samenvatting boek kpsd

January 14, 2018 | Author: Anonymous | Category: Sociale wetenschappen, Psychologie, Abnormal Psychology
Share Embed Donate


Short Description

Download samenvatting boek kpsd...

Description

1. KRITIEK OP DE WETENSCHAPPELIJKE BETROUWBAARHEID VAN DE DSM American Psychiatric Association (APA) - geloofden niet in de relevantie van diagnostische classificatiesystemen o vertrokken van holistische opvatting over geestelijke gezondheid o gingen eruit uit dat psychische stoornissen tot stand kwamen door een combinatie van psychologische en omgevingsgebonden oorzaken die vorm kregen door de constitutie of predispositie van het individu o beschouwen ziekte als een individuele aangelegenheid  richtten zich op de patiënt ipv de stoornis als abstracte categorie - brachten DSM I uit o omdat epidemiologen en statistici een project hadden opgevat om psychische problemen cijfermatig in kaart te brengen o geïnspireerd op het classificatiesysteem van het leger en op de Statistical Manual for the Use of Institutions for the Insane  ontwikkeling DSM berust niet op klinische gronden maar op administratieve overwegingen - vroeg om haar handleiding af te stemmen op de International Classification of Diseases (ICD) o de Wereldgezondheidsorganisatie heeft als doel om medische classificatiesystemen te standaardiseren  ICD: overzicht van somatische aandoeningen  1949: ook mentale stoornissen Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM): - zet zwaar in op classificatie, waardoor ook de algemene visie op diagnostiek verandert o diagnose < diagignoskien “onderscheiden van elkaar, grondig leren kennen”  DSM zet niet in op het opbouwen van grondige kennis over het psychisch functioneren van individuen, maar de focus ligt op het onderscheiden van verschillende stoornissen  DSM: diagnostiek = classificatie - naturaliserende benadering van psychopathologie o veronachtzaamt de subjectieve beleving van psychisch lijden en de contextuele inbedding ervan - sterke stijging in het aantal stoornissen Voor DSM: Babylonische spraakverwarring DSM I-II: - prototypes & klinische beelden o slechts in geringe mate uitgewerkt o verwijzingen naar andere auteurs ontbreken  diagnosticus kan enkel terugvallen op zijn eigen invulling van deze begrippen - gerichtheid op classificatie duikt reeds op - promoten stereotypes die nooit kunnen leiden tot een verfijnde beoordeling van iemands problematiek

1

-

weinig verschillen tussen de elementaire prototypische benadering van DSM I en DSM II (ondanks redenen van uitbrengen DSM II)

DSM I: - 106 stoornissen o hersenaandoeningen, mentale achterstand, psychotische stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en aanpassingsstoornissen o korte beschrijvingen, schema’s met richtlijnen om stoornissen te klasseren in functie van statistische analyses DSM II: - ontstaan omdat de Wereldgezondheidsorganisatie aan de APA vraagt om hun diagnostisch systeem in overeenstemming te brengen met de ICD 1970: crisis  3 factoren - empirische studies toonden aan dat de psychiatrische besluitvorming onbetrouwbaar was - academici gaven striemende kritieken op het hele opzet van de psychiatrie - aantal maatschappelijke veranderingen gaf aanleiding tot een kwantitatieve visie op het beleid in de geestelijke gezondheidszorg DSM III: - ontstaan checklists - stimulans aan de betrouwbaarheid (ongegrond) o betrouwbaarheid kan niet losgekoppeld worden van de vraag hoe we meer globaal denken over de diagnostiek van psychische problemen - neo-Kraepelianen: definiëren psychiatrie als een strikt medische discipline o grote impact op ontwikkeling DSM III o herformuleerde het object waarop de psychiatrie zich richtte o gebruik biomedische begrippen en methodes om psychische aandoeningen te bestuderen en te behandelen o poging tot ontologische omwenteling (psychiaters probeerden de meubelen van de psychiatrie te redden) DSM V: - additieve visie op criteria, ook in de dimensionale beoordeling van ernst  sommige stoornissen komen trapsgewijs tot uiting ! laat het kwalitatieve gewicht van de diagnostische criteria buiten beschouwing o vroeger: categoriale benadering (wel of geen aandoening hebben) - psychische lijdensdruk moet centraal staat (is niet altijd zo)

2

Van prototype naar checklist: een beknopt overzicht - klinische beelden: narratieve beschrijvingen van verschillende vormen van psychopathologie Aliënist Philippe Pinel – Traité médico-philosophique sur l’aliénation mentale, ou la manie - centrale ideeën van psychiatrie (nieuwe discipline) - overzicht verschillende soorten psychische ziekten - Kant: diagnostische redeneringen uit de algemene geneeskunde kunnen worden toegepast op waanzin - Sydenhams: ziektes klasseren zoals botanisten doen met planten - waanzin: psychische toestand waarbij het samenspel tussen hartstochten (passions) verstoord verloopt - documenteert ziektegeschiedenis van patiënten gedetailleerd & observeert en beluistert hun nauwkeurig in de kliniek - samenspel tussen hartstochten en omstandigheden leidt tot het ontstaan van psychische ziekten - behandelbare & onbehandelbare patiënten - soorten aandoeningen die afhankelijk zijn van verschillen in temperament, leefgewoontes, intellectuele bekwaamheid, de functies die aangetast zijn… - 5 psychische ziekten: o melancholie o manie zonder delier o manie met delier o dementie o idiotie  onderscheidt deze aandoeningen obv de symptomen die de patiënten rapporteren + klinische observatiegegevens ( klinische vignetten) - ambitie te vatten welke bredere patronen onderliggend zijn aan een bepaalde psychische aandoening - richt zich op essentiële vorm of het basistype van de vijf aandoeningen  grondlegger van een prototypische benadering Eugen Bleuler: - inductieve werkwijze - nadruk op de psychologische mechanismen die verbonden zijn met bepaalde aandoeningen - heeft uitgebreid klinisch handboek geschreven Emil Kraeplin: - deductieve werkwijze - prototypische werkwijze - aandacht aan biologische factoren die een aandoening zouden kunnen veroorzaken - aanzet tot classificatie - beschrijven en afbakenen van psychische ziekten

3

Prototypische diagnostiek - richt zich op een geheel van kenmerken, patronen o specifieke gedragingen en klachten worden niet afzonderlijk beoordeeld - illustratieve casussen en klinische vignetten Diagnostiek die vertrekt van DSM - richt zich op afzonderlijke symptomen en criteria o geen aandacht voor de manier waarop verschillende symptomen wederzijds verbonden zijn via een onderliggende structuur - diagnostische criteria staan los van elkaar en zijn additief 1919: American Medico-Psychological association en het US National Committee for Mental Hygiene: Statistical Manual for the Use of Institutions for the Insane - eerste handleiding om psychiatrische problematieken te inventariseren - 37 pagina’s - gebruikt als basis voor kwantitatieve dataverzameling - sjablonen, korte beschrijvingen van 22 psychische ziekten (opsommingen en beschrijvingen van symptomen) - 10 herzieningen in de interbellumjaren  groeiend verlangen om een gestandaardiseerde nomenclatuur te ontwikkelen die van toepassing zou zijn op het hele veld van de psychiatrie WOII: de kijk op mentale stoornissen verandert drastisch o frontsoldaten met ernstige psychische problemen  trauma’s: psychoanalytische therapie zeer effectief o neurotische problematieken en traumagerelateerde psychopathologie pasten niet in de eerste classificatie systemen  Amerikaanse leger ontwierp een eigen systeem Commotie in de psychiatrie, deel I: diagnostiek onder vuur tijdens de jaren 1970 Iconische studie 1: Maurice Temerlin (1968)  naturalistische experimentele studie 1. 25 psychiaters, 23 klinisch psychologen, 45 studenten klinische psychologie moeten persoon diagnosticeren o interview van acteur die script volgt dat handelt over een normale, gezonde man o vooraanstaande collega passeert: “komt neurotisch over, maar is in feite vrij psychotisch” o keuze uit 10 subtypes psychose, 10 subtypes neurose, 10 gemengde persoonlijkheidstypes (waarvan 1 gezond/normaal) + diagnose stofferen  psychiaters: 10 neurose 15 psychose psychologen: 7 neurose 15 psychose 3 normaal studenten: 35 neurose 5 psychose 5 normaal  bijdraagt tot het maken van valide beslissingen, en eerder vooroordelen in de hand werkt

4

2. controlecondities a. “normaal” b. “/” c. “/3

 20 professionals doen mee: 20x normaal  21 professionals doen mee: 9x neurotisch & 12 normaal  12 leken doen mee: 12x normaal

3. notities deelnemers o juiste conclusie: accuraat notities genomen o foute conclusie: persoonlijke interpretaties ipv neutrale observaties 4. besluit: o beslissingen van professionals worden sterk beïnvloed door vooroordelen en suggestie  de grote invloed van de informele commentaar van de vooraanstaande collega toont aan dat hoogopgeleide universitairen zich bijzonder weinig laten leiden door goede interne maatstaven  ze zijn erg vatbaar voor suggestie en worden beïnvloed door tal van contextuele factoren  kennis over psychopathologie stelt de professionals niet in staat om een accuraat oordeel te vellen  het verschil tussen de leken en de professionelen in de controleconditie toont aan dat gespecialiseerde vakkennis niet o de betrouwbaarheid van psychiatrische besluitvorming en de validiteit van de psychiatrische diagnostiek laat de wensen over Essay van Paul Meehl: Why I Do Not Attend Case Conferences - gebruik van vage criteria om de kwaliteit van empirische gegevens te beoordelen - details wegen soms meer door dan cruciale gegevens - gebrek aan kritisch denkvermogen en fundamentele discussies tussen professionals - losse toepassing van regels - denkfouten o Barnum-effect (over een casus triviale zaken poneren die voor vrijwel iedereen gelden) o ziek-ziek-denkfout (mensen die anders zijn dan ik, zijn ziek) o ik-ook-denkfout (mensen die op lijden, zijn gezond) o ad-hocredeneringen (gebruik maken van ‘achteraf’-verklaringen om fenomenen te begrijpen) - ongepast gebruiken of flagrant negeren van belangrijke psychiatrische kennis - slordig gebruik maken van complexe theoretische redeneringen  diagnostische beslissingsprocessen worden eerder gestuurd door foutieve drogredeneringen dan door wetenschappelijke methodes en inzichten

5

Iconische studie 2: David Rosenhan (1973)  hoe gaan professionals om met mensen die slechts een heel beperkt aantal symptomen hebben? 1. fase 1: neemt 8 individuen zonder psychiatrische problematiek in dienst o stuurt hen als pseudopatiënten naar 12 ziekenhuizen o klachten: stemmen horen die dubbelzinnige boodschappen geven o “Behalve de vermelde symptomen, en het aanpassen van hun naam, beroep en tewerkstelling, werden geen verdere aanpassingen gemaakt aangaande de persoon, zijn geschiedenis en zijn levensomstandigheden.” o vanaf het moment dat ze werden opgenomen in het ziekenhuis, stopten ze met het veinzen van hun symptomen  gemiddeld 19 dagen in opname  bij ontslag: 2 schizofreen, 1 manisch-depressieve psychose + beide in remissie  door de opname in het ziekenhuis krijgen de minimale symptomen buitengewoon grote proporties en worden normale gedragingen gepathologiseerd (= ziek-ziek-denkfout)  clinici hebben de neiging om overhaast allerlei complexe theoretische redeneringen te gebruiken en te vervallen in ad-hocredeneringen  vals-positieve diagnoses (het geven van een diagnose wanneer dat niet aangewezen is) 2. fase 2: laat het betrokken ziekenhuis weten dat er zich in de komende 3 maanden een of meerderen pseudopatiënten zullen aanmelden met een vraag tot opname - 193 patiënten beoordeeld o 42: door minstens 1 personeelslid beschouwd als pseudopatiënt o 23: door psychiater beschouwd als pseudopatiënt o 19: door psychiater & minstens 1 personeelslid beschouwd als pseudopatiënt - ! Rosenhan had niemand de opdracht gegeven om pseudopatiënt te spelen  vals-negatieve diagnoses (geen diagnose stellen terwijl er wel een nodig is) 3. interpretatie resultaten o plaats vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de psychiatrische diagnostiek o een fundamentele aanval op de psychiatrie in haar geheel  + pseudopatiënten ervoeren dat het personeel veelal nauwelijks geïnteresseerd was in het wel en wee van de patiënten en er occasioneel zelfs manifest wangedrag was tov de patiënten 4. kritiek op het experiment van Robert Spitzer o grijpt studie aan om checklistdiagnostiek te promoten o noemt het experiment ‘pseudoscience’ o stelt dat de betrokken psychiaters het wel degelijk bij het juiste eind hebben wanneer ze de pseudopatiënten een diagnose van psychose geven, en ze zijn allemaal in remissie

6

Iconische studie 3: Joseph Fleiss en Robert Spitzer (1974)  onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de toen gangbare prototypische diagnostiek - gegevens van 6 grootschalige studies die onderzochten in welke mate diagnostici gewoonlijk met elkaar overeenstemmen wanneer ze eenzelfde patiënt beoordelen - 1726 patiënten, allemaal beoordeeld door 2 psychiaters - kappastatistiek: schat in hoe strek beoordelingen overeenstemmen, maar houdt ook rekening met overeenkomst op basis van toeval - kappacoëfficiënt: weerspiegelt het verschil tussen de waarschijnlijkheid om een tweede positieve diagnose te krijgen wanneer men eerst een positieve diagnose kreeg of wanneer men aanvankelijk een negatieve diagnose kreeg  wouden aantonen dat de psychiatrische diagnostiek tijdens de jaren 1960-1970 niet betrouwbaar was  klassieke prototypische diagnostiek verwerpen en overgang naar de checklistmethode bepleiten - uiterst strenge criteria om de kappacoëfficiënt te beoordelen - baseren zich op Fleiss en Cohen: “de kappacoëfficiënt kan als een intraklassecorrelatiecoëfficiënt geïnterpreteerd worden auteurs cut-offwaarden Spitzer en Fleiss (1974) >.90: uitstekend .70 - .90: voldoende .75: uitstekend .40 - .75: matig tot goed .80: uitstekend .60 - .79: zeer goed .40 - .59: goed .20 - .39: bedenkelijk
View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF