, door heel de EU, naar de arbeid van migranten in deze sector. Ouin benadrukte dat de EU deze sector wil formaliseren om de betrokken werknemers te verzekeren van voldoende inkomen, betere loopbaanmogelijkheden en sociale bescherming en meer kans op politieke participatie. Het jaar 2014 is binnen de EU het jaar van de combinatie zorg en arbeid en in dat verband zullen thuiszorg en huishoudelijke dienstverlening en de profes-sionalisering hiervan op de agenda staan. Ouin en Tomei benadrukten beiden het belang van regulering van migranten-arbeid. Cilento noemde als voordelen van een betere regulering dat meer banen in de formele sfeer leidt tot meer belastinggelden, dat een goed aanbod aan huishoudelijke dienstverlening kan leiden tot een hogere productiviteit van (hoog opgeleide) vrouwenarbeid en dat meer reguliere werkgelegenheid in de thuiszorg ook betere zorg betekent. Ook was aan de orde dat er geen strikt onderscheid valt te maken tussen huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg. 6 7 8

9

E/C.12/NDL/CO/4-5. Zie voor deze achtergrondinformatie: ‘Een baan als alle andere?!’, p. 151-153. International Labour Organisation (ILO), 99 th Session, 2010, Report of the Committee of Experts on the Application of Conventions and Recommendations, Report III (Part 1 A) General Report and observations concerning particular countries, p. 646. Sarah van Walsum, lid van de Werkgroep Huishoudelijk Werk, heeft aan deze conferentie deel genomen en hiervan verslag gedaan.

7

schijnzelfstandigheid Vanuit het werknemersperspectief kan de Regeling Dienstverlening aan Huis uit het oogpunt van rechtvaardigheid om meerdere redenen ter discussie worden gesteld. Huishoudelijk werkers, alfahulpen en pgb-zorgverleners worden soms voorgesteld als zzp’ ers danwel wordt ervoor gepleit ze als zodanig te beschouwen. Daarbij speelt mee dat ze doorgaans voor verschillende particulieren werken en daarom wordt wel gesuggereerd dat het hun keuze is om dit als zelfstandige (zzp’er) te doen. Bij het beantwoorden van de vraag of daadwerkelijk sprake is van zzp’ ers moet rekening worden gehouden met het verschijnsel schijnzelfstandigheid. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de werkgever de betrokken werknemer niet op de loonlijst kan of wil plaatsen of als er geen gereguleerd werkgeverschap voor deze groep werkers bestaat. Van zelfstandig ondernemerschap en dus zzp’ er schap kan echter alleen sprake zijn als een werkende hiervoor werkelijk uit vrije wil kiest. Huishoudelijk werkers, klussers, alfahulpen en pgb-zorgverleners kiezen in veel gevallen niet voor de rechtpositie die uit de toepassing van de Regeling Dienstverlening aan Huis voortvloeit en ze kiezen in veel gevallen evenmin voor een positie als zelfstandige. Hun inkomens- en concurrentiepositie maken het voorts niet mogelijk om zelf de ontbrekende sociale voorzieningen en pensioenregeling te financieren.

de maRkt ontwikkelt zich en behoeft nieuwe Regelgeving De toenemende aantallen particuliere huishoudelijk werkers, alfahulpen, pgb-zorgverleners én de decentralisatie van wat voorheen rijkstaken waren, vragen om een volwassen benadering van wat een nieuwe markt in ontwikkeling is: die van het huishoudelijk werk en ten dele ook die van de persoonlijke verzorging aan huis. Werkgevers- en werknemersorganisaties willen graag in overleg met de overheid om na te gaan hoe die volwassen benadering er uit kan zien. Daarmee voldoen zij aan wat ILO-verdrag 189 vraagt: de noodzakelijke sociale dialoog. Helder is tegelijkertijd ook dat nieuwe regelgeving niet kan worden ingevoerd tenzij de Regeling Dienstverlening aan Huis wordt ingetrokken. Werkgeverschap uitoefenen zonder te voorzien in reguliere sociale voorzieningen is té aantrekkelijk. Nieuwe regelgeving zou daar aan een einde moeten maken en zo tegemoet komen aan een andere vereiste van ILOverdrag 189: sociale zekerheid die niet minder gunstig is dan die van andere werkers.

migReRende huishoudelijk weRkeRs Vooral in de Randstad is in toenemende mate sprake van huishoudelijk werkers die al jaren lang werk verzetten zonder te beschikken over de juiste verblijfsdocumenten. Zij maken het voor veel hoogopgeleide Nederlanders mogelijk om fulltime te werken en tegelijkertijd kinderen te krijgen; de was wordt gedaan en gestreken en men komt thuis in een schoon huis. Deze werkgroep kiest ervoor om als eerste stap de sociaal-economische positie van huishoudelijk werkers in het algemeen te agenderen en beter geregeld te krijgen. Helder is tegelijkertijd dat de bijdrage van ongedocumenteerde huishoudelijk werkers niet ontkend kan worden en hun verblijfsstatus niet buiten beeld kan blijven. Bovendien zal een nieuwe regeling moeilijk kunnen slagen als een belangrijk deel van de huishoudelijk werkers veroordeeld blijft tot de schaduweconomie en daarmee tot het informele circuit. De Werkgroep Huishoudelijk Werk is van mening dat een verdere verbetering van de rechtspositie van de ongedocumenteerde huishoudelijk werkers een noodzakelijke vervolgstap moet zijn.

8

de politieke Realiteit begin 2013 Wmo en AWBZ in Regeerakkoord In het Regeerakkoord wordt in totaal voor vijf miljard euro bezuinigd op de zorg. De AWBZ in de huidige vorm houdt op te bestaan en wordt vervangen door een soort romp-AWBZ. De AWBZ-functies begeleiding en persoonlijke verzorging (ondersteunende zorg aan huis) worden vanaf 2015 gedecentraliseerd naar de gemeenten en worden daarmee toegevoegd aan de Wmo. Denk bijvoorbeeld aan hulp bij aan- en uitkleden en haren wassen. Dit gaat gepaard met een bezuiniging van € 1,6 miljard (dat is 25% van het huidige budget). Naar schatting gaat dit circa 58.000 werkers aan. Cliënten komen bovendien in het vervolg alleen nog in aanmerking voor huishoudelijke hulp via de gemeente als ze een laag inkomen hebben. Gemeenten hebben grote twijfels of het resterende budget na de bezuiniging toereikend is voor de aanspraken op gemeentelijke Wmo-voorzieningen. Zorgverzekeraars gaan vanaf 2015 de medische zorg uitvoeren: verpleging en langdurige geestelijke gezondheidszorg. De zwaardere zorg voor ouderen en gehandicapten in instel-lingen blijft binnen de AWBZ. Dit is de zorg waartegen mensen zichzelf niet kunnen verzekeren. Deze cliënten gaan wel een hogere eigen bijdrage betalen. Het recht op huishoudelijke zorg uit de Wmo wordt vanaf 2014 inkomensaankelijk gemaakt voor nieuwe cliënten en vanaf 2015 ook voor bestaande cliënten. Het budget wordt gekort met € 1,2 miljard (dat is 75% van het huidige budget). De resterende 25% van het huidige budget (dus ongeveer € 400 miljoen) behouden de gemeenten voor een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. Verder stelt het kabinet vanaf 2017 € 100 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van alfahulpen. Dienstverlening aan huis In de brief van minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma (ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid) aan de Tweede Kamer d.d. 19 december 2012 betreffende het overleg tussen het Kabinet en de Stichting van de Arbeid wordt kort gesproken over de dienstverlening aan huis: “De huishoudelijk werkers vallen nu onder de regeling Dienstverlening aan huis, waarmee de rechtspositie verschilt van die van andere werknemers. Indien het aangenomen ILO-verdrag 189 inzake ‘decent work for domestic workers’ zou worden geratificeerd, zouden aan huishoudelijk werkers meer rechten moeten worden toegekend. Ratificatie heeft niet alleen gevolg voor de rechtspositie van huishoudelijk werkers, maar ook voor de loonkosten en de werkgeversverplichtingen.” Vervolgens heeft minister Asscher in mei 2013 de Commissie Dienstverlening aan huis ingesteld om zich te laten adviseren over de mogelijkheden tot ratificatie van ILO-verdrag 189.10 Inzet schoonmaakbranche Door de bezuinigingen op de huishoudelijk hulp zullen naar verwachting een groot aantal werkers niet langer onder de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg vallen; zij worden toegevoegd aan de particuliere huishoudelijk hulpsector. Dat kan leiden tot een ‘vlucht’ in het zwarte circuit dan wel in het reguliere domein van de Regeling Dienstverlening aan Huis (met alle nadelige rechtspositionele consequenties van dien). Om deze (ook politiek) ongewenste ontwikkeling te voorkomen moet worden ingezet op regulering van de zorg en hulp in en rondom het huis. Daartoe zal de huidige Regeling Dienstverlening aan Huis moeten worden vervangen door een goede en effectieve regeling die huishoudelijk werkers gewone werknemersrechten geeft. Het bedrijfsleven kan daar op inspringen gekoppeld aan toepassing van de CAO (schoonmaak, thuiszorg), waarmee een fatsoenlijk loon, arbeidsrechtelijke bescherming en volledige toegang tot de sociale zekerheid (inclusief pensioenopbouw) kan worden gegarandeerd.

10

Kamerstukken II 2012/13, 29 544, nr. 425 (brief van 19 december 2012) en nr. 448 (instelling Commissie Dienstverlening aan huis).

9

Door bedrijven de mogelijkheid te bieden om de verwachte groeiende particuliere vraag te bedienen kan nieuwe werkgelegenheid worden gecreëerd aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd wordt daarmee de mogelijkheid gegeven aan deeltijders om hun uren uit te breiden, waarmee ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt meer zekerheid (en minder flex) kan worden geboden. Normalisering arbeidsverhoudingen en sociaal akkoord Het in april 2013 gesloten sociaal akkoord gaat uit van een normalisering van de arbeidsverhoudingen. De normalisering van de positie van huishoudelijk werkers sluit aan bij de geest van dit akkoord. Hiermee kan tevens worden voorkomen dat een steeds groter wordende informele sector ontstaat. Minder bezuinigingen als gevolg van zorgakkoord Als gevolg van het zorgakkoord dat niet door Abvakabo FNV is ondertekend, zijn de in het regeerakkoord aangekondigde bezuinigingen gematigd en zullen minder huishoudelijk werkers uit de zorgsector worden ontslagen. Dat neemt niet weg dat nog steeds kan worden verwacht dat een groot aantal werkers niet langer onder de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg zullen vallen.

weRknemeRschap, weRkgeveRschap en uitvoeRing sociale zekeRheid Huishoudelijk werkers zijn vaak in meerdere particuliere huishoudens werkzaam. Dat geldt ook voor alfahulpen en pgbzorgverleners. De particuliere huishoudelijk werkers en de pgb-zorgverleners treden vaak rechtstreeks in dienst bij de particulier via een informeel circuit. Ook komt het voor dat een bemiddelingsbureau de partijen bij elkaar brengt. De particulier benadert het bemiddelingsbureau met het verzoek op zoek te gaan naar een geschikte werknemer. Ook kan de dienstverlening van het bemiddelingsbureau verder gaan en fungeert het bureau als formele werkgever. In een beperkt aantal gevallen zijn schoonmaakbedrijven actief op de markt van de persoonlijke dienstverlening. De werknemers treden in dat geval in dienst bij het bedrijf en niet bij de particulier bij wie ze werken. In dat geval kan de Regeling Dienstverlening aan Huis overigens niet worden toegepast en vallen de werknemers dus niet onder de uitzonderingspositie. De werknemers genieten dan de reguliere rechtsbescherming. Ze zijn echter niet vrij in hun keuze voor de particulier bij wie ze willen werken en verliezen hun autonomie op dat punt. Het bedrijf plaatst hen daar waar ze nodig zijn. Zodra een bemiddelingsbureau verder gaat dan bemiddeling alleen en als formeel werkgever fungeert, kan de Regeling Dienstverlening aan Huis ook niet meer worden toegepast. Het bureau heeft dan dezelfde positie als het hiervoor genoemde schoonmaakbedrijf. Overigens blijkt in de praktijk dat sommige bemiddelingsbureaus in strijd met deze wetgeving handelen door de Regeling Dienstverlening aan Huis wel toe te passen. Bij de alfahulpverlening zorgt een thuiszorginstelling voor de plaatsing van de alfahulp bij de particulier die de huishoudelijke hulp en zorg behoeft. Om de Regeling Dienstverlening aan Huis toe te kunnen passen, is de constructie nodig dat de alfahulp geacht wordt een arbeidsovereenkomst te hebben met de particuliere zorgvrager. De instelling fungeert officieel als bemiddelaar en voert een aantal formele werkgeverstaken zoals loonbetaling uit namens de particulier, althans op papier ‘namens’. De instelling voert ook andere taken uit zoals het verstrekken van een jaaropgave van de inkomsten aan de alfahulp, doen van opgave bij de Belastingdienst van de inkomsten van de alfahulp. In de laatste jaren hebben in plaats van thuiszorginstellingen ook andere bedrijven de aanbesteding van het huishoudelijk werk door de gemeenten binnen gehaald, bijvoorbeeld schoonmaakbedrijven. In zo’n geval fungeert dit bedrijf als de bemiddelaar. Bij de alfahulpverlening wordt vaak gesproken over een constructie: de alfahulp wordt geacht in dienst te zijn bij de particulier terwijl het zeer de vraag is of de particulier het materiële werkgeverschap überhaupt kan uitvoeren. Het begrip constructie wordt bepaald niet in positieve zin gebruikt. Bij de pgb-zorgverlening speelt het SVB Servicecentrum PGB een belangrijke rol bij het vervullen van de administratieve taken van de particuliere werkgever die over een persoonsgebonden budget beschikt. Die dienstverlening wordt de 10

budgethouder van overheidswege kosteloos aangeboden. Het SVB Servicecentrum PGB is opgezet om budgethouders op diverse manieren te ondersteunen bij de uitoefening van het werkgeverschap.11 In de praktijk van de persoonlijke dienstverlening treedt een particuliere huishoudelijk werkende dus vaak rechtstreeks in dienst bij de particuliere werkgever in wiens huis wordt gewerkt. De particuliere huishoudelijke werkende doet dit vaak zonder bemiddeling van een bureau, bedrijf of instelling. De werknemer werkt doorgaans voor meerdere particuliere werkgevers. Die particuliere werkgever heeft weinig administratieve taken omdat de Regeling Dienstverlening aan Huis veel wetgeving buiten toepassing laat; vooral van belang: geen inhouding loonbelasting en na zes weken ziekte van de werknemer geen werkgeversplichten jegens werknemer en UWV. Bij afschaffing van de Regeling Dienstverlening aan Huis moet onder andere de vraag worden beantwoord wie de administratieve werkgeverstaken kan en zal uitvoeren en wie de zorg moet dragen voor de naleving van werkgeversplichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Vragen die hierbij opkomen zijn: moeten de particuliere werkgevers dit gezamenlijk doen? Is het mogelijk om het UWV te belasten met de zorg voor zieke en arbeidsongeschikte werknemer zoals ook bij uitzendkrachten het geval is? Of: moet hiervoor een andere/nieuwe uitvoeringsorganisatie in het leven worden geroepen die bijvoorbeeld ook andere administratieve taken vervult? Kunnen thuiszorginstellingen en/of schoonmaakbedrijven hier een rol vervullen en/of het werkgeverschap volledig op zich nemen? Kan het SVB Service-centrum PGB hier een rol vervullen danwel als voorbeeld dienen? Bij afschaffing van de Regeling Dienstverlening aan Huis kan voor meerdere opties worden gekozen en voor de beantwoording van de juist genoemde vragen is dat van belang. Het is denkbaar dat bijvoorbeeld wordt gekozen voor twee naast elkaar functionerende systemen: een systeem van dienstencheques in combinatie met een systeem waarbij schoonmaakbedrijven en zorginstellingen worden gestimuleerd om de huishoudelijke en eventuele zorgtaken door werknemers in dienst van bedrijf /instelling te laten verrichten. Een systeem van dienstencheques past bij het thans fungerende informele circuit van het particuliere huishoudelijke werk waarbij geen sprake is van tussenkomst van een bedrijf, bureau of instelling. Werknemers en werkgevers houden een belangrijk deel van hun autonomie. De hiervoor gestelde vragen moeten tegen deze achtergrond worden bezien. Een systeem met de inzet van bedrijven of instellingen voor de uitvoering van de persoonlijke dienstverlening kan bijvoorbeeld nodig zijn in de situaties waarbij de particuliere hulp- en/of zorgvrager zelf het werkgeversgezag niet kan vervullen. Om ILO Verdrag 189 te kunnen ratificeren is het noodzakelijk om een antwoord te geven op deze praktische vragen. Daarbij is het van belang om te onderkennen dat het verdrag de onrechtvaardigheid om huishoudelijk werkers sociale zekerheidsrechten te onthouden fundamenteel ter discussie stelt. In de hoofdstukken III en IV van dit visiedocument worden de hier geformuleerde vragen betrokken.

collectieve belangenbehaRtiging Op de markt van de persoonlijke dienstverlening speelt de collectieve belangenbehartiging een heel bescheiden rol. Op de formele markt waar bedrijven en instellingen actief zijn, is in zekere mate sprake van collectieve belangenbehartiging. Alfahulpen en werknemers in dienst van thuiszorginstellingen zijn bijvoorbeeld georganiseerd bij AbvaKabo FNV. Op de informele markt is is een bijzonder lage organisatiegraad. Wel hebben migrant domestic workers zich de laatste jaren georganiseerd bij FNV Bondgenoten. Dat is een eerste aanzet voor collectieve belangenbehartiging. Een betere wettelijke regeling kan meer kansen bieden voor betere en noodzakelijke collectieve belangenbehartiging, waarin ook de particuliere huishoudens een rol kunnen vervullen. 11

Zie over de dienstverlening: www.svb.nl/pgb.

11

HOOFDSTUK 2

RECHTSPOSITIE HUISHOUDELIJK WERKERS IN HET BUITENLAND Vanuit de werkgroep is de positie van huishoudelijk werkers in het buitenland onderzocht aan de hand van een literatuurstudie. Daarnaast is een uitgebreide vragenlijst over huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg uitgezet bij informanten van meerdere EU-lidstaten. In dit hoofdstuk wordt kort verslag gedaan van de resultaten van deze beide onderzoeken. De uitgebreide onderzoeksverslagen zijn als bijlage I en II bij dit visiedocument opgenomen. De resultaten van de literatuurstudie zijn voor de werkgroep het vertrekpunt geweest bij het verstrekken van de opdracht aan SEOR om varianten van regelingen voor huishoudelijk werk door te rekenen. De resultaten van het onderzoek naar huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg in andere EU-lidstaten via de vragenlijsten waren veel later bekend en konden niet in de opdracht aan SEOR worden betrokken. De extra bevindingen bieden achtergrondinformatie en maken nieuwe trends zichtbaar waarmee in de toekomst rekening kan worden gehouden.

huishoudelijk weRk in het buitenland: dienstencheque en/of belastingaftRek In verschillende Europese landen zijn al systemen ontworpen om het werk in particuliere huishoudens te reguleren. Doel van de systemen is het huishoudelijk werk uit de informele sfeer te halen en de huishoudelijk werkers toegang tot de sociale zekerheid te bieden. Dat kost uiteraard geld. Daarom draagt in deze systemen de overheid bij, zodat de uurprijs van de huishoudelijk werker acceptabel blijft voor de particuliere opdrachtgever. In dit onderzoek is nagegaan welk systeem wordt gebruikt in België, Frankrijk, Griekenland, Oostenrijk, Zwitsers kanton Geneve, Zweden, Duitsland, Italië en Spanje. Daarbij is onderzocht wat de arbeidsrechtelijke positie is van de huishoudelijk werker, in hoeverre deze werknemer onder de werknemersverzekeringen valt en waar mogelijk is nagegaan of ook een cao van toepassing is en of sprake is van een pensioenvoorziening. De positie van migrant domestic workers (al dan niet gedocumenteerden) is aan de orde en tevens wordt summier aandacht geschonken aan de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. In grote lijnen zijn bij de lidstaten van de Europese Unie twee systemen te onderscheiden: een fiscaal systeem en een dienstencheque-systeem. Bij een fiscaal systeem zijn de kosten voor huishoudelijke dienstverlening tot een bepaalde grens aftrekbaar voor de particuliere opdrachtgever. De aftrek wordt verrekend bij de jaarlijkse belastingaangifte. Bij een dienstencheque-systeem schaft de particuliere opdrachtgever tegen een gesubsidieerd tarief een cheque aan, waarmee hij de werknemer betaalt voor de geleverde diensten. De huishoudelijk werker verzilvert deze cheque bij een daartoe gecertificeerd bedrijf. Beide modellen leiden tot een toenemende formalisering van huishoudelijk werk. De huishoudelijk werkers krijgen toegang tot de sociale zekerheid en de rechten en plichten van de particuliere opdrachtgever zijn geborgd. Het bekendste voorbeeld van de dienstencheque is het Belgische systeem. In ondermeer Zweden is gekozen voor belastingaftrek. In België en Zweden functioneren de systemen reeds jaren. Zowel de Zweedse als de Belgische oplossing kunnen bogen op succes. In Zweden werd aftrekbaarheid van kosten voor huishoudelijke dienstverlening in 2007 ingevoerd. De ‘witte werkster’ is daar nu de norm en volgens een evaluatie uit 2011 heeft de regeling 950 nieuwe bedrijven en 7.000 nieuwe banen opgeleverd. Daarmee is de schoonmaaksector één van de snelst groeiende sectoren van de Zweedse economie geworden. In België werden de cheques in 2004 ingevoerd; in 2011 werkten hiermee al meer dan 120.000 huishoudelijk werkers. Bij de keuze voor een Nederlandse oplossing kan goed gebruik worden gemaakt van de ervaringen die in beide landen zijn opgedaan. De Werkgroep Huishoudelijk Werk heeft daarom op basis van het Zweedse en het Belgische model de implicaties van een aantal varianten laten doorrekenen door SEOR. 12

questionnaiRe huishoudelijke dienstveRlening en thuiszoRg in andeRe eu-landen Om meer inzicht te krijgen in de situatie in andere EU landen, en in ontwikkelingen die daar gaande zijn, heeft de Werkgroep Huishoudelijk Werk een vragenlijst opgesteld in zowel het Engels als het Frans, en deze verstuurd aan contactpersonen in Zweden, Portugal, Oostenrijk, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Polen. Behalve de contactpersoon in Polen heeft iedereen gereageerd. Verder is dezelfde vragenlijst verstuurd naar vakbondsleden uit heel Europa die deel hebben genomen aan trainingen georganiseerd door de ILO over de positie van mensen werkzaam in de huishoudelijke dienstverlening. Deze tweede zending heeft reacties opgeleverd uit België en Bulgarije. De mensen die hebben gereageerd zijn academici die zich uitgebreid met migrant domestic workers bezighouden (Portugal, Oostenrijk, Duitsland), een jurist (Zweden) en vakbondsleden (Frankrijk, België, Bulgarije en Spanje). Op basis van de binnen gekomen reacties, valt te concluderen dat betaalde arbeid in particuliere huishoudens steeds minder als verlengstuk van onbetaalde reproductieve arbeid wordt beschouwd, en steeds meer als regulier betaald werk. Dit neemt echter niet weg dat de rechten van mensen werkzaam in de huishoudelijke dienstverlening of de thuiszorg nog steeds onder druk komen te staan. Soms komt dit omdat zij de status van zzp-er krijgen. Soms komt het omdat zij onder algemeen geldende regelingen voor kleine parttime banen vallen, waardoor zij alsnog worden uitgesloten van sociale zekerheid. Omdat gedeclareerd werken vaak voor betrokkenen onvoldoende voordelen oplevert, komt ongedeclareerd (zwart) werk in meerdere landen nog veel voor. Verder is een opmerkelijke ontwikkeling een toename in het aantal zzp’ers, met name uit Oost-Europese landen, die worden ingehuurd om vierentwintig uur per dag bij ouderen en gehandicapten in huis te verblijven, het huishouden draaiende te houden, gezelschap te bieden en (rudimentaire) zorg te bieden. Deze ontwikkeling wordt vooral gesignaleerd in Duitsland, Oostenrijk en Portugal. Een aantal landen heeft regelingen ingevoerd om ongedeclareerd werk in deze sector tegen te gaan. In het verslag wordt vooral ingegaan op de regelingen die gelden in Zweden, België en Frankrijk. Met name waar dergelijke regelingen reële financiële voordelen opleveren voor de betrokken huishoudens, lijken zij effect te hebben. Tegenover de kosten die hiermee zijn gemoeid, staan als voordelen dat zwart werk wordt bestreden, dat volwaardige werkgelegenheid wordt gecreëerd, en dat aan een voor alle betrokken partijen aanvaardbaar alternatief voor de nóg duurdere institutionele zorg kan worden gewerkt. Wat dit laatste punt betreft, valt op dat het overal moeilijk blijkt werkzaamheden verricht in het kader van thuiszorg strak te onderscheiden van ‘gewone’ huishoudelijke dienstverlening. Regelingen die de ene deelsector treffen, hebben gevolgen voor de andere, en andersom. Wil men inzetten op door de overheid gesubsidieerde goed geregelde thuiszorg als alternatief voor institutionele zorg, dan kan het zijn dat men daarbij de kosten van een gesubsidieerd aanbod aan huishoudelijke dienstverlening voor lief zal moeten nemen. Voor de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden van de werknemers lijkt het overigens niet van belang te zijn of zij direct door particulieren worden tewerkgesteld, of indirect via bemiddelingsbureaus, of juist door bedrijven die actief zijn in deze sector. Van meer belang is hoe de sector is georganiseerd, zowel van werkgevers- als van werknemerskant.

13

HOOFDSTUK 3

BETER GEREGELD: CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN conclusies van de weRkgRoep huishoudelijk weRk Het schrappen van de uitzonderingspositie van huishoudelijk werkers in de wet- en regelgeving is absoluut noodzakelijk voor de ratificatie van ILO-verdrag 189. Voor de Werkgroep Huishoudelijk Werk is dit een onontkoombare conclusie. Dat betekent het einde van de huidige Regeling Dienstverlening aan Huis. Huishoudelijk werkers krijgen dan de aanspraak op een volwaardige rechtspositie waartoe ILO-verdrag 189 verplicht. De toegang tot de werknemersverzekeringen behoort tot die aanspraak. In hoofdstuk 1 is uiteengezet dat naast ILO-verdrag 189 ook andere internationale verdragen tot een volwaardige rechtsbescherming verplichten. Nederland is hierop al ettelijk malen aangesproken door toezichthoudende instanties. Rechtvaardigheidsoverwegingen liggen ten grondslag aan ILO-verdrag 189 en de andere internationale verdragen. De werkgroep onderschrijft die overwegingen ten volle. De Regeling Dienstverlening aan Huis vindt in hoofdzaak toepassing bij geïndiceerde hulp (alfahulpen en pgb-zorgverleners) en het particuliere huishoudelijke werk. Het geïndiceerde huishoudelijke werk behoort voor een groot deel tot de formele markt. De alfahulpverlening vindt vooral plaats via bemiddeling van een thuiszorginstelling, waarbij de instelling bij de Belastingdienst aangifte doet van de inkomsten en een kassiersfunctie vervult door het loon te betalen aan de alfahulp. Alfahulpverlening vindt ook meer en meer plaats via de alfacheque. De pgb-zorgverlening is minder formeel omdat zorgvrager en huishoudelijk werker elkaar vaker vinden zonder tussenkomst van een bemiddelingsbureau. Het gewone particuliere huishoudelijke werk behoort grotendeels tot de informele markt. Dit is onzichtbaar voor de Belastingdienst als de huishoudelijk werker geen aangifte doet van de inkomsten. Als gevolg van decentralisatie van rijkstaken en van bezuinigen verschuift steeds meer huishoudelijk werk en zorg van de formele naar de informele markt en gaan huishoudelijk werkers en zorgverleners meer en meer onder de Regeling Dienstverlening aan Huis vallen. Los van de beoordeling van deze ontwikkeling is het noodzakelijk om alternatieven voor deze regeling te ontwikkelen die werknemers een volwaardige rechtsbescherming bieden, de groei van de informele markt stoppen en de informele markt verkleinen. De werkgroep is van oordeel dat de Regeling Dienstverlening aan Huis in ieder geval dient te worden geschrapt. Vervolgens is de vraag wat in plaats daarvan dient te gelden. Mede op basis van het SEOR rapport oordeelt de werkgroep dat er voor de verschillende groepen huishoudelijk werkenden naar aard en tempo verschillende oplossingsrichtingen kunnen worden gekozen. 1. Oplossing alfahulpen (zorggeïndiceerd en publiek gefinancierd) Voor alfahulpen is er momenteel een goed alternatief, nl. in loondienst onder de cao in de sector. Gemeenten en instellingen misbruiken de Regeling Dienstverlening aan huis uit financiele overwegingen. Op deze wijze worden groepen medewerkers voor hetzelfde werk, zorggeïndiceerd en gefinancierd, volstrekst verschillend behandeld. Feitelijk is hier sprake van een schijnconstructie, die zeer ongewenst is. De wetgever kwam in 2010 tot dezelfde conclusie: de zogenoemde wet Bussemaker moest hieraan een einde maken. Sindsdien hebben gemeenten en instellingen echter weer een gat in deze wet gevonden: het aantal alfahulpen is in kort tijd fors gegroeid. Dit gat moet zo spoedig mogelijke worden gedicht. Sommige gemeenten werken voor de alfahulpverlening al met een alfacheque. Dit is volgens de werkgroep geen goed alternatief. De alfacheque maakt gebruik van de regels uit de Regeling Dienstverlening aan Huis en stimuleert juist dat meer en meer thuiszorgmedewerkers voor hetzelfde werk een verminderde rechtspositie krijgen. 2. Huishoudelijk werkenden in particuliere dienst Met de huidige uitsluiting van huishoudelijke werkers van de reguliere rechtsbescherming bevindt Nederland zich binnen

14

Europa in een uitzonderingspositie. In verschillende EU-lidstaten zijn systemen ontworpen om het werk in particuliere huishoudens te reguleren en het huishoudelijk werk uit de informele sfeer te halen. De overheid levert een financiële bijdrage zodat de uurprijs van de huishoudelijk werker acceptabel blijft voor de particuliere opdrachtgever. Dit kan via een fiscaal systeem waarin de kosten voor huishoudelijke dienstverlening tot een bepaalde grens aftrekbaar zijn voor de particuliere opdrachtgever. Daarnaast maakt een aantal landen gebruik van een dienstencheque-systeem: de particuliere opdrachtgever schaft tegen een gesubsidieerd tarief een cheque aan, waarmee hij betaalt voor de geleverde diensten. De huishoudelijk werker verzilvert deze cheque vervolgens bij een daartoe gecertificeerd bedrijf dat tevens een werkgeversrol vervult. Op de cheque vindt de inhouding van loonbelasting en premies voor de werknemersverzekeringen plaats. In beide systemen heeft de huishoudelijk werker een volwaardige rechtspositie, een positie die niet afwijkt van andere werknemers. Het kan dus, maar het kost wel geld. De beide systemen leiden tot een toenemende formalisering van huishoudelijke werk. In hoofdstuk 2 is dat toegelicht. Een belangrijk element van de door SEOR doorgerekende varianten is dat de overheid alleen subsidieert als het huishoudelijk werk via tussenkomst van een gecertificeerd bedrijf wordt verricht. De huishoudelijk werker is niet langer in dienst van de particulier maar van het gecertificeerde bedrijf. Dat heeft ook tot gevolg dat het reguliere sociaal recht van toepassing is en niet de Regeling Dienstverlening aan Huis. Door de tussenkomst van gecertificeerde bedrijven te stimuleren, kan de uitzonderingspositie binnen het sociaal recht ook van (een deel van) de particuliere huishoudelijk werkers en pgb-zorgverleners worden opgeheven. Het verbeteren van de rechtsbescherming van de huishoudelijk werkers in de particuliere sector is minder eenvoudig te realiseren dan voor de geïndiceerde hulp. In het SEOR rapport (zie bijlage I) geven de onderzoekers aan dat het formaliseren van deze markt van persoonlijke dienstverlening relatief grote financiële prikkels vergt. Zij wijzen daarom ook op de mogelijkheid van een geleidelijk introductie van de onderzochte alternatieven, waarbij gestart wordt met beperkte prikkels (subsidie) en gericht beleid. In deze benadering wordt gestart met huishoudens die dicht tegen de formele sector aan opereren en een klein zetje nodig hebben. Naarmate de tijd vordert worden nieuwe groepen huishoudens geïdentificeerd die – zo nodig - met aanvullende maatregelen tot formaliseren worden gestimuleerd. De onderzoekers geven aan dat op korte termijn twee groepen de meeste potentie lijken te bieden voor deze benadering, namelijk huishoudens met hoge inkomens (lage prijsgevoeligheid) die zich niet bewust zijn van de positie van hun huishoudelijk werker en bereid zijn om de voorwaarden te verbeteren, en huishoudens waarvan een verzoek om Wmo-hulp is afgewezen. Bij het ontwikkelen van de markt dienen bedrijven omzichtig te opereren en de informele relatie tussen huishouden en huishoudelijk werker zo veel mogelijk te respecteren. De werkgroep acht het van groot belang dat de technische uitvoerbaarheid van deze geleidelijke aanpak nader wordt onderzocht. Een geleidelijke overgang van het huidige systeem naar een systeem met volwaardige rechtsbescherming is ook nodig omdat het afschaffen van de Regeling Dienstverlening aan Huis de nodige consequenties heeft voor de particuliere werkgevers die een huishoudelijk werker in dienst hebben. Een zekere overgangsperiode is niet alleen wenselijk maar ook noodzakelijk. De afschaffing betekent dat de uitzonderingsbepalingen in de wet- en regelgeving worden geschrapt. Vanaf dat moment ontstaan voor de particuliere werkgever werkgeversverplichtingen die nu niet gelden. Er ontstaat bijvoorbeeld de plicht tot loondoorbetaling bij ziekte gedurende twee jaar in plaats van de huidige zes weken. De Ziektewet zou als vangnetvoorziening kunnen dienen maar dat moet dan wel wettelijk worden geregeld. Zo zijn er meer vraagstukken die om een oplossing vragen. In het slot van hoofdstuk 1 is dit toegelicht onder ‘werknemerschap, werkgeverschap en uitvoering sociale zekerheid’.

15

De overheid kan op korte termijn beginnen met bijvoorbeeld het opzetten van een systeem van dienstencheques waarbij de werkgeversfunctie wordt vervuld door een intermediair bedrijf. Dat biedt voor huishoudelijk werkers de mogelijkheid om op korte termijn werknemers met volledige rechtsbescherming te worden. De huidige uitzonderingsbepalingen zijn immers alleen van toepassing als de huishoudelijk werker in dienst is van de particuliere werkgever in wiens huishouden het werk wordt verricht. Naarmate meer bedrijven bij de huishoudelijke dienstverlening kunnen worden betrokken, neemt het aantal huishoudelijk werkers met een volledige rechtsbescherming toe. De afschaffing van de Regeling Dienstverlening aan Huis is een voorwaarde om de doorgerekende alternatieven een echte mogelijkheid te bieden. De Regeling Dienstverlening aan Huis werkt zwart werk in de hand en verleidt tot het opzetten van schijnconstructies. De regeling is daarom een belemmering voor het ontwikkelen van varianten die huishoudelijk werkers wel een volledige rechtsbescherming kunnen bieden. De hier voorgestelde geleidelijke overgang betekent dat Nederland bij het ILO-bureau kan melden dat de ratificatie van ILO-verdrag 189 in voorbereiding is en dat de definitieve ratificatie op termijn zal plaatsvinden. Het ligt voor de hand dat Nederland hierbij aangeeft welke stappen in deze periode gezet zullen worden en binnen welke periode de afschaffing van de uitzonderingsbepalingen een feit zal zijn. ILO-verdrag 189 kent niet alleen rechten toe aan huishoudelijk werkers. Het verdrag verplicht de lidstaten ook tot een dialoog met de sociale partners over de te treffen maatregelen. Die dialoog moet worden gevoerd gedurende het hele traject dat moet leiden tot de afschaffing van de uitzonderingspositie van de huishoudelijk werkers.

aanbevelingen van de weRkgRoep huishoudelijk weRk In het Instellingsbesluit Commissie dienstverlening aan huis heeft de Commissie in artikel 3 de opdracht gekregen in elk geval één variant op te stellen die in lijn is met ratificatie van ILO-verdrag 189. De Werkgroep Huishoudelijk Werk heeft geconcludeerd dat de afschaffing van de Regeling Dienstverlening aan Huis noodzakelijk is voor ratificatie en dat dit kosten meebrengt. De werkgroep beveelt de Commissie dienstverlening aan huis aan een variant op te stellen die leidt tot afschaffing van deze regeling en daarmee tot afschaffing van de uitzonderingspositie van huishoudelijk werkers. De werkgroep adviseert om voor de verschillende groepen huishoudelijk werkenden naar aard en tempo verschillende oplossingsrichtingen te kiezen. De Werkgroep Huishoudelijk Werk doet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de aanbeveling tot een voortdurende dialoog met de sociale partners over het traject dat kan leiden tot ratificatie van ILO-verdrag 189. Een alternatief voor de Regeling Dienstverlening aan Huis zal ten minste aan een aantal randvoorwaarden moeten voldoen om een echte kans van slagen te krijgen: - een eenvoudige en praktische regeling; - rekening houdend met de informele relatie tussen de huishoudelijk werker en het particuliere huishouden en de vertrouwelijkheid; - uitvoerbaarheid van de werknemersverzekeringen; - uitvoerbaarheid begeleiding werknemer in geval ziekte en arbeidsongeschiktheid; - geen mogelijkheid van schijnconstructies; - deugdelijk systeem van certificering van (bemiddelings)bedrijven; - kwaliteitseisen geïndiceerde zorg; - gebruik maken van bestaande organisaties zoals het Gemeenteloket Wmo.

16

BIJLAGE 1

DOORREKENING DIVERSE OPLOSSINGSVARIANTEN De Werkgroep Huishoudelijk Werk heeft in mei 2013 aan SEOR de opdracht verstrekt om een aantal varianten van regelingen voor huishoudelijke dienstverlening voor de diverse groepen huishoudelijk werkenden (geindiceerde hulp, pgb en particulier) door te rekenen als alternatief voor de Regeling Dienstverlening aan Huis. Dit onderzoek is begeleid door leden van de werkgroep. De begeleidingsgroep heeft de noodzakelijke informatie geleverd over de rechtspositie van de verschillende soorten werknemers die huishoudelijk werk verrichten. Op bijeenkomsten van de Werkgroep Huishoudelijk Werk met de SEOR-onderzoekers zijn tussentijdse onderzoeksrapportages doorgesproken. Aldus zijn de belangrijkste conclusies uit het SEOR-rapport getrokken in samenspraak tussen leden van de werkgroep en de onderzoekers. In de conclusie van het rapport geven de onderzoekers aan dat de verminderde rechtsbescherming van werknemers die huishoudelijk hulp bieden op basis van een indicatiestelling tegen relatief geringe kosten kan worden omgezet in arbeidsovereenkomsten die volledige rechtsbescherming bieden. De onderzoekers noemen in de samenvatting met name de alfahulpen. Deze omzetting kan zich echter ook uitstrekken tot pgb-zorgverleners, hetgeen ook blijkt uit het volledige rapport. Het verbeteren van de rechtsbescherming van de huishoudelijk werkers in de particuliere sector is minder eenvoudig te realiseren en vergt relatief grotere financiele prikkels. Naast het fiscale systeem en de dienstencheque zijn tevens duale varianten doorgerekend waarbij dienstencheque en fiscale aftrek worden gecombineerd. Het rapport levert een schat aan informatie over de werking van de systemen in de betrokken landen. Over de toepassingsmogelijkheden voor de Nederlandse verhoudingen biedt het rapport duidelijke overzichten en tabellen. Ook maakt het rapport duidelijk dat een dienstencheque ofwel vouchersysteem het meest effectief is in de zin dat dit de beste mogelijkheden biedt om de bestaande informele markt te formaliseren. Een duale variant biedt de beste mogelijkheden. Aan een generieke toepassing hiervan zijn echter hoge kosten verbonden. SEOR heeft in de berekeningen ook de Wmo-gelden betrokken omdat een deel van de markt van huishoudelijke dienstverlening bestaat uit de geïndiceerde huishoudelijke hulp die wordt verleend door alfahulpen en pgb-zorgverleners. Een belangrijk element van de door SEOR doorgerekende varianten is dat de overheid alleen subsidieert als het huishoudelijk werk via tussenkomst van een gecertificeerd bedrijf wordt verricht. De huishoudelijk werker is niet langer in dienst van de particulier maar van het gecertificeerde bedrijf. Dat heeft ook tot gevolg dat het reguliere sociaal recht van toepassing is en niet de Regeling Dienstverlening aan Huis. Kennisname van het volledige rapport acht de werkgroep van het grootste belang om een goed oordeel te kunnen vormen van de alternatieve mogelijkheden voor de Regeling Dienstverlening aan Huis.

17

Samenvatting ‘DOORREKENING VARIANTEN HUISHOUDELIJK WERK’ 29 oktober 2013 SEOR Erasmus School of Economics Onderzoekers en auteurs: Kees Zandvliet en Olivier Tanis achteRgRond, doel en opzet van het ondeRzoek Tijdens de Internationale Arbeidsconferentie van de ILO in juni 2011 hebben de aanwezige vertegenwoordigers van regeringen, vakbonden en werkgevers een verdrag over huishoudelijk personeel aanvaard1. Via dit verdrag worden huishoudelijke werkzaamheden als werk erkend en aan alle huishoudelijk personeel normale arbeidsrechten toegekend. De discussie rond verbetering van de rechtspositie van huishoudelijk personeel wordt in Nederland al geruime tijd gevoerd, maar heeft onlangs een nieuwe impuls gekregen. In december 2012 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overleg met de sociale partners, besloten een Adviescommissie in te stellen om na te gaan hoe Nederland invulling kan geven aan het ILO verdrag. De Paritaire Werkgroep Huishoudelijk Werk heeft anticiperend op de komende discussies hierover SEOR gevraagd om de economische consequenties in kaart te brengen van een aantal varianten van regelingen voor huishoudelijk werk. Dit rapport doet verslag van het door SEOR uitgevoerde onderzoek. De uitgevoerde doorrekeningen zijn gebaseerd op bestaande bronnen en er is gebruik gemaakt van een eenvoudig rekenmodel. In dit onderzoek is uitgegaan van huishoudelijk werk, waarbij niet uitgesloten wordt dat ook andere lichte activiteiten onderdeel uitmaken van het werk (strijken, de was doen, kleine klusjes, e.d.), iets krapper dan de Regeling dienstverlening aan huis. De resultaten van de doorrekening zijn geplaatst in het licht van de ILO doelstelling. Het uiteindelijke doel van alternatieve regelingen is namelijk het vergroten van het aantal huishoudelijke werkers dat volledige rechtsbescherming geniet.

vaRianten In het onderzoek zijn de volgende varianten doorgerekend: a. De basisvariant, voortzetting van de bestaande Nederlandse regelgeving; b. Een dienstencheque, dat wil zeggen een directe prijssubsidie, in twee varianten, namelijk een subsidie van 30 procent (variant 1) en een van 50 procent (variant 3) c. Een fiscale variant, in de vorm van aftrek van de kosten van huishoudelijke hulp, op basis van het hoogste marginale tarief van 52 procent (variant 4); d. Duale varianten, combinaties van dienstencheque en fiscale aftrek. Er zijn twee van dergelijke varianten doorgerekend: 1. Een combinatie van een directe prijssubsidie van 30 procent met een fiscale aftrek op basis van het laagste marginale tarief van 37 procent (totale prijssubsidie is dan 56 procent) (variant 5); 2. Een combinatie van een directe prijssubsidie van 50 procent met een fiscale aftrek op basis van het laagste marginale tarief van 37 procent (totale prijssubsidie is dan 69 procent) (variant 7).

Regelgeving basisvaRiant en oveRige vaRianten Basisvariant Er zijn twee regelingen van belang voor de markt voor huishoudelijk werk. Dat zijn de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Regeling Dienstverlening aan huis.

1

C189 - Domestic Workers Convention, 2011 (No. 189) Convention concerning decent work for domestic workers (Entry into force: 05 Sep 2013) Adoption: Geneva, 100th ILC session (16 Jun 2011)

18

De Wmo betreft via de overheid gefinancierde huishoudelijke zorg, die uitsluitend wordt verleend op basis van indicatiestelling en is bedoeld voor ouderen (met een hulpbehoefte), zieken en gehandicapten. Voor deze zorg betaalt het huishouden een inkomensaankelijke eigen bijdrage. De zorg wordt deels geleverd door bedrijven en instellingen (‘in natura’), kan rechtstreeks worden geregeld tussen huishouden en huishoudelijke hulp op basis van een persoonsgebonden budget (pgb), of op basis van een combinatie van beide (pgb ‘in natura’). Een groot deel van de huishoudelijke hulp wordt geleverd aan particuliere huishoudens zonder specifieke hulpindicatie (niet geïndiceerde vraag). Deze huishoudens doen een beroep op bedrijven of individueel werkenden voor het verrichten van huishoudelijk werk. In de huidige situatie (basisvariant) heeft een belangrijk deel van de huishoudelijke werkers geen volledige rechtsbescherming en werken zij dus niet conform de ILO norm. Het betreft hier al het personeel dat wordt ingezet op basis van de Regeling dienstverlening aan huis, voornamelijk alfahulpen. Voor deze groep worden geen premies werknemersverzekeringen (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid) afgedragen en wordt geen pensioen opgebouwd. Werknemers die huishoudelijk werk doen bij een particulier thuis zijn werknemer in de zin van artikel 7:610 BW, maar als gevolg van de Regeling Dienstverlening aan huis zijn er vier typen werknemers te onderscheiden: 1. Werknemers in dienst van een bedrijf of instelling met volledige rechtsbescherming; 2. Werknemers in dienst van een particulier huishouden waar gewerkt wordt op vier dagen of meer. Deze werknemer geniet volledige rechtsbescherming en de (particuliere) werkgever heeft ook alle verplichtingen als ieder andere werkgever; 3. Werknemers in dienst van een particulier huishouden waar gewerkt wordt op minder dan vier dagen, via tussenkomst van een intermediair. De Regeling Dienstverlening aan huis is van toepassing, waardoor deze werknemer verminderde rechtsbescherming heeft; 4. Werknemers in dienst van een particulier huishouden waar gewerkt wordt op minder dan vier dagen. De Regeling Dienstverlening aan huis is (automatisch) van toepassing en dus heeft de werknemer een verminderde rechtsbescherming. Werknemer en werkgever hebben elkaar meestal op informele manier gevonden. Tabel 1 geeft de verschillende posities weer die huishoudelijke werkers kunnen hebben, verdeeld over de formele en informele markt. Het kenmerkende verschil tussen de formele en de informele markt is dat de activiteiten op de informele markt niet ‘zichtbaar’ zijn voor de Belastingdienst. Tabel 1: Positie huishoudelijk werker in Nederland Formele markt (aangifte IB)

Informeel - geen aangifte LB, geen aangifte IB

Inhuur via bedrijf of

Directe relatie

Directe relatie

type 1

type 2

type 2 (a)

type 3 (c)

type 4

type 4 (a)

instelling Werknemer met volledige rechtsbescherming Werknemer met onvolledige rechtsbescherming (Regeling) (b) (a) Op de informele markt is het onderscheid tussen werknemers met volledige en onvolledige rechtsbescherming in de praktijk niet te maken, als gevolg van ‘onzichtbaarheid’. (b) Het huishouden (werkgever) hoeft geen aangifte LB te doen. (c) Intermediairs verstrekken doorgaans wel een jaaropgave aan Belastingdienst en werknemer.

19

oveRige vaRianten In de overige doorgerekende varianten wordt er van uitgegaan dat de geïndiceerde markt (Wmo) blijft bestaan. Verschil met de basisvariant is dat de huishoudelijke werkers in de formele markt beloond worden conform de cao, dat is inclusief sociale verzekering en pensioenopbouw (dus conform de ILO norm). Verder wordt in alle varianten verondersteld dat het gebruik van ofwel een dienstencheque en/of een fiscale aftrek alleen mogelijk is via (geselecteerde) intermediaire bedrijven. Uiteraard zijn huishoudens vrij om een directe relatie aan te gaan met een huishoudelijke werker, maar dan kan geen gebruik worden gemaakt van de dienstencheque en/of de fiscale aftrek. Op deze wijze is in de formele markt het voldoen aan de ILO norm (afdracht sociale premies en pensioenopbouw) verzekerd.

uitgangswaaRden De beschikbare (statistische) informatie over de markt voor huishoudelijk werk is niet altijd eenduidig, soms onvolledig of berustend op schattingen. Via logische veronderstellingen hebben we de beschikbare gegevens op elkaar afgestemd. Daaruit leiden we af dat in 2012 in ongeveer 1,3 miljoen huishoudens een huishoudelijk werker werkzaam is, in ruim 60 procent van de gevallen op de informele markt. Deze verrichten gezamenlijk ongeveer 205 miljoen uren huishoudelijk werk, waarvoor overheid en huishoudens gezamenlijk rond 3 miljard euro betalen2. Het aantal uren per huishouden loopt iets uiteen tussen het formele en informele marktsegment. Over de aanbodzijde – de huishoudelijke werkers zelf – is betrekkelijk weinig bekend. We schatten dat in de geïndiceerde markt ongeveer 85 duizend personen als alfahulp werkzaam zijn. In totaal zijn bij benadering 435 duizend personen werkzaam als huishoudelijk werker. In de formele sector gaat het overwegend om vrouwen, merendeels autochtoon, relatief laag opgeleid, van gemiddelde leeftijd, met een verdienende partner met een voltijdsbaan (hoofdkostwinner). Het gaat over het algemeen om kleine deeltijdbanen. In de informele sector zijn naast deze groep ook niet gedocumenteerde migranten werkzaam, maar harde cijfers over hun aantal ontbreken. De markt voor huishoudelijke diensten kent verschillende prijzen, aankelijk van de positie van vrager en aanbieder. Op de informele markt wordt per uur 8 tot 12 euro aan de huishoudelijke werkers betaald. Het brutoloon van een alfahulp ligt op ongeveer 12,50 euro per uur. Inclusief werkgeverslasten bedragen de loonkosten ruim 16 euro per uur. Voor dit bedrag kan dus aan de ILO norm worden voldaan. Huishoudens die op de formele markt hun huishoudelijk werker rechtstreeks in dienst hebben betalen ongeveer 19 euro per uur. Rekening houdend met bezetting, overhead, winst en Btw kan een bedrag van ongeveer 20 euro per uur worden berekend als een minimale prijs (tarief per declarabel uur) die een bedrijf in rekening moet brengen voor huishoudelijk werk.

Relevante effecten Via het rekenmodel zijn de volgende effecten doorgerekend: 1. Autonome groei en inkomenseffect. Dit betreft de groei van de vraag naar huishoudelijk werk als gevolg van demografische en economische factoren, zoals veranderingen in de samenstelling van huishoudens; 2. Prijs- en vraageffecten. De prijssubsidie (direct of via fiscale aftrek) verlaagt de prijs die huishoudens moeten betalen voor huishoudelijke hulp. Door deze prijsverlaging neemt de (formele) vraag naar huishoudelijke hulp toe; 3. Participatie-effect. Als gevolg van de inzet van huishoudelijke hulp, kunnen een of meer van de leden van het huishouden (meer) gaan werken. De literatuur wijst uit dat dit effect relatief klein is; 2

Dat is ongeveer 0,6 procent van het nationaal inkomen.

20

4. Verschuivingseffect. Dit betreft de verschuiving van de informele naar de formele markt. In het model wordt verondersteld dat: a. Dit effect groter is in een vouchersysteem (toegankelijkheid, transparantie) dan in de fiscale variant (beter geschikt voor hogere inkomens); b. Naarmate het prijsverschil (de subsidie) groter is, neemt de kans op verschuiving exponentieel toe. De (formele) vraag naar huishoudelijk werk is niet alleen aankelijk van de prijs, al is dit in alle varianten de belangrijkste prikkel. Andere aspecten die eveneens een belangrijke rol spelen zijn de administratieve verplichtingen bij formele dienstverbanden en de ‘vertrouwenskwestie’. Huishoudens willen graag iemand die ze kunnen vertrouwen en doen mede daarom meestal een beroep op het eigen netwerk bij het zoeken naar een huishoudelijke hulp. Het informele karakter van de relatie draagt er mede toe bij dat men een dienstverband aangaat op de informele markt. Daarnaast is de reactie van het aanbod (de huishoudelijke werkers zelf) van belang voor de mate waarin dienstverbanden kunnen worden geformaliseerd. De reacties van het aanbod op de gewijzigde regelgeving zijn verwerkt in de reactie van de vraagzijde. Dat wil zeggen, zelfs wanneer een nieuw regime aantrekkelijk is voor de vraagzijde, werkt de terughoudendheid van het aanbod als een rem op de groei van de formele markt. De terughoudendheid van het aanbod rond formalisering houdt onder meer verband met het vaak hogere netto loon op de informele markt, de heffingskorting en informeel werk door uitkeringsgerechtigden. Een nieuwe regeling brengt ook diverse indirecte en neveneffecten met zich mee, via de arbeidsmarkt en de bestedingen. Er wordt een reeks van reacties op gang gebracht, maar de macro-economische uitkomst daarvan is niet vast te stellen. Het gaat dan om indirecte werkgelegenheids- en inkomenseffecten als gevolg van veranderingen in bestedingen en eventuele besparingen op uitkeringen. Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar de omvang van deze effecten en daarom zijn deze niet expliciet in het model meegerekend. Directe effecten in de vorm van extra werkgelegenheid bij de intermediaire bedrijven (in de vorm van supervisie, overhead, organisatie, administratie) en winstbelasting (vennootschapsbelasting) zijn wel meegerekend. Ook wordt in de conclusies het effect van het ontstaan van huishoudelijke diensten als volwaardige arbeid (status) meegewogen.

gevolgen vooR het oveRheidsbudget De effecten op het overheidsbudget zijn voor een deel aankelijk van de omvang van de werkgelegenheidseffecten en voor een deel vaste bedragen, bijvoorbeeld in verband met opzet en onderhoud van een vouchersysteem. De kosten van organisatie en handhaving zijn niet meegenomen in de berekeningen. We veronderstellen dat deze kosten vergelijkbaar zijn tussen de verschillende regimes en het huidige regime. Inkomsten en uitgaven die aankelijk zijn van de omvang van de effecten zijn in het model doorgerekend op basis van uren huishoudelijk werk. Dat wil zeggen voor elk uur (of arbeidsjaar) formeel huishoudelijk werk wordt een bedrag aan inkomsten voor de overheid gerekend dat verband houdt met: • Werknemersdeel belasting en premies (inclusief overhead personeel); • Werkgeversdeel premies; • Winstbelasting/vennootschapsbelasting (van intermediaire bedrijven); • Btw. Hierbij tekenen we aan dat in de basisvariant het werkgeversdeel premies niet wordt gerekend voor alfahulpen. Dit inkomensverlies voor de overheid is dus in de berekeningen meegenomen. In varianten met een fiscale aftrek zijn er minder inkomsten in verband met de belastingaftrek van kosten van huishoudelijk personeel. Let op: hier gaat het niet alleen om de extra arbeidsplaatsen, maar om het bedrag aan aftrek van de volledige formele werkgelegenheid (windfall effect). 21

In dienstencheque varianten zijn er extra overheidsuitgaven in verband met de directe subsidie van de prijs. Eventuele extra subsidie van intermediaire organisaties (voor kosten overhead, voor training en begeleiding van werklozen, e.d.) zijn niet in de varianten meegenomen of meegerekend.

Resultaten Tabel 2 geeft de uitkomsten de doorrekening van de verschillende varianten op basis van de vastgestelde uitgangswaarden en berekende effecten. De tabel geeft de effecten op de totale werkgelegenheid in de markt, de verschuiving tussen formeel en informeel, de effecten op de omzet en winst van bedrijven en de effecten op het overheidsbudget. Onderaan de tabel zijn de per saldo extra overheidsuitgaven uitgedrukt per gerealiseerde (formele) arbeidsplaats.

veRbeteRing positie alfahulpen In de tabel zijn huishoudelijke werkers met onvolledige rechtsbescherming (alfahulpen) apart benoemd in de basisvariant. Het gaat om het aantal huishoudelijke werkers dat naar schatting in de eindsituatie als zodanig werkzaam is. In alle andere varianten wordt verondersteld dat de status van alfahulpen wordt verbeterd en dat deze volledige rechtsbescherming (inclusief sociale zekerheid) en verbetering van pensioenvoorziening krijgen. De daarmee gepaard gaande uitgaven en inkomsten zijn in de berekeningen verwerkt. Het gaat bij het realiseren van volledige rechtsbescherming in de formele markt op dit moment (naar schatting 85 duizend alfahulpen) om een bedrag van ongeveer 150 miljoen euro.

22

Tabel 2: Overzicht uitkomsten modelberekeningen(c) Basisvariant Variant 1

Variant 3 Variant 4 Variant 5 Variant 7

DC

DC

FA

duaal

duaal

DC 30%

DC 50%

FA 52%

DC 30%

DC 50%

FA 37%

FA 37%

Aantal huishoudens formele markt

552.311

636.010

782.901

713.735

856.406

1.014.332

Aantal huishoudens informele markt

883.698

800.000

653.658

723.506

589.939

478.990

78,6

92,9

117,8

106,1

130,3

157,2

Aantal uren formale markt (x mln) Aantal uren informele markt (x mln)

150,2

136,0

111,1

123,0

100,3

81,4

Aandeel formele markt (obv huishoudens)

38,5%

44,3%

54,5%

49,7%

59,2%

67,9%

Groei totale markt obv huishoudens (2012-2022)

10,5%

10,5%

10,5%

10,6%

11,3%

14,9%

Werkgelegenheid Aantal huishoudelijke werkers formele markt

186.826

214.727

263.691

240.634

288.193

340.836

Aantal huishoudelijke werkers informele markt

294.566

266.667

217.886

241.169

196.646

159.663

Aantal alfahulpen formele markt (aandeel 70%)

130.000 2

185

411

3.447

19.107

157.901

206.865

183.808

231.367

284.010

0

4

8

69

382

0

55

123

1.034

5.731

Extra werkzame personen huishoudelijk werk Aantal extra werkzame personen volledige bescherming Aantal extra arbeidsplaatsen overhead bedrijven (obv. 32 uur) Extra participatie (obv 32 uur) Inkomen Omzet bedrijven (x mln)

€ 1.466

€ 2.036

€ 2.543 €

Winst bedrijven (x mln)







Winstpercentage (obv omzet)

59 4,0%

67 3,3%

81 € 3,2%

2.287 € 2.793 75 € 3,3%

88



3.258



101

3,2%

3,1%

Overheidsbudget Inkomsten overheid (x mln)



Uitgaven overheid (x mln)

€ 1.748

Saldo overheid (x mln)

606

–€ 1.142



909

€ 1.082 –€

€ 2.359

187 €

150



235

€ 3.020 €

1.748 € 2.586



3.377

–€ 1.450 –€ 1.938 –€

1.935 –€ 2.436

–€

3.142

Extra lasten overheid t.o.v. basis (x mln)

–€

796 –€

793 –€ 1.294

–€

2.000

Per extra volledig beschermde werkzame

–€ 1.949 –€ 3.848 –€

4.316 –€ 5.593

–€

7.043

308 –€

persoon hh werk (€) (a,d) Per extra volledig beschermde arbeidsplaats

–€ 7.797 –€ 15.377 –€ 17.222 –€ 22.024

–€ 26.296

(fte) (€) (b,d) (a) Betreft extra formele werkgelegenheid huishoudelijk werkenden (in personen). (b) Betreft extra formele werkgelegenheid huishoudelijk werkenden en extra participanten. (c) In de tabel zijn de feitelijke uitkomsten van het model weergegeven en niet afgerond. Dit suggereert een nauwkeurigheid die er niet is. Bij de interpretatie worden de cijfers afgerond. (d) Een fte extra huishoudelijk werk = 4 extra werkzame personen. Een fte extra participatie = extra participanten/1,13.

23

baten In alle varianten is de belangrijkste bate het grotere aandeel van de formele markt en in samenhang daarmee een groter aantal huishoudelijke werkers met volledige rechtsbescherming (inclusief sociale verzekering en pensioenopbouw), namelijk van bijna 160 duizend in variant 1 tot ruim 280 duizend in variant 7. Dit heeft ook een gunstig effect op de status van huishoudelijk werk, dat op termijn kan bijdragen aan een verdere formalisering van de markt. Ook treedt in alle varianten een klein positief participatie-effect op, maar de macro-economische betekenis hiervan is beperkt. In het model zijn (macro-economische) baten in de vorm van mogelijke besparingen op uitkeringen en extra vraag via bestedingseffecten niet meegenomen. De literatuur biedt onvoldoende basis om richting en omvang van deze effecten te kunnen duiden.

kosten De maatschappelijke kosten worden zichtbaar in de overheidsbegroting. Door de subsidiëring nemen de overheidsuitgaven toe en/of de inkomsten af, in alle gevallen resulterend in een groter negatief saldo dan in de basisvariant. De subsidiëring gaat gepaard met een inkomensoverdracht naar bedrijven, die op hun beurt weer een deel overdragen aan huishoudens (in de vorm van loon en pensioen) en terug aan de overheid (in de vorm van werkgeverspremies, winstbelasting en Btw). Ook de huishoudelijk werkers betalen via inkomstenbelasting weer een deel van de verdiensten terug aan de overheid.

veRschillen tussen vaRianten De belangrijkste verschillen tussen de dienstencheque (voucher) en de fiscale variant zijn de effecten op de overheidsbegroting en de betekenis voor het verschuivingseffect. Bij directe subsidiëring nemen de overheidsuitgaven sterk toe, wat voor een deel wordt gecompenseerd door een toename van de inkomsten in de sfeer van belasting en premie. Bij fiscale aftrek nemen alleen de overheidsinkomsten af. Fiscale aftrek is vooral aantrekkelijk voor hoge inkomens, die gewend zijn aan fiscale maatregelen. Dienstencheques zijn transparanter en daardoor ook geschikt voor lage inkomens en gaan gepaard met een hoger verschuivingseffect.

CONCLUSIES EN BESCHOUWING beReiken ilo doelstellingen Het realiseren van de doelstellingen van het ILO verdrag vereist verbetering van de rechtsbescherming van huishoudelijk werkers. In de huidige Nederlandse regelgeving omvat dit twee segmenten: • Het verbeteren van de rechtsbescherming van huishoudelijk werkers die werkzaam zijn op grond van de Regeling dienstverlening aan huis. Deze kunnen zowel werkzaam zijn bij bedrijven en instellingen (alfahulp en daarmee vergelijkbare werkers), als direct in dienst van particuliere huishoudens werken. Verbetering van de rechtsbescherming betekent toevoeging van sociale zekerheid via afdracht van het werkgeversdeel van sociale premies en bijdragen aan pensioenvoorzieningen; • Maximalisering van de formele markt voor huishoudelijk werk (of reductie van de informele sector). Hier gaat het uitsluitend om huishoudelijk werkers die rechtstreeks in dienst zijn van particuliere huishoudens op de informele markt.

veRbeteRing van de RechtsbescheRming in huidig stelsel Het omzetten van alle huidige onvolledige arbeidscontracten in de Wmo in volwaardige arbeidscontracten kost ongeveer 150 tot 200 miljoen euro, aankelijk van het precieze aantal alfahulpen. Dit betekent overigens ook dat nadere eisen worden gesteld aan de op basis van pgb ingezette Wmo middelen, in die zin dat aanstelling alleen kan op basis van volledige rechtsbescherming (inclusief sociale zekerheid). 24

Het verbeteren van de rechtsbescherming van huishoudelijk werkers die op basis van de Regeling dienstverlening aan huis bij particuliere huishoudens werkzaam zijn is minder eenvoudig te realiseren als de Regeling van kracht is. Door publiciteitscampagnes en vereenvoudigen van de mogelijkheden om aanvullende verzekeringen af te sluiten kunnen huishoudens die het aangaat worden gestimuleerd om (vrijwillig) hun huishoudelijk werker volledige rechtsbescherming te bieden.

foRmaliseRing Formalisering van de markt is minder eenvoudig, omdat grote financiële prikkels (subsidies) nodig zijn om huishoudens naar de formele markt te bewegen. Toch zijn er (ook) verschuivingseffecten bij lage subsidies. Bij formalisering van de markt voor huishoudelijk werk zijn daarom twee benaderingen denkbaar: • Een snelle generieke benadering waarbij gestart wordt met forse prikkels (subsidie) en algemene maatregelen, die in de loop der jaren langzaam worden afgebouwd en meer specifiek worden gemaakt (de ‘Belgische’ aanpak). Nadere uitwerking is nodig over de optimale omvang en duur van de subsidie, om de omvang van de windfall (onnodige subsidiëring) te beperken en de wijze waarop deze vorm krijgt (voucher, fiscaal, of beide). Een voucher systeem is naar verwachting toegankelijker voor lage inkomens. Ook kan nagedacht worden over integratie van een voucher systeem in de Wmo; • Een geleidelijke gerichte benadering, waarbij gestart wordt met beperkte prikkels (subsidie) en gericht beleid. In deze benadering wordt gestart met huishoudens die dicht tegen de formele sector aan opereren en een klein zetje nodig hebben. Naarmate de tijd vordert worden nieuwe groepen huishoudens geïdentificeerd die – zo nodig – met aanvullende maatregelen tot formaliseren worden gestimuleerd. Op korte termijn lijken twee groepen de meeste potentie te bieden voor deze benadering, namelijk huishoudens met hoge inkomens (lage prijsgevoeligheid) die zich niet bewust zijn van de positie van hun huishoudelijk werker en bereid zijn om de voorwaarden te verbeteren en huishoudens waarvan een verzoek om Wmo hulp is afgewezen. Bij het ontwikkelen van de markt dienen bedrijven omzichtig te opereren en de informele relatie tussen huishouden en huishoudelijk werker zo veel mogelijk te respecteren. Beide benaderingen kunnen in samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven worden uitgewerkt. In de tweede benadering (meer marktgericht) zouden bedrijven een bepalende rol kunnen en moeten spelen in het ontwikkelen van de markt. In de eerste benadering ligt het initiatief bij de overheid, in de vorm van omvangrijke subsidiëring. In deze benadering geeft de overheid via aouw van subsidie in de loop der tijd het initiatief steeds meer over aan de bedrijven.

oveRige algemene aandachtspunten Uit eerdere ervaringen en ervaringen in andere landen kunnen de volgende aandachtspunten worden afgeleid: • Het is van belang het doel van beleid te beperken tot formalisering van de markt. Hoewel aanlokkelijk vanwege vermeende besparingen op uitkeringen draagt integratie van re-integratiebeleid in de regelgeving tot nodeloze complicaties, met onzekere effecten op de beoogde doelgroepen; • Verdringing. Uitbreiding van het onder een nieuwe regeling vallende werkzaamheden (tuinonderhoud, klussen) vergroot de kans op verdringing van regulier werk. Een regeling zou zich dus moeten beperken tot huishoudelijk werk; • Handhaving. Elke subsidie brengt het risico van oneigenlijk gebruik met zich mee en moet op voorhand op het element handhaving worden getoetst. • Selectie bedrijven. Hier moet een goede afweging worden gemaakt tussen toetreding (concurrentie) en zorgvuldigheid en kwaliteit van de dienstverlening. Tot slot is het raadzaam om nieuwe regelingen in de vorm van een of meer pilots op lokaal of regionaal niveau te testen voordat tot landelijke introductie wordt overgegaan.

25

BIJLAGE II HOE IS HUISHOUDELIJK WERK IN HET BUITENLAND GEREGELD? auteur: chris de visser, fnv bondgenoten In Europa – en daarbuiten - zijn regelingen ontworpen om huishoudelijk werk te reguleren én betaalbaar te maken/ houden. In onder meer België en Frankrijk gebeurt dat via dienstencheques, waarmee huishoudelijk werk tegen een gunstig tarief kan worden ingekocht. Finland, Noorwegen en Zweden kozen voor een systeem van belastingaftrek. Beide modellen leiden tot toenemende formalisering van huishoudelijk werk met meer zekerheid en rechten voor huishoudelijk werkers. De Belgische en Zweedse regelingen kunnen model staan voor een Nederlandse oplossing. Nederland Nederland kent de Regeling dienstverlening aan huis. De regeling plaatst huishoudelijk werkers buiten het reguliere arbeidsrecht. Volgens deze regeling hebben huishoudelijk dienstverleners recht op 4 weken doorbetaling tijdens vakantie en 6 weken doorbetaling bij ziekte. Voor afdracht van sociale premies, belastingen en sparen voor een oudedagsvoorziening is de huishoudelijk werker zelf verantwoordelijk. De regeling leidt op grote schaal tot informele arbeidsrelaties tussen opdrachtgevers (huishoudens) en dienstverleners.

dienstenvoucheRs België In 2004 is in België de dienstencheque voor huishoudelijk werk ingevoerd. Doelen bij invoering waren: 1. Meer banen, met name voor laag geschoolde werknemers. 2. Zwart werk terugdringen. 3. Werkloosheid bestrijden door bepaalde groepen te leiden naar regulier werk. 4. Verbeteren van de werk/privé-balans door inhuur van huishoudelijke diensten bereikbaar te maken voor middeninkomens. Particulieren kunnen met dienstencheques tegen een gunstig tarief betalen voor huishoudelijk werk: schoonmaakwerk, was-, strijk- en licht naaiwerk en koken. De cheques zijn ook bedoeld voor alfahulpen. Erkende bedrijven (uitzendbureaus en non-profit ondernemingen) nemen dienstencheques in van de huishoudelijk werkers en betalen de verdiensten netto uit. Particulieren kopen dienstencheques in voor € 8,50 per uur en krijgen aanvullend 30% belastingaftrek. Netto kost een dienstencheque dan ongeveer € 6. De werkelijke kosten voor een uur huishoudelijk werk zijn veel hoger: die bedragen circa € 22. De Belgische staat betaalt dus ongeveer € 16 per gewerkt uur, waarvan circa de helft terugvloeit door het dalende beroep op de sociale zekerheid en extra belastinginkomsten over het inkomen van de werkers. De huishoudelijk werkers ontvangen ongeveer € 10 netto per uur. Het aantal cheques dat mag worden ingekocht verschilt. Normaal is dat 500, minder valide mensen en eenoudergezinnen mogen er 2000 kopen. Het Belgische dienstenchequesysteem is succesvol, maar kostbaar door de forse overheidssubsidie. Netto bedragen de kosten voor ruim 120.000 banen zo’n € 750 miljoen.

26

In 2011 werden 109 miljoen cheques aangekocht (ter vergelijking: dat waren er ruim 20 miljoen in 2005). In de loop van 2009 werkten 120.324 werknemers via het dienstenchequestelsel (een stijging van 16,3% ten opzichte van 2008). De introductie van dienstencheques heeft niet geleid tot een forse afname van zwart werk. Minder dan 5% van de dienstenchequewerknemers geeft toe vroeger zwart te hebben gewerkt. Mogelijk is dit percentage in werkelijkheid hoger omdat mensen zwart werk liever verzwijgen. De arbeidscontracten van huishoudelijk werkers en de dienstenvouchers zijn geregeld in wetgeving. Werkgever is het erkende bemiddelingsbureau dat de vouchers uitgeeft. Het huishouden dat met de vouchers diensten koopt, is klant. Werknemers zijn in dienst van een erkend bedrijf. Zij zijn verzekerd, ontvangen vakantiegeld en worden doorbetaald bij ziekte. Bovendien vindt pensioenopbouw plaats. Huishoudelijk werk wordt dus beschouwd als volwaardige arbeid. De huishoudelijk werker maakt als werknemer deel uit van een collectief en heeft collega’s. De collectieve belangen worden behartigd door vakbonden. Tweejaarlijks is er overleg tussen de sociale partners over de arbeidsvoorwaarden van huishoudelijk werkers. In België speelt momenteel een maatschappelijke discussie over de invoering van een ‘mini-jobs’-regeling - naar Duits voorbeeld - voor huishoudelijk werk. Daarbij wordt het huidige Belgische vouchersysteem voor huishoudelijk werk betrokken. Frankrijk Frankrijk kent vier verschillende collectieve overeenkomsten voor huishoudelijk werk: 1. Werknemers die werken voor individuele werkgevers. 2. Thuishulp. 3. Kinderverzorging. 4. Persoonlijke dienstverlening. In de overeenkomst is een modelarbeidsovereenkomst opgenomen. De arbeidswetgeving beschrijft 21 activiteiten die vallen onder de laatste categorie: ‘persoonlijke dienstverlening’. Er zijn mogelijkheden voor vrijstelling van belasting; de drempels daarvoor zijn eveneens in deze wet beschreven (uren, bedragen). Sinds 1999 onderhandelt de vakbond jaarlijks met de federatie van particuliere werkgevers over een collectieve arbeidsovereenkomst voor huishoudelijk werk(st)ers. Deze cao regelt loon, arbeidsduur, vakantie-, zwangerschaps- en ziekteverlof en opleidingen. Frankrijk heeft al sinds 1995 een dienstenvouchersysteem. In 2006 is een nieuw dienstenvoucher ingevoerd dat minder rompslomp met zich meebrengt dan het oude. De vouchers zijn te koop bij de lokale banken en de gebruikers komen in aanmerking voor belastingreductie. De vouchers kunnen worden gebruikt om te betalen voor tal van zaken op het terrein van persoonlijke dienstverlening. Niet alleen in huis, maar bijvoorbeeld ook voor werk in de tuin en voor kinderopvang buitenshuis. Belangrijkste doel van de vouchers in Frankrijk is terugdringen van zwart werk. De gedachte is dat de simpele manier van betalen voor laag gekwalificeerd werk formeel particulier werkgeverschap stimuleert bij tijdelijk en parttime werk.

27

Tweederde van de ruim 2 miljoen Fransen die gebruikmaken van de dienstencheque had voorheen een zwart betaalde werkster. Vier jaar geleden gaf de Franse regering in een poging het zwarte circuit verder in te dammen, 1,5 miljoen huishoudens gratis dienstencheques ter waarde van 200 euro. Een particulier koopt dienstencheques bij een bank of postkantoor. Een werkster kan deze na haar gewerkte uren inwisselen bij een bemiddelingsbureau waar zij staat ingeschreven, in ruil voor uitbetaling van netto loon. Het bureau regelt de afdracht van premies voor sociale zekerheid en inkomstenbelasting. Van de 14 euro die een werkster de werkgever per uur kost, krijgt hij de helft terug van de fiscus, tot een maximum van 1.830 euro per jaar. Voor ouderen en invaliden geldt een hoger plafond. In cao's voor werksters staan hun arbeidstijden, uurloon, aantal vakantiedagen, recht op scholing en vakantiegeld vermeld. Griekenland, Oostenrijk, Zwitsers kanton Genève Deze landen kennen een vouchersysteem dat zowel de betaling van de huishoudelijk werker regelt, als de afdracht van sociale premies en daarmee de rechten op sociale verzekeringen. Oostenrijk In Oostenrijk regelt de Dienstleistungsscheckgesetz de arbeidsverhoudingen tussen particuliere opdrachtgevers en de huishoudelijke hulp (dus niet met bedrijven etc.): de werktijden voor huishoudelijk werk (inclusief pauzes, vrije dagen, ziekteverzuim en vakantieperiodes), het recht op vrije dagen en opzegtermijnen. De Dienstleistungscheck is een vouchersysteem, dat kan worden gebruikt voor eenvoudige huishoudelijke werkzaamheden. Het doel van de regeling is een aantrekkelijk alternatief te bieden voor zwart werk. Huishoudelijk werkers vallen onder de overeenkomst ‘Mindestlohntarif für Hausgehilfen und Hausangestellte’, die is gesloten tussen vakbond VIDA en de overheid. Deze overeenkomst regelt betaling volgens minimum bruto maandsalaris met afgeleid uurloon, toeslagen (buitengewone werktijden, overwerk) en een Kerstbonus.

belastingaftRek Zweden Net als Finland en Noorwegen bevordert Zweden het formaliseren van huishoudelijk werk door de kosten deels aftrekbaar te maken van de belasting. In Zweden werd aftrekbaarheid van kosten voor huishoudelijke dienstverlening in 2007 ingevoerd. De Zweedse regeling: • Opdrachtgevers krijgen 50% van de kosten van huishoudelijk werk vergoed via een belastingkorting, met een maximum van 50.000 sek per persoon (zo’n € 5500); • De regeling kan worden gebruikt voor activiteiten zoals schoonmaken, ramen lappen, tuinonderhoud, wassen, koken en sneeuw ruimen. In 2008 zijn reparaties en verbouwingen van eigen woningen daaraan toegevoegd; • De regeling mag niet worden gebruikt voor werkzaamheden die worden uitgevoerd door professionele zorgverleners. • De werkzaamheden moeten plaatsvinden in de woning van de opdrachtgever en moeten worden uitgevoerd door een geregistreerd bedrijf. De huishoudelijk werker is door de regeling niet duurder dan de voorheen betaalde zwarte beloning; tegelijk is de werkster door de bijdrage van de overheid verplicht verzekerd voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Bemiddelings-bureaus regelen de afdracht van premies voor werknemersverzekeringen, pensioen en een zorgverzekering. De hulp krijgt per uur netto minimaal 9,80 euro uitbetaald; de kosten voor de overheid zijn jaarlijks 402 miljoen euro (cijfers 2012). 28

De witte werkster is nu de norm in het Zweedse huishouden. Volgens een evaluatie uit 2011 heeft de regeling 950 nieuwe bedrijven en 7.000 nieuwe banen opgeleverd. Daarmee is de schoonmaaksector één van de snelst groeiende sectoren van de Zweedse economie geworden. De sector zelf benadrukt dat de regeling veel kansen biedt aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Zo zou 40% van de werknemers bestaan uit personen die in het buitenland zijn geboren, zij zijn vooral aomstig uit Rusland, Estland, Polen en Finland. In de hoofdstad zou 80 procent van de werknemers uit het buitenland komen. De rechtspositie van huishoudelijk werkers in Zweden is door de nieuwe regeling verbeterd. Zzp’ers staan nog steeds zwak, maar werknemers in dienst bij een bedrijf vallen onder het normale arbeidsrecht. Het karakter van huishoudelijk werk leidt wel tot uitzonderingen: belangrijkste zijn dat de arbeidsinspectie niet zomaar een privéwoning kan inspecteren en dat antidiscriminatie-wetgeving niet van toepassing is op de opdrachtgever (wel op het bedrijf waar de werknemer in dienst is). Engeland In februari 2012 zou de Britse premier Cameron hebben aangekondigd dat hij overweegt om het Zweedse voorbeeld over te nemen. Dit is nog niet gebeurd.

andeRe Regelingen Duitsland Duitsland kent een speciale regeling voor kleine deeltijdbanen: de ‘mini-jobs’, die vooral in de horeca en detailhandel zijn te vinden. Ook huishoudelijk werk in opdracht van particulieren gebeurt onder deze regeling. De mini-jobs-regeling is ingevoerd om door middel van lage belastingen en premies werkgelegenheid te stimuleren in het lage-lonen-segment en zwart werk terug te dringen. Hoofdlijn is dat een mini-job een baan is waarmee de werknemer maximaal € 450 per maand verdient (tot januari 2013 was dat € 400), geen belasting betaalt (bruto = netto) en niet verplicht sociaal verzekerd is (werkgevers betalen een vaste bijdrage van 30%). Voor huishoudelijk werk betaalt de particuliere werkgever minder premies (10%) dan een bedrijf. Die premies zijn bovendien aftrekbaar van de belasting: particulieren met een witte werkster mogen 20% van de loonkosten aftrekken van de belasting, tot 510 euro per jaar. Met ingang van 1 januari 2013 is de wetgeving in Duitsland met betrekking tot mini-jobs aangepast. Als gevolg hiervan zijn personen die vanaf 1 januari 2013 een mini-job accepteren in beginsel verzekerd voor ouderdomspensioen en arbeidsongeschiktheid/ invaliditeit. Daarbij bestaat de mogelijkheid van verzekering af te zien (opt-out regeling). Minijobbers hebben geen ziekteverzekering en hebben geen recht op een werkloosheidsuitkering als hun contract afloopt. De pensioenrechten zijn naar rato en leveren geen ‘leeaar’ pensioen op. Inmiddels hebben rond de 7 miljoen mensen in Duitsland zo’n mini-job. Voor tweederde van hen is het de enige baan; voor de rest is het een bijbaan. Het aandeel huishoudelijk werkers met een geregistreerde mini-job groeide in de periode van 2004 tot 2012 van 102.907 tot 234.453. Dat is slechts een fractie van het totale aantal huishoudelijk werkers. De omvang van het mini-jobben doet een succes vermoeden. Maar volgens critici schieten de mini-jobs hun doel voorbij en zorgen ze vooral voor een toename van het aantal werkende armen. Het uurloon in een mini-job is veel lager dan in 29

een reguliere baan. Van de 1,2 miljoen Duitse werknemers die minder dan € 5 per uur verdienen, heeft 60% een minijob. Vooral vrouwen blijken noodgedwongen lang in een mini-job te blijven. Vakbonden DGB en ver.di pleiten voor hervorming van de mini-jobs. Het ontbreken van een wettelijk minimumloon in Duitsland is daarbij een grote hindernis. Italië Italië kent sinds 1958 wetgeving rond huishoudelijk werk; vanaf 1974 is een cao van toepassing, die iedere vier jaar wordt herzien. De cao wordt gesloten door de vakbonden Filcams, Fisascat and Uiltucs en door de federaties van particuliere huishoudens, Finaldo en Domina. De cao omvat afspraken over salarissen, rusttijden, arbeidsomstandigheden, vakantiedagen, zwangerschapsverlof, opleidingsverlof, ziekteverlof, etc. Ondanks de aanwezigheid van een cao – en een regeling voor migranten – hebben huishoudelijk werkers in Italië een kwetsbare positie en komt uitbuiting en zwart werk veel voor. Italië kent geen fiscale aftrekregeling voor werkgevers van huishoudelijk werkers. Spanje 8,6% van de werkende vrouwen in Spanje werkt in het huishouden, het hoogste percentage in Europa. In Spanje is in januari 2012 een nieuwe regeling van kracht geworden voor huishoudelijk werkers. De rechten en plichten van huishoudelijk personeel bij particulieren zijn uitgebreid geregeld in een speciale wet. Zij hebben dezelfde rechten als andere werknemers in loondienst: ze zijn verplicht verzekerd tegen ziekte, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Werkgevers die fulltime een huishoudelijke hulp in dienst hebben, betalen mee aan de premies. Werkgevers zijn verplicht een schriftelijk contract af te sluiten. Er is een aparte cao waarin de arbeidsvoorwaarden staan. Zo heeft de werkster recht op het minimumloon, een werkweek van maximaal 40 uur, dertig vakantiedagen en een jaarlijkse bonus van vijf werkdagen. Bij ontslag is sprake van een opzegtermijn en een ontslagvergoeding. Huishoudelijk werkers hebben vanaf de negende ziektedag recht op ziektegeld. Er wordt nog gekeken naar de mogelijkheid om een werkloosheidsverzekering in te voeren. Spanje kent geen fiscale aftrekregeling voor werkgevers van huishoudelijk werkers. Amerika In New York is na een campagne van de Domestic Workers Union een Domestic Workers Bill of Rights aangenomen. De wet beschrijft sancties voor werkgevers die de rechten van de huishoudelijk werker niet respecteren en als een werkgever represailles neemt tegen een werknemer die een klacht indient, kan een boete van 10.000 dollar worden opgelegd. Ook in andere staten van Amerika (Google vond Californië, Massachusetts, Georgia, Illinois) wordt nu actie gevoerd voor de invoering van een dergelijke wet. earned income tax credit In Amerika zijn miljoenen mensen aangewezen op laag betaald werk in de dienstverlening. Deze mensen kunnen toch in hun bestaan voorzien doordat zij een toeslag van de fiscus ontvangen. Deze ‘earned income tax credit’ is bijvoorbeeld bedoeld om ouders met schoolgaande kinderen te steunen. 30

Zuid-Afrika Zuid-Afrika kent sinds kort een Domestic Workers Act die arbeidsvoorwaarden en rechten beschrijft.

migRanten, ongedocumenteeRden In alle beschreven landen werken veel migranten als huishoudelijk dienstverlener. Zij beschikken vaak niet over een werkvergunning en verblijven zonder geldige papieren in het land waar ze werken. Dit is ook in Nederland het geval. In Spanje en Italië zijn ongedocumenteerden (deels) gelegaliseerd om te kunnen voorzien in de behoefte aan huishoudelijk werk. In 2005 hebben in het kader van het Spaanse ´normalisatie’-programma 191.570 migrant domestic workers een verblijfsvergunning verkregen (89% vrouwen). De Italiaanse regering heeft enkele malen grote groepen migrant huishoudelijk/zorg medewerkers (collaboratori familiari) gelegaliseerd. Zo werden in 2002 op basis van de Bossi-Fini Act 316.000 vergunningen verstrekt. Sinds 2005 worden jaarlijks quota’s voor verblijfsvergunningen voor deze groepen medewerkers vastgesteld. Ondanks dat de quota veel lager zijn dan de aanvragen, in 2007 ruim 370.000 aanvragen en een quotum van 65.000, is het beleid van de diverse Italiaanse regeringen ten aanzien van deze groep migranten veel ruimhartiger dan ten aanzien van andere groepen. Reden hiervoor is de belangrijke bijdrage die deze huishoudelijk/zorgmedewerkers leveren aan het Italiaanse gezinsleven. Frankrijk heeft de afgelopen tien jaar tienduizenden illegale werksters die konden aantonen al lange tijd met poetsen een inkomen te verdienen, een verblijfsvergunning gegeven. Ook elders wordt migratiebeleid gevoerd om te kunnen voorzien in de behoefte aan huishoudelijk werk. Zo wordt in Londen gewerkt met werkvergunningen.

bRonnen - Schimmenspel - Hoe Nederland hopeloos achterloopt als het gaat om de rechten van huishoudelijk werkers. FNV Bondgenoten, AbvaKabo, oktober 2012; - Marjon Bolwijn, diverse artikelen in De Volkskrant - www.eurofound.europa.eu; - www.ilo.org; - andere bronnen op internet, waaronder nieuwssites, minijob-zentrale.de, Wikipedia.

31

BIJLAGE III QUESTIONNAIRE OVER HUISHOUDELIJKE DIENSTVERLENING EN THUISZORG IN ANDERE EU LANDEN auteur: sarah van walsum, hoogleraar migratierecht en familiebanden Om meer inzicht te krijgen in de situatie in andere EU landen, en in ontwikkelingen die gaande zijn, heeft de Werkgroep Huishoudelijk Werk een vragenlijst opgesteld in zowel Engels als Frans, en deze verstuurd aan contactpersonen in Zweden, Portugal, Oostenrijk, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Polen. Behalve de contactpersoon in Polen heeft iedereen gereageerd. Verder is dezelfde vragenlijst verstuurd naar vakbondsleden uit heel Europa die deel hebben genomen aan trainingen georganiseerd door de ILO over de positie van mensen werkzaam in de huishoudelijke dienstverlening. Deze tweede zending heeft reacties opgeleverd uit België en Bulgarije. De mensen die hebben gereageerd zijn academici die zich uitgebreid met migrant domestic workers bezighouden (Portugal, Oostenrijk, Duitsland), een jurist (Zweden) en vakbondsleden (Frankrijk, België, Bulgarije en Spanje). Wat betreft de situatie in Zweden, België en Frankrijk zijn ook de volgende bronnen geraadpleegd: Anna Gavanas: Who Cleans the Welfare State? Migration, informalization, social exclusion and domestic services in Stokholm, Stockholm: Institute for Futures Studies Research, Report 2010/3, 2010; Gerard, Neyens, Valsamis: Evaluation du régime des titresservices pour les services et emplois de proximité 2011, Brussels: IDEA Consult, 2012; een samenvatting van een rapport (nr. 589) van de Franse Senaat, Services à la Personne: Bilan et prospective: www.senat.fr./rapports-classes/crpros.html Hieronder volgt een samenvatting van de reacties op de vragenlijst van de Werkgroep, met aandacht voor de volgende thema’s: - Status: veredelde familie, volwaardige werknemer of zzp-er? - Aakening: huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg als communicerende vaten. - Organisatie: in dienst van huishouden of van een bedrijf of instelling – wat maakt het uit? - Voorstellen voor verbetering. Als bijlagen zijn opgenomen: de Engelse versie van de enquête en een tabel met korte weergave van de opgestuurde reacties.

status: veRedelde familie, volwaaRdige weRknemeR of zzp-eR? Er lijkt een tendens te zijn om huishoudelijke dienstverlening niet meer te reguleren als verlengstuk van het gezin. In dit verband is het interessant om op te merken dat au pairs in Oostenrijk als volwaardige werknemers worden gezien. Oude regelingen van de positie van dienstbode, zoals bijvoorbeeld in België, lijken op hun retour te zijn. Daar wordt inmiddels maar een kleine minderheid van mensen in de huishoudelijke dienstverlening als geregistreerde dienstbode tewerkgesteld. In Portugal hebben alle werknemers in de huishoudelijke dienstverlening dezelfde rechten als andere werknemers, al bestaan er in het algemeen verschillende deelcategorieën werknemers (aankelijk van werkuren enz) met verschillende rechtsposities, en worden mensen ook als zzp-er gezien. Ook in Duitsland geldt geen specifieke regeling voor deze sector, maar is het wel zo dat iedereen die minder dan €450 per maand verdient, niet premieplichtig is en dus buiten de sociale verzekeringen (inclusief ziektekostenverzekering) valt. Dit zijn de zogenoemde ‘mini-jobs’. In Spanje is de positie van mensen in de huishoudelijke dienstverlening verbeterd de afgelopen jaren, maar er geldt nog wel een aparte arbeidsrechtelijke regeling voor mensen die direct door een huishouden zijn aangesteld. Ook zijn zij niet verzekerd voor de WW, en vallen zij onder een minder gunstige pensioenregeling dan andere werknemers. Ook Oostenrijk kent een 32

apart statuut voor werknemers in de huishoudelijke dienstverlening met afwijkende regels wat betreft werktijden, (minimum)loon en ontslag. Probleem is echter dat meeste mensen of als zzp-er worden gezien, of werkzaam zijn als parttimer onder diensten-cheque systeem. In beide gevallen genieten zij maar in beperkte mate van sociale zekerheid. De Oostenrijkse ervaring leert overigens dat een dienstenchequesysteem dat alleen administratieve voordelen biedt voor het huishouden maar geen financiële, weinig populair is. In Duitsland hebben mensen met een arbeidscontract dezelfde rechten als andere werknemers. Wel komt het veel voor dat mensen werkzaam in de huishoudelijke dienstverlening minder dan € 450 per maand verdienen en dus op grond van de ‘mini-job’- regeling uitgesloten zijn van sociale verzekeringen. Voor migranten met een precaire verblijfsstatus geldt bovendien dat, wanneer zij een arbeidsrechtelijke procedure aanspannen, zij niet beschermd zijn tegen uitzetting. Tegenover de tendens om mensen in de huishoudelijke dienstverlening of thuiszorg niet meer als verlengstuk van het gezin te zien, is ook sprake van een andere tendens, namelijk om mensen werkzaam in de deze sector als zzp-er’s te kwalificeren, met name wanneer zij als inwonende werkzaam zijn op basis van een 24-uurs dienst. Deze ontwikkeling is duidelijk te zien in Duitsland en Oostenrijk, en lijkt ook aan de orde te zijn in Portugal. Zij wordt eerder bevorderd dan tegengehouden door de in die landen ingevoerde regelgeving. Deze ‘zzp-ers’ worden bijvoorbeeld in Portugal via licentiehoudende bedrijven tewerkgesteld, met belastingvoordeel voor het betrokken huishouden. Ook in Duitsland en Oostenrijk kunnen zorgbehoevenden belastingteruggaven krijgen voor het aanstellen van een inwonende zzp’er. Doordat deze mensen als zzp’er worden gezien, kunnen ook mensen uit Bulgarije en Roemenië legaal aan de slag. Daar waar de status van zzp-er weinig formeel is geregeld, en waar fiscale regelingen hun aanstelling in de hand werkt - Duitsland, Portugal en Oostenrijk - lijkt de inwonende Oost-Europese hulp een tendens te zijn. De informant uit Oostenrijk stelt zelfs dat de daar geldende regelgeving deze constructie in de hand heeft gewerkt. In dit verband is ook interessant dat in Zweden (tot nu toe weliswaar maar een paar) bedrijven actief op het gebied van huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg mensen uit Oost-Europa inhuren van ‘uitzendbureaus’ gevestigd in hun landen van herkomst. In het licht van deze ontwikkelingen, is het interessant om te zien dat in Bulgarije, waar nauwelijks een interne markt bestaat voor huishoudelijke dienstverlening, en de positie van werknemers in deze sector niet of nauwelijks is geregeld, er wel bedrijven zijn die binnen deze sector opereren, of als werkgever, of als bemiddelingsbureau.

afbakening: huishoudelijke dienstveRlening en thuiszoRg als communiceRende vaten Een volgende algemene opmerking is dat huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg overal communicerende vaten lijken te zijn. In Frankrijk en Zweden wordt op het gebied van wetgeving geen onderscheid gemaakt tussen huishoudelijke dienstverlening en niet-medische thuiszorg (op het niveau van cao’s of verhoudingen in de praktijk kan het wel voorkomen dat werknemers in de thuiszorg in een voordeliger positie verkeren). In Portugal, Duitsland en Oostenrijk gelden geen aparte regels voor deze sector op het gebied van arbeidsrecht of sociaal recht, maar gelden fiscale voordelen voor het huishouden alleen bij tewerkstelling in de thuiszorg en/of de kinderopvang. In België worden huishoudelijke dienstverlening en thuiszorg wellicht het meest gescheiden gehouden van elkaar – thuiszorg is daar nog een publieke voorziening. Alle thuiszorgmedewerkers zijn in dienst bij zorginstellingen en vallen niet onder de dienstenchequeregeling. Maar daar blijkt de thuiszorg wel concurrentie te ondervinden van huishoudelijke dienstverlening met dienstencheques. In Frankrijk en Portugal worden fiscale maatregelen bewust ingezet om een systeem van thuiszorg (en, in Frankrijk, huishoudelijke dienstverlening in het algemeen) te faciliteren om op de institutionele zorg te kunnen bezuinigen.

33

oRganisatie: in dienst van huishouden of van een bedRijf of instelling – wat maakt het uit? In België en Zweden, waar dit ook een voorwaarde is voor belastingteruggave, is de meerderheid van de werknemers in huishoudelijke dienstverlening direct in dienst bij een bedrijf of instelling. In Portugal, Oostenrijk, Duitsland en Spanje, waar geen sprake is van een dergelijke voorwaarde, is de overgrote meerderheid van de werknemers in de huishoudelijke dienstverlening en de thuiszorg direct in dienst van het huishouden (in Portugal moet een verlener van thuiszorg wel via een bedrijf worden tewerkgesteld, wil men in aanmerking komen voor fiscale voordelen). Frankrijk lijkt het enige land (uit de beperkte lijst van reacties) te zijn waar fiscale voordelen bestaan voor zowel huishoudens die mensen direct in dienst hebben (70%) als huishoudens die iemand inhuren die bij een bedrijf in dienst is (20%), of die door een bedrijf wordt bemiddeld (10%). Interessant is dat het Franse systeem niet nadeliger lijkt uit te pakken voor de werknemers dan de anderen. In Frankrijk vallen werknemers die direct door huishoudens zijn aangesteld zelfs onder een gunstiger cao dan werknemers die voor commerciële bedrijven werken. Wel wordt door de Franse informant opgemerkt dat mensen die direct in dienst zijn van een huishouden, minder makkelijk de weg vinden naar een vakbond, en ook minder goede toegang hebben tot vakopleidingen dan mensen die in dienst zijn van een zorginstelling of bedrijf. Ook blijkt dat mensen die in dienst zijn van gemeentes of binnen de non-profit sector, onder de meest gunstige voorwaarden werken. Dat er in Frankrijk een aparte caois voor werknemers die direct in dienst zijn van een huishouden, komt doordat de particuliere werkgevers in dat land vertegenwoordigd worden door hun eigen werkgeversorganisatie FEPEM (Fédération des particulier employeurs de France): www.fepem.fr/accueil1. Behalve particuliere werkgevers te vertegenwoordigen in collectieve onderhandelingen en ten opzichte van de politiek, biedt deze organisatie hen ook individuele (rechts)hulpverlening en voorlichting aan. Verder zet zij zich in voor professionalisering van deze sector, met name in het kader van een bredere koepelorganisatie IPERIA, waar ook vakbonden bij zijn betrokken. De regeling in Portugal heeft weliswaar geholpen om werknemers uit het zwarte circuit te halen, maar heeft niet geleid tot verbetering op het terrein van arbeidsvoorwaarden of –omstandigheden. In Zweden heeft het systeem van fiscale aftrek wel geleid tot meer werkgelegenheid, maar er lijken nog veel problemen te zijn op het gebied van arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden, terwijl het kennelijk nog de vraag is of er echt sprake is van minder zwart werk. De grote bedrijven hebben zich aangesloten bij de schoonmaak-cao, maar deze is niet algemeen verbindend en met name de (vele) kleinere bedrijven werken met slechtere (of geen) cao. De regeling daar is dus omstreden. Op basis van de verzamelde gegevens, lijkt Frankrijk de bedrijven actief in deze sector het strengst te reguleren. Er is sprake van een vergunningenstelsel met strenge voorwaarden, en vergunning houdende bedrijven worden om de vijf jaar gecontroleerd. Wel geldt ook daar dat controle in de privésfeer voor de arbeidsinspectie vaak lastig zo niet onmogelijk is.

1

Volgens de eigen gegevens van FEPEM zijn er 3,6 miljoen particuliere werkgevers in Frankrijk. De informatie op hun eigen website beidt echter geen inzicht in de omvang van hun eigen ledenbestand. Volgens een blog-bericht zou het aantal leden niet hoger zijn dan 3.000: http://mobile.agoravox.fr/tribune-libre/article/le-robin-des-bois-des-services-a-126332 Lidmaatschap kost € 12 per jaar.

34

vooRstellen vooR veRbeteRing Opmerkelijk is dat alleen de Belgische respondent uitdrukkelijk aangeeft dat fiscale voordelen in haar land zijn ingevoerd om de rechtspositie van werknemers te verbeteren. De belangrijkste overweging om werk in huishoudelijke dienstverlening en/of thuiszorg te formaliseren lijkt in Frankrijk, Portugal, Oostenrijk, Duitsland en wellicht ook Zweden te zijn: een goedkoper alternatief te ontwikkelen voor institutionele zorg. Toch zijn de informanten uit België, Portugal en Frankrijk in het algemeen wel positief over de (meer of minder doortastende) regelingen in hun respectievelijke landen. Zij raden ook aan de reikwijdte van die regelingen te verbreden en om ze als breekijzer te gebruiken voor betere regulering van arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden (door wetgeving of via betere cao’s) en om isolement van mensen die direct door huishoudens worden tewerkgesteld verder te doorbreken (door lidmaatschap van een vakbond en/of deelname aan een vakopleiding meer toegankelijk voor ze te maken, bijvoorbeeld). De informant uit Oostenrijk is daarentegen uitgesproken negatief over de situatie in haar land, en pleit voor een radicaal andere aanpak, waarbij zorg wordt aangeboden als een publieke voorziening, en mensen werkzaam in de huishoudelijke dienstverlening zich in coöperaties organiseren. Ook de informant uit Zweden lijkt weinig onder de indruk te zijn van de daar geldende – nogal liberale – regeling.

conclusies Op basis van de binnen gekomen reacties, valt te concluderen dat betaalde arbeid in particuliere huishoudens steeds minder als verlengstuk van onbetaalde reproductieve arbeid wordt beschouwd, en steeds meer als regulier betaald werk. Dit neemt niet weg echter dat de rechten van mensen werkzaam in de huishoudelijke dienstverlening of de thuiszorg nog steeds onder druk komen te staan. Soms komt dit omdat zij de status van zzp-er krijgen. Soms komt het omdat zij onder algemeen geldende regelingen voor kleine parttime banen vallen, waardoor zij alsnog worden uitgesloten van sociale zekerheid. Omdat gedeclareerd werken vaak voor betrokkenen onvoldoende voordelen oplevert, komt ongedeclareerd (zwart) werk in meerdere landen nog veel voor. Verder is een opmerkelijke ontwikkeling een toename in het aantal zzp’ers, met name uit Oost- Europese landen, die worden ingehuurd om vierentwintig uur per dag bij ouderen en gehandicapten in huis te verblijven, het huishouden draaiende te houden, gezelschap te bieden en (rudimentaire) zorg te bieden. Deze ontwikkeling wordt vooral gesignaleerd in Duitsland, Oostenrijk en Portugal. Een aantal landen heeft regelingen ingevoerd om ongedeclareerd werk in deze sector tegen te gaan. In het verslag wordt vooral ingegaan op de regelingen die gelden in Zweden, België, Frankrijk en Portugal. Met name waar dergelijke regelingen reële financiële voordelen opleveren voor de betrokken huishoudens, lijken zij effect te hebben. Tegenover de kosten die hiermee zijn gemoeid, staan als voordelen dat zwart werk wordt bestreden, dat volwaardig werkgelegenheid wordt gecreëerd, en dat aan een voor alle betrokken partijen aanvaardbaar alternatief voor de nóg duurdere institutionele zorg kan worden gewerkt. Wat dit laatste punt betreft, valt op dat het overal moeilijk blijkt werkzaamheden verricht in het kader van thuiszorg strak te onderscheiden van ‘gewone’ huishoudelijke dienstverlening. Regelingen die de ene deelsector treffen, hebben gevolgen voor de andere, en andersom. Wil men inzetten op door de overheid gesubsidieerde en goed geregelde thuiszorg als alternatief voor institutionele zorg, dan kan het zijn dat men daarbij de kosten van een gesubsidieerde aanbod aan huishoudelijke dienstverlening voor lief zal moeten nemen. Voor de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden van de werknemers lijkt het overigens niet van belang te zijn of zij direct door particulieren worden tewerkgesteld, of indirect via bemiddelingsbureaus, of juist door bedrijven die actief zijn in deze sector. Van meer belang is hoe de sector is georganiseerd, zowel van werkgevers- als van werknemerskant.

35

VRAGENLIJST intRoduction The trade union movement in the Netherlands, FNV-Bondgenoten, has been campaigning since 2006 for better regulation of domestic work. Following the recent elections, and in light of the ILO Convention, there is now some political support for improvement of the legal position of domestic workers who, until now, have been largely excluded from all social security provisions and, in practice, often end up working in the shadow economy. Increasingly, this is also becoming the case for workers who provide home-based care. As a next step in its campaign, the Dutch trade union FNV Bondgenoten wants to develop proposals for an alternative regulatory framework for the Netherlands for domestic workers and for providers of home-based care. With this in mind they have decided to collect information on the regulatory regimes for domestic work and/or home-based care in other EU Member States. We would greatly appreciate it if you could provide answers to the questions below. Once we have collected and analyzed all returned questionnaires, we shall send a report of our findings to all respondents, so that you too can place the situation in your country in a comparative framework. Since we anticipate a political debate in the Netherlands before summer recess, we kindly ask you to send your reply by e-mail before WEDNESDAY 8 MAY 2013, if at all possible. Please respond to the following address: [email protected] Thank you!

labouR law 1. Do domestic workers generally live-in with their employers, or work on a live-out basis? 2. Do workers provide household services on the basis of an employment contract or as self-employed? 3. When does a domestic worker qualify as self-employed? Which statutory obligations apply for example in terms of registration and taxation? 4. If domestic workers work on the basis of an employment contract, who is their employer: the household they work for, or an agency? Which percentage (estimate) of domestic workers has an agency as employer? 5. Are the statutory terms of contract different for domestic workers whose employer is a household than for those whose employer is an agency? Do these differences only relate to social benefits and/or taxes (see below), or also to issues of labour law such as: health and safety measures; paid sick leave; paid vacation; minimum wage; maximum working hours; collective labour agreements; termination of contract; training opportunities? 6. Does the situation differ depending on the number of hours that a domestic worker works for a specific household or agency? 7. Are there specific rules that apply to workers who live-in with the household they work for? If so, how does their legal position differ from that of a live-out worker? 8. Does a minimum wage apply in your country? Are domestic workers entitled to minimum wage? If so, does this apply to all categories – i.e.: self-employed; employee of a household; employee of an agency; part-time/full-time workers; live-in/live out workers; etc. 9. Is the position of providers of home-based care, in terms of labour law, different from that of domestic workers? In what respects?

36

agencies When domestic workers are the employees of a household, do agencies operate as intermediaries? In what percentage of the cases (estimate)? 10. What does the relationship between the domestic worker and the agency entail? a. What services and guarantees does the agency provide? i. To the employing household? ii. To the domestic worker? b. What are the costs and benefits for the employing household? c. What are the costs and benefits for the domestic worker? d. To what extent does the agency have authority over the work of the domestic worker? i. Do they for example determine how much work is to be done in a given period of time, or what kind of cleaning materials are to be used? e. To what extent is the relationship between agency, employer-household and domestic worker state-regulated? f. What kind of state control mechanisms are in place? 11. Is the position of providers of home-based care vis à vis agencies or health care centers different from that of domestic workers vis à vis agencies? In which respects?

social benefits 1. Do all domestic workers enjoy full benefits (i.e. unemployment insurance; disability insurance; old age pension; employer’s contribution to health insurance)? Or does the situation differ depending on a. Whether the domestic worker has an employment contract or is self-employed; b. Whether the domestic worker is employed full-time or part-time; c. Whether the domestic worker is employed by a household or by an agency d. Whether a domestic worker, employed by a household, has been employed directly by that household, or via an agency. 2. Is the position of providers of home-based care, in terms of social benefits, different from that of domestic workers? In which respects?

income tax 1. Are all domestic workers required to pay income tax, or are certain categories (partially) exempt? Are all employers required to report a domestic worker’s earnings to the tax department, or does this only apply to some employers (for example: agencies, or households who employ a domestic worker full-time)? 2. Is the fiscal position of providers of home-based care different from that of domestic workers? In which respects?

37

households’ costs compensation 1. Are households somehow compensated for the costs involved in employing a domestic worker? If so, is this done through a voucher system, or through tax rebates? Could you explain briefly how the system works? Is the system meant to ensure: - That domestic workers enjoy full labour rights and/or fall under a collective labour agreement? - That domestic workers enjoy full social benefits? - That domestic workers pay full income tax? How do the costs for households compare to the cost of hiring a domestic worker as undeclared labour? What are the gross costs for the state? Have net costs been calculated? (i.e. gross costs minus income from extra tax revenues and social premiums declared labour etc). 2. Do the same provisions for costs compensation apply to households engaging providers of home-based care? If not, how do the two regimes differ? Policy assessment: If there is a system of households’ costs compensation in place for domestic work and/or home-based care: - Are there indications that this system of compensation has led to a reduction in the employment of undeclared labour? - Has it led to an increase in the registered employment of low-skilled workers? - Has it contributed to the (full-time) employment of highly skilled workers? - What is the current political consensus concerning this system of compensation? Are the advantages considered to weigh up against the costs? - Has the system turned out to have other disadvantages, other than costs? - To what extent do issues like undeclared labour, violation of labour law and health and safety standards remain unresolved? - How could the system be improved?

38

labouR law

question

1

do domestic workers generally live-in with their employers, or work on a live-out basis?

Sweden

Meestal uitwonend

Belgium

Werken voor meerdere families, niet inwonend.

Bulgaria

Uit wonend, in bijzondere gevallen biedt een werkgever gratis een kamer aan.

Portugal

Er zijn hier geen officiële statistieken over, maar algemeen is de agelopen 15 jaar het inwonen gedaald.

Austria

Domestic workers and childcare meestal niet inwonend, home care meestal wel inwonend.

Germany

De meesten uitwonend, degenen inwonend werken meestal voor oudere mensen.

Spain

Minderheid woont in.

France

Meesten wonen niet in; sommigen wel (vooral niet gedocumenteerden – zie toegevoegde commentaar)

labouR law

question

2

do workers provide household services on the basis of an employment contract or as

Sweden

Alle vormen komen voor, maar meesten zijn in dienst van een bedrijf.

Belgium

Als werknemer

Bulgaria

Beiden. Werknemerschap meestal wanneer in dienst van een bedrijf. Anders vaak aannemen diensten.

self-employed?

Portugal

Werknemers direct in dienst van huishouden zijn meestal werknemer in vaste dienst. Werknemers aangesteld via bemiddelingsbedrijf zijn vaak zzp-er of in tijdelijke dienst.

Austria

Thuiszorg is meestal (quasi)zzp-er, tenzij in dienst van NGO. Wn in huishoudelijke dienst =wn. Au pair is wn!

Germany

95% werkt op informele basis. Wanneer er wel een contract is, is deze mondeling aangegaan.

Spain

Status van werknemers

France

Grote meerderheid werkt als werknemer.

labouR law

question

3

When does a domestic worker qualify as self-employed? Which statutory obligations apply for example in terms of registration and taxation?

Sweden

In Zweden wordt dit per geval bepaald door rechter. In een geval oordeelde rechter dat MDW als zzp gekwalificeerd moest worden omdat zij niet op vaste tijden werkte, en ook beloning per ‘klus’ werd afgesproken.

Belgium

Zelfde voorwaarden als andere zelfstandigen.

Bulgaria

Er bestaat geen definitie hiervoor.

Portugal

1: wanneer zijzelf de plek en tijden bepaald 2: eigen hulpmiddelen gebruikt. 3: geen betaling in tijd. In feite zijn deze voorwaarden niet strikt. Verplicht al hun activiteiten te melden aan de belastingdienst.

Austria Hebben eigen klanten en moeten hun werkwijze zelf kunnen bepalen. Ze moeten verder zelf voor een Germany

verzekering zorgen.

Spain

Geen antwoord.

France

ZZp-er moet zich inschrijven. Hoeft geen BTW te betalen. Thuishulp kan nooit als ZZP-er.

39

labouR law 4

question if domestic workers work on the basis of an employment contract, who is their employer: the household they work for, or an agency? which percentage (estimate) of domestic workers has an agency asemployer?

Sweden

Geschat wordt dat 90% in dienst is bij een bedrijf, omdat huishouden anders niet in aanmerking komt

Belgium

Voor een agentschap via dienstencheques: meer dan 100 000

voor belastingaftrek (zie hieronder). NB hhj mag ook met een zzp-er contracteren! Als geregistreerde dienstbode: minder dan 1000 Bulgaria

De agenschap

Portugal

Het huishouden in de meeste gevallen, in maar 0,9% een agentschap

Austria

Meestal huishouden. Weinig commerciële bureaus. Sommige mensen wel bij ngo’s in dienst.

Germany

Er wordt niet veel gebruik gemaakt van een agentschap, meestal is dit het huishouden.

Spain

Bijna 100% direct door huishouden aangesteld.

France

70% is direct door huishouden aangesteld; 20% werkt voor een instelling of ‘agency’; 10% werkt voor een huishouden maar is bemiddeld via een ‘agency’.

labouR law 5

question are the statutory terms of contract different for domestic workers whose employer is a household than for those whose employer is an agency? do these differences only relate to social benefits and/or taxes (see below), or also to issues of labour law such as: health and safety measures; paid sick leave; paid vacation; minimum wage; maximum working hours; collective labour agreements; termination of contract; training opportunities?

Sweden

Mensen die direct door hh in dienst staan vallen onder aparte regime met minder gunstige regelingen dan andere wn w.b. werktijden, ontslagbescherming, arbo enz. Zij vallen ook niet onder een CAO en zijn niet georganiseerd. DW in dienst bij bedrijven hebben bijna alle zelfde rechten als andere wn.

Belgium

Op vlak van arbeidswetgeving hebben werknemers met dienstencheques het statuut van arbeiders, terwijl dienstbodes een apart statuut hebben. Dit is op sommige vlakker minder gunstig, op sommige vlakken is het iets beter.

Bulgaria Portugal

nvt Wettelijk verschillen ze niet van elkaar, maar in praktijk wel. Mensen in dienst van agentschap zijn vaak als quasi-zzp-er aangesteld.

Austria

Speciale regeling voor huishoudelijke dienstverlening. Afwijkende regels w.b. werktijden, (minimum)loonbetaling en ontslag. WG mag ook kiezen voor diensten cheque. Dan geldt andere min loon. Verder verschillende CAO’s voor verschillende soorten instellingen als wg.

Germany

Hangt van het contract af, de meesten die voor een huishouden werken hebben geen contract. Diegenen met een contract via agentschap of huishouden hebben toegang tot sociale voorzieningen.

Spain

Thuishulp en enkele domestic worker die in dienst is van een agency vallen onder reguliere arbeidsrecht. Mensen in huishoudelijke dienstverlening die direct door huishouden zijn aangenomen hebben eigen arbeidsrechtelijke regeling.

France

Wie direct door huishouden in dienst is, valt onder speciale CAO. Alle basisrechten zijn hetzelfde als voor andere wn. Salaris en ontslagregeling zijn relatief gunstig geregeld. Thuiszorg die voor een publieke instelling werken vallen onder een andere cao die ook redelijk gunstig is. Mensen in dienst bij particuliere bedrijven hebben een relatief slechte CAO, die ook niet door alle vakbonden is ondertekend (zie aanvullende opmerkingen). Thuiszorg in dienst van gemeentes zijn ambtenaren.

40

labouR law 6

question does the situation differ depending on the number of hours that a domestic worker works for a specific household or agency?

Sweden

Nee

Belgium

Niet op vlak van arbeidswetgeving

Bulgaria

nvt

Portugal

Niet op gebied van arbeidswetgeving.

Austria

Werk op basis van dienstencheque kan alleen tot €529 per maand.

Germany

Nee, van belang is de grens van €450, zodra deze is bereikt moet de werkgever bijdrage inleveren

Spain

Als minder dan 60 uur in dienst, dan verschil in administratieve verantwoordelijkheden (zie onder fiscaal recht)

France

In Frankrijk geldt voor alle werknemers dat wie > 70 uur per maand of 200 uur per trimester werkt volledig recht heeft op sociale zekerheid. Wie minder uren werkt heeft vergelijkbare aanspraken, maar deze zijn anders geregeld.

labouR law

question

7

are there specific rules that apply to workers who live-in with the household they work for?

Sweden

Nee

Belgium

Niet op vlak van arbeidswetgeving. Het enige verschil is dat een inwonende dienstbode een deel van

if so, how does their legal position differ from that of a live-out worker?

het loon in natura kan uitbetaald krijgen, huisvesting en voeding. Bulgaria

nvt

Portugal

De regels zijn hetzelfde, op het volgende na: 1: de kosten v.d woonvoorziening, gebruik van energie kan van salaris worden afgetrokken. 2: recht op maaltijden, 8 uur nachtrust. 3: bij beeindiging werkverhouding recht op minimaal aantal dagen om te vertrekken.

Austria

Er is een aparte regeling, maar meeste inwonenden worden als zzp-er gezien.

Germany

Niet echt, er is wel een discussie gaande over inwonenden die weekenden werken om de Work Time Law niet toe te passen op hen.

Spain

Geen aparte regels voor inwonenden

France

Er zijn geen aparte regels voor inwonend personeel. Wel wordt bedrag dat mag worden afgetrokken van salaris voor kost en inwoning tot een maximum beperkt.

41

labouR law 8

question does a minimum wage apply in your country? are domestic workers entitled to minimum wage? if so, does this apply to all categories – i.e.: self-employed; employee of a household; employee of an agency; part-time/full-time workers; live-in/live out workers; etc.

Sweden

Er geldt geen minimumloon in Zweden. Grootste bedrijven in sector huish dienstverl zijn aangesloten bij een CAO die aansluit bij CAO schoonmaak (al zijn b.v. lonen van DW wel iets lager). Lonen kunnen erg laag zijn bij andere bedrijven, o.a. omdat mensen ook formeel in dienst zijn bij uitzendbedrijven in NEU landen.

Belgium

Wettelijk minimumloon niet van toepassing op dienstbodes. Wel sectorale minimumlonen afgespro-

Bulgaria

nvt

Portugal

Ja, wettelijk minimumloon van toepassing op alle werknemers.

Austria

Minimum loon aankelijk van CAO (werknemers instellingen) of specifieke wettelijke regeling als

ken. Ook voor werknemers met dienstencheques is er een sectoraal minimumloon

huishouden wg is. Germany

Nee, geen algemene minimum, alleen voor de zorgsector wel.

Spain

Alle werknemers in huishoudelijke dienstverlening en in thuishulp vallen onder minimumloon

France

Iedereen valt in beginsel onder het minimum loon. Gemiddeld verdienen mensen in huishoudelijke dienstverlening netto €9.50 pu, net iets meer dan CAO loon van €8.00 pu. ZZP’ers genieten geen bescherming.

labouR law 9

question is the position of providers of home-based care, in terms of labour law, different from that of domestic workers? in what respects?

Sweden

Positie niet medische thuiszorg en DW is gelijk.

Belgium

Werknemers uit de thuiszorg behoren tot een andere sector, en hebben een eigen paritair comité met

Bulgaria

nee

Portugal

Nee, dezelfde regels zijn van toepasing.

eigen, betere collectieve arbeidsovereenkomsten.

Austria Germany

Ja, hier geldt wel een minimum loon.

Spain

Ja, zie antwoord op nummer 5.

France

Mensen in huishoudelijke dienstverlening vallen onder zelfde CAO als (basis) thuiszorg. Alle medisch gekwalificeerde thuiszorg valt onder aparte CAO voor gezondheidszorg.

42

agencies

question

10

percentage employed via agency?

Sweden

In Sweden komt het bijna niet voor dat DW via een bedrijf of instelling wordt bemiddeld, bij hh in dienst is.

Belgium

Bijna 100% direct in dienst van een bedrijf.

Bulgaria Portugal

Een klein maar groeiend aantal bedrijven neemt mensen direct in dienst. Ook wordt een klein percentage bemiddeld door bedrijven.

Austria

Geen gegevens hierover

Germany

Geen statistieken voor onderstaande vragen

Spain

Rond 5%

France

Ongeveer 10% (?)

agencies

question

10a

what does the relationship between the domestic worker and the agency entail?

Sweden Belgium

Bedrijf en gezin sluiten individueel commercieel contract, grote verschillen daardoor agentschap en

Bulgaria

Verdere vragen nvt.

Portugal

Bemiddelingsbedrijven bieden bemiddeleling, vervanging en voorlichting over regelgeving. Nemen

werknemer gebonden door arbeidscontract, net zoals die gelden voor andere werknemers

administratieve taken over van huishouden. Austria

Er is weinig bekend over bemiddelende bedrijven.

Germany Spain France

Agency bemiddeld bij aanstelling en zorgt voor vervanging bij ziekte enz.

agencies

question

10b

what are the costs and benefits for the employing household?

Sweden Belgium

8,50 p.u. na fiscal aftrek 5.95 p.u

Bulgaria

nvt

Portugal

Bedrijven die zelf DW in dienst hebben, moeten licentie hebben. Zij staan garant voor kwaliteit. Huishoudheeft fiscaal voordeel.

Austria

Lijken vooral te bemiddelen voor buitenlanders die inwonend thuiszorg bieden.

Germany



Spain

Bemiddeling bij aanstelling; vervanging bij ziekte e.d. Kosten: ongeveer 1 maand salaris

France

Bemiddelingskosten maken het duurder dan direct aanstellen; wel goedkoper dan uitzendbureau

43

agencies

question

10c

what are the costs and benefits for the domestic worker?

Sweden

_

Belgium

Reiskosten met eigen vervoer. Vergoeding is ontoereikend

Bulgaria

nvt

Portugal

Netwerk bemiddelingsbedrijf verruimt mogelijkheden om aan werk te komen.

Austria

_

Germany

_

Spain

_

France

_

agencies

question

10d

to what extent does the agency have authority over the work of the domestic worker?

Sweden Belgium

Juridisch gezien de werkgever, dus oefent gezag uit.

Bulgaria

nvt

Portugal

Wanneer DW in dienst is van een bedrijf, dan wordt gezag gezamenlijk uitgeoefend door bedrijf en huishouden. Leidt tot onduidelijkheden. Bij bemiddelingsbedrijf blijft gezag bij huishouden.

Austria Germany

---

Spain

Geen gezag, tenzij wn direct in dienst van agency.

France

Geen gezag, maar als wn goede reputatie verliest, dan zal zij waarschijnlijk niet meer worden bemiddeld.

agencies 10e

question to what extent is the relationship between agency, employer-household and domestic worker state-regulated?

Sweden Belgium

Bij wet vastgelegd.

Bulgaria

nvt

Portugal

Vergunningenstelsel.

Austria

Opereren vooral in het buitenland. Kwalitatief onderzoek geeft aan dat er veel problemen spelen.

Germany

---

Spain

Geen specifieke regeling (?).

France

Bemiddeling door bureaus is uitgebreid geregeld via een vergunningenstelsel die hoge voorwaarden stelt.

44

agencies

question

10f

what kind of state control mechanisms are in place?

Sweden Belgium

Agentschap heeft erkenning nodig v.d. overhead. Bij niet- naleving v.d voorschriften kan deze erken ning worden ingetrokken.

Bulgaria

nvt

Portugal

Arbeidsinspectie moet eerst rechterlijke toestemming hebben om privé woning te betreden.

Austria

Kwalitatief onderzoek suggereert dat er (te) weinig controle is.

Germany

--

Spain

Arbeidsinspectie treedt niet op ivm privacy huishouden

France

Bedrijven worden om de 5 jaar gecontroleerd.

agencies

question

11

is the position of providers of home-based care vis à vis agencies or health care centers different from that of domestic workers vis à vis agencies?

Sweden Belgium

nee

Bulgaria

nvt

Portugal

In theorie hebben beide groepen dezelfde rechten. In praktijk verdienen mensen in thuishulp beter en

Austria

worden minder snel ontslagen.

Germany Spain

---

France

Geen verschil.

45

social benefits question 12a

do all domestic workers enjoy full benefits or does the situation differ depending on: whether the domestic worker has an employment contract or is self-employed;

Sweden

Regeling sociale rechen in Zweden is ingewikkeld. Maar geen van de hier genoemde factoren is van belang. Belangrijkste bepalende factor voor aanspraken op sociale zekerheid is inkomen.

Belgium

Zelfstandigen dragen minder bij tot de sociale zekerheid en hebben andere rechten.

Bulgaria

nvt

Portugal

Verschil tussen: a) wn voltijds in dienst bij een wg b) wn met meerdere wgs c) zzp-ers d) zwart werkenden WW alleen voor (a). WAO alleen voor (a) en (b). (c) en (d) kunnen wel beroep doen op sociale voorziening. (a) heeft bijna volledige pensioenrechten; (b) iets minder; (c) nog minder; (d) alleen AOW. (A) en (b) hebben recht op ziektekostenverz betaald door wg. (c) en (d) niet.

Austria

ZZP-ers wel verzekerd voor ziektekosten en pensioen. Probleem is echter om claims te verzilveren in buitenland. Werknemers zijn gewoon verzekerd. Mensen die via dienstencheque werken zijn verzekerd tegen ongevallen. Aanvullende ziektekostenverzekering mogelijk tegen extra betaling.

Germany

Omdat veel informeel werken, kunnen ze zich niet beroepen op sociale voorzieningen. Zodra sprake is van een formele contract hangt dit af van de grens van €450. De werkgever moet dan bijdragen aan de sociale voorzieningen

Spain

Wn in huishoudelijke dienstverlening hebben geen WW en een minder gunstige pensioenregeling dan andere wn.

France

Ja. Alle werknemers zijn op dezelfde manier verzekerd. ZZP’ers in deze sector verschillen niet van ZZP’ers in andere sectoren.

social benefits question 12b

whether the domestic worker is employed full-time or part-time

Sweden

Sommige deeltijdse dienstboden vallen niet onder de sociale zekerheid, hun werkgever draagt niet bij.

Belgium Bulgaria Portugal

Dienstencheque alleen voor mensen die minder dan €529 verdienen

Austria

---

Germany Spain France

46

social benefits question 12c

whether the domestic worker is employed by a household or by an agency

Sweden Belgium

Dienstboden die onder de sociale zekerheid vallen en werknemers via dienstencheques hebben dezelfde (volledige) rechten.

Bulgaria Portugal

Werknemers direct in dienst van huishouden zijn meestal werknemer. Werknemers aangesteld via bemiddelingsbedrijf zijn vaak zzp-er of in tijdelijke dienst.

Austria Germany

----

Spain

5% die direct door agency in dienst staat, heeft wel zelfde rechten als andere wn.

France social benefits questions 12d

whether a domestic worker, employed by a household, has been employed directly by that household, or via an agency.

Sweden Belgium

Bij voltijd, dezelfde rechten, anders dienstbodes geen sociale rechten en diensten-chequewerknemers wel.

Bulgaria Portugal Austria Germany

----

Spain France social benefits question 13

is the position of providers of home-based care, in terms of social benefits, different from that of domestic workers? in which respects?

Sweden

Geen verschil

Belgium

Werknemers uit de thuiszorg Vallen 100% onder de sociale zekerheid.

Bulgaria

Nee

Portugal Austria Germany

Dit hangt weer af van het salaries. De zorgsector heeft wel een min loon.

Spain

Thuis zorg heeft zelfde sociale rechten als andere wn.

France

47

income tax 14

question are all domestic workers required to pay income tax, or are certain categories (partially) exempt? are all employers required to report a domestic worker’s earnings to the tax department, or does this only apply to some employers (for example: agencies, or households who employ a domestic worker full-time)?

Sweden

Geen afwijkende regels voor werknemers in deze sector. Alle werkgevers hebben zelfde verplichtingen.

Belgium

Progressieve inkomensbelasting, geen specifieke uitzondering voor thuisarbeiders. Er zijn voor de belastingaangifte geen uitzonderingen voor het huispersoneel.

Bulgaria Portugal

Geen verschil met andere wn. Wn met minimumloon en zzp-er met minder dan 10,000 pj vrijstelling inkomstenbelasting. Geen verschil tussen werkgevers.

Austria

Iedereen die minder verdient dan €11,000 per jaar is vrijgesteld van inkomstenbel. Bij aanstelling zzp-er, geen verplichting opdrachtgever om te melden bij fiscus.

Germany

Zodra de grens van €450 is bereikt moet dit wel, anders niet.

Spain

Bij contract van < 60 uur mag wg wn zelf sociale premies laten betalen.

France

Iedereen heeft zelfde rechten en plichten. Geen speciale regelingen.

income tax

question

15

is the fiscal position of providers of home-based care different from that of domestic

Sweden

Nee

Belgium

Zelfde

workers? in which respects?

Bulgaria Portugal

Geen verschil

Austria Germany Spain France

48

Ja dit verschilt, omdat een deel wordt gecompenseerd door de zorgverzekering.

households’ costs compensation 16

question: are households somehow compensated for the costs involved in employing a domestic worker?

Sweden

HH kan 50% van de kosten terugkrijgen via belastingteruggave. De bedrijven of zzp-ers waarmee hh contracteert moeten zelf een bepaald soort belasting betalen. Regeling is niet ingevoerd met bedoeling om werknemers een betere positie te garanderen. Het is niet uitgesloten dat er nog steeds zwart wordt gewerkt voor minder geld. Bruto kosten voor staat worden geschat op 2.200.000.000 SEK Per jaar Geen netto kostenberekeningen bekend.

Belgium

Ja, dit bestaat. Dienstencheques zijn gesubsidieerd door de overheid. Gebruikers kunnen de kost van de dienstencheques aftrekken van hun belastingen. dienstencheques zijn erg voordelig. Voor het stelsel van de dienstencheques wordt de bruto kost voor de overheid geraamd op 1,7 miljard euro. De directe terugverdieneffecten worden geraamd op 656 miljoen euro. De indirecte terugverdieneffecten worden geraamd op 88 miljoen euro (cijfers voor 2011)

Bulgaria Portugal Austria

Belasting voordelen voor kinderopvang en langdurige zorg.

Germany

Ja, ze kunnen een deel van het salaris van belastingen aftrekken.

Spain

Geen compensatie

France

De werkgever betaalt de werknemer of de ‘agency’ en krijgt 50% terug aan het eind van het jaar of in de vorm van aftrekpost, of in de vorm van een toeslag (bij mensen die geen inkomstenbelasting betalen. Dit geldt overigens niet voor gepensioneerden). Mensen van boven de 70 jaar die met een service cheque betalen zijn vrijgesteld van verplichting sociale premies af te dragen. Kosten staan zijn geraamd op 16 miljard per jaar. Groei van de sector valt tegen in verhouding tot publieke kosten. Neemt niet weg dat sociale baten (in vorm van werkgelegenheid in verzekerde banen) significant is. Bovendien zijn diensten aan huis goedkoper dan institutionele alternatieven in kinderopvang en bejaardenzorg. Zie verder bijlage met samenvatting rapport Frans Senaat.

49

households’ costs compensation 17

question: do the same provisions for costs compensation apply to households engaging providers of home-based care? if not, how do the two regimes differ?

Sweden

Zelfde regeling is van toepassing op niet-medische thuiszorg.

Belgium

Thuiszorg wordt publiek gefinancierd. Diensten cheques spelen dus geen rol.

Bulgaria Portugal

Fiscale voordelen alleen voor huishouden dat thuiszorg inhuurt van een licentie-houdende bedrijf dat wn zelf in dienst heeft. Teruggave inkomensaankelijk. Zelfde systeem als bij ziektekosten.

Austria

Er zijn ook vergoedingen voor 24 zorg door zzp-ers tot max 275 per maand, of max 550 – 1.100 pm voor een wn, aankelijk van inkomen wg. Kosten voor staat: ongeveer 90 miljoen euro

Germany

Van toepassinge op beiden.

Spain France

Geen verschil.

policy assessment question

if there is a system of households’ costs compensation in place for domestic work and/or home-based care: are there indications that this system of compensation has led to a reduction in the employment of undeclared labour

Sweden

Regeling heeft geleid tot substantiële toename reguliere arbeid; niet duidelijk of zwart werk minder is geworden.

Belgium

ja

Bulgaria Portugal

Bedoeling regeling was anders, namelijk bezuinigen op institutionele zorg. Neemt niet weg dat het huishoudens met hoge inkomsten aanmoedigt om thuiszorg bij instellingen in te huren.

Austria

Kostenvergoeding voor thuiszorg is een success. Dienstencheque systeem (zo te zien geen kostenbesparing, alleen minder administratie) is minder succesvol.

Germany

Gebrek aan kennis en onderzoek op gibed van deze kwesties.

Spain France

Er is groei geweest in het aantal mensen dat ‘wit’ werkt: 1,5 miljoen direct door huishoudens aangesteld; 500,000 via ‘agencies’.

policy assessment question

has it led to an increase in the registered employment of low-skilled workers?

Sweden

Dit is niet onderzocht. Wel is bekend dat meerderheid buitenlander is, zowel hoog als laag opgeleid

Belgium

ja

Bulgaria Portugal

Onderzoek ontbreekt, maar het is aannemelijk dat fiscal e regeling reguliere werk bevordert.

Austria

Geen toename werkgelegenheid als werknemer. Meestal gaat het om zzp-ers of mensen met kleine parttime baan

Germany Spain France

50

Eerder vervanging van werkgelegenheid in maakindustrie.

policy assessment question

has it contributed to the (full-time) employment of highly skilled workers?

Sweden

Begrijpt vraag niet.

Belgium

nee

Bulgaria Portugal Austria Germany Spain France

Er zijn ook hoog gekwalificeerden die voor dit werk kiezen, meestal part-time. Geen antwoord op vraag of meer hoog opgeleide werkgeefsters zijn gaan werken door systeem.

policy assessment question

what is the current political consensus concerning this system of compensation? are the advantages considered to weigh up against the costs?

Sweden

Hierover is geen consensus.

Belgium

Gezien de budgettaire situatie en de grote populariteit van de dienstencheques, staat het systeem onder druk. De kostprijs van de dienstencheques werd al opgetrokken, maar het blijft voordelig.

Bulgaria Portugal

Tot nu toe geen kosten/baten analyse gedaan.

Austria

Vergoedingensysteem thuiszorg heeft in-wonende 24 uur thuiszorg door migranten in de hand

Germany

gewerkt.

Spain France

Dit is een van de weinige sectoren waarin geen sprake is van verlies aan werkgelegenheid nu met de crisis.

policy assessment question

has the system turned out to have other disadvantages, other than costs?

Sweden

Geen antwoord.

Belgium

Ja, het stelsel van de dienstencheque treedt gedeeltelijk in concurrentie met de thuiszorg. De dienstencheques zijn goedkoper dan de thuiszorg, maar de kwaliteit is ook minder goed.

Bulgaria Portugal

Antwoorden wekken suggestie dat licentie-houdende bedrijven thuiszorg verleners ook ‘als zzp-er’ in dienst nemen.

Austria

Fiscale maatregelen werken in nadeel lagere inkomens die geen belasting betalen.

Germany Spain France

Rapport Senaat uit wel zorg dat werknemers straks zullen ‘vastzitten’ in deze sector, terwijl zij elders nodig zullen zijn.

51

policy assessment question

to what extent do issues like undeclared labour, violation of labour law and health and safety standards remain unresolved?

Sweden

Deze kwesties zijn nog lang niet opgelost.

Belgium

Voor Werknemers die niet aangeven dat ze werken, is dit een probleem. Deze mensen vinden moeilijker de weg naar de vakbond.

Bulgaria Portugal

Fiscale regeling helpt om zwart werk tegen te gaan, maar biedt onvoldoende bescherming rechten werknemers.

Austria

Dienstencheques werken ook averechts uit arbeidsrechtelijke oogpunt. Met name ontslagbescherming is ondermijnd.

Germany Spain France

Meningen over directe tewerkstelling door huishoudens zijn verdeeld. Sommigen pleiten er voor iedereen in dienst te laten werken van de gemeentes. De afgelopen zes jaar werken vakbonden hard aan het voorlichten van werknemers in deze sector. Men maakt zich wel zorgen over migrantenarbeiders die in een zeer aankelijke positie (bv bij CD)

policy assessment question

how could the system be improved?

Sweden

Geen antwoord.

Belgium

Het statuut van dienstbode is niet meer van deze tijd, en het statuut van huisbediende is zeer onduidelijk. Er moet een nieuw statuut komen voor personeel dat rechtstreeks in dienst is van een gezin, waarbij ze volledig onderworpen worden aan de sociale zekerheid en gelijke rechten als andere werknemers. Dit statuut moet afgestemd worden op het systeem van de dienstencheques, zeker ook op vlak van fiscaliteit.

Bulgaria Portugal

Meer aandacht voor arbeids-voorwaarden en omstandigheden; meer bevoegdheden arbeidsinspectie; uitbreiding fiscale regeling naar huishoudelijke dienstverlening en kinderopvang.

Austria

Beste oplossing is goede sociale voorzieningen. Wat betreft huishoudelijke dienstverlening: werknemers zouden in co-operatieven moeten werken.

Germany Spain France

Er zou een (betere) CAO moeten komen voor mensen die in dienst zijn van commerciële ‘agencies’. Mensen die direct door huishoudens in dienst zijn genomen, zouden beter toegang moeten krijgen tot vak opleidingen. Er zouden betere overlegstructuren moeten komen tussen huishoudens/werkgevers en werknemers.

52

Omslag Visie soc.Partners_Opmaak 1 12/20/13 10:29 AM Pagina 2

SAMENSTELLING FNV-OSB WERKGROEP HUISHOUDELIJK WERK AbvaKabo FNV (Wim van der Hoorn, Jessica van Ruitenburg) Eva Cremers, arbeidsrechtjurist en zelfstandig onderzoeker te Leiden FNV (Catelene Passchier, Els Bos) FNV Bondgenoten (Jet Linssen, Chris de Visser) Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB), (Jan Kerstens) Sarah van Walsum, hoogleraar migratierecht en familiebanden VU Amsterdam

COLOFON Uitgave Stichting FNV pers Productie FNV Marketing en Communicatie Eindredactie FNV Bondgenoten Vormgeving BTM Opmaak Paula Aelberts

Omslag Visie soc.Partners_Opmaak 1 12/20/13 10:00 AM Pagina 1

RECHTSPOSITIE HUISHOUDELIJK WERKERS VISIE FNV-OSB EN DE RATIFICATIE VAN ILO-VERDRAG 189

www.fnv.nl

VISIEDOCUMENT VAN 18 DECEMBER 2013

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF