Taaljournaal spelling Week 4 Afspraak 11 voet

January 8, 2018 | Author: Anonymous | Category: Arts & Humanities, Schrijven, Grammatica
Share Embed Donate


Short Description

Download Taaljournaal spelling Week 4 Afspraak 11 voet...

Description

Taaljournaal spelling Week 17 persoonsvormen Klas 5 Tegenwoordige Tijd De persoonsvorm is het deel in een zin dat ons iets vertelt over wat er gebeurt in de zin, dit is altijd een werkwoord! Bij het vervoegen van een werkwoord gaan we altijd uit van de stam. De stam bepalen we door middel van het hele werkwoord te nemen en daar het laatste gedeelte (-en) er van af te halen. Dus als volgt: Fietsen – Fiets Braken – Braak Lopen – Loop Schoppen – Schop De stam is tevens de ik-vorm. Alle vervoegingen zijn afhankelijk van de stam. Hieronder staan de vervoegingen van de tegenwoordige tijd van het werkwoord fietsen. De stam van het werkwoord fietsen is fiets. Nu kunnen we het werkwoord gaan vervoegen: Ik stam fiets Jij

stam + t

fietst

Hij/zij

stam + t

fietst

Wij

stam + en

fietsen

Jullie

stam + en

fietsen

Zij

stam + en

fietsen

Let op: wanneer jij als onderwerp achter de persoonsvorm staat, dan vervalt de t:  Roep jij eens heel hard  Fiets jij maar zo hard mogelijk naar school! Huiswerk: Vervoeg de volgende werkwoorden maar eens: Lopen, Worden, Bakken, Braden Op de volgende bladzijde gaan we de persoonsvormen in de verleden tijd bepalen.

Taaljournaal spelling Week 17 persoonsvormen Klas 5 Verleden Tijd In de Nederlandse taal onderscheiden we twee soorten werkwoorden: de sterke en de zwakke werkwoorden. Sterke werkwoorden zijn die werkwoorden die veranderen van klank in de verleden tijd, ze zijn niet regelmatig: Lopen – Liep – Gelopen Varen – Voer – Gevaren Worden – Werd- Geworden Zwakke werkwoorden zijn die werkworden die in de verleden tijd hetzelfde blijven, ze zijn regelmatig. Fietsen –fietste-gefietst Schoppen – Schopte – Geschopt Verbranden – Verbrandde- Verbrand De zwakke werkwoorden gaan we nu bespreken. In de zwakke verleden tijd kennen we twee uitgangen, ook wel twee groepen genoemd: de de-groep en de te-groep. Om te kijken of een werkwoord naar de -te-groep of naar de -de-groep moet gaan, bepalen we eerst de regel van `t kofschip. Wanneer we de stam bepaald hebben gaan we naar de laatste letter van de stam kijken We hanteren het volgende stappenplan: Stap 1: Wat is het hele werkwoord? Stap 2: Bepaal de stam Stap 3: Wat is de laatste letter van de stam? Stap 4: Staat deze letter in het kofschip? Ja: TE-groep Nee: DE-groep Uitzonderingen: v-f en z/s-woorden gaan naar de DE-groep  Verhuizen – Verhuis  Draven - Draaf Stap 5: we hanteren het volgende schema bij het vervoegen van de werkwoorden in de zwakke verleden tijd: Te-groep

Voorbeeld

DE-groep

Voorbeeld

Ik

stam + te

fietste

stam + de

verhuisde

Jij

stam + te

fietste

stam + de

verhuisde

Hij/zij

stam + te

fietste

stam + de

verhuisde

Wij

stam + ten

fietsten

stam + den

verhuisden

Jullie

stam + ten

fietsten

stam + den

verhuisden

Zij

stam + ten

fietsten

stam + den

verhuisden

Huiswerk: vervoeg de volgende werkwoorden: schoppen, branden

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF