SOCIAAL COMPENDIUM ARBEIDSRECHT Band 2 Willy VAN

January 8, 2018 | Author: Anonymous | Category: Sociale wetenschappen, Politicologie, Public Administration
Share Embed Donate


Short Description

Download SOCIAAL COMPENDIUM ARBEIDSRECHT Band 2 Willy VAN...

Description

SOCIAAL COMPENDIUM ARBEIDSRECHT

Band 2

Willy VAN EECKHOUTTE buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent advocaat bij het Hof van Cassatie

Ann Taghon advocaat aan de balie te Gent

2

Titel XIII. Afdwingen van het arbeidsrecht Inhoudsopgave

Hoofdstuk II. Afdwingen van het sociaal recht door de overheid ........................................................... 4 Afdeling II. Toezicht op de naleving van het sociaal recht .................................................................. 4 § 1. FEDERAAL SOCIAALRECHTELIJK TOEZICHT .............................................................................. 4 A. Preventie- en toezichtbeleid .....................................................................................................5 B. Preventie- en toezichtorganen .................................................................................................5 1. SIOD ..................................................................................................................................... 5 2. SOCIALE INSPECTIEDIENSTEN ...................................................................................................... 6 C. Sociaal inspecteurs ...................................................................................................................7 1. HOEDANIGHEID........................................................................................................................ 7 2. BEOORDELINGSBEVOEGDHEID .................................................................................................... 8 3. ALGEMENE BEGINSELEN BETREFFENDE HET TOEZICHT ..................................................................... 8 4. OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN: ALGEMEEN .................................................................................... 9 TOEGANG .............................................................................................................................9 ONDERZOEKSVERRICHTINGEN ......................................................................................... 10 MAATREGELEN BEVELEN .................................................................................................. 16 DOCUMENTEN OPMAKEN OF OVERHANDIGEN .............................................................. 16 VORDERING TOT STAKEN ................................................................................................. 16 5. BIJZONDERE OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN I.V.M. VEILIGHEID EN GEZONDHEID .................................. 17 ALGEMEEN: PASSENDE PREVENTIEMAATREGELEN ......................................................... 17 6. VERHAALSMOGELIJKHEDEN ...................................................................................................... 19 7. OVERLEGGING EN MEDEDELING VAN GEGEVENS .......................................................................... 21 MEDEDELING DOOR SOCIAAL INSPECTEURS AAN DERDEN ............................................ 21 MEDEDELING VAN DERDEN AAN SOCIAAL INSPECTEURS ............................................... 22 UITWISSELING MET BUITENLANDSE INSPECTIEDIENSTEN .............................................. 23 8. PLICHTEN VAN DE SOCIAAL INSPECTEURS .................................................................................... 23 9. PROCESSEN-VERBAAL .............................................................................................................. 24 PROCESSEN-VERBAAL VAN VERHOOR ............................................................................. 24 PROCESSEN-VERBAAL TOT VASTSTELLING VAN EEN INBREUK ....................................... 25 § 2. REGIONAAL SOCIAALRECHTELIJK TOEZICHT ......................................................................... 27 A. Sociaalrechtelijk toezicht in de Vlaamse gemeenschap en in het Vlaams gewest ................ 27 B. Sociaalrechtelijk toezicht in het Brussels hoofdstedelijk gewest ........................................... 27 Afdeling III. Vervolging van sociaalrechtelijke inbreuken ................................................................. 27 § 1. ADMINISTRATIEVE VERVOLGING .......................................................................................... 27 A. Federale administratieve vervolging ..................................................................................... 27 1. ALGEMEEN: STRAFVERVOLGING OF ADMINISTRATIEVE VERVOLGING ................................................ 27 2. REGELS VAN DE ADMINISTRATIEVE VERVOLGING .......................................................................... 28 Sociaal Compendium

3 BEVOEGDE ADMINISTRATIE BESLIST OVER HET AL DAN NIET STARTEN VAN EEN ADMINISTRATIEVE VERVOLGING ............................................................................. 29 VERWEERMIDDELEN ......................................................................................................... 30 BESLISSING TOT OPLEGGING VAN EEN ADMINISTRATIEVE GELDBOETE ........................ 32 BEROEP TEGEN DE BESLISSING TOT OPLEGGING VAN EEN ADMINISTRATIEVE GELDBOETE ....................................................................................................................... 34 BETALING EN INVORDERING VAN DE ADMINISTRATIEVE GELDBOETE .......................... 34 B. Regionale administratieve vervolging ................................................................................... 35 1. ADMINISTRATIEVE VERVOLGING IN HET VLAAMS GEWEST .............................................................. 35 2. ADMINISTRATIEVE VERVOLGING IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST .................................... 35 § 2. STRAFRECHTELIJKE VERVOLGING .......................................................................................... 36 § 3. VORDERINGSRECHT VAN DE ARBEIDSAUDITORATEN .......................................................... 38 Afdeling IV. Bestraffing van sociaalrechtelijke inbreuken ................................................................. 39 § 1. SOCIAALRECHTELIJKE MISDRIJVEN EN HUN SANCTIES......................................................... 39 § 2. ADMINISTRATIEVE GELDBOETEN .......................................................................................... 42 A. Federale administratieve geldboeten.................................................................................... 42 1. VLAAMSE ADMINISTRATIEVE GELDBOETEN .................................................................................. 45 2. ADMINISTRATIEVE GELDBOETEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST .................................... 45 § 3. STRAFRECHTELIJKE SANCTIES ................................................................................................ 45 A. Burgerlijke aansprakelijkheid voor de betaling van de strafrechtelijke geldboete ............... 45 B. Bijkomende en facultatieve strafsancties.............................................................................. 45 C. Herhaling, deelneming en verzachtende omstandigheden ................................................... 47

Sociaal Compendium

4

Hoofdstuk II. Afdwingen van het sociaal recht door de overheid 1 Sociaal Strafwetboek Het sociaal handhavingsrecht werd in belangrijke mate gewijzigd door het nieuw Sociaal Strafwetboek. Wat de vorm betreft brengt het Sociaal Strafwetboek het sociaal handhavingsrecht onder in één gecoördineerd geheel. Op de datum van het afsluiten van de uitgave 2011-2012 van het Sociaal Compendium Arbeidsrecht was de wet van 6 juni 2010 houdende invoering van het Sociaal Strafwetboek nog niet in werking getreden. Er heerste toen, gelet op het feit dat de regering een regering van lopende zaken is, grote onzekerheid over de datum van inwerkingtreding. Om die reden werd het Sociaal Strafwetboek niet verwerkt in de uitgave 2011-2012 van het Sociaal Compendium Arbeidsrecht. Ondertussen is het Sociaal Strafwetboek op juli 2011 in werking getreden. In het huidige document kan u terugvinden hoe de randnummers 4949 e.v. moeten worden aangepast gelet op de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek. Lit .: CLESSE, C.-E., "Le Code pénal social – Premiers commentaires des principales nouveautés", J.T.T. 2010, afl. 1078, 371-380. DE BACKER, D. en CAUWELS, V. ,"Over schuld en boete: vervolging en sanctionering onder het nieuwe Sociaal Strafwetboek", Or. 2010, nr. 10, 270-284. DEBAUCHE, M. en KÉFER, F.,"Bientôt un code pénal social", Dr.pén.entr. 2010, afl. 4, 263 – 288. DEBAUCHE, M. en KÉFER, F., "La codification du droit pénal social", Rev.dr.ULg 2011, afl. 2, 175-216. DE RUE, M., "Les lignes de force du nouveau Code pénal social", J.T. 2011, nr. 6424, 101-109. JORENS, Y., Sociaal strafrecht - Van controle tot veroordeling, Brugge, Die Keure, 2011, 378 p. KÉFER, F., VANDERLINDEN, H. en JAQUES, J., Het Sociaal Strafwetboek gewikt en gewogen, PEETERS, J. (ed.), Antwerpen, Intersentia, 2011, 59 p. LIEVENS, A. ,"Het Sociaal Strafwetboek – Een nieuwe stap in de strijd tegen de sociale fraude en illegale arbeid", R.W. 2010-11, 514-537. SALOMEZ, K., Sociaal strafrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 167 p. SMETS, L.,"Daar wordt aan de deur geklopt, hard geklopt, zacht geklopt: opsporing en controle in het nieuwe Sociaal Strafwetboek", Or. 2010, nr. 10, 257-269.

Afdeling II. Toezicht op de naleving van het sociaal recht § 1. FEDERAAL SOCIAALRECHTELIJK TOEZICHT Wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek (Sociaal Strafwetboek) KB van 1 juli 2011 tot uitvoering van de artikelen 16, 13°, 17, 20, 63, 70 en 88 van het Sociaal Strafwetboek en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van sociaal strafrecht (uitvoeringsbesluit Sociaal Strafwetboek) Sociaal Compendium

5

A. Preventie- en toezichtbeleid 2 Beleid van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude (art. 1 Sociaal Strafwetboek) Onder sociale fraude en illegale arbeid wordt verstaan: iedere inbreuk op een sociale wetgeving die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort. Het beleid van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude wordt bepaald door de Ministerraad. 3 Beleidsplan en operationeel plan (art. 2 Sociaal Strafwetboek) Ingevolge de beslissingen van de Ministerraad moet jaarlijks een beleidsplan met de benadering van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude worden opgesteld en aan de Ministerraad worden meegedeeld. Het beleidsplan heeft betrekking op de aanpak van bijdragefraude, uitkeringsfraude en illegale arbeid. Na goedkeuring van het beleidsplan door de Ministerraad, moet een operationeel plan worden opgesteld dat twee luiken bevat: een luik betreffende bijdragefraude en een ander betreffende uitkeringsfraude. Het operationeel plan bevat de te ondernemen acties, de te ontwikkelen informaticaprojecten, de in te zetten middelen, de te realiseren doelstellingen die bepaald worden op basis van meetbare indicatoren en de budgettaire opbrengsten. Het is het directiecomité van het Federaal Aansturingsbureau van de Sociale Inlichtingen- en opsporingsdienst (zie hieronder) dat belast is met het opstellen van het beleidsplan en het operationeel plan.

B. Preventie- en toezichtorganen 1. SIOD 4 Sociale Inlichtingen- en opsporingsdienst (SIOD) (art. 3 t.e.m. 10 Sociaal Strafwetboek) Teneinde de verschillende acties van de inspectiediensten ter bestrijding van de illegale arbeid en de sociale fraude beter te coördineren werd door de programmawet (I) van 27 december 2006 een Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) opgericht. Die dienst is de opvolger van de in 2003 opgerichte Federale Raad inzake de Bestrijding van de Illegale Arbeid en de Sociale Fraude. De SOID is niet zelf belast met het toezicht houden en opsporen van inbreuken, maar heeft taken op het vlak van het beleid en de coördinatie van de sociaalrechtelijke controle die wordt uitgevoerd door de verschillende sociale inspectiediensten (zie nr. 6). De SOID is samengesteld uit de Algemene Raad van de Partners en het Federaal Aansturingsbureau. De Algemene Raad van de Partners is een orgaan voor reflectie en advies in het kader van de strijd tegen de sociale fraude en de illegale arbeid en over de optimale werking van de arrondissementscellen (zie hieronder). De Raad heeft eveneens tot taak, voorstellen te richten aan de bevoegde minister(s) teneinde de wetgeving die van toepassing is op de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude aan te passen. Hij stelt aanbevelingen op en brengt adviezen uit,

Sociaal Compendium

6 ambtshalve of op verzoek van een minister, over ontwerpen en voorstellen van wetten betreffende de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude. Het Federaal Aansturingsbureau (het Bureau genoemd) is een centrum voor aansturing, expertise en ondersteuning van de inspectiediensten. Het Bureau wordt beheerd door een directiecomité dat belast is met het jaarlijks opstellen van een beleidsplan en een operationeel plan. Als strategisch orgaan moet het Bureau het door de Ministerraad bepaalde beleid dat werd weergegeven in het beleidsplan en in het operationeel plan uitvoeren. Het Bureau is er onder andere ook mee belast preventieacties ter uitvoering van het beleid op te zetten en te ondernemen, binnen de arrondissementscellen de actie aan te sturen en te zorgen voor de ondersteuning van de inspectiediensten. 5 Arrondissementscellen (art. 11 t.e.m. 14 Sociaal Strafwetboek) Er bestaan ook arrondissementscellen die plaatselijk, in de gerechtelijke arrondissementen, operationeel zijn. De opdracht van de arrondissementscel als operationele plaatselijke tak, bestaat onder andere uit de organisatie en de coördinatie van de controles op de naleving van de verschillende sociale wetgevingen in verband met de illegale arbeid en de sociale fraude. De eigenlijke controle gebeurt echter niet door de arrondissementscel, maar door de sociale inspectiediensten.

2. SOCIALE INSPECTIEDIENSTEN 6 Diversiteit (art. 17 Sociaal Strafwetboek – art. 1 t.e.m. 6 uitvoeringsbesluit Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs bedoeld in het Sociaal Strafwetboek behoren onder meer tot de volgende sociale inspectiediensten: - de twee algemene directies van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die met toezicht belast zijn, namelijk: het Toezicht op de Sociale Wetten; Dit is de voormalige Inspectie van de Sociale Wetten.

-

het Toezicht op het Welzijn op het Werk; Deze directie hergroepeert de voormalige Technische en Medische Inspectie.

- de sociale inspectie van de Federale Overheidsdiensten Sociale Zekerheid (zie Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht 2011-2012, nr. 10242); - de algemene directie van de inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (zie Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht 2011-2012, nr. 10503); - de inspectiediensten van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (zie Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht 2011-2012, nr. 13294); - de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (zie Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht 2011-2012, nr. 11604);

Sociaal Compendium

7 - de inspectiedienst van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (zie Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht 2011-2012, nr. 11812); - de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Pensioenen (zie Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht 2011-2012, nr. 13929); - de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (zie nr. 1896); - de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. Het toezicht wordt niet enkel verzekerd door de sociaal inspecteurs zoals gedefinieerd in artikel 16 van het Sociaal Strafwetboek (zie hieronder) maar ook door de door de Koning en de bevoegde overheden aangewezen ambtenaren.

C. Sociaal inspecteurs 1. HOEDANIGHEID 7 Sociaal inspecteurs: definitie (art. 16 1° Sociaal Strafwetboek) Sociaal inspecteurs zijn ambtenaren die onder het gezag staan van de ministers tot wiens bevoegdheid de werkgelegenheid en arbeid, de sociale zekerheid, de sociale zaken en volksgezondheid behoren of die onder het gezag staan van de openbare instellingen die ervan afhangen. Zij zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek, de wetten bedoeld in Boek II van het Sociaal Strafwetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, en van de uitvoeringsbesluiten van het Sociaal Strafwetboek en de voormelde wetten. 8 Hoedanigheid (art. 17 en art. 50 en 51 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs hebben in de regel niet de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie. Maar het Sociaal Strafwetboek voorziet wel in de mogelijkheid om bij koninklijk besluit een aantal sociaal inspecteurs aan te wijzen die worden bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en de arbeidsauditeur. De sociale inspecteurs aan wie de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie wordt toegekend, zullen bepaalde handelingen van gerechtelijke politie kunnen verrichten die zijn voorgeschreven door het Wetboek van Strafvordering. De andere sociale inspecteurs, kunnen zich bij gebreke van die hoedanigheid, niet beroepen op het Wetboek van Strafvordering of op de bepalingen van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en van de arbeidsauditeur, kunnen slechts worden uitgeoefend met het oog op het opsporen en vaststellen van: - de inbreuken bedoeld in het Sociaal Strafwetboek;

Sociaal Compendium

8 - de inbreuken i.v.m. mensensmokkel en mensenhandel (zie art. 433quinquies tot 433octies van het Strafwetboek en art. 77bis tot 77quinquies van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen). Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie te kunnen uitoefenen, leggen de door de Koning aangewezen sociaal inspecteurs, in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af. Zij kunnen hun bevoegdheden buiten het rechtsgebied van hun woonplaats uitoefenen.

2. BEOORDELINGSBEVOEGDHEID 9 Vrijheid van optreden (art. 21 Sociaal Strafwetboek) Uit artikel 21 van het Sociaal Strafwetboek blijkt dat de sociaal inspecteurs een zekere vrijheid hebben om hun optreden aan te passen op grond van de bijzondere kenmerken van de inbreuk. Dat wil zeggen dat zij na de vaststelling van een inbreuk de bevoegdheid hebben om: - hetzij onmiddellijk proces-verbaal op te stellen (art. 21 5° Sociaal Strafwetboek; zie verder nr. 51 e.v. m.b.t. de voorschriften die gelden voor de processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk); - hetzij geen proces-verbaal opstellen, maar wel: - of inlichtingen en adviezen te geven, met name met betrekking tot de meest doeltreffende middelen om de wetgeving waarop ze toezicht houden, na te leven (art. 21 1° Sociaal Strafwetboek); - of waarschuwingen te geven (art. 21 2° Sociaal Strafwetboek); - of de overtreder een termijn te verlenen om zich in regel te stellen (art. 21 3° Sociaal Strafwetboek); - of de in de artikelen 23 tot 49 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde toezichtsinstrumenten te hanteren (zie verder nrs. 13 e.v.). De beoordelingsbevoegdheid van de sociaal inspecteurs doet geen afbreuk aan het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter bedoeld in de artikelen 28ter § 3 en 56 § 2 van het Wetboek van Strafvordering.

3. ALGEMENE BEGINSELEN BETREFFENDE HET TOEZICHT 10 Finaliteits- en legaliteitsbeginsel (art. 18 en 19 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs moeten de bevoegdheden die ze toegekend krijgen in het Sociaal Strafwetboek uitoefenen met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van het federaal sociaal recht. Deze bepaling geeft de finaliteit weer van de bevoegdheden van de sociaal inspecteurs: de bevoegdheden mogen niet worden gebruikt met een ander doel dan het in de wet bepaalde doel.

Sociaal Compendium

9 Het Sociaal Strafwetboek bepaalt ook dat de bevoegdheden van de sociaal inspecteurs moeten worden uitgeoefend volgens het proportionaliteitsbeginsel. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden moeten de sociaal inspecteurs er voor zorgen dat de middelen die zij aanwenden passend en noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen federaal sociaal recht. 11 Legitimatiebewijs (art. 20 Sociaal Strafwetboek – art. 7 uitvoeringsbesluit Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs moeten in het bezit zijn van het legitimatiebewijs wanneer ze hun ambt uitoefenen. Zij moeten hun legitimatiebewijs steeds voorleggen. 12 Bijstand van de politie (art. 22 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de politie vorderen.

4. OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN: ALGEMEEN TOEGANG 13 Toegang tot de arbeidsplaatsen (art. 23 Sociaal Strafwetboek) Op elk ogenblik van de dag of van de nacht mogen de sociaal inspecteurs vrij binnen gaan in alle arbeidsplaatsen. Arbeidsplaatsen zijn alle plaatsen waar werkzaamheden worden verricht die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs onderworpen zijn of waar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgeving waarop de sociaal inspecteurs toezicht uitoefenen. Het betreft onder meer de ondernemingen, gedeelten van ondernemingen, inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, gebouwen, lokalen, plaatsen gelegen binnen het bedrijfsterrein, werven en werken buiten de onderneming (art. 16 10° Sociaal Strafwetboek). De sociaal inspecteurs mogen eveneens vrij binnengaan in andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen werken die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen.

De sociaal inspecteurs moeten niet op voorhand verwittigen over het controlebezoek. 14 Toegang tot bewoonde ruimten (art. 24 § 1 en 4 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs hebben enkel toegang tot de bewoonde lokalen in de volgende gevallen: - wanneer de sociaal inspecteurs zich tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk ter plaatse begeven; - op verzoek of met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimten; Het verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan het controlebezoek worden gegeven.

Sociaal Compendium

10 - in geval van oproep vanuit die plaats; - in geval van brand of overstroming; - wanneer de sociaal inspecteurs in het bezit zijn van een machtiging tot visitatie uitgereikt door de onderzoeksrechter (zie hieronder). In geval van visitatie van bewoonde ruimten beschikken de sociaal inspecteurs over alle gewone onderzoeksbevoegdheden,

met

uitzondering van

wat

de onderzoeksbevoegdheden

m.b.t.

de

informatiedragers met hetzij sociale gegevens, hetzij andere door de wet voorgeschreven gegevens betreft, die beperkter zijn dan in geval van onderzoek in een plaats die geen bewoonde ruimte is (zie hierover artikel 24 § 4 Sociaal Strafwetboek).

15 Machtiging tot visitatie (art. 24 § 2 t.e.m. 3 Sociaal Strafwetboek) Om een machtiging tot visitatie te bekomen moeten de sociaal inspecteurs een met redenen omkleed verzoek richten tot de onderzoeksrechter. Dat verzoek moet minstens de gegevens opgesomd in artikel 24 § 2 van het Sociaal Strafwetboek bevatten, zoals o.a. de identificatie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de visitatie, de wetgeving die het voorwerp is van de controle, de eventuele inbreuken …Voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en vóór 5 uur kan de machtiging tot visitatie maar bekomen worden op voorwaarde dat het verzoek aan de onderzoeksrechter bijzonder wordt gemotiveerd. De onderzoeksrechter moet binnen een termijn van 48 uur na de ontvangst van het verzoek beslissen. Zijn beslissing moet met redenen omkleed zijn. De beslissing ten gevolge van een verzoek tot visitatie voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en vóór 5 uur moet bijzonder gemotiveerd zijn. Tegen de beslissing van de onderzoeksrechter is geen beroep mogelijk. De motiveringsstukken tot het bekomen van de machtiging tot visitatie, met uitzondering van de stukken waaruit de identiteit van de indiener van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid, moeten aan het strafdossier of aan het dossier in het kader waarvan een administratieve geldboete kan worden opgelegd, worden toegevoegd. ONDERZOEKSVERRICHTINGEN 16 Ruime bevoegdheden (art. 25 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen overgaan tot elk onderzoek, elke controle en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, werkelijk worden nageleefd. Zoals blijkt uit de gebruikte termen, gaat het om werkelijk zeer ruime bevoegdheden. Inzonderheid hebben de sociaal inspecteurs de hieronder vermelde bevoegdheden.

Sociaal Compendium

11 17 Identificatie van de personen (art. 26 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen de identiteit opnemen van de personen die zich op de arbeidsplaatsen bevinden, alsook van eenieder van wie zij de identificatie nodig achten voor de uitoefening van het toezicht. Zij kunnen daartoe van deze personen de overlegging van officiële identiteitsdocumenten eisen of de identiteit van deze personen trachten te achterhalen door middel van beeldmateriaal onder voorwaarden bepaald in artikel 39 Sociaal Strafwetboek (zie nr. 28). Ook kunnen ze deze personen identificeren met de hulp van niet-officiële documenten die deze hen vrijwillig voorleggen wanneer deze personen geen officiële identificatiedocumenten kunnen voorleggen of wanneer de sociaal inspecteurs aan de authenticiteit ervan of aan de identiteit van deze personen twijfelen. 18 Verhoor van personen (art. 27 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen hetzij alleen, hetzij samen, hetzij in aanwezigheid van getuigen, gelijk welke persoon wiens verhoor zij noodzakelijk achten, ondervragen over elk feit waarvan de kennisname nuttig is voor de uitoefening van het toezicht. Bij het verhoren van personen en bij het opstellen van de processen-verbaal van verhoor moeten een aantal regels in acht worden genomen. Zie daarover verder nr. 49 e.v. 19 Informatiedragers: doen voorleggen en/of opsporen (art. 28 en 29 Sociaal Strafwetboek) Het Sociaal Strafwetboek bepaalt de voorwaarden waaronder de sociaal inspecteurs: - hetzij de voorlegging van informatiedragers mogen vragen; - hetzij mogen overgaan tot het (actief) opsporen van informatiedragers. Onder informatiedragers wordt verstaan: gelijk welke informatiedragers onder welke vorm ook, zoals boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven, banden met inbegrip van deze die bereikbaar zijn door een informaticasysteem of door elk ander elektronisch apparaat (art. 16 11° Sociaal Strafwetboek). Of de informatiedragers door de sociaal inspecteurs zelf mogen worden opgespoord, wat wil zeggen dat zij bv. kasten mogen openen, laden mogen opentrekken, mappen mogen inzien, dan wel of zij enkel mogen vragen dat de informatiedragers hun worden voorgelegd, hangt af van het soort gegevens die de informatiedragers bevatten. Het Sociaal Strafwetboek maakt een onderscheid naargelang het gaat om: - informatiedragers met hetzij sociale gegevens, hetzij gelijk welke andere gegevens die ingevolge de wetgeving dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, zelfs wanneer de sociaal inspecteurs niet zijn belast met het toezicht op deze wetgeving, op voorwaarde dat die gegevens voorkomen in een bij koninklijk besluit bepaalde lijst; Sociale gegevens zijn alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de wetgeving betreffende het arbeidsrecht en de sociale zekerheid (art. 16 5° Sociaal Strafwetboek).

Sociaal Compendium

12 Met andere gegevens die ingevolge de wet moeten worden opgemaakt worden bv. de facturen, de boekhouding, bepaalde vergunningen, … bedoeld (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 125). Tot op vandaag werd nog geen koninklijk besluit uitgevaardigd met een lijst van de andere gegevens die ingevolge de wetgeving dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, en die zich bevinden op de arbeidsplaatsen of op de andere plaatsen die onderworpen zijn aan het toezicht van de sociaal inspecteurs of die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat en waartoe de sociaal inspecteurs toegang hebben.

- informatiedragers met gelijk welke andere gegevens. Van de eerste soort informatiedragers mogen de sociaal inspecteurs niet enkel de voorlegging vragen, in bepaalde omstandigheden mogen zij die informatiedragers ook actief opsporen. Van de tweede soort informatiedragers mogen de sociaal inspecteurs enkel de voorlegging vragen. 20 Informatiedragers met hetzij sociale gegevens, hetzij andere door de wet voorgeschreven gegevens (art. 28 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen zich die informatiedragers die zich bevinden op de arbeidsplaatsen of op de andere plaatsen die aan hun toezicht zijn onderworpen, doen overleggen. De sociaal inspecteurs mogen zich eveneens de toegang doen verschaffen tot deze informatiedragers die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat. Is de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber op het ogenblik van de controle afwezig, dan nemen de sociaal inspecteurs de nodige maatregelen om de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber te contacteren om voormelde informatiedragers te doen voorleggen of om zich toegang te doen verschaffen tot de bedoelde informatiedragers die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat. De sociaal inspecteurs hebben m.b.t. deze informatiedragers niet alleen de bevoegdheid om de voorlegging ervan te vragen. De sociaal inspecteurs kunnen ook zelf overgaan tot het opsporen en onderzoeken van de bedoelde informatiedragers, wanneer: - de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber niet vrijwillig de informatiedragers voorlegt, zonder zich evenwel tegen de opsporing of het onderzoek te verzetten; Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber zich wel tegen de opsporing of het onderzoek verzet, wordt een proces-verbaal van verhindering van toezicht opgesteld.

- de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber op het ogenblik van de controle niet bereikbaar is.

Sociaal Compendium

13 Het Sociaal Strafwetboek bepaalt bovendien uitdrukkelijk dat de sociaal inspecteurs maar zelf kunnen overgaan tot de opsporing of het onderzoek van de informatiedragers op voorwaarde dat de aard van de opsporing of het onderzoek dit vereist en wanneer het gevaar bestaat dat deze informatiedragers of de gegevens die zij bevatten naar aanleiding van de controle verdwijnen of worden gewijzigd of wanneer de gezondheid of de veiligheid van de werknemers dit vereist. 21 Informatiedragers met andere gegevens (art. 29 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen zich, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die gelijk welke andere gegevens bevatten ter inzage doen overleggen wanneer zij dit nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht en overgaan tot het onderzoek ervan. Zij beschikken eveneens over deze bevoegdheid voor de gegevens die toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat. De sociaal inspecteurs hebben dus niet de bevoegdheid om informatiedragers die andere gegevens bevatten zelf op te sporen. De weigering van de werkgever de om de informatiedragers met andere gegevens vrijwillig voor te leggen, kan niet worden beschouwd als belemmering van toezicht en kan dus niet gesanctioneerd worden (art. 209 Sociaal Strafwetboek). 22 Gegevens toegankelijk via een informaticasysteem (art. 30 t.e.m. 33 Sociaal Strafwetboek) Het Sociaal Strafwetboek bevat een aantal technische regels over de rechten van de sociaal inspecteurs die gelden wanneer de gegevens toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat. Die regels hebben betrekking op het recht op gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm, op het recht van toegang tot het informaticasysteem, op het recht op informatie over het beheer van het informatiesysteem en op de integriteit van de gegevens. 23 Kopieën van informatiedragers (art. 34 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen kopieën nemen, in welke vorm ook, van de informatiedragers of van de gegevens die zij bevatten, of zich deze kosteloos laten verstrekken door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers. De sociaal inspecteurs vragen bij voorkeur een elektronische kopie aan de werkgever, zijn aangestelden of zijn lasthebbers. Wanneer het informatiedragers betreft die: - hetzij sociale gegevens bevatten; - hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge de wet moeten worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard; en die toegankelijk zijn via een informaticasysteem, mogen de sociaal inspecteurs, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat en met de bijstand van de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, kopieën maken onder de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van voormelde gegevens. 24 Beslag en verzegeling van informatiedragers (art. 35 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs kunnen de informatiedragers die: - hetzij sociale gegevens bevatten;

Sociaal Compendium

14 - hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge de wet moeten worden opgemaakt, bijgehouden, of bewaard; in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers al dan niet eigenaar zijn van deze informatiedragers. Zij beschikken over deze bevoegdheden wanneer dit noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd. Wanneer de inbeslagneming materieel onmogelijk is, worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen verstaan, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de overheid. In geval van noodgeval of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers, die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken. De inbeslagname moet het voorwerp uitmaken van een geschreven vaststelling (art. 53 Sociaal Strafwetboek; zie nr. 36). Wanneer men van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door de inbeslagneming kan men daartegen beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank in een procedure zoals in kort geding (art. 2 wet 2 juni 2010 houdende bepalingen van sociaal strafrecht; zie nr. 37). 25 Vertaling van informatiedragers (art. 36 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs kunnen, wanneer dit nodig is voor het toezicht, een vertaling eisen in één van de nationale talen van de sociale gegevens of gelijk welke andere gegevens die ingevolge de wet moeten worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, indien deze zijn opgesteld in een andere taal dan één van de nationale talen. 26 Staalname (art. 37 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen van alle bewerkte of afgewerkte goederen, van producten en stoffen die bewaard, gebruikt of behandeld worden, stalen nemen en meenemen om ze te ontleden of voor het leveren van het bewijs van de inbreuk. Het nemen van de stalen mag op voorwaarde dat de houders van de goederen, producten of stoffen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, daarvan op de hoogte gebracht worden. De staalname moet het voorwerp uitmaken van een geschreven vaststelling (art. 53 Sociaal Strafwetboek; zie nr. 36). Wanneer men van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door de staalname kan men daartegen beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank in een procedure zoals in kort geding (art. 2 wet 2 juni 2010 houdende bepalingen van sociaal strafrecht; zie nr. 37).

Sociaal Compendium

15 27 Beslag en verzegeling van goederen (andere dan informatiedragers) (art. 38 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen andere roerende goederen dan informatiedragers, alsmede onroerende goederen, ongeacht of de overtreder al dan niet de eigenaar is van deze goederen, die aan hun toezicht onderworpen zijn of aan de hand waarvan inbreuken kunnen worden vastgesteld op de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, in beslag nemen of verzegelen wanneer dit noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze inbreuken of het gevaar bestaat dat met deze goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken worden gepleegd. Zie wat de inbeslagneming van informatiedragers betreft nr. 24.

De inbeslagneming moet het voorwerp uitmaken van een geschreven vaststelling (art. 53 Sociaal Strafwetboek; zie nr. 36). Wanneer men van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door de inbeslagneming kan men daartegen beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank in een procedure zoals in kort geding (art. 2 wet 2 juni 2010 houdende bepalingen van sociaal strafrecht; zie nr. 37). 28 Vaststellingen door beeldmateriaal (art. 39 § 1 en 2 Sociaal Strafwetboek) In niet bewoonde ruimten mogen de sociaal inspecteurs vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan. Zij kunnen eveneens beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover deze personen dit beeldmateriaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen. Zo kunnen de sociaal inspecteurs bv. gebruik maken van de opnames van een beveiligingscamera in de onderneming (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 139). In bewoonde ruimten mogen de sociaal inspecteurs enkel vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, op voorwaarde dat zij beschikken over een machtiging uitgereikt door de onderzoeksrechter. Het verzoek tot het bekomen van deze machtiging van de sociaal inspecteur aan de onderzoeksrechter dient minstens de gegevens te bevatten vermeld in artikel 24 § 2 van het Sociaal Strafwetboek, zoals bv. de identificatie van de bewoonde ruimten. Een uitzondering op de vereiste van een voorafgaande machtiging van de onderzoeksrechter voor het maken van beeldmateriaal in bewoonde ruimten werd voorzien ingeval het beeldmateriaal bestemd is om de vaststelling te doen van inbreuken op de wetgeving m.b.t. het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en er zich ingevolge deze inbreuk een arbeidsongeval heeft voorgedaan of zou kunnen voordoen. Het waarborgen van de fysieke integriteit van de werknemer of de noodzaak snel vaststellingen te kunnen doen door middel van beeldmateriaal in geval van een arbeidsongeval, verantwoorden deze afwijking (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 141).

Sociaal Compendium

16 29 Bewijs door beeldmateriaal (art. 39 § 3 Sociaal Strafwetboek) De vaststellingen die de sociaal inspecteurs hebben gedaan door middel van beeldmateriaal, gelden tot bewijs van het tegendeel, voor zover voldaan is aan de hierna vermelde voorwaarden: - de vaststellingen moeten het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat de verplicht de gegevens moet bevatten die moeten voorkomen in elk proces-verbaal van vaststelling (zie nr. 51) en dat bovendien de bijzondere gegevens vermeld in artikel 39 § 3 1° van het Sociaal Strafwetboek ( bv. de identiteit van de ambtenaar die het beeldmateriaal heeft gemaakt) moet bevatten; - de originele drager van het beeldmateriaal moet worden bewaard door de administratie waartoe de ambtenaar behoort die het beeldmateriaal heeft gemaakt totdat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest is uitgesproken of totdat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete van de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO uitvoerbare kracht heeft gekregen of tot de seponering van de inbreuk door die administratie. MAATREGELEN BEVELEN 30 Aanplakking van documenten bevelen (art. 40 1° Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen bevelen dat de documenten die moeten worden aangeplakt ingevolge de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, daadwerkelijk aangeplakt worden en blijven, binnen een termijn die zij bepalen of zonder uitstel. 31 Opdracht geven tot mededeling of verbetering van bepaalde sociale gegevens (art. 40 2° Sociaal Strafwetboek) Indien de sociaal inspecteurs zulks nodig achten in het belang van de rechthebbenden van de sociale zekerheid of van hen die er aanspraak op maken, mogen zij opdracht geven aan de instellingen van sociale zekerheid om aan voormelde personen, binnen de termijn die ze vaststellen, de sociale gegevens van persoonlijke aard mee te delen die op hen betrekking hebben of om, eveneens binnen de termijn die ze vaststellen, de onjuiste, onvolledige, onnauwkeurige of overbodige sociale gegevens die ze bewaren, te verbeteren, uit te wissen of niet te gebruiken. DOCUMENTEN OPMAKEN OF OVERHANDIGEN (art. 41 Sociaal Strafwetboek) 32 Als zij zulks in het belang van de werknemers, de gerechtigden of de sociaal verzekerden nodig achten, mogen de sociaal inspecteurs elk document opmaken of overhandigen ter vervanging van de documenten bedoeld in de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen. VORDERING TOT STAKEN (art. 42 Sociaal Strafwetboek) 33 Het Sociaal Strafwetboek bepaalt dat een vordering tot staking overeenkomstig hoofdstuk VIII van de handelspraktijkenwet 1991, kan worden ingesteld bij de voorzitter van de rechtbank van koophandel door de leidende ambtenaar van de inspectiedienst die voor de bedoelde bepalingen bevoegd is. De

Sociaal Compendium

17 handelspraktijkenwet 1991 is echter opgeheven en vervangend door de wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming.

5. BIJZONDERE OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN I.V.M. VEILIGHEID EN GEZONDHEID ALGEMEEN: PASSENDE PREVENTIEMAATREGELEN (art. 43 Sociaal Strafwetboek) 34 De sociaal inspecteurs zijn bevoegd om de passende maatregelen voor te schrijven waarmee de gevaren voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers op de arbeidsplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn, kunnen worden voorkomen en waarmee de gebreken of vormen van hinder die zij vaststellen en als een gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers beschouwen, kunnen worden bestreden of weggewerkt. Zij mogen bij de uitoefening van hun opdracht bevelen dat, met het oog op het voorkomen van de gevaren en het verhelpen van de gebreken of vormen van hinder, de nodige wijzigingen worden aangebracht binnen een termijn die zij bepalen, of zonder uitstel indien het vastgestelde gevaar hun dreigend lijkt. Het voorschrijven van preventiemaatregelen moet het voorwerp uitmaken van een geschreven vaststelling (art. 53 Sociaal Strafwetboek; zie nr. 36). Wanneer men van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door de maatregelen kan men daartegen beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank in een procedure zoals in kort geding (art. 2 wet 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht; zie nr. 37). CONCRETE PREVENTIEMAATREGELEN (art. 44 t.e.m. 49 Sociaal Strafwetboek) 35 De sociaal inspecteurs mogen bij de uitoefening van hun opdracht: 1) wanneer de gezondheid of de veiligheid van de werknemers zulks vereist, tijdelijk of definitief verbod opleggen om: - aanwezig te zijn op een arbeidsplaats of op een andere plaats die aan hun toezicht onderworpen is, of de toegang daartoe te verlenen aan alle of aan bepaalde werknemers; - gebruik te maken van enigerlei uitrustingen, installaties, machines of materieel of die in gebruik te houden; - bepaalde gevaarlijke stoffen of preparaten, de bronnen van risico’s voor infectie, aan te wenden; - bepaalde productieprocessen toe te passen of bepaalde gevaarlijke producten of afvalstoffen te bewaren; - incorrecte methoden te gebruiken voor identificatie van risico’s die aan gevaarlijke stoffen, preparaten of afvalstoffen te wijten zijn; 2) bevelen om organisatorische maatregelen te treffen met betrekking tot de interne diensten voor preventie en bescherming op het werk, die opgericht moeten worden met toepassing van de reglementering inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, wanneer zij

Sociaal Compendium

18 vaststellen dat de organisatorische maatregelen die moeten getroffen worden in het kader van deze reglementering niet of slechts gedeeltelijk zijn getroffen en hierdoor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers onmiddellijk of op termijn in gevaar kan worden gebracht; Zij mogen de termijn bepalen waarbinnen de organisatorische maatregelen moeten worden getroffen.

3) bevelen maatregelen te treffen, organisatorische maatregelen inbegrepen, die door preventieadviseurs van interne of externe diensten voor preventie en bescherming op het werk aan de werkgevers zijn aanbevolen om de veiligheid of de gezondheid van de werknemers te waarborgen, wanneer zij vaststellen dat deze werkgevers de aanbevolen maatregelen niet of slechts gedeeltelijk treffen en indien zij ingevolgde deze onthouding, de reglementering inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk overtreden; Zij mogen eveneens bevelen alternatieve maatregelen te treffen die tot een resultaat leiden dat ten minste evenwaardig is wat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers betreft. Zij mogen de termijn bepalen waarbinnen de organisatorische maatregelen moeten worden getroffen.

4) bevelen maatregelen te treffen, organisatorische maatregelen inbegrepen, wanneer zij vaststellen dat de werkgever geen interne dienst voor preventie en bescherming op het werk heeft opgericht of geen beroep doet op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk terwijl hij hiertoe verplicht was en deze nalatigheid de veiligheid of de gezondheid van de werknemers in het gedrang brengt; Zij kunnen, vooraleer die maatregelen te bevelen, aan de werkgever de verplichting opleggen een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk op te richten of een beroep te doen op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, binnen de termijn die zij bepalen.

5) de stopzetting bevelen van iedere arbeid in een werkplaats of op een andere plaats die aan hun toezicht onderworpen is, wanneer de gezondheid of de veiligheid van de werknemers zulks vereist; 6) de stopzetting bevelen van iedere arbeid waarvoor, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, organisatorische maatregelen moeten getroffen worden wanneer deze maatregelen niet werden getroffen en hierdoor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers onmiddellijk of op termijn in gevaar kunnen worden gebracht; Deze stopzetting wordt bevolen in afwachting dat de personen, die hiertoe verplicht zijn, de bedoelde maatregelen hebben genomen.

7) iedere arbeidsplaats of iedere andere plaats die aan hun toezicht onderworpen is, onmiddellijk laten ontruimen, wanneer het gevaar hun dreigend lijkt; 8) arbeidsplaatsen, andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn, uitrustingen, installaties, machines, materieel, toestellen, producten of fabricageafval verzegelen, wanneer het gevaar hun dreigend lijkt;

Sociaal Compendium

19 9) de acties opgesomd onder de algemene bevoegdheid wat gezondheid en veiligheid betreft (passende maatregelen) en onder 1)(specifieke verboden), 5)(bevel tot stopzetting van de arbeid), 7) (ontruimingsbevel) en 8) (verzegeling) ondernemen ten aanzien van de zelfstandigen die op een zelfde arbeidsplaats met werknemers bedrijvig zijn en die daardoor verplichtingen hebben met toepassing van de reglementering inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Het voorschrijven van die concrete preventiemaatregelen moet het voorwerp uitmaken van een geschreven vaststelling (art. 53 Sociaal Strafwetboek; zie nr. 36). Wanneer men van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door de maatregelen kan men daartegen beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank in een procedure zoals in kort geding (art. 2 wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht; zie nr. 37).

6. VERHAALSMOGELIJKHEDEN 36 Schriftelijke vaststelling van door de sociaal inspecteurs genomen dwangmaatregelen (art. 53 Sociaal Strafwetboek) De uitoefening door de sociaal inspecteurs van de hieronder vermelde bevoegdheden moet het voorwerp uitmaken van een schriftelijke vaststelling: - de inbeslagnemingen en verzegelingen van informatiedragers en van andere goederen verricht op basis van de artikelen 35 en 38 Sociaal Strafwetboek; - de maatregelen genomen door de sociaal inspecteurs ter uitvoering van het recht van toegang langs elektronische weg tot het informaticasysteem (art. 31 Sociaal Strafwetboek); - de staalnames door de sociaal inspecteurs (art. 37 Sociaal Strafwetboek); - de maatregelen genomen door de sociaal inspecteurs ter uitvoering van de bijzondere bevoegdheden i.v.m. de gezondheid en veiligheid van de werknemers (art. 43 tot 49 Sociaal Strafwetboek); - de in artikel 28 § 3 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde opsporingsmaatregelen en, in voorkomend geval, de onderzoeksmaatregelen, die er uit voortvloeien m.b.t. informatiedragers met sociale gegevens of met gelijk welke andere gegevens die ingevolge de wet moeten worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard. Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber aanwezig is tijdens het onderzoek uitgevoerd door de sociaal inspecteurs wordt de schriftelijke vaststelling persoonlijk overhandigd aan de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, die tekent voor ontvangst. Indien de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber niet aanwezig is, wordt de geschreven vaststelling onmiddellijk achtergelaten. Binnen een termijn van 14 dagen wordt tevens bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs een kopie verstuurd naar de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber. De geschreven vaststelling moet minstens de volgende vermeldingen bevatten: - de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;

Sociaal Compendium

20 - de identiteit van de sociaal inspecteurs, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren; - de genomen maatregelen; - de weergave van de tekst van de artikelen 209 en 210 van het Sociaal Strafwetboek (het betreft de sanctionering van de belemmering van het toezicht en van de niet-naleving van de dwangmaatregelen die zijn getroffen door de sociaal inspecteurs); - de rechtsmiddelen tegen de maatregelen, het bevoegde gerechtelijk arrondissement en de weergave van de tekst van artikel 2 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van sociaal strafrecht (het betreft de mogelijkheid om beroep aan te tekenen); - de overheidsinstelling die in geval van beroep moet worden gedagvaard. Indien de maatregelen betrekking hebben op opsporingsmaatregelen, en in voorkomend geval op de onderzoeksmaatregelen die eruit voortvloeien, m.b.t. informatiedragers met sociale gegevens of met gelijk welke andere gegevens die ingevolge de wet moeten worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, moet de schriftelijke vaststelling de gegevens bevatten die zijn vermeld in artikel 53 §3 tweede lid van het Sociaal Strafwetboek (onder andere de beschrijving van de plaats of de plaatsen waar deze opsporings- en onderzoeksmaatregelen hebben plaats gevonden, de wetgeving waarop toezicht werd uitgeoefend en de lijst van de informatiedragers die werden opgespoord en onderzocht). 37 Beroep tegen dwangmaatregelen van de sociaal inspecteurs (art. 2 wet houdende bepalingen van sociaal strafrecht) Eenieder die van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door een van de volgende maatregelen van de sociaal inspecteurs: - de inbeslagnemingen en verzegelingen van informatiedragers en van andere goederen verricht op basis van de artikelen 35 en 38 Sociaal Strafwetboek; - de maatregelen genomen door de sociaal inspecteurs ter uitvoering van het recht van toegang langs elektronische weg tot het informaticasysteem (art. 31 Sociaal Strafwetboek); - de staalnames door de sociaal inspecteurs (art. 37 Sociaal Strafwetboek); - de maatregelen genomen door de sociaal inspecteurs ter uitvoering van de bijzondere bevoegdheden i.v.m. de gezondheid en veiligheid van de werknemers (art. 43 tot 49 Sociaal Strafwetboek); - de in artikel 28 § 3 Sociaal Strafwetboek bedoelde opsporings- en onderzoeksmaatregelen m.b.t. informatiedragers met sociale gegevens of met gelijk welke andere gegevens die ingevolge de wet moeten worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard; kan hiertegen beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding, overeenkomstig de artikelen 1035 tot 1038, 1040 en 1041 van het Gerechtelijk Wetboek. De voorzitter van de arbeidsrechtbank doet uitspraak over het beroep na het openbaar ministerie te hebben gehoord.

Sociaal Compendium

21 De voorzitter van de arbeidsrechtbank oefent een controle uit over de wettelijkheid van de inbeslagnemingen en verzegelingen en de maatregelen. Zijn controle heeft ook betrekking op de wenselijkheid van het behoud van de inbeslagnemingen en verzegelingen en de maatregelen. Hij kan een gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke opheffing toestaan. Het vonnis uitgesproken door de voorzitter van de arbeidsrechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgstelling, indien de rechter deze niet heeft bevolen. De inbeslagnemingen, de verzegelingen en de maatregelen verricht in strijd met de artikelen 28 § 3, 31, 35, 37, 38 en 43 tot 49 van het Sociaal Strafwetboek zijn nietig.

7. OVERLEGGING EN MEDEDELING VAN GEGEVENS 38 Algemeen Het Sociaal Strafwetboek voorziet in een uitwisseling van gegevens en samenwerking tussen de sociaal inspecteurs en: - de openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid; Onder openbare instellingen van sociale zekerheid wordt verstaan de openbare instellingen alsmede de federale overheidsdiensten die belast zijn met de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid (art. 16 8° Sociaal Strafwetboek). Onder meewerkende instellingen van sociale zekerheid wordt verstaan de privaatrechtelijke instellingen, die erkend zijn om mee te werken aan de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid (art. 16 9° Sociaal Strafwetboek).

- de sociaal inspecteurs van de andere inspectiediensten; - de ambtenaren belast het toezicht of met de toepassing op een andere wetgeving; - alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, de openbare instellingen die ervan afhangen; - arbeidsinspecties van buitenlandse inspectiediensten. De openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, de sociaal inspecteurs, de sociaal inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook alle ambtenaren belast met het toezicht op een andere wetgeving, mogen de verkregen inlichtingen gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende het toezicht waarmee ze zijn belast (art. 56 Sociaal Strafwetboek). MEDEDELING DOOR SOCIAAL INSPECTEURS AAN DERDEN 39 Buiten een gerechtelijk onderzoek (art. 54 eerste en tweede lid Sociaal Strafwetboek) Wanneer zij dat nodig achten, delen de sociaal inspecteurs de inlichtingen die zij tijdens hun onderzoek hebben ingewonnen mee aan:

Sociaal Compendium

22 - de openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid; - de sociaal inspecteurs van de andere inspectiediensten; - en alle ambtenaren belast met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving; in de mate dat die inlichtingen laatstgenoemden kunnen aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of voor de toepassing van een andere wetgeving. Deze inlichtingen moeten verplicht worden meegedeeld wanneer de openbare instellingen van sociale zekerheid, de sociaal inspecteurs van de andere inspectiediensten of de andere ambtenaren belast het toezicht of met de toepassing van een andere wetgeving erom verzoeken. 40 In het kader van een gerechtelijk onderzoek (art. 54 derde lid Sociaal Strafwetboek) Inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid, mogen slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid. 41 Medische gegevens van persoonlijke aard (art. 54 vierde lid Sociaal Strafwetboek) Inlichtingen betreffende medische gegevens van persoonlijke aard mogen slechts worden meegedeeld of gebruikt met inachtneming van het medisch beroepsgeheim. Onder medische gegevens van persoonlijke aard wordt verstaan: alle sociale gegevens van persoonlijke aard waarvan men informatie kan afleiden over de vroegere, de huidige, of de toekomstige fysieke of psychische gezondheidstoestand van de persoon die is of kan worden geïdentificeerd, met uitzondering van de louter administratieve of boekhoudkundige gegevens betreffende de geneeskundige behandelingen of verzorgingen (art. 16 7° Sociaal Strafwetboek).

MEDEDELING VAN DERDEN AAN SOCIAAL INSPECTEURS 42 Buiten het kader van een gerechtelijk onderzoek (art. 55 eerste t.e.m. derde lid Sociaal Strafwetboek) Alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, de openbare instellingen die ervan afhangen, en ook van alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, zijn gehouden aan de sociaal inspecteurs, op hun verzoek: - alle inlichtingen te geven die laatstgenoemden nuttig achten voor het toezicht op de naleving van de wetgeving waarmee zij belast zijn; - gelijk welke informatiedragers ter inzage voor te leggen; - kopieën ervan te verstrekken onder gelijk welke vorm. Alle voornoemde diensten zijn verplicht die inlichtingen en die kopieën kosteloos te verstrekken. De mededeling van inlichtingen aan de sociaal inspecteurs door de diensten van de gemeenschappen en de gewesten en de kosten die er betrekking op hebben, en ook andere vormen van wederzijdse

Sociaal Compendium

23 bijstand en samenwerking, wordt geregeld in een samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, bedoeld bij artikel 92bis § 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

43 In het kader van een gerechtelijk onderzoek (art. 55 derde lid Sociaal Strafwetboek) De inlichtingen en informatiedragers verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen enkel worden meegedeeld aan de sociaal inspecteurs met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid. UITWISSELING MET BUITENLANDSE INSPECTIEDIENSTEN 44 Het Sociaal Strafwetboek voorziet in de mogelijkheid tot gegevensuitwisseling en andere vormen van samenwerking met: - de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie waar het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel gelding heeft; - de arbeidsinspecties van landen die het verdrag nr. 81 van de Internationale Arbeidsorganisatie niet hebben ondertekend (indien daarover akkoorden zijn ondertekend). Van de inlichtingen die van de arbeidsinspecties van die andere staten worden verkregen, mogen zij op dezelfde wijze gebruik maken als van de gelijkaardige inlichtingen die de sociaal inspecteurs rechtstreeks inzamelen.

8. PLICHTEN VAN DE SOCIAAL INSPECTEURS 45 Vertrouwelijkheid van de gegevens (art. 58 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs moeten de nodige maatregelen nemen om het vertrouwelijk karakter te verzekeren van de sociale gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht en om te verzekeren dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun toezichtopdracht. Onder sociale gegevens van persoonlijke aard wordt verstaan alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de wetgeving betreffende het arbeidsrecht en de sociale zekerheid m.b.t. een persoon die is of kan worden geïdentificeerd (art. 16 5° en 6° Sociaal Strafwetboek).

De werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, zijn verplicht het vertrouwelijke karakter te bewaren van de sociale gegevens van persoonlijke aard waarvan zij kennis hebben gekregen door de sociaal inspecteurs bij te staan bij de uitoefening van hun recht om de integriteit van de gegevens in een informaticasysteem na te gaan en van het recht om er kopieën van te nemen (zie art. 33 en 34 tweede lid Sociaal Strafwetboek). De sociaal inspecteurs en de hierboven genoemde personen zijn gehouden door het beroepsgeheim zoals bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.

Sociaal Compendium

24 46 Bron van een klacht of aangifte (art. 59 Sociaal Strafwetboek) Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, mogen de sociaal inspecteurs in geen enkel geval, zelfs niet voor de rechtbanken, de naam van de indiener van deze klacht of van deze aangifte bekend maken. Het is hun eveneens verboden aan de werkgever of aan zijn vertegenwoordiger te onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd ingesteld. 47 Integriteitsplicht (art. 60 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen waarop zij toezicht dienen uit te oefenen. 48 Plichtenleer (art. 61 Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs moeten bij het uitvoeren van hun toezichtopdracht de voorschriften van de plichtenleer in acht nemen. Deze voorschriften van de plichtenleer zullen bij KB bepaald worden, na advies van de SIOD (zie nr. 4).

9. PROCESSEN-VERBAAL PROCESSEN-VERBAAL VAN VERHOOR 49 Het verhoor (art. 62 Sociaal Strafwetboek) Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, moeten ten minste de volgende regels in acht genomen worden: 1) ieder verhoor begint met de mededeling aan de ondervraagde persoon dat: - hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen; - hij kan vragen dat iedere maatregel behorende tot de bevoegdheid van de sociaal inspecteurs krachtens het Sociaal Strafwetboek wordt verricht; - zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt; 2) eenieder die wordt ondervraagd, mag gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daarvoor het verhoor wordt uitgesteld. Hij mag, tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van verhoor worden gevoegd; 3) het proces-verbaal vermeldt nauwkeurig het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, eventueel onderbroken en hervat, alsook beëindigd. Het vermeldt nauwkeurig de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan, tussenkomen, en het tijdstip van hun

Sociaal Compendium

25 aankomst en vertrek. Het vermeldt ook de bijzondere omstandigheden en alles wat op de verklaring of de omstandigheden waarin zij is afgelegd, een bijzonder licht kan werpen. De ondervraagde persoon leest aan het einde van het verhoor het proces-verbaal, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen. Indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken wordt: - een beroep gedaan op een beëdigde tolk; - ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal; - ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Zo het verhoor heeft plaats gehad met bijstand van een tolk worden diens identiteit en hoedanigheid vermeld.

50 Overhandiging van een kopie van de tekst van het verhoor aan de verhoorde persoon (art. 63 Sociaal Strafwetboek – art. 8 uitvoeringsbesluit Sociaal Strafwetboek) De sociaal inspecteurs die een persoon ondervragen, delen deze persoon mee dat hij kosteloos een kopie van de tekst van zijn verhoor kan verkrijgen. Deze kopie wordt hem onmiddellijk of binnen de maand overhandigd of toegezonden. De leidende ambtenaar van de betrokken inspectiedienst of de ambtenaren van niveau 1 die hij daartoe aanwijst, kunnen wel met een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van deze mededeling uitstellen met voor een éénmaal hernieuwbare termijn van ten hoogste 3 maanden. Deze beslissing wordt opgenomen in het dossier. Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van artikel 62 en 63 van het Strafwetboek weer.

PROCESSEN-VERBAAL TOT VASTSTELLING VAN EEN INBREUK 51 Verplichte gegevens (art. 64 Sociaal Strafwetboek) Hierboven werd vermeld dat de sociaal inspecteurs de bevoegdheid hebben om proces-verbaal op te stellen. Ieder proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek moet minstens de volgende gegevens bevatten: - de identiteit van de verbaliserende ambtenaar; - de bepaling waaraan de verbaliserende ambtenaar zijn bevoegdheid tot optreden ontleent; - de plaats en datum van de inbreuk; - de identiteit van de vermoedelijke dader en van de betrokkenen; - de wetsbepaling waarop inbreuk werd gepleegd; - een beknopt relaas van de feiten m.b.t. de gepleegde inbreuken;

Sociaal Compendium

26 - de datum en de plaats van de opmaak van het proces-verbaal, het eventuele verband met andere processen-verbaal, en in voorkomend geval, de inventaris van de bijlagen. Bij KB kunnen algemene vormregels worden opgesteld die toepasselijk zijn voor de processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk.

52 Mededeling van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk (art. 65 Sociaal Strafwetboek) Het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk (of een afschrift ervan) wordt bezorgd aan: - het openbaar ministerie; - aan de administratie die bevoegd is om een administratieve geldboete op te leggen, dat is de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO (zie nr. 59); - de vermoedelijke dader van de inbreuk, alsook aan zijn werkgever. De laatst vermelden kunnen, bij gebreke van de voorgeschreven mededeling, ten allen tijde een afschrift krijgen van het proces-verbaal hetzij bij de overheid die het proces-verbaal heeft opgesteld, hetzij bij de bevoegde administratie. 53 Bijzondere bewijskracht van processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk (art. 66 en 67 Sociaal Strafwetboek) De processen-verbaal die opgemaakt zijn door de sociaal inspecteurs hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is, voor zover een afschrift ervan ter kennis wordt gebracht van de vermoedelijke dader van de inbreuk en, in voorkomend geval, van zijn werkgever binnen een termijn van 14 dagen die aanvangt de dag na de vaststelling van de inbreuk. Het proces-verbaal dat niet werd betekend of dat niet binnen de vereiste termijn werd betekend gemaakt, geldt a contrario enkel ter informatie (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 161).

Wanneer de vermoedelijke dader van de inbreuk of de werkgever niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de vaststelling van de inbreuk, begint de termijn van 14 dagen pas te lopen op de dag waarop de sociaal inspecteurs de vermoedelijke dader van de inbreuk met zekerheid konden identificeren. Wanneer de vervaldag, die inbegrepen is in die termijn, een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt deze verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

Het geven aan de overtreder van een waarschuwing, het verlenen van een termijn om aan de voorschriften te voldoen of het nemen van andere maatregelen bedoeld in de artikelen 22 tot 49 Sociaal Strafwetboek, vormt geen vaststelling van de inbreuk. De termijn van 14 dagen begint dan dus niet te lopen.

Sociaal Compendium

27 De materiële vaststellingen die gedaan zijn in een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door de sociaal inspecteurs van een inspectiedienst, kunnen met hun bewijskracht gebruikt worden door de sociaal inspecteurs van dezelfde dienst, van andere inspectiediensten of door de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van een andere wetgeving.

§ 2. REGIONAAL SOCIAALRECHTELIJK TOEZICHT A. Sociaalrechtelijk toezicht in de Vlaamse gemeenschap en in het Vlaams gewest 54 Zie nr. 4997 t.e.m. nr. 5029 van het Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012.

B. Sociaalrechtelijk toezicht in het Brussels hoofdstedelijk gewest 55 Zie nr. 5030 t.e.m. nr. 5034 van het Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012.

Afdeling III. Vervolging van sociaalrechtelijke inbreuken § 1. ADMINISTRATIEVE VERVOLGING A. Federale administratieve vervolging 1. ALGEMEEN: STRAFVERVOLGING OF ADMINISTRATIEVE VERVOLGING 56 Onderscheid naar gelang van het sanctieniveau (art. 68 en 69 Sociaal Strafwetboek) Hoe en door wie de inbreuken die vermeld zijn in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek kunnen worden vervolgd, hangt af van het niveau van de sanctie waarmee die inbreuken kunnen worden bestraft (zie i.v.m. de sanctieniveaus nr. 88). Het Sociaal Strafwetboek voorziet in vervolging ofwel door het openbaar ministerie, ofwel door de bevoegde administratie, dat is de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO (zie nr. 59). De inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 kunnen, onverminderd de rechten van de burgerlijke partij, op initiatief van het openbaar ministerie aanleiding geven tot: - strafvervolging voor de correctionele rechtbank (zie nr. 80 e.v.); - tot een minnelijke schikking; - tot een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van Strafvordering; - of ten slotte ook tot de in artikel 138bis § 2 eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering van de arbeidsauditeur tot vaststelling van inbreuken op de wetgeving die tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten behoort en die het geheel of een deel van de werknemers betreffen (zie nr. 85 en 86).

Sociaal Compendium

28

De inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 1 kunnen op initiatief van de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO aanleiding geven tot: - een administratieve geldboete (zie nr. 58 e.v.); - een schuldigverklaring; - of een klassering zonder gevolg. Aangezien er geen strafprocedure voor deze overtredingen van niveau 1 kan worden ingesteld, gaat het hier voor de administratie niet om de uitoefening van een residuaire bevoegdheid, maar wel een exclusieve bevoegdheid, in tegenstelling tot de drie andere sanctieniveaus die de strafvordering boven de administratieve procedure verkiezen (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 165).

De Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO beschikt over dezelfde bevoegdheden wanneer het openbaar ministerie afziet van vervolging van de dader van een inbreuk die bestraft wordt met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 (art. 69 tweede lid Sociaal Strafwetboek). Daarom bepaalt het Sociaal Strafwetboek dat het openbaar ministerie aan de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO een kennisgeving moet bezorgen van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen (art. 72 eerste lid Sociaal Strafwetboek). 57 Voorrang van de strafvervolging (art. 71 Sociaal Strafwetboek) De strafvervolging door het openbaar ministerie sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, zelfs als de strafvervolging afgesloten wordt met een vrijspraak. De minnelijke schikking, de bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van Strafvordering of de rechtsvordering die uitgaat van het openbaar ministerie krachtens artikel 138bis §2 eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek sluiten eveneens de toepassing van een administratieve geldboete uit.

2. REGELS VAN DE ADMINISTRATIEVE VERVOLGING 58 Hieronder worden de regels van het Sociaal Strafwetboek m.b.t. het opleggen van een administratieve geldboete omschreven. Die regels bepalen onder andere welke administratie bevoegd is om administratieve geldboeten op te leggen (zie nr. 59), wanneer kan beslist worden de procedure voor het opleggen van een administratieve geldboete te starten (zie nr. 62), de mogelijkheid die aan voorafgaandelijk aan de overtreder moet geboden worden om verweermiddelen in te dienen (zie nr. 63), de termijn binnen welke de administratieve geldboete moet worden opgelegd (zie nr. 67) en de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de beslissing die een administratieve geldboete oplegt (zie nr. 74).

Sociaal Compendium

29 BEVOEGDE ADMINISTRATIE BESLIST OVER HET AL DAN NIET STARTEN VAN EEN ADMINISTRATIEVE VERVOLGING 59 Directie Administratieve Geldboeten (art. 70 Sociaal Strafwetboek – art. 9 en 10 uitvoeringsbesluit Sociaal Strafwetboek) De bevoegde administratie voor het opleggen van administratieve geldboeten is de Directie van de Administratieve Geldboeten van de Afdeling van de juridische studiën, de documentatie en de geschillen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO). De ambtenaren van die administratie die gemachtigd zijn om administratieve geldboeten op te leggen, zijn bij naam vermeld in het uitvoeringsbesluit van het Sociaal Strafwetboek.

60 Onafhankelijkheid en belangenconflicten (art. 74 Sociaal Strafwetboek) De Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO en de ambtenaren die binnen die administratie aangesteld zijn om de administratieve geldboeten op te leggen, dienen die bevoegdheid uit te oefenen onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen. Deze ambtenaren mogen geen beslissing nemen in een dossier waarin ze reeds zijn opgetreden in een andere hoedanigheid, noch rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen die betrokken zijn in de procedure. 61 Bijkomende inlichtingen (art. 76 Sociaal Strafwetboek) De Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO kan van de bevoegde ministers, overheidsinstellingen of overheidsdiensten de noodzakelijke administratieve inlichtingen vragen om te kunnen beschikken over alle elementen die haar in staat moeten stellen om met volledige kennis van zaken een beslissing te nemen over het gevolg dat aan het dossier in behandeling moet worden gegeven. Daartoe moeten alle overheidsdiensten met inbegrip van de parketten, de griffies van hoven en rechtbanken, de sociale inspecties en de politie, alle diensten van de provincies, agglomeraties, gemeentefederaties, gemeenten, verenigingen waartoe ze behoren, de overheidsinstellingen die ervan afhangen, alsook alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, ingaan op het verzoek van de Directie Administratie Geldboeten van de FOD WASO om haar alle inlichtingen te verstrekken en haar kopieën te bezorgen, in eender welke vorm, van alle informatiedragers om te beschikken over alle elementen die haar in staat moeten stellen om met volledige kennis van zaken te beslissen over het gevolg dat aan het dossier in behandeling moet worden gegeven. De voornoemde diensten zijn verplicht om de inlichtingen en afschriften kosteloos te bezorgen. De mededeling van inlichtingen aan de Directie Administratie Geldboeten van de FOD WASO door de diensten van de gemeenschappen en gewesten, alsmede de kosten die er betrekking op hebben wordt

Sociaal Compendium

30 geregeld in een samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de gemeenschappen en gewesten, zoals bedoeld in artikel 92bis §1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

De inlichtingen verkregen tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid. 62 Beslissing over het al dan niet starten van een procedure voor de administratieve geldboete (art. 72 tweede lid Sociaal Strafwetboek) In geval de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO kennis krijgt van een procesverbaal tot vaststelling van een inbreuk vermeld in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek die niet kan vervolgd worden door het openbaar ministerie (inbreuken gesanctioneerd met een sanctie van niveau 1), kan die administratie onmiddellijk beslissen of er al dan niet een procedure voor het opleggen van een administratieve geldboete wordt opgestart. Betreft het evenwel een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk vermeld in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek die wel kan worden vervolgd door het openbaar ministerie (inbreuken gesanctioneerd met een sanctie van niveau 2, 3 of 4), dan kan de administratie maar beslissen dat de procedure voor het opleggen van een administratieve geldboete zal worden opgestart: - wanneer het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van Strafvordering voor te stellen of de in artikel 138bis § 2 eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen, - of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van 6 maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgesteld. VERWEERMIDDELEN 63 Uitnodiging tot indiening van verweermiddelen (art. 77 Sociaal Strafwetboek) De administratieve geldboete kan maar worden opgelegd nadat de overtreder de mogelijkheid werd geboden zijn verweermiddelen naar voren te brengen en nadat de termijn daarvoor is verstreken (zie nr. 68). De overtreder wordt bij een ter post aangetekende brief verzocht zijn verweermiddelen in te dienen. Het Sociaal Strafwetboek vermeldt de gegevens die deze brief moet bevatten. Het gaat om een aantal gegevens die de overtreder moeten toelaten zijn rechten correct uit te oefenen. Hij wordt ingelicht over de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuken en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure, over het feit dat hij zich kan laten bijstaan door een raadsman, zijn dossier kan raadplegen en er een afschrift van kan vragen.

Sociaal Compendium

31 De overtreder heeft het recht om zijn verweermiddelen schriftelijk of mondeling in te dienen binnen een termijn van 30 dagen te rekenen van de dag van de kennisgeving, namelijk op de dag dat de aangetekende brief door de postdiensten aangeboden is aan de geadresseerde in persoon, op zijn hoofdverblijfplaats of op de maatschappelijke zetel. De termijn van 30 dagen is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven. De overtreder kan eventueel de verlenging vragen en de bevoegde administratie kan de laattijdig voorgestelde middelen in aanmerking nemen zolang zijn beslissing niet genomen werd (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 171).

Indien de overtreder verzuimd heeft om de aangetekende brief bij de post af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de bevoegde administratie hem bij gewone brief, ter informatie, nog een tweede uitnodiging toesturen om zijn verweermiddelen in te dienen. Deze tweede uitnodiging doet geen nieuwe termijn van 30 dagen lopen voor de indiening van verweermiddelen. 64 Indiening van de verweermiddelen (art. 78 Sociaal Strafwetboek) De verweermiddelen kunnen hetzij schriftelijk, hetzij mondeling worden ingediend. Elke vorm van geschrift is mogelijk. Een aangetekend schrijven is dus niet verplicht (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 171). Het Sociaal Strafwetboek bepaalt uitdrukkelijk dat de verweermiddelen ook via e-mail kunnen worden ingediend. Mondeling kunnen de verweermiddelen hetzij bij de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO, hetzij bij één van de gewestelijke kantoren van de administraties die belast zijn met het toezicht op de desbetreffende wetgeving, worden ingediend. De gewestelijke kantoren van de administraties die belast zijn met het toezicht, bezorgen de opmerkingen onverwijld aan de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO na er akte te hebben van genomen. 65 Inzage van het dossier (art. 79 Sociaal Strafwetboek) De Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO stelt het dossier met betrekking tot de inbreuken welke aanleiding kunnen geven tot een administratieve geldboete ter beschikking van de overtreder of diens raadsman, zodat hij het kan raadplegen op de griffie en, op diens verzoek, geeft zij toelating om een kopie te maken van de stukken van het dossier. Artikel 460ter van het Strafwetboek dat het wederrechtelijk gebruik van inlichtingen verkregen door inzage van het dossier strafbaar stelt, is toepasselijk op de overtreder die gelijkgesteld wordt met de inverdenkinggestelde met het oog op de toepassing van die bepaling.

De kosten van de kopieën zijn ten laste van de overtreder. Het tarief wordt vastgesteld bij KB.

Sociaal Compendium

32 66 Vertegenwoordiging door een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie (art. 80 Sociaal Strafwetboek) Zoals voor de arbeidsrechtbanken het geval is, kan de afgevaardigde van een representatieve organisatie van werknemers die een schriftelijke volmacht heeft, de arbeider of de bediende bij de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO vertegenwoordigen en in zijn naam alle handelingen verrichten die bij deze vertegenwoordiging horen. BESLISSING TOT OPLEGGING VAN EEN ADMINISTRATIEVE GELDBOETE 67 Verjaringstermijn administratieve geldboete (art. 81 Sociaal Strafwetboek) De administratieve geldboete kan niet meer worden opgelegd 5 jaar na de feiten. De daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van de beslissingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en het verzoek ten aanzien van de overtreder om verweermiddelen in te dienen, verricht binnen de termijn van 5 jaar, stuiten evenwel de verjaring. Met die daden vangt een nieuwe termijn van gelijke duur aan, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren. 68 Inachtneming van de termijn om verweermiddelen in te dienen (art. 82 Sociaal Strafwetboek) De administratieve geldboete mag niet worden opgelegd vóór het eind van de termijn van 30 dagen waarover de overtreder beschikt om zijn verweermiddelen in te dienen ( zie nr. 63), of vóór het schriftelijk of mondeling verweer van de overtreder, wanneer dit wordt ingediend vóór het einde van de voormelde termijn. 69 Redelijke termijn (art. 83 Sociaal Strafwetboek) Indien de duur van de vervolging door de Directie Administratieve Geldboeten de redelijke termijn overschrijdt, kan deze zich beperken tot een eenvoudige schuldigverklaring of een administratieve geldboete opleggen die lager is dan het wettelijk minimum. 70 Vereiste vermeldingen (art. 84 Sociaal Strafwetboek) De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete moet met redenen omkleed zijn. Ze omvat onder andere de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het bedrag van de administratieve geldboete. De beslissing moet bovendien een aantal gegevens vermelden die moeten verzekeren dat de overtreder ingelicht is over de feiten die de inbreuk vormen en die de administratieve beslissing verantwoorden. Het betreft: - de bepalingen die de rechtsgrond van de beslissing uitmaken; - de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis lagen van de aanvang van de procedure; - de datum van het verzoek tot indiening van de verweermiddelen;

Sociaal Compendium

33 - het bedrag van de administratieve geldboete die de overtreder wordt opgelegd, de termijn waarin deze moet worden betaald en de mogelijkheid om een langere termijn voor betaling toegekend te krijgen(zie voor de betalingstermijn nr. 76); - de beroepsmogelijkheid waarover de overtreder beschikt (zie nr. 74). 71 Kennisgeving van de beslissing (art. 85 Sociaal Strafwetboek) De beslissing wordt aan de overtreder ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief, samen met een verzoek tot betaling van de boete binnen een termijn van 3 maanden, die ingaat op de dag van de kennisgeving (art. 88 Sociaal Strafwetboek ). Deze kennisgeving doet de strafvordering vervallen. Het openbaar ministerie kan geen strafvervolgingen meer aangaan en geen onderzoeksdaden meer stellen (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 176). Het verval van de strafvordering bij de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete bevestigt dat de administratieve vervolging en de strafvervolging worden opgevat als alternatieve wijzen van beteugeling (SALOMEZ, K., Sociaal strafrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 141).

Indien de overtreder verzuimd heeft de aangetekende brief bij de post af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO hem ter informatie bij gewone brief een afschrift van de beslissing toezenden. 72 Mededeling aan de inspectiedienst, het openbaar ministerie en de RSZ (art. 94 Sociaal Strafwetboek) De administratieve of gerechtelijke beslissingen tot oplegging van de administratieve geldboeten, tot schuldigverklaring of tot klassering zonder gevolg van de inbreuk worden door de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO meegedeeld aan: - de inspectiedienst die het proces-verbaal heeft opgemaakt; - het openbaar ministerie; - de RSZ. 73 Uitvoerbare kracht (art. 86 Sociaal Strafwetboek) De beslissing heeft uitvoerbare kracht. De Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO moet zich bij ontstentenis van spontane betaling dus niet tot de rechter wenden teneinde een uitvoerbare titel te bekomen (SALOMEZ, K., Sociaal strafrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 141; zie verder betreffende de invordering van de administratieve geldboete nr. 77).

Sociaal Compendium

34 BEROEP TEGEN DE BESLISSING TOT OPLEGGING VAN EEN ADMINISTRATIEVE GELDBOETE 74 Vorm, termijn en omvang van het beroep (art. 3 Wet 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht) Tegen de beslissing die een administratieve geldboete oplegt, kan door de overtreder beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank. Op straffe van verval moet het beroep worden aangetekend binnen een termijn van 3 maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing. Het beroep wordt aangetekend bij verzoekschrift. Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing. Het beroep tegen de beslissing van de bevoegde administratie maakt het geschil zelf aanhangig bij de arbeidsrechtbank zonder dat deze laatste het bedrag van de administratieve geldboete mag verhogen. De arbeidshoven en –rechtbanken hebben dezelfde bevoegdheden als de bevoegde administratie om administratieve geldboeten op te leggen of om de schuldigheid van de auteur vast te stellen, om inbreuken te herkwalificeren, rechtvaardigingsgronden in aanmerking te nemen enz. Maar zij kunnen het bedrag van de administratieve geldboeten niet verhogen (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 177-178).

75 Bewijslast (art. 87 Sociaal Strafwetboek) De regels inzake bewijslast die gelden voor de strafrechtspleging zijn van toepassing op de beroepsprocedure voor de arbeidsrechtbank en het arbeidshof. Zelfs indien het aan de overtreder is om de zaak bij betwisting van de administratieve geldboete aan de arbeidsrechtbank voor te leggen, keert dit beroep de bewijslast niet om. De regels m.b.t. bewijslast die gelden voor de strafrechtspleging zijn van toepassing in het kader van de administratieve procedure. De bewijslast ligt bij de bevoegde administratie (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 177-178). BETALING EN INVORDERING VAN DE ADMINISTRATIEVE GELDBOETE 76 Betaling van de administratieve geldboete (art. 88 Sociaal Strafwetboek – art. 11 en 12 uitvoeringsbesluit Sociaal Strafwetboek) De administratieve geldboete moet betaald worden binnen een termijn van 3 maanden, die ingaat op de dag van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of op de dag waarop de rechterlijke beslissing volgend op een beroep tegen een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete in kracht van gewijsde is gegaan.

Sociaal Compendium

35 De Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO kan evenwel de overtreder op diens verzoek en indien daartoe aanleiding bestaat een langere termijn toekennen. Die langere termijn mag geenszins de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot invordering van de administratieve geldboete overschrijden (10 jaar; zie hieronder). In dat geval deelt de administratie het afbetalingsplan schriftelijk mee aan de overtreder. De administratieve geldboete wordt betaald via storting of overschrijving op de postrekening van de Directie van de Administratieve Geldboeten van de FOD WASO. De administratieve geldboete dient in principe in één keer betaald te worden. In geval van onmogelijkheid voor de overtreder de hem opgelegde administratieve geldboete in één keer te voldoen, kan hij met een schriftelijke en gemotiveerde vraag verzoeken het verschuldigde bedrag in verschillende termijnen te betalen. In geval van het niet naleven van het door de Directie Administratie Geldboeten van de FOD WASO toegekende afbetalingsplan, wordt het dossier, zonder enige betalingsherinnering, aan de Administratie van de btw, registratie en domeinen overgemaakt, met het oog op de inning van de boete via dwangbevel. 77 Invordering (art. 89 t.e.m. 91 Sociaal Strafwetboek) Indien de overtreder in gebreke blijft de administratieve geldboete tijdig te betalen of het toegekende afbetalingsplan niet nakomt, maakt de Directie Administratie Geldboeten van de FOD WASO de zaak aanhangig bij de administratie van het kadaster, registratie en domeinen, met het oog op de invordering van het bedrag van deze geldboete. Met het oog hierop bezorgt de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO een kopie van de administratieve beslissing en eventueel van het in kracht van gewijsde gegaan vonnis of het arrest, aan de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen. De rechtsvordering tot invordering van de administratieve geldboete verjaart tien 10 jaar na de dag waarop geen beroep meer kan worden aangetekend tegen de beslissing van de Directie Administratie Geldboeten van de FOD WASO (zie nr. 74). Door de betaling van de geldboete vervalt de rechtsvordering van de bevoegde administratie.

B. Regionale administratieve vervolging 1. ADMINISTRATIEVE VERVOLGING IN HET VLAAMS GEWEST 78 Zie nr. 5062 t.e.m. nr. 5077 van het Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012.

2. ADMINISTRATIEVE VERVOLGING IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 79 Zie nrs. 5078 t.e.m. 5087 van het Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2010-2011.

Sociaal Compendium

36

§ 2. STRAFRECHTELIJKE VERVOLGING 80 Algemeen Een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk opgesteld door een federale inspectiedienst, wordt zowel aan het openbaar ministerie als aan de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO bezorgd (art. 65 Sociaal Strafwetboek). De inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 en vermeld zijn in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek kunnen op initiatief van het openbaar ministerie aanleiding geven tot strafvervolging voor de correctionele rechtbank (art. 68 Sociaal Strafwetboek). Het openbaar ministerie beschikt over een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de dag van de ontvangst van het proces-verbaal om te beslissen of het al dan niet strafvervolging zal instellen. Het openbaar ministerie moet de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO in kennis stellen van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen (art. 72 Sociaal Strafwetboek). Voor de lichtste misdrijven (dat zijn diegene die bestraft worden met een sanctie van niveau 1) is strafrechtelijke vervolging niet mogelijk. Een vergelijkbare regeling geldt voor de inbreuken die zijn vastgesteld door de regionale inspectiediensten (zie art. 6, 15 en 16 Vlaams decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht; art. 26 en 27 Ord. Br. H. Parl. 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen; art. 13bis § 3 en § 4 Decr. W. Gew. R. 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid; art. 14bis § 4 en § 5 Decr. W. Gew. R. 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende de omscholing en de bijscholing).

81 Mededeling van de beslissing over de strafvordering (art. 93 Sociaal Strafwetboek) Beslissingen die worden genomen over de strafvordering worden ter kennis gebracht van: - de inspectiedienst die het proces-verbaal heeft opgemaakt; - de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO. Deze informatie wordt gegeven binnen een maand na de beslissing door, naar gelang het geval, het openbaar ministerie of de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken. 82 Uitoefening van de strafvordering Het ambt van openbaar ministerie bij de strafrechtbanken en dus de strafvordering, wordt voor de inbreuken die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten uitgevoerd door een lid van arbeidsauditoraat of het arbeidsauditoraat-generaal bij respectievelijk de arbeidsrechtbank of het arbeidshof (art. 138 en 155 Ger.W.).

Sociaal Compendium

37 Het Sociaal Strafwetboek bepaalt dat de procureur des Konings die een strafzaak behandelt, waarvan het onderzoek ernstige aanwijzingen vertoont van inbreuken op dat wetboek, de arbeidsauditeur hiervan op de hoogte brengt (art. 92 Sociaal Strafwetboek).

83 Verval van de strafvordering De strafvordering vervalt onder meer door verjaring. Het Sociaal Strafwetboek bevat wat de strafvordering betreft geen algemene verjaringstermijn (zie daarentegen wat de administratieve geldboete betreft: art. 81 Sociaal Strafwetboek: 5 jaar; zie nr. 67). Met toepassing van artikel 21 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, verjaart de strafvordering voor alle misdrijven vermeld in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek bestraft met een sanctie van niveau 2, 3 en 4, na 5 jaar te rekenen van de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Het aanvangstijdstip van de verjaring van de strafvordering verschilt naargelang het gaat om een ogenblikkelijk (of aflopend), een voortdurend of een voortgezet (of collectief) misdrijf (zie nr. 4895 e.v.). De strafvordering vervalt eveneens door de uitoefening door het openbaar ministerie, van de rechtsvordering voor de arbeidsgerechten tot vaststelling van een overtreding op grond van artikel 138bis § 2 eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek (art. 20bis voorafgaande titel Sv.; zie over die vordering nr. 84 e.v.). 84 Bevoegde rechtbank Aangezien op de sociaalrechtelijke misdrijven vermeld in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek bestraft met een sanctie van niveau 2, 3 of 4, correctionele straffen staan, is de bevoegde rechtbank de correctionele rechtbank (art. 179 Sv.). Tegen hun vonnissen is hoger beroep mogelijk bij het hof van beroep en cassatieberoep bij het Hof van Cassatie (art. 199-200 Sv.; art. 416-442 Sv.). Anders dan het geval is met de civiele sociale zaken, tot kennisneming waarvan de arbeidsgerechten bevoegd zijn, bestaan er dus voor de penale sociale zaken geen gespecialiseerde rechtscolleges. Het sociaal recht is een bijzonder uitgebreid, complex en snel evoluerend rechtsdomein dat meestal niet de uitgesproken belangstelling wegdraagt van de strafrechtmagistraten. Daarom bepaalt het Gerechtelijk Wetboek dat ten minste één correctionele kamer van de rechtbank van eerste aanleg en van het hof van beroep, respectievelijk in eerste aanleg en in hoger beroep, in het bijzonder kennis neemt van overtredingen van de wetgeving die tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten behoort (art. 76 zesde lid en art. 101 derde lid Ger. W.). Die gespecialiseerde kamer is samengesteld uit twee rechters van de rechtbank van eerste aanleg of raadsheren in het hof van beroep en een rechter in de arbeidsrechtbank of raadsheer in het arbeidshof. Is de kamer van de correctionele rechtbank samengesteld uit één rechter, dan ontvangt die een gespecialiseerde permanente vorming (art. 78 vierde lid en art. 101 zesde lid Ger. W.).

Sociaal Compendium

38

§ 3. VORDERINGSRECHT VAN DE ARBEIDSAUDITORATEN 85 Rechtsvordering (art. 138 bis § 2 Ger. W.) In zekere zin buiten het eigenlijke sociaal strafrecht, maar daarbij aansluitend is de bevoegdheid die aan de arbeidsauditeur is gegeven om voor overtredingen op de wetgeving die tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten behoort en die het geheel of een deel van de werknemers van de onderneming betreffen, ambtshalve een rechtsvordering in te stellen om de inbreuken op die wetgeving te laten vaststellen. Die rechtsvordering kan niet meer worden ingesteld als de strafvordering werd ingesteld of zo overeenkomstig artikel 85 van het Sociaal Strafwetboek de kennisgeving van het bedrag van een administratieve geldboete is gebeurd (zie nr. 71). 86 Bedoeling en effect De bedoeling is inbreuken waarvoor strafvervolging niet mogelijk of opportuun is, maar die niet vrijwillig worden geregulariseerd ongedaan te maken op een niet repressieve wijze. De vordering van de arbeidsauditeur wordt voor de arbeidsrechtbank gebracht (art. 578 17 ° Ger. W.). Die is gespecialiseerd in die materie en minder belast dan de strafrechtbanken en zal dus sneller een goede beslissing kunnen nemen. Bovendien heeft de beslissing van de arbeidsrechtbank die een inbreuk vaststelt, anders dan een beslissing genomen op een individuele rechtsvordering, gevolgen voor alle werknemers van de onderneming. Vóór 1 juli 2011 was bepaald in artikel 5 van de wet van 3 december 20006 houdende diverse bepalingen m.b.t. het sociaal strafrecht dat de werkgever van wie ingevolge de uitoefening van de hier bedoelde rechtsvordering, een inbreuk wordt vastgesteld gehouden is het vonnis, op zijn kosten, ter kennis te brengen van de betrokken werknemers. Artikel 5 van de wet van 3 december 2006 werd echter met ingang van 1 juli 2011 opgeheven door artikel 109 54° van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek. Wel bepaalt thans artikel 237 van het Sociaal Strafwetboek dat wordt bestraft met een sanctie van niveau 4, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, "in strijd met de wet van 3 december 2006 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het sociaal strafrecht", wetens en willens nalaat het vonnis tot vaststelling van een inbreuk op de wetten en verordeningen die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten met toepassing van artikel 138bis § 2 eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek op zijn kosten ter kennis te brengen van de betrokken werknemers. Maar aangezien de wet van 3 december 2006 sinds 1 juli 2011 geen verplichting tot kennisgeving meer oplegt aan de werkgever, lijkt die sanctie niet te kunnen worden toegepast.

Sociaal Compendium

39

Afdeling IV. Bestraffing van sociaalrechtelijke inbreuken § 1. SOCIAALRECHTELIJKE MISDRIJVEN EN HUN SANCTIES 87 Inventaris van de federale sociaalrechtelijke inbreuken Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek bevat een volledige opsomming van de strafbare inbreuken in het federaal sociaal recht, telkens met de vermelding van het sanctieniveau waarmee de inbreuk wordt bestraft (zie hieronder voor die sanctieniveaus). Het gaat zowel om inbreuken op het arbeidsrecht, als om inbreuken op het socialezekerheidsrecht. Wat de inbreuken op het arbeidsrecht betreft bepaalt artikel 162 1° van het Sociaal Strafwetboek bv. dat met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die het loon van de werknemers niet heeft uitbetaald of het niet heeft uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is. Wat de inbreuken op het socialezekerheidsrecht betreft bepaalt artikel 181 van het Sociaal Strafwetboek bv. dat met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die in strijd met het KB van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijk aangifte van tewerkstelling, de vereiste gegevens niet elektronisch meedeelt aan de RSZ in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze, uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer zijn prestaties aanvat en uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de beëindiging van de aangegeven tewerkstelling. Dit zijn maar twee voorbeelden. Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek vermeldt nog tal van andere inbreuken. Die inbreuken zijn in Boek 2 gegroepeerd in 11 thematische hoofdstukken: - Hoofdstuk 1. Inbreuken tegen de persoon van de werknemer (art. 117 t.e.m. 137 Sociaal Strafwetboek; - Hoofdstuk 2. Inbreuken m.b.t. de arbeidstijd (art. 138 t.e.m. 160/1 Sociaal Strafwetboek); - Hoofdstuk 3. Inbreuken i.v.m. andere arbeidsvoorwaarden (art. 161 t.e.m. 174 Sociaal Strafwetboek); - Hoofdstuk 4. Illegale arbeid (art. 175 t.e.m. 180 Sociaal Strafwetboek); - Hoofdstuk 5. Niet-aangegeven arbeid (art. 181 t.e.m. 184 Sociaal Strafwetboek); - Hoofdstuk 6. Inbreuken betreffende de sociale documenten (art. 185 t.e.m. 188 Sociaal Strafwetboek); - Hoofdstuk 7. Inbreuken betreffende de collectieve arbeidsbetrekkingen (art. 189 t.e.m. 207 Sociaal Strafwetboek); - Hoofdstuk 8. Inbreuken m.b.t. het toezicht (art. 209 t.e.m. 211 Sociaal Strafwetboek); - Hoofdstuk 9. Inbreuken betreffende de sociale zekerheid (art. 212 t.e.m. 229 Sociaal Strafwetboek); - Hoofdstuk 10. Inbreuken van valsheid, van het gebruik van valse stukken, van onjuiste of onvolledige verklaringen en van oplichting in het sociaal strafrecht (art. 230 t.e.m. 236 Sociaal Strafwetboek);

Sociaal Compendium

40 - Hoofdstuk 11. Gemeenschappelijke bepalingen van de voorgaande hoofdstukken (art. 237 Sociaal Strafwetboek). In de toekomstige edities van het Sociaal Compendium Arbeidsrecht en in het Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht zullen de belangrijkste sociaalrechtelijke inbreuken en het toepasselijke artikel van het Sociaal Strafwetboek telkens worden vermeld op het einde van het tekstonderdeel waarin de regels waarop de inbreuk betrekking heeft, beschreven staan. 88 Sanctieniveaus (art. 101 Sociaal Strafwetboek) De inbreuken bedoeld in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek worden bestraft met een sanctie van niveau 1, niveau 2, niveau 3 of niveau 4. De sanctie van: - niveau 1 bestaat uit een administratieve geldboete van 10 tot 100 euro; - niveau 2 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro; - niveau 3 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro; - niveau 4 bestaat uit hetzij een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of uit een van die straffen alleen, hetzij een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro. SANCTIENIVEAU

Gevangenisstraf

Min.

Max.

SANCTIE Strafrechtelijke geldboete in EUR Min.

Max.

Min. 10

Max. 100

50 100

500 1.000

25 50

250 500

600

6.000

300

3.000

1 2 3 4

6 maand

3 jaar

Administratieve geldboete in EUR

89 Opdeciemen (art. 102 Sociaal Strafwetboek) De opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten (artikel 1 eerste lid wet 5 maart 1952) zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald in het Sociaal Strafwetboek.

Sociaal Compendium

41 De onderstaande tabel geeft het bedrag weer van de geldboetes na verhoging met de opdeciemen. SANCTIENIVEAUS

SANCTIE Gevangenisstraf

Min.

Max.

1 2 3 4

6 maand

3 jaar

Strafrechtelijke geldboete in EUR na toepassing van de opdeciemen ( = x 5,5) Min. Max. 275 550

2.750 5.500

3.300

33.000

Administratieve geldboete in EUR na toepassing van de opdeciemen ( = x 5,5) Min. Max. 55 550 137,50 1.375 275 2.750 1.650

16.500

90 Vermenigvuldiging van de geldboete (art. 103 Sociaal Strafwetboek) Voor een aantal inbreuken is in het Sociaal Strafwetboek voorzien dat de geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat-werknemers, kinderen, stagiairs, zelfstandigen of zelfstandige stagiairs. Die regel geldt dan zowel voor de strafrechtelijke als voor de administratieve geldboete. De vermenigvuldigde geldboete mag niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen. 91 Bestraffing van inbreuken op regionale sociaalrechtelijke wetgeving Het grootste gedeelte van het sociaal recht behoort tot de bevoegdheid van de federale overheid. Zoals hierboven al werd vermeld, inventariseert Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek de inbreuken op de federale sociaalrechtelijke wetgeving en bepaalt dat wetboek de toepasselijke sancties. Een veel beperkter gedeelte van het sociaal recht behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappen of de gewesten (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012, nr. 93 e.v.). De sancties die op de overtreding van die regionale of gemeenschapswetgeving staan, zijn bepaald in die decreten of besluiten. Zo bepaalt bv. het Ned. taaldecreet dat de werkgever die zich schuldig maakt aan een overtreding ervan kan gesanctioneerd worden met een administratieve geldboete en is voor de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die de bepalingen van het decreet overtreden ook voorzien in correctionele gevangenisstraffen en/of geldboeten (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012, nr. 93 e.v.). Voor de sociaalrechtelijke aangelegenheden waarvoor de Vlaamse gemeenschap en het Vlaams gewest bevoegd zijn, bestaat een Vlaams stelsel van administratieve geldboeten voor de werkgevers en de intermediaire organisaties die de Vlaamse regelgeving niet naleven (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012, nr. 5062 e.v.). Ook voor de inbreuken op de reglementeringen m.b.t. de werkgelegenheid in het Brussels hoofdstedelijk gewest bestaat een bijzonder stelsel van administratieve geldboeten (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012, nr. 5078 e.v.).

Sociaal Compendium

42

§ 2. ADMINISTRATIEVE GELDBOETEN A. Federale administratieve geldboeten 92 Personen aan wie de administratieve geldboete kan worden opgelegd (art. 105 Sociaal Strafwetboek) Het Sociaal Strafwetboek bepaalt doorgaans dat wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber. Uitzonderlijk is ook anders bepaald. Zie bv. artikel 119 van het Sociaal Strafwetboek dat met een sanctie van niveau 4 bestraft hij die in contract treedt met de werknemers bij de uitvoering van hun werk en die geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk begaat in overtreding met de welzijnswet werknemers.

De administratieve geldboete kan alleen aan de overtreder worden opgelegd, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber. De administratieve beslissing tot schuldigverklaring kan slechts worden genomen ten aanzien van de overtreder, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber. 93 Herhaling (art. 111 Sociaal Strafwetboek) In geval van herhaling binnen het jaar dat volgt op een administratieve of gerechtelijke beslissing tot schuldigverklaring, op een administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete van niveau 1, 2, 3 of 4 of op een gerechtelijke veroordeling tot een sanctie van niveau 1, 2, 3 of 4, kan het bedrag van een administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht. Deze termijn van een jaar vangt aan op de dag waarop de administratieve beslissing niet langer vatbaar is voor beroep of op de dag dat de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. De termijn wordt gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste, vanaf de dag ná die van de handeling of van de gebeurtenis welke hem doet ingaan.

Herhaling heeft niet alleen betrekking op dezelfde inbreuk, maar kan ook volgen uit een andere inbreuk die bedoeld is in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 200). 94 Meerdaadse samenloop (art. 112 Sociaal Strafwetboek) In geval van samenloop van meerdere inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden.

Sociaal Compendium

43 95 Eendaadse samenloop van inbreuken en samenloop door eenheid van opzet (art. 113 Sociaal Strafwetboek) Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete uitgesproken. Wanneer de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO vaststelt dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot oplegging van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij haar aanhangig zijn en die in de vooronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, houdt zij bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Indien deze haar voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreekt zij zich uit over de schuldvraag en verwijst zij in haar beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Het totaal van de opgelegde administratieve geldboeten mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan. 96 Uitwissing van de administratieve geldboete (art. 114 Sociaal Strafwetboek) Voor de vaststelling van het bedrag van de geldboete mag geen rekening gehouden worden met een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of tot schuldigverklaring die 3 jaar of meer vóór de feiten is gewezen. Deze termijn van 3 jaar vangt aan op het ogenblik dat de beslissing uitvoerbare kracht heeft gekregen of wanneer de rechterlijke beslissing die zich uitspreekt over het beroep van de overtreder in kracht van gewijsde is gegaan. 97 Verzachtende omstandigheden (art. 115 Sociaal Strafwetboek) Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de administratieve geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum, waarbij het evenwel niet lager mag zijn dan 40% van het voorgeschreven minimumbedrag. Voor de administratieve geldboete opgelegd aan de sociaal verzekerde geldt een bijzondere regeling. Die geldboete kan worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum zonder dat zij lager kan zijn dan 1 euro, indien de financiële situatie van de sociaal verzekerde dit rechtvaardigt wegens het feit dat hij evenzeer vatbaar is voor een vermindering, een opschorting of een volledige of gedeeltelijke uitsluiting van het recht op een sociaal voordeel (zie voor het begrip ‘sociaal voordeel’ artikel 230 1° Sociaal Strafwetboek). 98 Uitstel (art. 116 Sociaal Strafwetboek) De Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO mag besluiten dat de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover aan de overtreder geen administratieve geldboete van niveau 2, 3 of 4 werd opgelegd of hij niet veroordeeld werd tot een strafsanctie van niveau 2, 3 of 4 tijdens de 5 jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan.

Sociaal Compendium

44 Nochtans vormt een sanctie van niveau 1, 2, 3 en 4 die vroeger uitgesproken was voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, geen beletsel voor het verlenen van uitstel. De Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO verleent het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke zij de geldboete oplegt. De beslissing waarbij het uitstel wordt toegestaan of geweigerd, moet met redenen omkleed zijn.

Aan het uitstel wordt een proeftermijn gekoppeld. De proeftermijn mag niet minder zijn dan 1 jaar en niet meer dan 3 jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of van het vonnis of het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een hoger niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. Het uitstel kan herroepen worden ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. Voor een vergelijking van het niveau van de geldboeten mogen ze niet worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat-werknemers, kinderen, stagiairs, zelfstandigen of zelfstandige stagiairs.

Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proefperiode. De vermelding van de herroeping van het uitstel in de beslissing geschiedt zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de Directie Administratieve Geldboeten van de FOD WASO wordt gelaten. De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk. In geval van beroep tegen de beslissing van de Directie Administratie Geldboeten van de FOD WASO tot oplegging van een administratieve geldboete kunnen de arbeidsgerechten het uitstel dat door de Directie Administratie Geldboeten van de FOD WASO werd verleend niet herroepen. Ze kunnen evenwel het uitstel verlenen wanneer de Directie Administratie Geldboeten van de FOD WASO het geweigerd heeft.

Sociaal Compendium

45

B. Regionale administratieve geldboeten 1. VLAAMSE ADMINISTRATIEVE GELDBOETEN 99 Zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012, nr. 5062 e.v.

2. ADMINISTRATIEVE GELDBOETEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 100 Zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2011-2012, nr. 5078 e.v.

§ 3. STRAFRECHTELIJKE SANCTIES A. Burgerlijke aansprakelijkheid voor de betaling van de strafrechtelijke geldboete (art. 104 Sociaal Strafwetboek) 101 De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de strafrechtelijke geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.

B. Bijkomende en facultatieve strafsancties 102 Exploitatieverbod (art. 106 § 1 Sociaal Strafwetboek) Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter onder bepaalde voorwaarden de veroordeelde een exploitatieverbod opleggen. Dat wil zeggen dat de veroordeelde het verbod kan worden opgelegd om gedurende een periode van 1 maand tot 3 jaar, zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk werd begaan geheel of gedeeltelijk uit te baten of er onder gelijk welke hoedanigheid dan ook in dienst te worden genomen. Het Sociaal Strafwetboek bepaalt bv. dat de rechter een dergelijk exploitatieverbod kan opleggen ingeval van verboden terbeschikkingstelling (art. 177 Sociaal Strafwetboek), het niet nemen van beschermingsmaatregelen voor zwangere werkneemsters (art. 126 Sociaal Strafwetboek) en inbreuken op de wet welzijn werknemers en zijn uitvoeringsbesluiten (art. 128 Sociaal Strafwetboek). 103 Bedrijfssluiting (art. 106 § 1 Sociaal Strafwetboek) Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter bovendien, mits hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting

Sociaal Compendium

46 van de onderneming of inrichting waar de inbreuken werden begaan, bevelen voor de duur van 1 maand tot 3 jaar. 104 Voorwaarden waaronder een exploitatieverbod en een bedrijfssluiting kunnen worden opgelegd (art. 106 § 1 en § 3 Sociaal Strafwetboek) Een exploitatieverbod en een bedrijfssluiting kunnen maar worden opgelegd als voldaan is aan een aantal voorwaarden. Hierboven werd al vermeld dat die bijkomende straffen maar kunnen worden opgelegd voor inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet het voorziet. De rechter kan die straffen bovendien slechts opleggen wanneer dit noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot deze straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen. Voor de inbreuken van niveau 3 kunnen de bedoelde straffen bovendien slechts worden opgelegd voor zover de gezondheid of de veiligheid van personen door deze inbreuken in gevaar wordt gebracht. Deze straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden. 105 Ingangsdatum van de duur van het exploitatieverbod en de bedrijfssluiting (art. 106 § 2 Sociaal Strafwetboek) De duur van het exploitatieverbod en de bedrijfssluiting gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, voor zover deze laatste niet ingetrokken wordt. De gevolgen zullen evenwel een aanvang nemen zodra de veroordeling op tegenspraak of bij verstek definitief is. 106 Overtreding van het exploitatieverbod en de bedrijfssluiting (art. 106 § 4 Sociaal Strafwetboek) Elke inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij een verbod of sluiting wordt opgelegd, wordt op zijn beurt bestraft met een sanctie van niveau 3. 107 Beroepsverbod en bedrijfssluiting (art. 107 Sociaal Strafwetboek) Het Sociaal Strafwetboek voorziet naast de hierboven vermelde facultatieve bijkomende straffen in vergelijkbare facultatieve sancties (namelijk een beroepsverbod en een bedrijfssluiting) die onder vergelijkbare voorwaarden kunnen worden opgelegd aan ‘de beoefenaar van een beroep dat bestaat uit de verstrekking van raad of hulp aan een of meer werkgevers of werknemers bij het uitvoeren van de door dit wetboek gesanctioneerde verplichtingen’. Die bijkomende sanctie beoogt de deskundige raadgevers in sociaal recht en in human resources (adviseurs, sociale secretariaten,…) (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 196).

Sociaal Compendium

47

C. Herhaling, deelneming en verzachtende omstandigheden 108 De algemene beginselen van het Strafwetboek zijn van toepassing Uit artikel 100 van het Strafwetboek volgt dat de algemene beginselen van dat wetboek van toepassing zijn in geval van bestraffing van de inbreuken van het Sociaal Strafwetboek, tenzij het Sociaal Strafwetboek anders bepaalt (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 46). Wat de straftoemeting betreft bevat het Sociaal Strafwetboek bijzondere van het Strafwetboek afwijkende bepalingen wat de herhaling en de verzachtende omstandigheden betreft. Wat de deelneming betreft bepaalt artikel 109 van het Sociaal Strafwetboek daarentegen dat de regels zoals voorzien in Hoofdstuk VII van Boek I (Deelneming van verscheidene personen aan een zelfde misdaad of wanbedrijf) van het Strafwetboek van toepassing zijn. 109 Herhaling (art. 108 Sociaal Strafwetboek) Bij herhaling binnen het jaar dat volgt op een veroordeling voor een inbreuk op de bepalingen van Boek 2 het Sociaal Strafwetboek, kan de straf op het dubbele van het maximum worden gebracht. Herhaling heeft niet alleen betrekking op dezelfde inbreuk, maar kan ook volgen uit een andere inbreuk die bedoeld is in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek (Wetsontwerp tot invoering van een Sociaal Strafwetboek – Wetsontwerp houdende bepalingen van sociaal strafrecht, M.v.T. (I), Parl. St. Kamer 2008-2009, nr. 1666/001-1667/001, 198). Artikel 108 tweede lid van het Sociaal Strafwetboek bepaalt uitdrukkelijk dat Hoofdstuk V van Boek I van het Strafwetboek, dat de herhaling regelt in het gemeen strafrecht, niet van toepassing is. In het kader van het Sociaal Strafwetboek geldt dus enkel de hierboven vermelde bijzondere regel bij herhaling en niet gemeenrechtelijke regeling m.b.t. de herhaling. 110 Verzachtende omstandigheden (art. 110 Sociaal Strafwetboek) Wanneer verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, dan kan de straf worden verminderd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de vermindering van de geldboete en de vermindering van de gevangenisstraf. Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum, waarbij het evenwel niet lager mag zijn dan 40 % van het voorgeschreven minimumbedrag. Voor de geldboete opgelegd aan de sociaal verzekerde geldt een bijzondere regeling. Die geldboete kan worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum overeenkomstig artikel 85 van het Strafwetboek indien de financiële situatie van de sociaal verzekerde dit rechtvaardigt wegens het feit dat hij evenzeer vatbaar is voor een vermindering, een opschorting of een volledige of

Sociaal Compendium

48 gedeeltelijke uitsluiting van het recht op een sociaal voordeel (zie voor het begrip ‘sociaal voordeel':artikel 230 1° Sociaal Strafwetboek). Artikel 85 van het Strafwetboek bepaalt dat de straffen niet lager mogen zijn dan de politiestraffen. De geldboete opgelegd aan een sociaal verzekerde mag dus niet minder zijn dan 1 euro. Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de gevangenisstraf overeenkomstig artikel 85 van het Strafwetboek worden verminderd. De gevangenisstraf mag dus niet minder zijn dan 1 dag.

Sociaal Compendium

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF