Voedingsadviezen voor een optimale(re

January 8, 2018 | Author: Anonymous | Category: Wetenschap, Biologie, Voedingsleer, The Digestive System
Share Embed Donate


Short Description

Download Voedingsadviezen voor een optimale(re...

Description

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking F

Geschreven

Geschreven door: Janneke Beers & Ragnhild Vijfvinkel

Natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal

Opleiding Voeding

Afstudeernummer: 2007114, februari 2007

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Studenten Janneke Beers Weteringstraat 1-1 hg 1017 SL Amsterdam [email protected] Ragnhild Vijfvinkel Wolkammerstraat 4 1825 DL Alkmaar [email protected]

Afstudeernummer 2007114

Praktijkbegeleidster Marijke de Waal Malefijt [email protected] Orthomoleculair diëtist Praktijk Natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal Tureluur 8 1722 HG Zuid-Scharwoude

Docentbegeleidster Riem Osinga [email protected] Opleiding Hogeschool van Amsterdam (Voeding) Dokter Meurerlaan 8 1067 SM Amsterdam

1

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van ons afstuderen aan de opleiding Voeding van de Hogeschool van Amsterdam. Het onderwerp van deze scriptie is voortgekomen uit onze derdejaars stage die wij met veel plezier hebben gelopen in de natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal te Zuid-Scharwoude. Graag richten wij een woord van dank aan iedereen die ons geholpen heeft tijdens de afstudeeropdracht. In het bijzonder bedanken wij onze praktijkbegeleidster Marijke de Waal Malefijt en onze docentbegeleidster Riem Osinga voor hun begeleiding, verhelderende inzichten en naleeswerk van de documenten. Ook bedanken wij de 10 mensen die bereid waren hun voeding gedurende 4 weken aan te passen en de resultaten hiervan met ons te bespreken. Natuurlijk willen wij ook elkaar graag bedanken voor de leuke en goede samenwerking. Met veel plezier en enthousiasme hebben wij gewerkt aan deze afstudeeropdracht.

Janneke Beers & Ragnhild Vijfvinkel Amsterdam, februari 2007

2

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Samenvatting Deze scriptie is geschreven naar aanleiding van onze derdejaars stage in de natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal. De probleemstelling luidt als volgt: Welke voedingsadviezen zijn er nodig om de darmwand en darmflora zo optimaal mogelijk te voeden? Darmwand De darmwand is opgebouwd uit diverse lagen. Het darmepitheel is bezet met slijmbekercellen, die slijm produceren. Een stevige laag slijm is van belang voor de beschermde barrière van alle slijmvliezen in het lichaam. Slijm bestaat voor het grootste deel uit mucines. Deze vormen de hechtplaats van darmbacteriën. Nutriënten die een beschermende werking hebben op de darmwand zijn onder andere: arginine, B-vitamines, calcium, co-enzym Q10, glutamine, glutathion, magnesium, omega-3 vetzuren, selenium, vitamine A, C, E, K, ijzer en zink. Darmflora De darmflora bevat zowel aërobe als anaërobe bacteriën die gehecht zitten aan de receptoren van de darm. Deze bacteriën zijn in staat invloed uit te oefenen op een vernieuwing van de enterocyten. Voedingsvezels vormen de voedingsbron voor darmbacteriën. Bacteriën zetten de oplosbare voedingsvezels om in korte keten vetzuren (zoals acetaat, butyraat en propionaat). Nutriënten die een beschermende werking hebben op de darmflora zijn onder andere: voedingsvezels, melkzuurbacteriën en korte keten vetzuren. Voedingsvezels Voedingsvezels zijn onder te verdelen in oplosbare en onoplosbare voedingsvezels. Oplosbare voedingsvezels zoals pectine, gommen, inuline en oligosacchariden zorgen onder andere voor verlaging van de pH in de dikke darm en bevorderen het ontstaan van korte keten vetzuren. Onoplosbare voedingsvezels zoals cellulose, lignine en de meeste soorten hemicellulose zorgen ervoor dat de passagetijd wordt verkort en bevorderen de absorptie van water in de dikke darm. Beide soorten voedingsvezels zorgen voor een goede darmregulatie. Voor volwassenen geldt 3,4 gram vezel per MJ energie in de voeding. Wij adviseren mensen met lichte darmproblemen minimaal 30-40 gram voedingsvezels per dag, bij voorkeur uit fruit, granen, groenten en peulvruchten. Prebiotica Een prebioticum is een oplosbare voedingsvezel die selectief de groei of activiteit van gunstige darmbacteriën bevordert, waardoor schadelijke darmbacteriën minder kans krijgen zich te ontwikkelen.

3

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Factoren die het effect van het voedingsadvies mede bepalen Naast voeding spelen voldoende ontspanning en lichaamsbeweging een belangrijke rol bij cliënten met lichte darmproblemen. Ook dient voldoende aandacht te worden besteed aan factoren omtrent het eten. Aan de hand van een klachtenregistratieformulier kan de ernst en de mogelijke oorzaak van de klachten worden bepaald. Dit formulier kunt u als leidraad gebruiken, zowel tijdens het intakegesprek als na enkele weken ter evaluatie. Optimaal voedingsadvies bij lichte darmproblemen Wij hebben rekening gehouden met stoffen die essentieel zijn voor het behoud of herstel van de darmwand en darmflora bij cliënten met lichte darmproblemen. De belangrijkste aanpassingen zijn: verhoging van de hoeveelheid groente, wekelijks peulvruchten eten en dagelijks zure melkproducten en noten, pitten en zaden consumeren. Aanvullende onderzoeken bij lichte darmproblemen Wij raden aan om bij cliënten met lichte darmproblemen een ontlastingsonderzoek te laten verrichten. De uitslag geeft inzicht in een deel van de aanwezige darmflora en de mate van vertering. Ook kan het zinvol zijn om een gericht bloedonderzoek te laten uitvoeren om vast te stellen of er een voedselovergevoeligheid bestaat. De darm is immers het belangrijkste onderdeel van het immuunsysteem.

Trefwoorden: darmwand, darmflora, voedingsvezels, prebiotica, darmbeschermende nutriënten

4

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Inhoudsopgave VOORWOORD

2

SAMENVATTING

3

INHOUDSOPGAVE

5

INLEIDING

8

HOOFDSTUK 1: DE DARMWAND

10

INLEIDING 1.1 BOUW VAN DE DARMWAND 1.2 VERSCHILLEN TUSSEN DE DUNNE EN DIKKE DARMWAND 1.3 IMMUNITEIT 1.3.1 Immuniteit en bloedonderzoek 1.4 RECEPTOREN 1.5 DARMBESCHERMENDE (MICRO)NUTRIËNTEN SAMENVATTING

10 10 11 11 12 12 13 13

HOOFDSTUK 2: DE DARMFLORA

14

INLEIDING 2.1 ONTWIKKELING VAN DE DARMFLORA 2.1.1 Borstvoeding 2.1.2 Flesvoeding 2.1.3 Bijvoeding 2.1.4 Verandering in darmflora 2.2 SAMENSTELLING VAN DE DARMFLORA 2.2.1 Gunstige darmbacteriën 2.2.2 Schadelijke darmbacteriën 2.2.3 Aërobe en anaërobe bacteriën 2.3 FUNCTIES VAN DE DARMFLORA 2.4 FAECES 2.4.1 pH waarde 2.5 ONTLASTINGSONDERZOEK SAMENVATTING

14 14 14 14 15 15 15 15 16 16 16 17 17 17 18

HOOFDSTUK 3: VOEDINGSVEZELS EN PREBIOTICA

19

INLEIDING 3.1 DEFINITIE VAN VOEDINGSVEZELS 3.1.1 Aanbevolen hoeveelheid 3.1.2 Indeling voedingsvezels 3.2 PREBIOTICA

19 19 19 19 20

5

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

3.3 PROBIOTICA 3.4 SYNBIOTICA 3.5 VOEDINGSVEZELS EN HET INTESTINALE KANAAL 3.5.1 Korte keten vetzuren SAMENVATTING

20 21 21 21 22

HOOFDSTUK 4: EEN OPTIMAAL VOEDINGSADVIES VOOR DE DARM

23

INLEIDING 4.1 STAPPENPLAN 4.1.1 Voeding 4.1.1.1 Vermijd zoveel mogelijk suiker, suikerrijke producten en alcohol 4.1.1.2 Neem de juiste voedingsvezels en verhoog de hoeveelheid voedingsvezels 4.1.1.3 Drink voldoende vocht 4.1.2 Voldoende aandacht voor ontspanning en lichaamsbeweging 4.1.3 Aandachtspunten omtrent eten 4.2 GEMIDDELD AANBEVOLEN HOEVEELHEDEN VOEDINGSMIDDELEN PER DAG 4.2.1 Brood 4.2.2 Aardappelen, granen of pasta 4.2.3 Peulvruchten 4.2.4 Groenten 4.2.5 Fruit 4.2.6 Zuivel 4.2.7 Vlees(waren) 4.2.8 Vis 4.2.9 Eieren 4.2.10 Halvarine, margarine, bak- en braadproducten 4.2.11 Dranken 4.2.12 Noten, pitten en zaden 4.3 HET BELANG VAN VARIATIE 4.3.1 Het voorkomen van tekorten van voedingsstoffen 4.3.2 Het minimaliseren van het risico van stapeling van milieu-toxines 4.3.3 Het voorkomen van voedselovergevoeligheden SAMENVATTING

23 23 23 23 24 24 24 24 25 25 25 26 26 26 27 27 27 27 27 28 28 28 29 29 29 29

HOOFDSTUK 5: PRAKTIJKONDERDEEL

31

5.1 5.2 5.3 5.4 5.5

31 31 31 32 33

CRITERIA INLEIDING HET ADVIES GESPREKKEN MET DE CLIËNT OPTIMAAL VOEDINGSADVIES BIJ LICHTE DARMPROBLEMEN

HOOFDSTUK 6: DISCUSSIE, CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN

35

6.1 DISCUSSIE 6.1.1 Practice based 6.1.2 Aandachtspunten 6.1.3 Immuniteit 6.1.4 Tijdsbestek 6.1.5 Voedselscheiding

35 35 35 35 36 36

6

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

6.2 CONCLUSIE 6.3 AANBEVELINGEN VOOR HET GEVEN VAN GERICHTE VOEDINGSADVIES BIJ CLIËNTEN MET

36

LICHTE DARMPROBLEMEN

37

LITERATUUR

39

Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11: Bijlage 12: Bijlage 13: Bijlage 14: Bijlage 15: Bijlage 16: Bijlage 17:

woordenlijst overzicht gastro-intestinale kanaal lekkende darmsyndroom uitslag bloedonderzoek beschermende (micro)nutriënten voor de darm(wand) samenstelling van de darmflora dysbiose factoren die de darmflora negatief beïnvloeden ontlastingsonderzoek overzicht voedingsvezels aandachtspunten voor de spijsvertering tabel aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag keuzetabel bij (optimaal) voedingsadvies klachtenregistratieformulier 5-stappenplan bij lichte darmproblemen cliënten van het praktijkonderdeel gegevens van instanties

7

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Inleiding Voor u ligt onze scriptie die een bijdrage kan leveren aan de diverse behandelingsmogelijkheden bij lichte darmproblemen. Voorbeelden hiervan zijn flatulentie, diarree, obstipatie, het prikkelbare darmsyndroom en divertikels (zie bijlage 1). Deze scriptie is in eerste instantie bedoeld voor diëtisten. Wij hopen dat zij door het lezen van deze scriptie meer inzicht krijgen in behandelingsmogelijkheden bij lichte darmproblemen en dat zij deze kennis ook in de praktijk gaan toepassen. Dit kan door het geven van praktische informatie en daarnaast gebruik te maken van een klachtenregistratieformulier. De probleemstelling van deze scriptie luidt als volgt: Welke voedingsadviezen zijn er nodig om de darmwand en darmflora zo optimaal mogelijk te voeden? Doelstelling van de scriptie is: Het geven van gerichte (voedings)adviezen betreffende de behandeling van lichte darmproblemen. De volgende deelvragen zullen in de scriptie worden beantwoord: - Darmwand: uit welke onderdelen is de darmwand opgebouwd? Welke processen vinden plaats in de darmwand? Wat voor rol speelt immuniteit in de darmwand? Wat is de meerwaarde van een bloedonderzoek op voedselovergevoeligheid? Welke nutriënten zijn nodig om de darmwand in een goede conditie te houden? -

Darmflora: hoe is de ontwikkeling van de darmflora? Wat is de samenstelling van de darmflora? Welke functies heeft de darmflora? Wat is de meerwaarde van een ontlastingsonderzoek?

-

Voedingsvezels en prebiotica: wat zijn de gunstige effecten van voedingsvezels en prebiotica op het intestinale kanaal? Waar komen deze van nature in voor?

-

Hoe ziet een optimaal voedingsadvies eruit voor cliënten met lichte darmproblemen? Uit welke voedingsmiddelen bestaat dit dagmenu?

In hoofdstuk 1 beschrijven wij uit welke lagen de darmwand bestaat en welke processen zich hierin kunnen afspelen. In hoofdstuk 2 wordt beschreven uit welke bacteriën de darmflora is opgebouwd en wat de gevolgen kunnen zijn van een verstoorde balans tussen de verschillende bacteriën. In hoofdstuk 3 gaan wij in op de invloed is van voedingsvezels en prebiotica op de darmwand en darmflora. In hoofdstuk 4 beschrijven wij de voeding in relatie tot het optimaliseren van zowel de darmwand als darmflora. 8

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Onze belangstelling is uitgegaan naar de rol van voeding binnen de behandeling van lichte darmproblemen. Tijdens onze derdejaars stage bij de natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal is het ons opgevallen dat bepaalde voedingsstoffen van essentieel belang zijn voor een goede conditie van zowel de darmwand als darmflora. In deze praktijk wordt gewerkt met een klachtenregistratieformulier, welke inzicht geeft in de ernst van de klachten en een mogelijk verband geeft tussen diverse klachten. Tevens wordt gewerkt met uitslagen van ontlastings- en bloedonderzoeken (op voedselovergevoeligheid). Bij het schrijven van deze scriptie hebben wij ons beperkt tot het intestinale kanaal, dat wil zeggen de dunne en dikke darm. Wij gaan verder niet uitgebreid in op de begrippen probiotica en synbiotica, aangezien er over deze onderwerpen veel informatie te vinden is waardoor de scriptie te complex wordt. Om de hoeveelheid bruikbare literatuur te beperken hebben wij ons allereerst op Pubmed georiënteerd om recente wetenschappelijke artikelen te gebruiken vanaf 2001 (met uitzondering van één artikel uit 1999). Wij hebben alleen gebruik gemaakt van de niet betaalde artikelen van Pubmed. Tevens hebben wij gebruik gemaakt van boeken en diverse artikelen van het Informatorium voor Voeding en Diëtetiek. In de scriptie worden moeilijke woorden aangeduid met een *, deze worden nader uitgelegd in de verklarende woordenlijst (zie bijlage 1).

9

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Hoofdstuk 1: de darmwand

Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven wij de bouw van de darmwand en de processen die zich in de darmwand afspelen. Wij maken hierbij onderscheid tussen de dunne darm en de dikke darm. Daarnaast gaan wij in op het onderwerp immuniteit; de darm is namelijk het belangrijkste onderdeel van het immuunsysteem, maar ook een zeer complex onderwerp. Als laatste beschrijven wij de rol van receptoren in de darm en lichten toe wat de meerwaarde is van een gericht bloedonderzoek op voedselovergevoeligheid.

1.1

Bouw van de darmwand

De wand van zowel de dunne als dikke darm bestaat uit de volgende onderdelen: mucosa*, submucosa* en twee spierlagen (kring- en lengtespieren), zie bijlage 2. In dit hoofdstuk richten wij ons vooral op de mucosa van de darm, omdat deze het eerst in contact komt met (nutriënten uit) de voeding. De mucosa van de darm is niet alleen noodzakelijk voor de absorptie van nutriënten, maar speelt ook een rol als barrière tegen micro-organismen. Het is de eerste verdediging tegen invloeden van chemische en microbiologische aard. Ook biedt de mucosa bescherming tegen de voortdurende aanwezigheid van antigenen uit de voeding. 1-12 Het darmepitheel* bestaat uit één laag cellen, de enterocyten*. Deze zijn onderling verbonden door tight junctions* en helpen bij de integriteit van het darmepitheel. Tight junctions zijn stevige en nauwe verbindingen in de darmwand. Deze verhinderen dat schadelijke stoffen en ontstekingscellen de bloedbaan binnendringen. Het open en dicht gaan van het darmepitheel wordt mogelijk gemaakt doordat direct onder het darmepitheel een laag weefsel ligt dat als een soort “schuifdeur” functioneert. Om absorptie van voedingsstoffen en water mogelijk te maken, dient het darmepitheel wel enigszins doorlaatbaar zijn. 1,4,7,11-16 De epitheellaag kan alleen maar goed functioneren als ten eerste de slijmbekercellen voldoende mucosa produceren en ten tweede de symbiotische darmflora er voor zorgt dat talrijke gunstige stammen kunnen koloniseren en schadelijke stammen niet. 1,4,5,15

Het darmepitheel is bezet met slijmbekercellen welke mucus produceren. Alleen prikkeling door vezelrijke voeding kan de cel aansporen om de inhoud vrij te laten, wat in zeer korte tijd kan plaatsvinden. Een stevige slijmlaag is belangrijk voor de beschermende barrière. De juiste viscositeit en samenstelling van de mucus is van groot belang voor het handhaven van de gezondheid. Het zorgt ervoor dat de spijsverteringenzymen geen direct contact hebben met de darmwand. Dat zou namelijk tot irritatie of ontsteking kunnen leiden van de darmwand. * zie woordenlijst (bijlage 1)

10

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Mucus bestaat voor het grootste deel uit mucines*, die een unieke rol spelen in het lichaam. De mucines vormen ook een soort “takje” waarmee zij de vele gunstige darmbacteriën gehecht aan de darmwand houden en zo een verdedigingslinie vormen tegen de schadelijke darmbacteriën. Mucines vormen de hechtplaats van de gunstige darmbacteriën en zijn vooral rijk aan sialinezuur. Sialinezuur komt voor in melkwei en moedermelk. 5-6,9,15,17-22 Sommige factoren leiden tot een verhoogde permeabiliteit van de epitheellaag zoals erosie* van de epitheellaag zelf en/of verminderde dichtheid van de tight junctions. Dit kan onder andere worden veroorzaakt door bepaalde medicijnen (NSAID, corticosteroïden), roken en psychische componenten als angst, depressie of stress. Stress gaat gepaard met het afnemen van de slijmsecretie. Daardoor ontstaan veranderingen in de epitheellaag van de darm. 15-16,21 Maar ook een verminderde doorbloeding (bij bijvoorbeeld buikoperaties) of vasten kunnen oorzaken zijn van een verhoogde permeabiliteit. 6 Verhoogde permeabiliteit van de darm is geassocieerd met verschillende ziektebeelden, waaronder het lekkende darmsyndroom (zie bijlage 3). 15,21,23

1.2

Verschillen tussen de dunne en dikke darmwand

De mucosa van dikke darm bevat geen villi*, daarbij hebben de enterocyten van de dikke darm kortere microvilli*. In de dikke darm bevat het epitheel meer slijmbekercellen en ook is de structuur van de dikke darm minder op absorptie van voedingsstoffen gericht. 2,7-8,18,24-25 Het dunne darmslijmvlies heeft een groot resorberend oppervlak. Dit komt omdat de geplooide mucosa is voorzien van villi. Daardoor wordt het oppervlak van de darm sterk vergroot hetgeen de vertering ten goede komt. Villi zorgt voor de absorptie van voedingsstoffen en transporteert deze naar de bloedbaan, zodat het verder kan worden gedistribueerd. 2,7-8,18 De villi kan beschadigd raken door ontstekingen, toxines of infecties, maar ook als er een bepaalde overgevoeligheid is voor voedselbestanddelen (bijvoorbeeld voor gluten). Beschadigde villi leidt tot een slechte(re) absorptie van voedingsstoffen in de dunne darm. 15,18,24

1.3

Immuniteit

De darm is het belangrijkste onderdeel van het immuunsysteem. Ongeveer 70 tot 80% van het immuunsysteem bevindt zich in de darm. De samenstelling van de darmflora (zie hoofdstuk 2.2) heeft invloed op de afweer, de algehele immuniteit en andere slijmvliezen. 15, 26-30 De immuniteit wordt in twee groepen verdeeld: de natuurlijke*- en verworven* immuniteit. Deze werken samen in de strijd tegen lichaamsvreemde stoffen en micro-organismen. 2,5,18,26-27,31

11

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

De afweer vindt plaats in drie opeenvolgende stappen: als eerste de herkenning van lichaamseigen of lichaamsvreemde stof(fen), als tweede het op gang brengen van de afweerreactie tegen de lichaamsvreemde stof(fen) en als derde het onschadelijk maken van de lichaamsvreemde stof(fen). 31-32 Onder de darmepitheellaag ligt het GALT*, dat de epitheellaag beschermt tegen potentieel schadelijke antigenen*. Het GALT vertegenwoordigt de grootste massa van lymfoid tissue in het lichaam. Het is een belangrijk element van het totale immuunsysteem van de mens. Het GALT maakt telkens een onderscheid maken tussen de gunstige en de schadelijke darmbacteriën. De slijmvliezen in het lichaam zijn immunologische met elkaar verbonden en kunnen met elkaar communiceren. Dit geheel aan slijmvliezen wordt MALT* genoemd. 15,19,30,33 De darm heeft een groot immunologisch effect op de volgende slijmvliezen: bronchiale slijmvlies, slijmvlies van mond- en neusholte, traan- en speekselklieren, vaginale- en blaasslijmvlies en de vrouwelijke melkklieren. 30

1.3.1 Immuniteit en bloedonderzoek Voeding en immuniteit liggen dicht bij elkaar. Indien er een overgevoeligheid bestaat voor bepaalde voedingsmiddelen kan voeding negatief uitwerken op de darm en zelfs meer schade aanrichten. Om er achter te komen of er een overgevoeligheid bestaat voor bepaalde voedingsmiddelen, denk bijvoorbeeld aan tarwe, koemelk, amandelen, tomaat en sinaasappels, kan dit door middel van een bloedonderzoek worden aangetoond. 15,21 Bij Pro Health en het KEAC kan een bloedtest worden gedaan waarbij de concentraties IgG-antilichamen worden gemeten. Het bloed wordt onderzocht op veel gebruikte voedingsmiddelen (zie bijlage 4). Een verhoogde IgG concentratie kan duiden op bijvoorbeeld een voedselovergevoeligheid voor het voedingsmiddel. 34,35

1.4

Receptoren

Elke cel bevat duizenden receptoren. Een receptor bestaat uit twee delen: een “antenne”, meestal in de vorm van suikerrijke takjes, die de receptoren voorziet van specifieke hechtplaatsen en een “anker”, in de vorm van een membraaneiwit, dat de boodschappen doorgeeft. 17 De darmwand heeft verschillende soorten receptoren waaraan diverse stoffen zich kunnen hechten (zoals gunstige en schadelijke micro-organismen, voedingsstoffen, toxinen, ect.). 1,21 Er zijn specifieke receptoren die schadelijke micro-organismen kunnen opsporen om deze daarna onschadelijk te maken. 1,4,11,21 Voorbeelden van receptoren zijn TLR* en NOD*. TLR behoort tot de patroon herkennende receptoren. Hun taak is het opsporen van virussen, bacteriën en schimmels. Als zij bacteriën opmerken worden er ontstekingsprocessen ingeschakeld als afweer. NOD behoort ook tot de patroon herkennende receptoren. Hun taak is microbiële componenten te herkennen die schade willen aanbrengen en vernietigen deze. 12

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Epitheelcellen in de darm uitscheiden TLR en NOD uit om de invasie van bacteriën tegen te houden. Beide receptoren zijn zeer belangrijk voor de immuniteit van de darm. 5,11,36-38

1.5

Darmbeschermende (micro)nutriënten

De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar nutriënten die een beschermende werking hebben op de darmwand. Het gaat hierbij om de volgende (micro)nutriënten: glutamine, arginine, vitamine A, alle B-vitamines, vitamine C, vitamine E, vitamine K, calcium, magnesium, ijzer, selenium, zink, omega-3 vetzuren, co-enzym Q10 en glutathion. Voor functies en voedingsbronnen van de bovengenoemde nutriënten zie bijlage 5. 18,39

Samenvatting Voor een gezonde darmfunctie is een goede (intacte) barrièrefunctie van essentieel belang. De darmwand is opgebouwd uit de mucosa, submucosa en twee spierlagen. De mucosa van de darm is noodzakelijk voor de absorptie van nutriënten en speelt ook een rol als barrière tegen micro-organismen. Het darmepitheel is bezet met slijmbekercellen, die mucus produceren. Prikkeling door vezelrijke voeding kan de cel aansporen om de inhoud vrij te laten. Een stevige slijmlaag is van belang voor de beschermende barrière. Bepaalde medicijnen, roken, stress en psychische componenten leiden tot veranderingen in de epitheellaag (en dus in barrièrefunctie) van de darm. Een verhoogde permeabiliteit van de darm is geassocieerd met verschillende ziektebeelden, waaronder het lekkende darmsyndroom. De darm is het belangrijkste onderdeel van het immuunsysteem: zo’n 70 tot 80% van het immuunsysteem bevindt zich in de darm. Onder de darmepitheellaag ligt het GALT; dat de epitheellaag beschermt tegen potentieel schadelijke antigenen. Receptoren die zich in de darmwand bevinden, kunnen verschillende soorten stoffen aan zich hechten. Specifieke receptoren zijn in staat om schadelijke microorganismen te hechten en te vernietigen.

13

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Hoofdstuk 2: de darmflora

Inleiding Als eerste beschrijven wij in dit hoofdstuk de ontwikkeling van de darmflora gedurende het leven; vanaf de geboorte tot aan de ouder wordende mens. Vervolgens beschrijven wij de samenstelling van de darmflora en de functies van een gezonde darmflora: de darmflora moet immers in balans zijn om optimaal te kunnen functioneren. Als laatste zullen wij in dit hoofdstuk ingaan op de samenstelling van de faeces en lichten wij toe wat de meerwaarde is van een gericht ontlastingsonderzoek.

2.1

Ontwikkeling van de darmflora

Het darmkanaal van een ongeboren baby is steriel en bevat dus geen bacteriën. Tijdens de geboorte (via het geboortekanaal) en direct na de geboorte komt de baby in contact met bacteriën uit de directe omgeving. Kolonisatie* van de darmflora begint dus direct na de geboorte. Een aantal factoren beïnvloeden de kolonisatie van de baby, zoals de manier van bevallen (via de vagina of met de keizersnee), de hygiënische condities tijdens het bevallen en de manier van voeden (borstvoeding of flesvoeding). 40-45

2.1.1 Borstvoeding Krijgt een baby borstvoeding, dan ontwikkelt zich een andere darmflora dan bij een baby die wordt gevoed met flesvoeding, blijkt uit diverse onderzoeken. In moedermelk zitten oligosacchariden die de groei van stammen van de Bifidobacteriën in de darm bevorderen. Daardoor bestaat de darmflora van een borstgevoede baby grotendeels (90%) uit Bifidobacteriën. 5,7,40,45-46 De andere bacteriën zijn onder andere Enterococcen en Lactobacillen stammen. De stammen van de Bifidobacteriën produceren onder andere azijnzuur, waardoor de pH in de darm daalt en andere, in het bijzonder schadelijke bacteriën, geen kans krijgen zich te ontwikkelen. 47

2.1.2 Flesvoeding Uit onderzoek blijkt dat baby’s die gevoed worden met flesvoeding een darmflora ontwikkelen die meerdere soorten bacteriën bevat dan baby’s gevoed met borstvoeding. Deze darmflora bestaat voornamelijk uit stammen zoals Bifidobacteriën, Bacteroïden, Clostridium, Escherichia coli, Enterococcen en Streptococcen. Deze darmflora lijkt al veel op die van een volwassene. Koemelk is heel anders opgebouwd dan moedermelk. Koemelk bevat geen stimulerende stoffen voor de Bifidobacteriën waardoor deze onderontwikkeld blijven. 36,40,42 Een paar dagen na de geboorte zijn Escherichia coli en stammen van de Enterococcen al terug te vinden in de faeces. Binnen een week zijn stammen van Bifidobacteriën, Clostridium en Bacteroïden terug te vinden. 28,48

14

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

2.1.3 Bijvoeding Na de introductie van bijvoeding gaat de darmflora van de met flesvoeding gevoede baby’s en die van de met borstvoeding gevoede baby’s geleidelijk meer op elkaar lijken. Gedurende het eerste levensjaar is de darmflora niet stabiel, omdat de aantallen van de aanwezige bacteriën (sterk) schommelen. Dit verklaart mogelijk het verminderde afweersysteem in de darm van de baby en de daarmee verhoogde kans op infecties gedurende het eerste levensjaar. 40

2.1.4 Verandering in darmflora Er is gebleken dat ieder individu een eigen specifieke darmflora compositie heeft. Deze compositie verandert gedurende het hele leven niet erg veel. Alleen bij oudere mensen wordt gezien dat het aantal gunstige stammen afneemt blijkt uit diverse onderzoeken. 23,40,49 Hamilton-Miller heeft ontdekt dat bij ouderen een verandering van de darmflora optreedt. Hierdoor kunnen stammen van de Bifidobacteriën verdwijnen en vervangen worden door stammen van Lactobacillen, Enterococcen en van Clostridium. Deze wijziging van de balans kan leiden tot een verhoging van de productie aan toxinen. 23

2.2

Samenstelling van de darmflora

Een gezond darmkanaal herbergt een grote verscheidenheid aan gunstige bacteriën die aangehecht zitten aan de darmwandreceptoren (zie hoofdstuk 1.4). Om optimaal te kunnen functioneren dient de darmflora in balans te zijn. De darmflora in het intestinale kanaal is in homeostase met het immuunsysteem van de mens. Bij het ontwikkelen van een goed werkend immuunsysteem speelt stimulans van de darmflora een grote rol. 1,15,48,50-51 De darmflora bevat 1014 bacteriën met meer dan 400-500 verschillende stammen. Het aantal bacteriën is 10 maal hoger dan het totaal aan cellen in het lichaam. 50,52-54 Park et al41 geeft aan dat 30 tot 40 typen bacteriën zo’n 99% van de totale darmflora uit maken. 41 De flora van de dunne darm onderscheidt zich van de dikke darm in die zin dat de dikke darm meer micro-organismen en ook meerdere soorten bevat. In de dikke darm bevinden zich meer micro-organismen dan op iedere andere plek in het lichaam (zie bijlage 6). 1,7 Zolang de darmflora intact en in evenwicht is, levert deze een belangrijke bijdrage aan de gezondheid. Echter bij veel personen is dit evenwicht verstoord, dit wordt een dysbiose genoemd. (zie bijlage 7). 7,15,54

2.2.1 Gunstige darmbacteriën Gunstige darmbacteriën dragen bij aan een goede gezondheid. Dit doen zij mede door hun verschillende functies (zie hoofdstuk 2.3). 5,15,40,50,55-56 Melkzuurbacteriën zoals bepaalde stammen van Bifidobacteriën, Lactobacillen en Streptococcen behoren tot de gunstige bacteriën. Melkzuurbacteriën komen vooral voor in zure melkproducten (bijvoorbeeld yoghurt en karnemelk). 57-58 De gunstige darmbacteriën moeten wel in staat zijn de zure pH van de maag en de galzouten in de dunne darm te overleven, willen zij in de darm kunnen koloniseren. 7,17,59

15

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

2.2.2 Schadelijke darmbacteriën De dikke darm bevat ook altijd kleine hoeveelheden potentieel schadelijke bacteriën. Deze richten in lage concentraties geen schade aan. Deze gaan zich pas vermeerderen als er een daling is van de gezonde darmflora. De hoeveelheid schadelijke micro-organismen is van belang. Van sommige darmbacteriën is maar een kleine hoeveelheid nodig om ziek te worden, bij andere ligt dit aantal een stuk hoger. 17,20 Bescherming tegen schadelijke micro-organismen wordt bewerkstelligd door verschillende factoren zoals speeksel, maagzuur, peristaltiek, slijm, gunstige darmbacteriën en de celmembranen van het darmepitheel. 15,19,40

2.2.3 Aërobe en anaërobe bacteriën In de darm wordt zowel een aëroob* als een anaëroob* milieu onderscheiden. Tot het overwegend aërobe gebied behoren de sterk doorbloede slijmvliezen en hun directe omgeving. Het anaërobe gebied bevindt zich in de darmholte en heeft een minder sterk doorbloed slijmvlies. 7 Onder de groep van de aërobe vallen bijvoorbeeld de Escherichia coli en de Enterococcus familie. De aantallen van deze bacteriën liggen zo rond de 106 per gram faeces. Onder de groep van de anaërobe vallen de diverse stammen van bijvoorbeeld Bacteroïden en Bifidobacteriën. De aantallen van deze bacteriën liggen een stuk hoger dan de aërobe bacteriën. Hun aantal ligt zo rond de 109 tot 1011 per gram faeces. 17 Van alle bacteriën die in de dikke darm leven, vormt de anaërobe groep de grootste met 99,9%. De stammen van de Lactobacillen kunnen zowel aëroob als anaëroob leven. 17,40

2.3

Functies van de darmflora

Als de darmflora in balans is heeft het de volgende functies: het produceren van vitamines (zoals diverse B-vitamines en vitamine K), de competitie aangaan met schadelijke darmbacteriën en het uitoefenen van invloed op het immuunsysteem. 5,7,15,40,50,55-56,59-60 De darmflora produceert ook antibiotische substanties en zorgt voor de vorming van korte keten vetzuren (zie hoofdstuk 3.5.1). 5,7,15,40,60-62 De verlaging van de pH in het darmkanaal, de productie van enzymen en de vertering van lactose behoren ook tot de functies van de darmflora. 5,15,55-56,63 De compositie van de darmflora is afhankelijk van: leeftijd, interactie tussen de darmflora, voedingsbehoefte, aan- of afwezigheid van voedingsvezels, pH van de maag, immunologische status, vatbaarheid voor infecties en het gebruik van antibiotica. Er zijn ook diverse factoren die de darmflora negatief kunnen beïnvloeden (zie bijlage 8). 40,54

16

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

2.4

Faeces

Dagelijks trekt het colon ascendens* zich een aantal keer stevig samen, waardoor de faeces voort wordt gestuwd. Dit vindt plaats direct als aansluiting op een maaltijd (gastro-colische reflex) en geeft vulling van het rectum wat uiteindelijk leidt tot defaecatie. De faeces bestaat uit voedselresten (gedeeltelijk onverteerd), water, slijm, dode en levende bacteriën, afgestoten darmepitheelcellen, zouten en galkleurstoffen. 2,3,13,64 Faeces heeft een bepaalde geur, kleur en samenstelling die afhangen van het soort voedsel dat is gegeten. De geur is het gevolg van de rottingsprocessen die in de dikke darm zijn ontstaan door de activiteiten van darmbacteriën. 2,64 In normale omstandigheden wordt er per dag ongeveer 1 liter water in de dikke darm geabsorbeerd. Dit kan echter onder bepaalde omstandigheden oplopen tot meer dan het dubbele. Door het absorberen van water wordt de faeces sterk geconcentreerd. De faeces bevat steeds een wisselende hoeveelheid water die de consistentie bepaald. In faeces zit normaal zo’n 70-80% water. Obstipatie komt voor wanneer er minder dan 70% water in de faeces zit. Per dag wordt er ongeveer 150 gram faeces geproduceerd. 3,5

2.4.1 pH waarde De pH-waarde van de faeces is een belangrijke maatstaf voor de beoordeling van de aanwezige darmflora. Bij een gezonde volwassene ligt de pH-waarde van de darm tussen de 6,0 – 6,8. De pH waarde van de faeces dient tussen de 5,8 – 6,8 te liggen. Het eten van voedingsvezels verlaagt de pH van de darm en het eten van (te veel) eiwitten of vetten werkt pH verhogend, waardoor zich schadelijke micro-organismen kunnen gaan ontwikkelen. Bij veel mensen is de pH van de faeces hoger dan 6,8. Dit wordt meestal veroorzaakt door het consumeren van veel eiwitrijke en vetrijke maaltijden. 17,65 Saccharolytische* darmbacteriën zorgen voor een verzuring* van het darmmilieu. De stammen van onder andere: Bacteroïden, Bifidobacteriën, Enterococcen, Escherichia coli en Lactobacillen. Proteolytische* darmbacteriën zorgen voor een alkalisering* van het darmmilieu. Dit vindt plaats door stammen van onder andere: Clostridium, Enterococcen, Escherichia coli en Pseudomonas. Lipolytische* darmbacteriën zorgen voor een alkalisering* van het darmmilieu. De stammen van onder andere: Clostridium. 66

2.5

Ontlastingsonderzoek

Omdat de faeces een weerspiegeling is van de werking van de darm, is het zinvol om een ontlastingsonderzoek (zie bijlage 9) te laten verrichten. Door het uitvoeren van een ontlastingsonderzoek kan er inzicht worden verkregen in de vertering en de samenstelling van de darmflora. Hierdoor kan er een gericht voedingsadvies worden gegeven aan de cliënt.

17

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Samenvatting De ontwikkeling van de darmflora begint direct na de geboorte. Factoren die de kolonisatie van de darmflora beïnvloeden zijn onder andere de manier van bevallen, de hygiënische condities tijdens de bevalling en de manier van voeden. Uit veel onderzoeken is gebleken dat ieder individu een eigen specifieke darmflora compositie heeft die niet veel verandert gedurende het leven. Op oudere leeftijd kan wel een verandering ontstaan in de compositie. De compositie van de darmflora is onder andere afhankelijk van: leeftijd, interactie tussen de darmflora, voedingsbehoefte, pH-waarde van de maag, immunologische status, vatbaarheid voor infecties en het gebruik van antibiotica. De darmflora moet in balans zijn om optimaal te kunnen functioneren. De flora van de dunne darm onderscheidt zich van de dikke darm in die zin dat de dikke darm meer micro-organismen bevat. Zolang de darmflora intact en in evenwicht is, levert deze een belangrijke bijdrage aan de gezondheid. Echter bij veel personen is dit evenwicht verstoord, dit wordt een dysbiose genoemd. De darmflora voorziet het epitheel van belangrijke voedingsstoffen en kolonisatie van de darmflora is essentieel voor de ontwikkeling van het epitheel. Door het uitvoeren van een gericht ontlastingsonderzoek kan inzicht worden verkregen in de vertering en de samenstelling van de darmflora.

18

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Hoofdstuk 3: voedingsvezels en prebiotica

Inleiding In dit hoofdstuk geven wij eerst een beschrijving van voedingsvezels: wat is de aanbevolen hoeveelheid volgens de laatste richtlijnen en op welke grond worden de voedingsvezels ingedeeld? Vervolgens geven wij een beschrijving van het begrip prebiotica: aan welke criteria moet een prebioticum voldoen en wat zijn de effecten van prebiotica? De begrippen probiotica en synbiotica zullen wij kort omschrijven, omdat deze begrippen een grote rol spelen bij de behandeling van lichte darmproblemen, maar gezien de aard van de scriptie gaan wij hier verder niet op in. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een toelichting over de effecten van voedingsvezels en prebiotica binnen het intestinale kanaal.

3.1

Definitie van voedingsvezels

Voedingsvezels zijn stoffen die zich bevinden in de celwand van planten. In de dunne darm worden deze niet verteerd en komen daardoor onverteerd terecht in de dikke darm. 13,18,67-68

3.1.1 Aanbevolen hoeveelheid “Hoewel enige mate van onzekerheid blijft bestaan over het optimale consumptieniveau, acht de commissie Voedingsvezel van de Gezondheidsraad de waarde van 3,4 gram voedingsvezel per mJ (14 gram per 1000 kcal) geschikt als Nederlandse richtlijn voor volwassenen.” Voor kinderen geldt een geleidelijke toename van de richtlijn voor voedingsvezels met de leeftijd. Voor de leeftijdsgroep van 1 t/m 3 jaar geldt 2,8 g per mJ, voor 4 t/m 8 jaar geldt 3,0 g per mJ, voor 9 t/m 13 jaar geldt 3,2 g per mJ en voor 14 t/m 18 jaar geldt de hoeveelheid voor volwassenen (3,4 g per mJ). 69

3.1.2 Indeling voedingsvezels Voedingsvezels zijn onder te verdelen in (water)oplosbare en (water)onoplosbare voedingsvezels. 6,8,15,18,21,67,70-71 De oplosbare voedingsvezels worden in de dikke darm gefermenteerd door darmbacteriën waarbij korte keten vetzuren worden geproduceerd (zie hoofdstuk 3.5.1). Soorten oplosbare voedingsvezels zijn o.a. pectine, gommen, slijmstoffen, inuline en sommige soorten hemicellulose. Oplosbare voedingsvezels komen het meest voor in: fruit, groenten, peulvruchten, haver, gerst en maïs. De onoplosbare voedingsvezels worden nauwelijks in de dikke darm gefermenteerd door darmbacteriën. Onoplosbare voedingsvezels zijn in staat om water op te nemen.

19

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Soorten onoplosbare voedingsvezels zijn o.a. cellulose, lignine en de meeste soorten hemicellulose. Onoplosbare voedingsvezels komen het meest voor in: tarwe, rogge, muesli, (zilvervlies)rijst, noten en zaden. 18,67,70-71 Aardappelen bevatten zowel oplosbare als onoplosbare voedingsvezels (zie bijlage 10). 71

3.2

Prebiotica

Een prebioticum is een oplosbare voedingsvezel die selectief de groei of activiteit van gunstige darmbacteriën bevordert, waardoor de schadelijke darmbacteriën minder kans hebben zich te ontwikkelen. Criteria waaraan een prebioticum onder andere dient te voldoen zijn: het mag niet geabsorbeerd worden in het bovenste deel van het gastro-intestinale kanaal en het moet de compositie zodanig veranderen dat er een gunstigere darmflora ontstaat. Als laatste moet een prebioticum effecten opleveren die gunstig zijn voor de gezondheid van de mens. 45,67,72-74 Ook moet een prebioticum in staat zijn per gram minimaal 4 X 108 CFU* Bifidobacteriën en Lactobacillen te vormen. Alleen oligosacchariden zoals inuline, FOS* GOS* voldoen aan deze strenge eisen. 75 Deze worden door darmbacteriën in de dikke darm afgebroken. 67,74,76 Inuline en FOS zijn beide fructanen*. Inuline heeft ketens van drie tot zestig monosaccharide-eenheden. FOS heeft ketens van maximaal tien monosaccharide-eenheden. 75 Oligosacchariden (zoals inuline, FOS en GOS) stimuleren de darmflora populatie, specifiek die van stammen van de Bifidobacteriën, maar ook stammen van de Lactobacillen. 55,67,74,76-78 Oligosacchariden zijn de meest voor de hand liggende prebiotica en zijn vooral te vinden in aardpeer, artisjok, asperges, aubergine, bananen, cichorei, knoflook, peulvruchten, prei, sojabonen, tomaten, uien en zoete aardappelen. 15,17,23,45,56,72,77 Prebiotica herstellen de groei en het metabolisme van de darmflora beter dan probiotica. Dit komt omdat prebiotica voedsel voor de darmbacteriën zijn. 17,21,50,74,76 De fermentatie in de dikke darm heeft een grote invloed op de gezondheid van de mens (zie hoofdstuk 3.5.1). 36,50,76 Prebiotica stimuleren ook de calciumabsorptie omdat de pH lager wordt en daardoor kan calcium beter worden opgenomen door de darm. 44,76

3.3

Probiotica

Een probioticum bestaat uit een levende cultuur van één of meer micro-organismen die, toegepast bij de mens, een gezondheidsbevorderend effect hebben doordat zij eigenschappen van de darmflora verbeteren. Om tot een dergelijk effect te komen is het van essentieel belang dat de bacteriën levend in de dikke darm aankomen waar zij een gunstige rol kunnen spelen. Deze bacteriën moeten dus bepaalde gebieden van het lichaam overleven (zoals de lage pH in de maag en de galzure zouten in de dunne darm). 5,40,53,72-73,79-80

20

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Door strenge selecties zijn er maar bepaalde stammen die in aanmerking komen om als probioticum te dienen. Dit zijn stammen van de Lactobacillen en Bifidobacteriën. Aangetoond is dat ongeveer 50% van de bacteriën terecht komen op de plaats van bestemming (de dikke darm). In de dikke darm treedt er competitie op tussen de verschillende stammen en op die manier treden er nogmaals verliezen op. 5,73 In de faeces zijn daarom ook grote hoeveelheden dode en levende bacteriën terug te vinden. 2,64,73

3.4

Synbiotica

Synbiotica bestaan uit een combinatie van zowel prebiotica en probiotica. 36,45,73 Behandeling met prebiotica kan zeer goed worden gecombineerd met probiotica. Een groot voordeel van combinatie van pre- en probiotica is dat het prebioticum de overleving van de bacteriën in het probioticum verbetert. Prebiotica in samenwerking met probiotica stimuleren ook de groei van gunstige bacteriën (voornamelijk stammen als de Bifidobacteriën en Lactobacillen) en remmen die van schadelijke bacteriën af. 15,45,75

3.5

Voedingsvezels en het intestinale kanaal

Voedingsvezels zijn bestand tegen de spijsverteringsenzymen van de mens en worden niet geabsorbeerd in de dunne darm. Het grootste deel van de geconsumeerde voedingsvezels wordt afgebroken door bacteriën in de dikke darm; bij een gemengde voeding is dat naar schatting zo’n 70 tot 80 procent. Voedingsvezels hebben duidelijke effecten in het gastro-intestinale kanaal. Bij een hoge inneming van voedingsvezels neemt het gewicht van de faeces en de passagesnelheid door de dikke darm toe. Een lage inneming van voedingsvezels verhoogt de kans op obstipatie. 5,69,76,81 Oplosbare voedingsvezels hebben de volgende functies in de dikke darm: het verlagen van de pH, zorgen voor bevordering van het ontstaan van korte keten vetzuren en gassen door fermentatie, de bacteriemassa vergroten, het bevorderen van de absorptie van water en elektrolyten en binding aangaan met galzure zouten en vetzuren (deze komen weer vrij na bacteriële vergisting in de dikke darm). Onoplosbare voedingsvezels hebben de volgende functies in de dikke darm: het verkorten van de passagetijd en bevordering geven van de absorptie van water. Beide soorten voedingsvezels zorgen voor een goede darmregulatie. 18,70,81 Overige functies van voedingsvezels zijn onder andere verlaging van de concentratie LDL-cholesterol in het bloed en hebben een gunstig effect op de concentratie van glucose en insuline in het bloed. 69-70

3.5.1 Korte keten vetzuren Voedingsvezels produceren korte keten vetzuren als eindproduct door de fermentatie van koolhydraten. Korte keten vetzuren bestaan vooral uit acetaat, butyraat en propionaat en dienen als energie voor zowel de darmflora als de colonocyten* waardoor deze toeneemt in aantallen. 5,9,13,15,21,54,56,67-68,70,74,76-77

21

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bij de fermentatie ontstaat onder andere butyraat. Butyraat herstelt beschadigd DNA van de darmcel, vermindert de kans op het ontstaan van infecties en stimuleert de groei en hechting van stammen zoals Lactobacillen, Bacteroïden en Bifidobacteriën. Het zorgt ook voor een optimale zuurgraad (pH) in de darm (voornamelijk in het proximale* colon). Wenselijk is dat de darm licht zuur is: een pH van ongeveer 6,0 – 6,8. Consumptie van vezelrijke voeding verbetert zodoende de zuurgraad en stimuleert tegelijkertijd de groei van gunstige bacteriën. 17,21,67-68,76 Korte keten vetzuren spelen een belangrijke rol bij de instandhouding van de darmepitheellaag. 5,13,54,56,68,76 Ook spelen zij een rol bij de stimulatie van de darmimmuniteit (GALT). 75-76

Samenvatting Voedingsvezels zijn stoffen die zich bevinden in de celwand van planten. In de dunne darm worden deze niet verteerd en komen onverteerd terecht in de dikke darm. De oplosbare voedingsvezels worden in de dikke darm gefermenteerd door darmbacteriën. De onoplosbare voedingsvezels worden nauwelijks in de dikke darm gefermenteerd en zijn in staat om water op te nemen. Een prebioticum is een oplosbare voedingsvezel die selectief de groei of activiteit van gunstige darmbacteriën bevordert waardoor de schadelijke darmbacteriën minder kans hebben zich te ontwikkelen. Criteria waaraan een prebioticum onder andere dient te voldoen zijn: het mag niet geabsorbeerd worden in het bovenste deel van het gastro-intestinale kanaal en het moet de compositie zodanig veranderen dat er een gunstigere darmflora ontstaat. Oligosacchariden zijn de meest voor de handliggende prebiotica en zijn vooral te vinden in aardpeer, artisjok, asperges, aubergine, bananen, cichorei, knoflook, peulvruchten, prei, sojabonen, tomaten, uien en zoete aardappelen. Zowel voedingsvezels als prebiotica hebben duidelijk gunstige effecten op het intestinale kanaal. Oplosbare voedingsvezels zorgen onder andere voor het verlagen van de pH in de darm, het bevorderen van het ontstaan van korte keten vetzuren en gassen door fermentatie, de bacteriemassa vergroten en bevordering geven van de, absorptie van water en elektrolyten en het binden van galzure zouten. Onoplosbare voedingsvezels verkorten de passagetijd en bevorderen de opneming van vocht in de darm. Beide soorten voedingsvezels zorgen voor een goede darmregulatie. Het gebruik van prebiotische voedingsvezels zorgt voor groei en herstel van de darmflora. Daarnaast worden prebiotica geassocieerd met veranderingen in de korte keten vetzuur compositie gedurende de fermentatie door de darmbacteriën. Korte keten vetzuren spelen een belangrijke rol bij de instandhouding van de darmepitheellaag.

22

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Hoofdstuk 4: een optimaal voedingsadvies voor de darm

Inleiding In dit hoofdstuk maken wij een vertaalslag van theorie naar praktijk. Wij gaan in op de vraag: met welke voeding kunt u de darmwand en darmflora in een optimale conditie brengen? Wij lichten toe hoe de voeding met behulp van drie essentiële stappen aangepast kan worden. Vervolgens hebben wij gebruik gemaakt van de gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag die het Voedingscentrum voorschrijft; deze hoeveelheden zijn in principe bedoeld voor gezonde volwassenen in de leeftijd van 20-50 jaar. De aanpassingen die wij hebben gemaakt zijn bedoeld voor mensen met lichte darmproblemen. Tot slot lichten wij het belang van variatie nader toe.

4.1

Stappenplan

Veel mensen gebruiken minder voedingsvezels in hun voeding dan wenselijk en drinken en bewegen te weinig. Voldoende voedingsvezels, vocht en een gezonde balans tussen ontspanning en lichaamsbeweging zijn nodig om lichte darmproblemen te voorkomen en te behandelen. 17-18,71 Tijdens onze stage in de natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal hebben wij gemerkt dat het doorlopen van een aantal stappen essentieel is om zo veel mogelijk profijt te hebben van de adviezen. Wij adviseren niet te veel af te wijken van de huidige voeding van de cliënt, omdat wij in de praktijk hebben gemerkt dat cliënten anders snel afhaken.

4.1.1 Voeding Voeding kan zowel positieve als negatieve effecten uitoefenen op de darmwand en darmflora. Bepaalde voedingsmiddelen kunnen om deze reden beter worden vermeden. 15,17,18,21 4.1.1.1 Vermijd zoveel mogelijk suiker, suikerrijke producten en alcohol Suiker heeft een ongunstige werking op het weefselherstel van de darmwand. Dit komt omdat suiker bepaalde micronutriënten gebruikt bij de vrijmaking van energie. De volgende micronutriënten worden hier onder andere bij gebruikt: B-vitamines, kalium, natrium en zink. B-vitamines en zink zijn juist noodzakelijk voor herstel van de darmwand. 15,21,82 Bovendien kan suiker voor gisting zorgen en zodoende voor verteringsklachten zorgen, waaronder flatulentie en een opgeblazen gevoel. Suiker is ook de voedingsbron voor bepaalde gisten en schimmels. 15,17 Wij adviseren geen alcohol te gebruiken, omdat alcohol een negatieve invloed heeft op ontstekingsprocessen en het functioneren van met name de darmwand. 23

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Alcohol is een van de grootste veroorzakers van een grotere permeabiliteit van de darmwand. Hierdoor kunnen meer onafgebroken voedselbestanddelen de darmwand passeren en een ontstekingsreactie veroorzaken, het zogenaamde lekkende darmsyndroom (zie bijlage 3). Ook onderdrukt alcohol de werking van het immuunsysteem. 15,21 4.1.1.2 Neem de juiste voedingsvezels en verhoog de hoeveelheid voedingsvezels Door veel groenten te eten en andere vezelrijke producten te gebruiken, zal de darm zich in korte tijd herstellen. Het gebruik van vezelrijke producten dient langzaam te worden opgebouwd. Niet alleen de hoeveelheid voedingsvezels, maar ook het soort voedingsvezel is belangrijk (zie hoofdstuk 4.3). Verschillende soorten voedingsvezel hebben namelijk verschillende effecten in het lichaam (zie hoofdstuk 3.5). 18,69 De nieuwe vezelrichtlijn van de Gezondheidsraad uit 2006 is gebaseerd op het belang van voedingsvezels voor de darmwerking. Voor volwassenen geldt 3,4 gram voedingsvezel per MJ energie in de voeding. Voor vrouwen komt dit neer op 30 gram voedingsvezels en voor mannen 40 gram voedingsvezels per dag. 69 Wij adviseren cliënten met lichte darmproblemen minimaal 30-40 gram voedingsvezels per dag te gebruiken, bij voorkeur in de vorm van fruit, granen, groenten en peulvruchten. 4.1.1.3 Drink voldoende vocht Wij adviseren dagelijks bij voorkeur ongeveer 2 liter vocht te drinken. Dit omdat voedingsvezels veel vocht opnemen om zacht te worden en te kunnen zwellen. Daardoor glijden deze makkelijker door de darm heen. Onvoldoende vochtinname kan obstipatie veroorzaken. 18,69

4.1.2 Voldoende aandacht voor ontspanning en lichaamsbeweging Zorg voor voldoende rust en ontspanning en probeer stress te vermijden. Stress veroorzaakt geen lichte darmproblemen, maar heeft wel een negatieve invloed op de ernst van de darmproblemen. Cummings et al5 en Hawrelak et al54 hebben aangetoond dat stress een negatieve invloed heeft op (lichte) darmproblemen. Ook is de kans op een dysbiose (zie bijlage 7) vergroot bij mensen met stress. Mensen met weinig stress hebben over het algemeen minder klachten. Daarom is het belangrijk te zorgen voor voldoende rustmomenten overdag en een goede nachtrust. 5,54 Lichaamsbeweging is voor iedereen van belang, maar in het bijzonder voor mensen die last hebben van obstipatie. Deze mensen kunnen veel baat hebben bij dagelijkse lichaamsbeweging van ten minste 30 minuten. Door te bewegen wordt de passagetijd van de darm versneld waardoor er eerder defaecatie optreedt. Beweging helpt ook bij het reduceren van stress. 15,18,21

4.1.3 Aandachtspunten omtrent eten Tijdens het eten is het van belang om specifiek te letten op een aantal punten die de spijsvertering ten goede komen. Hierbij kan gedacht worden aan bewust en langzaam eten, goed kauwen en eten in een rustige omgeving. Voor meer aandachtpunten tijdens het eten zie bijlage 11. 2,3,8,18 24

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

4.2 Gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag Het Voedingscentrum heeft in een tabel aangegeven wat de gemiddelde aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen zijn per dag zijn, voor gezonde mensen tussen de 20-50 jaar. Wij hebben deze gegevens gebruikt en aangepast (zie bijlage 12) voor mensen tussen de 20-50 jaar met lichte darmproblemen. 71 In bijlage 5 geven wij aan wat de diverse functies zijn van de darmbeschermende (micro)nutriënten en in welke voedingsmiddelen deze nutriënten voorkomen. Kies bij voorkeur EKO producten (deze bevatten geen toegevoegde suikers, geur-, kleur- en smaakstoffen en ook geen conserveringsmiddelen). Mochten er producten in de supermarkt worden gekocht, let er dan goed op dat deze zo min mogelijk toevoegingen bevatten (zoals suiker of E-nummers). 15,17,21

4.2.1

Brood

Wij raden aan om dagelijks 4-6 sneetjes brood te eten. Volkoren broodsoorten en knäckebröd leveren onoplosbare voedingsvezels, magnesium, selenium, vitamine B1, B6, B11 en ijzer. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per broodsoort variëren (zie bijlage 13). In tegenstelling tot het Voedingscentrum, dat 5-7 sneetjes brood voorschrijft, zijn wij van mening dat een deel van de voedingsvezels uit brood vervangen kan worden door voedingsvezels uit groenten. Groenten bevatten over een grote variatie aan voedingsvezels. Ook hechten wij veel belang aan een goede kwaliteit brood: zonder broodverbeteraars en andere toegevoegde stoffen. Wij raden aan om bij voorkeur regelmatig van broodsoort te veranderen, in verband met het voorkomen van overgevoeligheden en het voorkomen van tekorten aan voedingsstoffen (zie hoofdstuk 4.3). 71 Een snee brood kan vervangen worden door 2 stuks knäckebröd. Ook kan er bij de lunch één snee brood vervangen worden door een kleine salade met 2 eetlepels peulvruchten.

4.2.2

Aardappelen, granen of pasta

Wij raden aan om dagelijks 150 gram gekookte aardappelen, (volkoren) granen of volkoren pasta te eten. Volkoren varianten leveren meer voedingsvezels op. Gekookte aardappelen leveren zowel een mix van oplosbare als onoplosbare voedingsvezels, vitamine B1, B5, B6, C en ijzer. Granen en volkoren pasta leveren voornamelijk onoplosbare voedingsvezels, diverse B-vitamines, calcium, magnesium, vitamine K, ijzer en zink. 71,83 Probeer bij voorkeur ook de “gewone” aardappel eens te vervangen door aardperen of zoete aardappelen in verband met de prebiotische voedingsvezels (zie hoofdstuk 3.2). 15,17,23,45,56,72,77

25

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

In de natuurvoedingswinkel is een groot assortiment te vinden van diverse granen en volkoren pastasoorten.

4.2.3

Peulvruchten

Wij raden aan minimaal 2-3 groentelepels peulvruchten per week te eten. Peulvruchten leveren naast oplosbare voedingsvezels ook diverse B-vitamines, calcium, magnesium, ijzer en zink. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per peulvrucht variëren (zie bijlage 13). Peulvruchten kunnen worden verwerkt in een (maaltijd)soep of ter vervanging van de zetmeel- of eiwitcomponent bij de warme maaltijd. Ook kan een eetlepel peulvruchten door de salade worden gemengd of als broodbeleg worden gebruikt in de vorm van een paté. In de natuurvoedingswinkel is onder andere humus (gemaakt van kikkererwten) en linzenpaté te koop.

4.2.4

Groenten

Wij raden aan om gedurende de dag minimaal 400 gram groenten te eten. Deze hoeveelheid kan zowel gekookt, gestoomd of als rauwkost gegeten worden. Groenten bevatten een grote variatie aan voedingsvezels die de darm in een optimale conditie brengt. Groenten leveren naast oplosbare voedingsvezels ook diverse B-vitamines, calcium, magnesium, Q10, selenium, vitamine C, E en ijzer. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per groentesoort variëren (zie bijlage 13). Door groenten te stomen of te blancheren verliezen zij weinig aan vitamines en mineralen, waaronder vitamine C en B11. 17 Probeer bij voorkeur regelmatig artisjok, asperges, aubergine, knoflook, peulvruchten, prei, sojabonen, tomaten en uien aan het dagmenu toe te voegen in verband met de prebiotische voedingsvezels (zie hoofdstuk 3.2). 15,17,23,45,56,72,77 Een deel van de groenten kan worden gegeten bij de lunch in de vorm van een salade of als broodbeleg. Ook kunnen groenten worden verwerkt in een (maaltijd)soep, als tussendoortje in de vorm van rauwkost of vers geperst als groentesap (bij voorkeur met pulp in verband met de voedingsvezels).

4.2.5

Fruit

Wij raden aan om dagelijks 2-3 stuks fruit te eten, bij voorkeur met schil en in stukken. Fruit bevat veel oplosbare voedingsvezels, diverse B-vitamines, Q10, vitamine A, C en K. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per fruitsoort variëren (zie bijlage 13). Wij raden aan fruit bij voorkeur op de nuchtere maag of ruim een half uur voor de maaltijd te eten in verband met de snelle vertering en de kans op verteringsproblemen (zie bijlage 14) als het te lang met andere voeding in de maag blijft zitten. De kans op gisting is dan groot. 15,18

26

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

4.2.6

Zuivel

Wij raden het gebruik van (gangbare) koemelk af en geven de voorkeur aan de zure melkproducten. Zure melkproducten, zoals biogarde, karnemelk, kwark en yoghurt werken over het algemeen minder slijmvormend en zijn lichter verteerbaar omdat de melksuiker al deels is omgezet door de melkzuurbacteriën. Ook zijn producten gemaakt van geitenmelk minder slijmvormend dan koemelkproducten. 15,21 Zure melkproducten bevatten diverse B-vitamines, calcium, magnesium, vitamine A, K en melkzuurbacteriën. Melkzuurbacteriën behoren tot de gunstige bacteriën van de darmflora (zie hoofdstuk 2.2.1). 57-58,71,83 Bij iemand met veel verteringsklachten raden wij aan om zuivelproducten afzonderlijk te gebruiken, dat wil zeggen los van de maaltijden. Wij adviseren om minimaal een uur te wachten met het nuttigen van zuivel; melk bindt namelijk maagzuur dat nodig is om eiwitten af te breken. Gebeurt dit niet, dan gaan de niet-afgebroken eiwitten “rotten” in de darm en leidt dit doorgaans tot een dysbiose (zie bijlage 7). 15

4.2.7

Vlees(waren)

Wij adviseren om maximaal 5 keer per week een portie vlees te eten, waarvan 2 keer per week rood vlees en 3 keer per week kip/gevogelte. Rood vlees wordt in verband gebracht met het mogelijke risico op darmkanker. 84-86 Vlees(waren) levert onder andere diverse B-vitamines, Q10, selenium, vitamine A, K, ijzer en zink. 71,83 Vlees kan worden gegeten als bron van eiwit bij de warme maaltijd. Ook zijn magere vleeswaren geschikt als broodbeleg.

4.2.8

Vis

Wij adviseren om minimaal 2 keer per week een portie vette vis te eten. Vette vis levert onder andere magnesium, omega-3 vetzuren, Q10, selenium, vitamine A, B3, B6, B12, E, K en ijzer. 71,83 Vis kan worden gegeten als bron van eiwit bij de warme maaltijd. Ook kan vis als broodbeleg worden gegeten of met een salade met peulvruchten als lunchgerecht (in plaats van brood). Naast verse vis bieden blikjes haring, makreel, tonijn of zalm ook uitkomst.

4.2.9

Eieren

Wij adviseren om ten minste 2 keer per week een (gekookt) ei te eten. Eieren leveren selenium, vitamine A, B2, B5, B11, B12, E, K en ijzer. 71,83 Eieren kunnen worden verwerkt in een omelet of roerei met groenten als lunchgerecht. Ook zijn (gekookte) eieren geschikt als broodbeleg of als vleesvervanging bij de warme maaltijd.

4.2.10

Halvarine, margarine, bak- en braadproducten

Wij raden het gebruik van halvarine, margarine en bak- en braadproducten af omdat deze producten sterk bewerkt zijn. Deze worden vervaardigd uit dierlijke en/of plantaardige vetten en oliën. 27

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Door deze te harden ontstaat er een smeerbaar eindproduct. Ook bevatten halvarine, margarine en bak- en braadproducten vaak allerlei toevoegingen zoals conserveringsmiddelen, emulgatoren, kleur-, geur- en smaakstoffen, voedingszuur en zout. 87 Roomboter bevat verzadigd vet, maar harde halvarine, margarine en bak- en braadproducten kunnen bepaalde (grote) hoeveelheden transvetten bevatten die voor de gezondheid erg slecht zijn. Dit komt omdat zij ongunstige effecten hebben op het bloedcholesterolgehalte. Verzadigd vet verlaagt het HDL gehalte niet, transvetten doen dit wel. 88-90 Roomboter is daarbij ook veel minder bewerkt en bevat van nature al calcium, vitamine A en D. Verder bevat het ook geen toevoegingen zoals wel het geval is bij de halvarine, margarine en bak- en braadproducten. 87 Voor het bakken en braden adviseren wij bij voorkeur olijfolie te gebruiken in verband met het lage oxidatievermogen bij verhitting in tegenstelling tot andere oliesoorten. 90 Voor de smaak van de gerechten kan de olijfolie gemengd worden met een klontje roomboter.

4.2.11

Dranken

Wij raden aan om dagelijks zo’n 2 liter vocht te drinken, bij voorkeur in de vorm van (koolzuurvrij) water en (kruiden) thee. Ook zure melkproducten, bouillon, groentesap, ongezoet vruchtensap of (maaltijd)soep worden meegerekend. Voldoende vocht is nodig voor de voedingsvezels (zie hoofdstuk 4.1.3). Wij raden aan om bij voorkeur tussen de maaltijden in te drinken, omdat er anders verdunning van het maagsap optreedt. 18,69

4.2.12

Noten, pitten en zaden

Ongebrande noten, pitten en zaden leveren calcium, magnesium, selenium, vitamine E en onverzadigde vetzuren. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per soort variëren (zie bijlage 13). Een handje noten, pitten of zaden is zeer geschikt als tussendoortje. Ook kunnen noten, pitten en zaden worden gebruikt door een portie zuivel of in de salade. Als broodbeleg zijn er diverse soorten noten- en zadenpasta’s te koop (denk bijvoorbeeld aan tahin, cashewpasta en amandelpasta).

4.3

Het belang van variatie

Een gezonde voeding vereist in de eerste plaats dat het eten in voldoende mate alle voedingsstoffen bevat die het lichaam nodig heeft. Naast een ruime hoeveelheid water zijn dat koolhydraten, eiwitten, vetten, voedingsvezels, vitamines en mineralen. Om alle verschillende soorten voedingsvezels (zie bijlage 10) binnen te krijgen is het belangrijk voldoende variatie aan te brengen binnen de diverse productgroepen, waaronder brood, fruit, granen, groenten, noten, peulvruchten, vis en zuivel.

28

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Daarnaast zijn wij nog 2 redenen in de literatuur tegengekomen, die het belang van voldoende variatie in de dagelijkse voeding benadrukken. 15,17-18,71

4.3.1 Het voorkomen van tekorten van voedingsstoffen Gevarieerd eten betekent dagelijks kiezen uit diverse voedingsmiddelen. Er is niet één voedingsmiddel dat alle nodige voedingsstoffen bevat. Er zijn altijd meerdere voedingsmiddelen nodig om alle benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. Groenten, fruit en granen wisselen heel sterk van samenstelling. 18,71

4.3.2 Het minimaliseren van het risico van stapeling van milieu-toxines Variëren is ook verstandig om het risico op grote hoeveelheden ongewenste stoffen in voedingsmiddelen (zoals dioxines, pcb’s en nitraat) te verkleinen. Door vaak dezelfde voedingsmiddelen te eten bestaat de kans op stapeling van deze stoffen in het lichaam. Door variatie is de kans op stapeling veel kleiner. 15,71

4.3.3 Het voorkomen van voedselovergevoeligheden Ook speelt voedselovergevoeligheid een belangrijke rol in verband met de immuniteit (zie hoofdstuk 1.3.1). De darmwand kan overprikkelt raken door een eenzijdige voeding of een overmaat aan een bepaald voedingmiddel. Door te variëren in alle productgroepen (zoals brood, fruit, groenten, etc) wordt de kans op overprikkeling beperkt. 15,17,21

Samenvatting Dit hoofdstuk bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt toegelicht welke algemene stappen doorlopen dienen te worden om de kwaliteit van de voeding te verbeteren en daarnaast de vertering te verbeteren van mensen met darmproblemen. In het bijzonder stap 1, die bestaat uit het zo veel mogelijk vermijden van suiker, suikerrijke producten en alcohol, vinden wij van essentieel belang. In het tweede gedeelte lichten wij de gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen voor mensen met lichte darmproblemen toe. De hoeveelheden die het Voedingscentrum hanteert zijn bedoeld voor gezonde personen. Wij hebben rekening gehouden met stoffen die essentieel zijn voor het behoud en/of herstel van de darmwand en darmflora. De belangrijkste aanpassingen zijn de volgende: - Verhoging van de dagelijkse hoeveelheid groenten: 400 gram (zowel gekookt, gestoomd als rauwkost) - Ten minste 2 groentelepels peulvruchten per week toevoegen aan salades, soepen of andere gerechten - Dagelijks gebruik van 1-2 porties zure melkproducten in verband met de gunstige bacteriën - Dagelijks gebruik van 1 handje noten/pitten en 1 eetlepel zaden in verband met de gunstige vetzuren

29

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

In het derde gedeelte geven wij een toelichting op het belang van voldoende variatie. Naast de redenen die het Voedingscentrum hanteert, waaronder het voorkomen van tekorten van voedingsstoffen en het minimaliseren van het risico van stapeling van toxines uit het milieu, vinden wij het voorkomen van voedselovergevoeligheden belangrijk. Indien bepaalde voedingsmiddelen niet goed worden verdragen kan de darmwand op den duur beschadigd raken in plaats van zich te herstellen. Deze laatste reden is op de site van het Voedingscentrum niet terug te vinden en wij zijn van mening dat juist deze reden een grote rol speelt bij mensen met darmproblemen.

30

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Hoofdstuk 5: praktijkonderdeel

5.1 -

5.2

Criteria Minimum van 10 cliënten Zowel mannen als vrouwen Leeftijd 20-50 jaar BMI tussen de 20 en 27 Lichte darmproblemen zoals flatulentie, darmkrampen, opgeblazen gevoel, obstipatie, diarree, “afwijkende” ontlasting Bereid zijn om aanpassingen in het huidige dagmenu aan te brengen

Inleiding

Als aanvulling op onze literatuurstudie hebben wij er voor gekozen om een aantal mensen met lichte darmproblemen, in de leeftijd van 20-50 jaar, gedurende minimaal 4 weken te begeleiden. Wij hebben hiervoor 15 mensen benaderd, waarvan er uiteindelijk 10 geschikte cliënten overbleven. De klachten varieerden van obstipatie, diarree, darmkrampen tot een brijige ontlasting. Naast het afnemen van een voedingsanamnese hebben wij samen met de cliënten een klachtenregistratieformulier ingevuld (zie bijlage 14). Het is de bedoeling dat deze na afloop van de 4 weken opnieuw wordt ingevuld. Op die manier krijgt ook de cliënt inzicht in een verbetering van de klachten. Vervolgens hebben wij deze voeding berekend op energiegehalte en kwaliteit en kwantiteit van de voedingsvezels en de hoeveelheid vocht per dag. Aan de hand van deze gegevens hebben wij een voorbeelddagmenu opgesteld. Dit dagmenu is geschreven aan de hand van een “optimaal voedingsadvies” (zie hoofdstuk 5.5).

5.3

Het advies

Bij het praktijkonderdeel hebben wij een advies opgesteld dat uit diverse onderdelen bestaat: -

-

5-stappenplan Het stappenplan (zie bijlage 15) fungeert als handvat voor de cliënt. Door het volgen van deze stappen zal de vertering verbeteren. Optimaal voedingsadvies bij lichte darmproblemen Dit is een belangrijk onderdeel van het advies. Wij zijn van mening dat dit dagmenu de optimale voedingsstoffen en (micro)nutriënten bevat om de darmwand en darmflora in goede conditie te houden / brengen.

31

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

-

-

-

5.4

Individueel (voorbeeld)dagmenu Iedere cliënt krijgt van ons een voorbeelddagmenu afgestemd op zijn/haar klachten. Wij zoeken met dit dagmenu een middenweg tussen het “optimale voedingsadvies” en de huidige voeding van de cliënt. Aangezien het optimale dagmenu anders teveel zou afwijken van de huidige voeding. Voedingsadvies met keuzemogelijkheden Met behulp van deze tabel (zie bijlage 13) kan de cliënt zelf verantwoorde keuzes maken binnen het voorbeelddagmenu. De cliënt is in staat om zelf voldoende variatie in de voeding aan te brengen. Aandachtspunten voor de spijsvertering Iedere cliënt krijgt een lijst mee met algemene aandachtspunten ter verbetering van de spijsvertering (zie bijlage 11).

Gesprekken met de cliënt

Met de cliënten hebben wij in totaal 3 gesprekken gevoerd. Tijdens deze gesprekken hebben wij de bedoeling en werking van het advies zo duidelijk mogelijk toegelicht aan de cliënten. 1e gesprek: - afnemen voedingsanamnese (methode dietary history) - invullen klachtenregistratieformulier - noteren van bijzonderheden - maken van een nieuwe afspraak (over 1 week) 2e gesprek: - toelichten van het “optimale voedingsadvies” - bespreken van het voorbeeld dagmenu - bespreking van het stappenplan - overhandigen van keuzeformulier en aandachtspuntenlijst - eventueel aanpassen voorbeeld dagmenu - maken van een nieuwe afspraak (over 4 weken) 3e gesprek: - bespreken van de voortgang - invullen klachtenregistratieformulier - evaluatie

Niet alle 10 onze cliënten zullen wij in bijlage 16 behandelen. Wij kiezen 4 cliënten uit die verschillende aandachtpunten in hun advies hebben meegekregen.

Tijdens de eindpresentatie zullen wij de resultaten van de praktijkopdracht verder toelichten.

32

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

5.5

Optimaal voedingsadvies bij lichte darmproblemen voedingsvezels (g)

Ontbijt 2 sneetjes brood* Besmeerd met roomboter Keuze uit beleg* Of 1 schaaltje zure zuivel* 2 eetlepels noten, pitten of zaden* 1 stuk fruit in stukjes* 1 eetlepel koudgeperste olie* Drinken bij ontbijt: ± 2 kopjes (kruiden)thee

5 1

2 3

In de loop van de ochtend 1 volkoren knäckebröd met beleg 2 Minimaal ½ uur vóór de lunch: 1 stuk fruit* 3 Drinken in de ochtend: ± 2 kopjes (kruiden)thee en ± 2 bekers water Lunch 2 sneetjes brood* Besmeerd met roomboter Keuze uit beleg* Schaaltje rauwkost* met eetlepel zaden Drinken bij lunch: ± 1 beker water

5 1 2

In de loop van de middag Portie zure zuivel* of glas groentesap Handje ongebrande noten/pitten* 2 Minimaal ½ uur vóór de avondmaaltijd: 1 stuk fruit* 3 Drinken in de middag: ± 2 kopjes (kruiden)thee en ± 2 bekers water Avondmaaltijd # 350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost) Portie vlees* / gevogelte* / vis* / vleesvervanger* 150 gram granen* / pasta* / aardappelen 1 eetlepel olijfolie

9 5

Peulvruchten*: ten minste 2 groentelepels per week

±8

In de loop van de avond 1 volkoren knäckebröd met beleg Drinken in de avond: ± 2 bekers water

2

Drink verspreid over de dag zo’n 2 liter vocht: bij voorkeur tussen de maaltijden door. Kies het liefst voor koolzuurvrij water en (kruiden)thee. 33

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voeding berekend met de eetmeter (Voedingscentrum) Energie: 1800 – 1900 kcal Eiwitten:

80 – 90 gram

Vetten:

80 – 85 gram

Koolhydraten:

180 – 190 gram

Voedingsvezels:

35 – 40 gram

* zie keuzetabel (bijlage 13) # wij hebben gekozen om de volgorde van de avondmaaltijd aan te passen. Wij zijn van mening dat groenten de hoofdmoot dient te worden van de avondmaaltijd. Groenten bevatten namelijk een grote variatie aan voedingsvezels en darmbeschermende nutriënten welke de darm in een optimale(re) conditie brengt.

34

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Hoofdstuk 6: discussie, conclusie en aanbevelingen

6.1

Discussie

In hoofdstuk 4 hebben wij een vertaalslag gemaakt van theorie naar praktijk: hoe kunt u als diëtist de adviezen in de praktijk toepassen. Er zijn echter veel mogelijkheden en niet alle adviezen zijn voor iedereen geschikt. Bij het schrijven van de scriptie hebben wij ook een aantal afwegingen moeten maken. Hierdoor hebben wij een aantal belangrijke onderwerpen niet verder toegelicht, waaronder de begrippen probiotica en synbiotica.

6.1.1 Practice based In deze scriptie hebben wij gebruik gemaakt van diverse wetenschappelijke artikelen van Pubmed. Een deel is echter ook gebaseerd op niet wetenschappelijk onderzoek, zoals praktijkervaringen van diverse ervaringsdeskundigen. Met name de inhoud van hoofdstuk 4 hebben wij niet geheel met wetenschappelijke literatuur kunnen onderbouwen. Een deel hiervan is onder andere gebaseerd op de langdurige deskundige ervaring van onze praktijkbegeleidster Marijke de Waal Malefijt. Wij zijn van mening dat er meer evidence based dient te worden onderzocht. Met name op de effecten en hoeveelheden van (prebiotische) voedingsvezels en micronutriënten die de darmwand en darmflora herstellen.

6.1.2 Aandachtspunten De aandachtspunten die wij in bijlage 11 geven mogen niet worden onderschat. Door het volgen van de aandachtspunten zijn wij van mening dat de vertering wordt verbeterd. Een goede vertering hangt ook samen met een gezonde levensstijl, waarin aandacht dient te worden besteed aan voldoende ontspanning en lichaamsbeweging. Wij denken dat diëtisten wel op de hoogte zijn van deze aandachtpunten, maar deze kennis niet altijd overdragen aan hun cliënten.

6.1.3 Immuniteit In een aantal gevallen kan er sprake zijn van een voedselovergevoeligheid voor bepaalde voedingsmiddelen (zie hoofdstuk 1.3.1). Mocht er na het volgen van de voedingsadviezen, aandachtspunten en na het uitvoeren van een ontlastingsonderzoek nog steeds geen verbetering optreden, dan raden wij aan om een bloedonderzoek te laten verrichten. Uit dit onderzoek kan blijken of er een voedselovergevoeligheid bestaat. Een bloedonderzoek op voedselovergevoeligheid wordt niet vergoed door de zorgverzekeraar. Per cliënt dient er een afweging gemaakt te worden tussen de ernst en duur van de klachten en het budget van de cliënt.

35

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

6.1.4 Tijdsbestek De cliënten van ons praktijkonderdeel hebben (slechts) gedurende 4 weken ons advies kunnen volgen. Wij zijn van mening dat dit erg kort is. Als iemand veel klachten heeft, dan hebben de darmwand en darmflora tijd nodig om te herstellen. De tijd die hiervoor nodig is kan per cliënt verschillen. Aan de hand van het klachtenregistratieformulier kan er worden onderzocht of er verbeteringen optreden na een bepaalde periode. Het is dan ook zinvol om dit formulier ter evaluatie na 4-6 weken opnieuw door de cliënt in te laten vullen. Ook beseffen wij dat niet alle klachten gerelateerd zijn aan voeding. In een aantal gevallen zal doorverwezen moeten worden naar een gespecialiseerde arts.

6.1.5 Voedselscheiding Door eiwitten en koolhydraten (zetmeel) gescheiden te eten worden deze voedselcomponenten beter verteerd. Dit komt omdat er voor de vertering van eiwitten een zuur milieu gewenst is, terwijl voor de vertering van koolhydraten een basisch milieu is gewenst. Uit praktijkervaringen van cliënten is gebleken dat de vertering verbetert als eiwitten en zetmeel niet in één maaltijd worden gecombineerd. Wij zijn van mening dat cliënten die veel last hebben van verteringsproblemen baat kunnen hebben bij voedselscheiding. Met wetenschappelijk onderzoek kunnen wij dit echter onvoldoende onderbouwen.

6.2

Conclusie

In deze conclusie willen wij een antwoord geven op de vooraf geformuleerde probleemstelling: Welke voedingsmiddelen zijn er nodig om de darmwand en darmflora zo optimaal mogelijk te voeden? In deze scriptie hebben wij onderscheid gemaakt tussen de darmwand en darmflora. Wij willen echter benadrukken dat beiden een wisselwerking met elkaar aangaan. Zowel de darmwand als darmflora dienen voorzien te worden van de juiste voedingsmiddelen en nutriënten; pas dan zullen de lichte darmproblemen verminderen en kunnen de darmwand en darmflora zich herstellen. Het gaat hierbij om: arginine, B-vitamines, calcium, co-enzym Q10, glutamine, glutathion, magnesium, melkzuurbacteriën, omega-3 vetzuren, selenium, vitamine A, vitamine C, vitamine E, vitamine K, voedingsvezels, ijzer en zink. Deze nutriënten komen van nature voor in de volgende voedingsmiddelen: eieren, fruit, granen, groente, noten, peulvruchten, pitten, vette vis, zaden en zure zuivelproducten.

36

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

De huidige richtlijn voor de vezelconsumptie is 30-40 gram voedingsvezels per dag. Voedingsvezels hebben één of meer van de volgende fysiologische effecten: het versnellen van de passage van het voedsel door het gastro-intestinale kanaal, vergroting geven van de hoeveelheid ontlasting en het beïnvloeden van de fermentatie in de dikke darm. Bij cliënten met lichte darmproblemen spelen zowel een mix van oplosbare als onoplosbare voedingsvezels een essentiële rol. Ook is het raadzaam om voldoende aandacht te besteden aan prebiotische voedingsvezels (zie hoofdstuk 3.2), aangezien deze de voeding vormen voor darmbacteriën. In deze scriptie hebben wij ons vooral bezig gehouden met de factor voeding in relatie tot lichte darmproblemen. Ook dient rekening gehouden te worden met overige factoren, waaronder voldoende ontspanning en lichaamsbeweging. Wij adviseren cliënten met lichte darmproblemen, naast de reguliere voedingsadviezen, een voeding op basis van: - Groente: verhogen naar 400 gram per dag - Peulvruchten: ten minste 2 keer per week 1 opscheplepel - Noten/pitten/zaden: dagelijks 1 handje noten/pitten en 1 eetlepel zaden - Zure zuivelproducten: dagelijks 1-2 porties - Het bij voorkeur vermijden van suiker, suikerrijke producten, alcohol en Enummers Ook geven wij de voorkeur aan een voeding zonder toegevoegde suikers en Enummers, om de kwaliteit van de voeding te verbeteren en de kans op mogelijke overprikkeling van de darmwand te verlagen. Wij zijn van mening dat de diëtist het beste voedingsmiddelen van biologische kwaliteit of zonder toevoegingen kan adviseren aan cliënten met lichte darmproblemen. Om de aard, ernst en frequentie van de klachten in kaart te brengen raden wij aan om regelmatig het klachtenregistratieformulier door de cliënt in te laten vullen.

6.3 Aanbevelingen voor het geven van gerichte voedingsadviezen bij cliënten met lichte darmproblemen Wij adviseren als eerste het klachtenregistratieformulier met de cliënt in te vullen. Dit registratieformulier geeft u inzicht in de ernst van de klachten, de vertering en de mogelijke oorzaak van de lichte darmproblemen. Diëtisten adviseren wij een uitgebreide diëtistische diagnose af te nemen bij de cliënt. Bij de voedingsanamnese moet goed worden doorgevraagd naar de kwaliteit en kwantiteit van de voeding. Het is tevens van belang om de mate van variatie na te vragen met het oog op het binnenkrijgen van voldoende (micro)nutriënten, voedingsvezels en om de kans op een mogelijke voedselovergevoeligheid te beperken. 37

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Vervolgens raden wij aan om aan de hand van het 5-stappenplan (zie bijlage 15) de voeding aan te passen; zowel op kwaliteit (hoeveelheid suiker en soort voedingsvezels) als op kwantiteit (hoeveelheid voedingsvezels en vocht). Verder dient er gekeken te worden naar de mate van ontspanning en lichaamsbeweging. Ook is het raadzaam om in deze fase de aandachtspunten uit bijlage 11 mee te nemen. Bij het geven van het (optimale) voedingsadvies verdienen de volgende punten extra aandacht: - Groente: verhogen naar 400 gram per dag - Peulvruchten: ten minste 2 keer per week 1 opscheplepel - Noten/pitten/zaden: dagelijks 1 handje noten/pitten en 1 eetlepel zaden - Zure zuivelproducten: dagelijks 1-2 porties - Het bij voorkeur vermijden van suiker, suikerrijke producten, alcohol en Enummers Ook kunt u nog een ontlastingsonderzoek laten uitvoeren; dit onderzoek geeft inzicht in de vertering en de samenstelling van de faeces. Een bloedonderzoek kan uitkomst bieden als er een vermoeden bestaat op een voedselovergevoeligheid. Indien deze onderzoeken niet via de huisarts worden geregeld kunt u als diëtist zelf contact opnemen met de instanties uit bijlage 17. Na 4 á 6 weken raden wij aan om opnieuw het klachtenregistratieformulier in te vullen met de cliënt. Op deze manier kan er onderzocht worden of er verbeteringen zijn opgetreden.

38

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Literatuur 1. Hoedemaeker PhJ, Bosman FT, Meijer CJLM & Valk P van der (red.) (2003). Pathologie. Doetinchem: Elsevier Gezondheidszorg 2. Kirchmann LL (2005). Anatomie en fysiologie van de mens. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg 3. Bouwman LN & Bernards JA (2002). Medische fysiologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum 4. Kumar V, Cotran RS & Robbins SL (2005). Basic Pathology. Saunders 5. Cummings JH et al. PASSCLAIM – Gut health and immunity. Eur J Nutr (2004) [Suppl 2] 43: II/118–II/173 6. Leeuwen PAM (red.) (2000). Klinische voeding. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum 7. Berg F van der (2001). Toegepaste fysiologie 2. Fysiologie van de organen. Utrecht: LEMMA BV 8. Meer J van der & Stehouwer CDA (2005). Interne Geneeskunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum 9. Gaudier E et al. Butyrate specifically modulates MUC gene expression in intestinal epithelial goblet cells deprived of glucose. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol. 2004 Dec;287(6):G1168-74. Epub 2004 Aug 12 10. Nollevaux G et al. Development of a serum-free co-culture of human intestinal epithelium cell-lines (Caco-2/HT29-5M21). BMC Cell Biol. 2006 May 2;7:20 11. Ismail AS et al. Epithelial cells and their neighbors. IV. Bacterial contributions to intestinal epithelial barrier integrity. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol. 2005 Nov;289(5):G779-84. Review 12. Chen J et al. Modulation of human enteric epithelial barrier and ion transport function by Peyer's patch lymphocytes. World J Gastroenterol. 2004 Jun 1;10(11):1594-9 13. Witteman BMJ (okt 1999). Fysiologische aspecten van de vertering en absorptie van voedsel in het maag–darmkanaal. Informatorium voor Voeding en Diëtetiek 14. Berkes J et al. Intestinal epithelial responses to enteric pathogens: effects on the tight junction barrier, ion transport, and inflammation. Gut. 2003 Mar;52(3):439-51. Review 15. Lipski E (2004). Digestive Wellness. McGraw-Hill Companies 16. Shen L et al. Myosin light chain phosphorylation regulates barrier function by remodeling tight junction structure. J Cell Sci. 2006 May 15;119 (Pt 10):2095106. Epub 2006 Apr 25 17. As S van (2005). Darmklachten. De epidemie van parasitaire infecties. Meppel: Pica 18. Whitney EN, Cataldo CB & Rolfes SR (2002). Understanding Normal and Clinical Nutrition. Wadsworth 19. Isolauri E et al. Probiotics: effects on immunity. Am J Clin Nutr. 2001;73(2 Suppl):444S-50S 20. Hoepelman IM, Noordaa J van der, Sauwerwein RW & Verburgh HA (2002). Microbiologie en infectieziekten. Houten/Mechelen: Bohn Stafleu van Loghum 39

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

21. Trent W, Nichols MD & Faass N (2005). Optimal digestive health. Healing Arts Press 22. Macfarlane S et al. Colonization of mucin by human intestinal bacteria and establishment of biofilm communities in a two-stage continuous culture system. Appl Environ Microbiol. 2005 Nov;71(11):7483-92 23. Hamilton-Miller JM. Probiotics and prebiotics in the elderly. Postgrad Med J. 2004 Aug;80(946):447-51. Review 24. Kumar PJ & Clark ML (2005). Clinical Medicine. Saunders 25. Junqueira LC, Carneiro L & Kelly RO (2002). Functionele histologie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg 26. Parham P (2004). The immune system. Garland Science 27. MacDonald T & Bateman A (2007). Immunology and diseases of the gut. Remedica 28. Andoh A et al. Therapeutic approaches targeting intestinal microflora in inflammatory bowel disease. World J Gastroenterol. 2006 Jul 28;12(28):445260. Review 29. Elphick DA et al. Paneth cells: their role in innate immunity and inflammatory disease. Gut. 2005 Dec;54(12):1802-9. Review 30. Abels R (2006). Darmdiagnostiek. De mogelijkheden om darmproblemen te objectiveren. Van Nature nummer 3. Bonusan 31. Roitt I, Brostoff J & Male D (2000). Immunologie. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum 32. Harrewijn GA (2006). Elementaire microbiologie. Arnhem: Syntax Media 33. Spahn TW et al. Modulating the intestinal immune system: the role of lymphotoxin and GALT organs. Gut. 2004 Mar;53(3):456-65. Review 34. http://www.prohealth.nl/ 14 jan 2007 35. http://www.keac.nl/index.htm 23 jan 2007 36. Ewaschuk JB et al. Probiotics and prebiotics in chronic inflammatory bowel diseases. World J Gastroenterol 2006 October 7; 12(37): 5941-5950. Review 37. Abreu MT et al. TLR signaling in the gut in health and disease. J Immunol. 2005 Apr 15;174(8):4453-60. Review 38. Cario E. Bacterial interactions with cells of the intestinal mucosa: Toll-like receptors and NOD2. Gut. 2005 Aug;54(8):1182-93. Epub 2005 Apr 19. Review 39. Duggan C et al. Protective nutrients and functional foods for the gastrointestinal tract. Am J Clin Nutr. 2002 May;75(5):789-808. Review 40. Trenev N (1998). Probiotics. Nature's internal healers. Avery 41. Park HK et al. Molecular analysis of colonized bacteria in a human newborn infant gut. J Microbiol. 2005 Aug;43(4):345-53 42. Isolauri E et al. Probiotics: a role in the treatment of intestinal infection and inflammation? Gut. 2002 May;50 Suppl 3:III54-9. Review 43. Gibson GR et al. When we eat, which bacteria should we be feeding? ASM News 2004 70(5) 44. Brunser O et al. Effect of a milk formula with prebiotics on the intestinal microbiota of infants after an antibiotic treatment. Pediatr Res. 2006 Mar;59(3):451-6 45. Collins MD et al. Probiotics, prebiotics, and synbiotics: approaches for modulating the microbial ecology of the gut. Am J Clin Nutr 1999;69(suppl):1052S–7S 40

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

46. Drisko JA et al. Probiotics in health maintenance and disease prevention. Altern Med Rev. 2003;8(2):143-55. Review 47. Newburg DS. Innate immunity and human milk. J Nutr. 2005 May;135(5):130812 48. Adlerberth I et al. Reduced enterobacterial and increased staphylococcal colonization of the infantile bowel: an effect of hygienic lifestyle? Pediatr Res. 2006 Jan;59(1):96-101. Epub 2005 Nov 30 49. Mai V et al. Colonic bacterial flora: changing understandings in the molecular age. J Nutr. 2004 Feb;134(2):459-64. Review 50. Milton H et al. Probiotics and prebiotics in human health. J Mol Microbiol Biotechnol 2005;10:22–25 51. Bezkorovainy A. Probiotics: determinants of survival and growth in the gut. Am J Clin Nutr 2001;73(suppl):399S–405S 52. Smith DW et al. Preventing intolerance: the induction of nonresponsiveness to dietary and microbial antigens in the intestinal mucosa. J Immunol. 2005 Apr1;174(7):3851-7. Review 53. Gill HS et al. Probiotics and human health: a clinical perspective. Postgrad Med J. 2004 Sep;80(947):516-26. Review 54. Hawrelak JA et al. The causes of intestinal dysbiosis: a review. Altern Med Rev. 2004 Jun;9(2):180-97. Review 55. Saavedra JM et al. Human studies with probiotics and prebiotics: clinical implications. Br J Nutr. 2002;87 Suppl 2:S241-6 56. Grajek W et al. Probiotics, prebiotics and antioxidants as functional foods. Acta Biochim Pol. 2005;52(3):665-71. Epub 2005 Aug 5. Review 57. Adolfsson O et al. Yogurt and gut function. Am J Clin Nutr. 2004 Aug;80(2):245-56. Review 58. Menard S et al. Lactic acid bacteria secrete metabolites retaining antiinflammatory properties after intestinal transport. Gut. 2004 Jun;53(6):821-8 59. Brown AC et al. Probiotics and medical nutrition therapy. Nutr Clin Care. 2004 Apr-Jun;7(2):56-68. Review 60. Langlands SJ et al. Prebiotic carbohydrates modify the mucosa associated microflora of the human large bowel. Gut. 2004 Nov;53(11):1610-6 61. Sanderson IR. Short chain fatty acid regulation of signaling genes expressed by the intestinal epithelium. J Nutr. 2004 Sep;134(9):2450S-2454S. Review 62. Willemsen LEM et al. Short chain fatty acids stimulate epithelial mucin 2 expression through differential effects on prostaglandin E(1) and E(2) production by intestinal myofibroblasts. Gut. 2003 Oct;52(10):1442-7 63. Wouters S (2006). Probiotica. Het fundamentele belang van een gezonde interne tuin. Van Nature nummer 3. Bonusan 64. Mandigers WM & Straaten-Huygen ATh van (2004). Anatomie en fysiologie. Utrecht/Zutphen: Thieme Meulenhof 65. http://www.rp-vitamino.com/ 27 dec 2006 66. Abels R (2004). Seminar: darmflora, vaginale flora, immuniteit en preventieve tumordiagnostiek. RP-vitamino 67. Priebe MG, Hagedoorn RE, Tabak S & Vonk RJ (dec 2003). Koolhydraten. Informatorium voor Voeding en Diëtetiek 68. Topping DL et al. Short-chain fatty acids and human colonic function: roles of resistant starch and nonstarch polysaccharides. Physiol Rev. 2001 Jul;81(3):1031-64. Review 41

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

69. Gezondheidsraad (2006). Richtlijn voor de vezelconsumptie 70. Doornink N, Vogel J, Wipkink A & Beijer S (2003). Leidraad voor voedingskundigen bij kanker. Haarlem: de Toorts 71. http://www.voedingscentrum.nl 4 jan 2007 72. Fooks LJ et al. Probiotics as modulators of the gut flora. Br J Nutr. 2002;88, Suppl. 1:S39–S49 73. Mullie P (2003). Functionele voedingsmiddelen. Over noten, soja, pre- en probiotica. Leuven/Leusden: Acco 74. Cummings JH et al. Gastrointestinal effects of prebiotics. Br J Nutr. 2002;87, Suppl. 2:S145–S151 75. Hoogland A (2006). Prebiotica. Niet verteerbaar maar zeer essentieel. Van Nature nummer 3. Bonusan 76. Bland JS (2005). Syllabus “De onderliggende oorzaken van chronische ziekten: behandeling met voeding en nutriënten”. Hoofdstuk 2 77. Rossi M et al. Fermentation of fructooligosaccharides and inulin by bifidobacteria: a comparative study of pure and fecal cultures. Appl Environ Microbiol. 2005 Oct;71(10):6150-8 78. Kolida S et al. Prebiotic effects of inulin and oligofructose. Br J Nutr. 2002;87, Suppl. 2: S193–S197 79. Marteau P et al. Probiotics and intestinal health effects: a clinical perspective. Br J Nutr. 2002;88 Suppl 1:S51-7 80. Isolauri E. Probiotics in human disease. Am J Clin Nutr 2001;73(suppl):1142S–6S 81. Cummings JH et al. Prebiotic digestion and fermentation. Am J Clin Nutr. 2001 Feb;73(2 Suppl):415S-420S. Review 82. Waal Malefijt M de & Meijler A (2006). Voeding en wondgenezing. Van Nature nummer 1. Bonusan 83. Voedingscentrum (2006). NEVO tabel. Den Haag: Voedingscentrum 84. English DR et al. Red meat, chicken, and fish consumption and risk of colorectal cancer. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2004 85. Biesalski HK. Meat and cancer: meat as a component of a healthy diet. Eur J Clin Nutr. 2002 Mar;56 Suppl 1:S2-11. Review 86. Murtaugh MA et al. Meat consumption patterns and preparation, genetic variants of metabolic enzymes, and their association with rectal cancer in men and women. J Nutr. 2004 Apr;134(4):776-84 87. Catsberg CME & Kempen-van Dommelen GJM (2001). Levensmiddelenleer. Baarn: HBuitgevers 88. Lopez-Garcia E et al. Consumption of trans fatty acids is related to plasma biomarkers of inflammation and endothelial dysfunction. J Nutr. 2005 Mar;135(3):562-6 89. Constant J. The role of eggs, margarines and fish oils in the nutritional management of coronary artery disease and strokes. Keio J Med. 2004 Sep;53(3):131-6. Review 90. Enig MG (2003). Feiten over vetten. Roelofarendsveen: Publish the Good 91. Coëlho (2003). Zakwoordenboek der Geneeskunde. Doetinchem: Elsevier Gezondheidszorg 92. Talley NJ & Martin CJ (2006). Clinical Gastroenterology. Elsevier Australia 93. Klinische voeding (dec 2004). Informatorium voor Voeding en Diëtetiek 42

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

94. Reeds PJ et al. Glutamine and the Bowel. J. Nutr. 2001 Sep;131(9 Suppl):2505S-8S; discussion 2523S-4S 95. Soeters PB et al. Amino acid adequacy in pathophysiological states. J Nutr. 2004 Jun;134(6 Suppl):1575S-1582S. Review 96. Wouters S (2006). Glutamine. Veel voorkomend, maar ook vaak deficiënt. Van Nature nummer 3. Bonusan 97. Berg H van den, Nijhof A & Severs A (jul 2002). Vitamines. Informatorium voor Voeding en Diëtetiek 98. Kirchhoff P et al. Role of calcium and other trace elements in the gastrointestinal physiology. World J Gastroenterol. 2006 May 28;12(20):322936. Review 99. Dokkum W van (aug 2006). Mineralen en spoorelementen. Informatorium voor Voeding en Diëtetiek 100. Oates PS et al. Heme in intestinal epithelial cell turnover, differentiation, detoxification, inflammation, carcinogenesis, absorption and motility. World J Gastroenterol. 2006 Jul 21;12(27):4281-95. Review 101. Gasche C et al. Iron, anaemia, and inflammatory bowel diseases. Gut. 2004 Aug;53(8):1190-7. Review 102. Beckett GJ et al. Selenium and endocrine systems. J Endocrinol. 2005 Mar;184(3):455-65. Review 103. Covington MB. Omega-3 fatty acids. Am Fam Physician. 2004 Jul 1;70(1):133-40. Review 104. Crane FL. Biochemical functions of coenzyme Q10. J Am Coll Nutr. 2001 Dec;20(6):591-8. Review 105. Eckburg PB et al. Diversity of the human intestinal microbial flora. Science. 2005 Jun 10;308(5728):1635-8. Epub 2005 Apr 14 106. http://www.europeanlaboratory.nl/ 30 dec 2006

43

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlagen

44

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 1: woordenlijst in alfabetische volgorde

Algemeen Antigenen:

wekken een reactie op bij het afweersysteem, waarbij antistoffen worden gemaakt

Colon ascendens:

het eerste, opstijgende deel van de dikke darm

Colonocyten:

darmcellen

Enterocyten:

epitheelcellen in de darm

Epitheellaag:

bovenste laag van de mucosa

Erosie:

ontsteking en necrose (afsterving)

FOS:

fructo-oligosacchariden

Fructanen:

suikerketens bestaande uit fructosemoleculen

GALT:

gut associated lymphoid tissue

GOS:

galacto-oligosacchariden

Iatrogene:

heeft betrekking op (medische) behandeling

Kolonisatie:

de vorming van bacteriën in de darm

MALT:

mucosa associated lymphoid tissue

Microvilli:

minuscule uitstulpingen van celmembranen

Mucosa:

slijmlaag

Mucus:

slijm

Mucines:

suikerrijke slijmmoleculen

Natuurlijke immuniteit:

een niet-specifieke immuniteit, omdat het zich richt tegen iedere lichaamsvreemde stof of microorganisme

NOD:

nucleotide-binding oligomerisation domain

Proximale:

in het midden gelegen

45

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Slijmbekercellen:

zijn gelegen tussen de enterocyten

Submucosa:

bindweefsellaag

Tight junctions:

bindweefselachtige structuren

TLR:

toll-like receptoren

Verworven immuniteit:

een specifieke immuniteit, omdat het zich richt tegen bepaalde lichaamsvreemde stoffen of microorganismen

Villi:

darmvlokken (borstelzoom) 91

Bacteriën Aëroob milieu:

bacteriën die wél zuurstof nodig hebben om te leven

Alkalisering:

pH verhoging

Anaëroob milieu:

bacteriën die géén zuurstof nodig hebben om te leven

CFU:

colony forming units

Lipolytische:

bacteriën die leven van vetten

Proteolytische:

bacteriën die leven van eiwitten

Saccharolytische:

bacteriën die leven van koolhydraten (en vezels)

Verzuring:

pH verlaging 91

Lichte darmproblemen -

-

Flatulentie (winderigheid) Onder invloed van darmflora ondergaan de voedselbestanddelen allerlei omzettingen waarbij verschillende darmgassen vrijkomen (methaan, waterstof, zwavelwaterstof). Door bepaalde rottingsprocessen kunnen onaangename geuren vrijkomen. Deze kunnen via de anus worden uitgescheiden in de vorm van flatulentie. Diarree Men spreekt van diarree als de hoeveelheid en frequentie van de faeces zijn toegenomen. Dit kan per persoon verschillen. De faeces is vaak waterdun.

46

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

-

-

-

Diarree kan gepaard gaan met heftige buikkrampen, misselijkheid, braken en koorts. De oorzaak is vaak een acute infectie (die veroorzaakt kan worden door virussen, bacteriën of parasieten). Andere oorzaken kunnen zijn: een prikkelbare darm, voedselovergevoeligheid, ontsteking van de darm of het gebruik van sommige medicijnen. Absorptie van korte keten vetzuren gaat gepaard met de absorptie van natrium en water, bij diarree is dat erg gunstig. Obstipatie Men spreekt van obstipatie als de hoeveelheid en frequentie van de faeces zijn afgenomen. Dit kan per persoon verschillen. De faeces is vaak erg hard. Obstipatie kan gepaard gaan met aambeien (door het harde persen). De oorzaak is vaak dat de faeces te lang in de dikke darm blijft, waardoor er te veel water aan onttrokken wordt en de faeces indikt. Dit kan veroorzaakt worden door te weinig drinken, vezelarme voeding en te weinig beweging. Prikkelbare darmsyndroom (PDS) Een prikkelbare darm wordt ook wel een spastisch colon genoemd. De dikke darm trekt zich krampachtig samen waardoor er klachten ontstaan. Deze kunnen per persoon verschillend zijn. Buikpijn, winderigheid, krampen, diarree of obstipatie kunnen allemaal voorkomen bij iemand die PDS heeft. Vaak zijn er perioden met en zonder klachten die zich regelmatig afwisselen. Divertikels / diverticulitis Divertikels zijn uitstulpingen van de mucosa door de spierlaag van de darm heen. Deze kunnen voorkomen over de gehele lengte van het intestinale kanaal. Het meest komen zij voor in de dikke darm. De oorzaak is vaak een lage vezelconsumptie, waardoor de faeces langer in de darm blijft zitten en daardoor druk uitoefent op de darmwand wat leidt tot uitstulpingen. Op zich zijn divertikels vrij onschuldig, maar zij kunnen gemakkelijk gaan ontsteken, dan wordt er gesproken over diverticulitis. 3,18,21,7-8,24,92

47

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 2: overzicht gastro-intestinale kanaal

Variaties in de wand van het gastro-intestinale kanaal

De structuur van het maag–darmkanaal

Witteman BMJ (okt 1999). Fysiologische aspecten van de vertering en absorptie van voedsel in het maag–darmkanaal. Informatorium voor Voeding en Diëtetiek. 48

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 3: lekkende darmsyndroom Lekkende darmsyndroom Het lekkende darm syndroom zegt iets over de conditie in de darmen. Bij dit syndroom is de absorptie en transport van voedingsstoffen verstoord. Dit komt omdat de tight junctions (zie hoofdstuk 1.1) beschadigd zijn. Daardoor is er een verhoging van de darmpermeabiliteit. Een lekkende darm is niet in staat de darmflora buiten de bloedsomloop te houden. Met als gevolg dat er bloedvergiftiging en infecties elders in het lichaam kunnen optreden. 15,21,23 Hoe ontstaat het lekkende darmsyndroom Er zijn verschillende redenen voor het ontstaan van het lekkende darmsyndroom: -

-

-

-

-

Bacteriële onbalans Gunstige bacteriën hechten zich aan de darmwand, zodat schadelijke bacteriën geen kans krijgen zich in de darm te vestigen. De gunstige bacteriën gaan de competitie aan voor het beschikbare voedsel en de beschikbare ruimte. Daarbij scheiden zij substanties uit, zoals organische zuren en antibiotisch werkende stoffen (bacteriocinen), daardoor ontstaat er een milieu waarin schadelijke micro-organismen zich niet thuis voelen en niet kunnen uitgroeien. 5,40,63 Wanneer de gunstige darmflora uit balans raakt door schadelijke micro-organismen ontstaat er een disbalans van bacteriën in de darm. Dit kan komen door verschillende oorzaken, waaronder stress, verkeerde voeding en ontstekingen. 15,21 Chronische stress Door chronische stress wordt het afweersysteem gehinderd adequaat te reageren. Ook het genezingproces in de darm wordt gehinderd. De darmflora wordt negatief beïnvloed door stress. 15,21,30 Genetische bepaling Bepaalde genen kunnen mogelijk ook een rol spelen bij het ontstaan van hyperpermeabiliteit. 15,21 Malabsorptie Als de darm te weinig voedingsstoffen krijgen kan er binnen een paar dagen hyperpermeabiliteit ontstaan. Er is bij malabsorptie onvoldoende absorptie van voedingsstoffen in de dunne darm. De oorzaak van malabsorptie kan bijvoorbeeld een ontsteking zijn. 8,15,18,21 Medicijngebruik In het bijzonder antibiotica, farmaceutische hormonen (de pil, prednison) en N.S.A.I.D.'s (pijnstillers) kunnen een negatieve invloed hebben op de darmen. 15,21 Het gebruik van antibiotica is de meest voorkomende oorzaak van een wijziging in de darmflora. Vooral breedspectrum antibiotica kunnen de microbiële darmflora drastisch wijzigen. Hierdoor kunnen schadelijke bacteriën, gisten en schimmels een kans krijgen zich (verder) te ontwikkelen. De dosis en duur van de antibioticakuur zijn ook belangrijk. Hoe groter de dosis en hoe langer de duur hoe groter de impact is op de darmflora. 54,63

49

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

-

-

-

Ontstekingen De immuunreacties in de darmwand die normaal bedoeld zijn als bescherming tegen het ontstaan van ontstekingen, kunnen in sommige gevallen juist ontstekingen creëren. 15,17-18,21 Voedselallergie Een voedselallergie kan een reactie in het darmweefsel veroorzaken, dit leidt tot een tot verhoogde permeabiliteit. Hierdoor kunnen er grotere moleculen van voedselbestanddelen door de darmwand heen. Deze worden door het afweersysteem gezien als antigeen en worden daarom aangevallen. 15,18,21 Overige oorzaken Overmatig alcoholgebruik, slechte voeding (bijvoorbeeld suiker, transvetten en E-nummers) en te weinig voedingsvezels kunnen ook leiden tot het lekkende darmsyndroom. 5,15,18,21

50

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 4: uitslag bloedonderzoek

51

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voorbeeld van een uitslag van bloedonderzoek bij Prohealth (ImuPro 300) 52

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 5: beschermende (micro)nutriënten voor de darm(wand) Prebiotica, probiotica en korte keten vetzuren worden toegelicht in hoofdstuk 3.

• Aminozuren o Glutamine Glutamine is de belangrijkste brandstof voor snel delende cellen zoals immuuncellen, enterocyten en darmmucosa. Glutamine is ook belangrijk bij het verbeteren van de darmimmuunfunctie. 6,15,39,93-94 De behoefte aan glutamine is bij langdurige metabole stress verhoogd (bijvoorbeeld bij chronische ziekten). Wanneer de glutaminevoorraden uitgeput raken kan er verzwakking van het immuunsysteem optreden. Bij stress en ondervoeding neemt de glutamineopname in de darm nog meer af. 6,95-96 Voedingsmiddelen waarin glutamine voorkomt: alle eiwitrijke voedingsmiddelen. 6,18 o Arginine Arginine speelt een rol bij de wondheling. Ook op het immuunsysteem heeft arginine een krachtige werking. Zodoende verbetert het de afweer. 18,39,94-95 Arginine wordt ook in het lichaam gebruikt als tussenstap om de productie van glutamine aan te zetten. 93 De behoefte aan arginine is bij langdurige metabole stress verhoogd (bijvoorbeeld bij chronische ziekten). 95 Voedingsmiddelen waarin arginine voorkomt: alle eiwitrijke voedingsmiddelen. 6,18

• Micronutriënten (exclusief anti-oxidanten) o B-vitamines Alle B-vitamines zijn belangrijk voor de darm omdat zij de darm voorzien van energie. Deze energie is belangrijk om alle processen in de darm goed te laten voorlopen. 15,18,21 Bepaalde B-vitamines worden ook door bacteriën in de darm zelf aangemaakt, zoals B1, B2, B3, B5, B6 en B12. 15,40 Voedingsmiddelen waarin B-vitamines voorkomen: - B1: aardappelen, fruit, granen, groenten, melk(producten) en vlees. - B2: eieren, fruit, granen, (groene) groenten, melk(producten) en (orgaan)vlees. - B3: granen, groenten, melk(producten), peulvruchten, vis en vlees. - B5: aardappelen, eieren, fruit, granen, groenten, melk(producten), peulvruchten en vlees. - B6: aardappelen, fruit, granen, groenten, melk(producten), peulvruchten, vis en vlees. - B11: eieren, fruit, granen, (groene) groenten, peulvruchten en (orgaan)vlees. - B12: eieren, melk(producten), vis en (orgaan)vlees. 18,71,97 53

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

o Vitamine K Vitamine K zorgt voor een goede bloedstolling in het lichaam. Als er een tekort is kan dat leiden tot bloedingen. Deze vitamine wordt ook door bacteriën in de darm zelf aangemaakt. 7,18 Voedingsmiddelen waarin vitamine K voorkomt: eieren, fruit, granen, (groene) groenten, melk(producten), oliën, vis en (orgaan)vlees. 18,97 o Calcium Calcium is belangrijk bij de informatieoverdracht binnen de cellen in de darm. 15,17 Ook speelt calcium een rol bij de differentiatie van darmcellen. 98 In de reguliere diëtetiek wordt calcium niet in verband gebracht met de functies van de darm. 18 Voedingsmiddelen waarin calcium voorkomt: granen, (groene) groenten, melk(producten), noten en peulvruchten. 7,17-18,99 o Magnesium Magnesium remt de hechting van schadelijke bacteriën in de darm 17. Magnesium stimuleert ook de functies van het immuunsysteem in de darm. 15,17-18,21 In de reguliere diëtetiek wordt magnesium niet in verband gebracht met de functies van de darm, wel met functies van het immuunsysteem. 18 Voedingsmiddelen waarin magnesium voorkomt: granen, (groene) groenten, melk(producten), noten, peulvruchten, vis en vlees. 7,17-18,99 o IJzer IJzer is belangrijk voor de darmepitheelcellen omdat het een actief component is van vele enzymen. Ook is het belangrijk voor de groei en functies van bijvoorbeeld immuuncellen. 100-101 Voedingsmiddelen waarin ijzer voorkomt: aardappelen, eieren, granen, noten, peulvruchten, vis en (orgaan)vlees. 18,99

• Antioxidanten o Vitamine A Vitamine A speelt een rol bij de integriteit van de darmepitheelcel en bij immuunfuncties. Ook speelt het een essentiële rol als ontstekingsremmer in de darmmucosa. 17-18,21,39 Voedingsmiddelen waarin vitamine A voorkomt: eieren, fruit, (gekleurde) groenten, vis, vlees en volle melk(producten). 17-18,97

54

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

o Vitamine C Vitamine C helpt bij het verwijderen van toxines in het lichaam. 7,15,18 Vitamine C bevordert ook de opname van mineralen (zoals ijzer) in de darm. 7 Voedingsmiddelen waarin vitamine C voorkomt: aardappelen, fruit en groenten. 18,97 o Vitamine E Vitamine E speelt een rol in de bescherming van de vetten in de celmembranen tegen vrije radicalen die de cel(membranen) willen vernietigen door oxidatie. Het remt zodoende de kans op ontstekingen. 7,17-18 Voedingsmiddelen waarin vitamine E voorkomt: eieren (vooral eigeel), noten, oliën en zaden. 17-18,97 o Selenium Selenium zorgt voor bescherming van de darmmucosa. Ook zorgt het voor een barrièrefunctie in de darm tegen schadelijke bacteriën. 17 Selenium is ook belangrijk voor een optimale immuunfunctie. Ook bij het verlagen van ontstekingsreacties speelt selenium een rol. 102 Voedingsmiddelen waarin selenium voorkomt: eieren, granen, (gekleurde) groenten, noten, vis en vlees. 7,18,99 o Zink Zink is een belangrijk component van de celmembraanstructuur. Ook speelt het een rol bij cellen die zich snel delen zoals darmepitheelcellen en cellen van het immuunsysteem. 15,17-18,21,39 Voedingsmiddelen waarin zink voorkomt: granen, kaas, noten, peulvruchten, schaalen schelpdieren en vlees. 18,99 o Omega 3 Omega 3 vetzuren beschermen de celmembranen van de darmepitheelcellen en verlagen de kans op ontstekingen. 15,17,93,103 Voedingsmiddelen waarin omega-3 voorkomt: (groene) groenten, lijnzaad, (vette) vis en walnoten. 17 o Co-enzym Q10 Q10 is belangrijk voor de immuunfuncties, en voor de reparatie en onderhoud van de weefsels. Ook draagt het bij aan de verbetering van de celfuncties. Q10 beschermt ook de slijmvliezen in het darmkanaal. 15,104 Voedingsmiddelen waarin co-enzym Q10 voorkomt: fruit, groenten, (vette) vis en (orgaan)vlees. 104

55

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Glutathion (selenium, cysteïne en glutamine) Glutathion is een belangrijk antioxidant en is in hoge concentraties te vinden in de darmmucosa. Het speelt een rol bij de remming van vrije radicalen in cellen. 39 Als bouwstenen heeft glutathion selenium, cysteïne en glutamine nodig. Als er te weinig van deze stoffen aanwezig zijn in het lichaam wordt de opbouw van glutathion verstoord. 17 Antioxidanten spelen bij de preventie en behandeling van lichte darmproblemen een belangrijke rol. 76 Antioxidanten zitten vooral in: bloemkool, bosbessen, bramen, broccoli, citrusfruit, cranberry’s, groene thee, knoflook, kool, pruimen, rode biet, rode druiven, sojabonen, spruitjes, tomaten, uien, wortels. 56

56

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 6: samenstelling van de darmflora

Abels R (2004). Seminar: darmflora, vaginale flora, immuniteit en preventieve tumordiagnostiek. RP-vitamino

57

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 7: dysbiose Dysbiose van de darmflora Zolang de darmflora intact en in evenwicht is, levert deze een belangrijke bijdrage aan de gezondheid. Als het evenwicht wordt verstoord, dan kan de darmflora zelf een bron van ziekte worden, wordt er over een dysbiose gesproken. 7,15,21,40 Symptomen bij dysbiose zijn onder andere: - concentratieverlies - depressies - duizeligheid - hoofdpijn - huidproblemen - jeuk - neerslachtigheid - opgeblazen buik - slijm in de faeces - stoornissen van de spijsvertering - terugkomende infecties - vermoeidheid - voedingsallergieën of intoleranties Gezonde voeding vormt de basis van de behandeling van een dysbiose. Daarnaast kunnen geneesmiddelen en andere therapieën, zoals een darmreiniging, ondersteunend werken. 7,15,21 Een dysbiose kan door de volgende situaties ontstaan: -

-

-

Dysbiose door fermentatie Deze vorm van dysbiose komt voor als koolhydraten (suiker en zetmeel) niet goed worden verteerd. Symptomen zijn: opgeblazen gevoel, obstipatie, diarree, flatulentie, en algehele malaise. De belangrijkste oorzaak is Candida albicans of andere schadelijke micro-organismen. Deze micro-organismen beschadigen de villi wat leidt tot een verhoogde permeabiliteit. Deze kan worden tegen gegaan door de koolhydraten in de voeding te beperken. Dysbiose door overgevoeligheid Deze dysbiose komt voor als er een overgevoeligheid is voor bepaalde bestanddelen uit de voeding. Het immuunsysteem reageert daar dan zeer gevoelig op. Mensen met deze vorm van dysbiose hebben ook vaak een lekkende darm (zie bijlage 3). Deze vorm gaat vaak gekoppeld met de fermentatievorm en daarom moeten deze samen behandeld worden. Dysbiose door rotting Deze vorm van dysbiose komt het meeste voor. Deze komt voor als voeding niet goed verteerd wordt en gaat rotten. Symptomen zijn: een gestoorde spijsvertering (flatulentie, een opgeblazen gevoel). De belangrijkste oorzaak is het westerse voedingspatroon gekenmerkt door: veel vet, eiwit en vlees, weinig oplosbare voedingsvezels. 58

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

-

Dit gaat gepaard met een verhoogde productie van schadelijke bacteriën, die leven van vetten en eiwitten (zie hoofdstuk 2.4.1) en een verlaagd aantal gunstige bacteriën. Dit kan worden tegen gegaan door voeding met een hoog vezelgehalte, fruit, groenten en granen en minder vlees en vet. Dysbiose door tekorten Deze dysbiose komt voor als er te weinig gunstige bacteriën zijn, voornamelijk Bifidobacteriën en Lactobacillus. Dit tekort kan bijvoorbeeld komen door het gebruik van antibiotica of te weinig voedingsvezels in de voeding. Deze vorm wordt vaak gezien bij mensen met PDS en voedselovergevoeligheden. Deze vorm gaat vaak gepaard met de rottingsvorm en moet daarom ook samen behandeld worden. 15,21

59

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 8: factoren die de darmflora negatief beïnvloeden De darmflora is een kwetsbaar systeem dat door veel verschillende factoren negatief beïnvloed kan worden: Verstoringen van de spijsvertering - Slecht kauwen - Verstoring in de maagsap productie - Verstoring in de pancreas functie (met name enzym functie) - Verstoring in de aanmaak of afgifte van gal Voeding en voedselvergiftiging - Additieven - Allergieën - Eenzijdige voeding - Gedenatureerde producten (zoals suiker, witmeel en fast food) - Hoog gehalte aan onverteerbare vezels - Slechte hygiëne Ernstige darminfectie - Gistinfecties - Infectieuze micro-organismen (zoals Salmonella of het Rotavirus) - Schimmelinfecties Iatrogene* invloeden - Antibiotica - Anticonceptie - Laxeermiddelen - Straling (van röntgen) Psychische stress - Angsten - Conflicten - Stress Gifstoffen in de omgeving - Chemische stoffen (uitlaatgassen, sigarettenrook) - Zware metalen (zoals lood, kwik, cadmium) 30

60

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 9: ontlastingsonderzoek Eckburg et al geven aan dat een analyse van de faeces een zeer gedetailleerde kennis levert, over de toestand van de darmflora. De vertering, kwaliteit en kwantiteit van de darmflora is af te lezen aan de faeces. Het is alleen nog niet precies duidelijk in welke mate het faecesmonster iets zegt over de compositie en functie van de darmflora. 105 Bij de interpretatie van de faecale flora moet er op de volgende punten worden gelet: een ontlastingsonderzoek is een momentopname van de darm. Er is geen interpretatie mogelijk zonder te weten wat de faecale pH-waarde is. De pH-waarde geeft de uitkomst van de stofwisselingsprocessen in de dikke darm weer. Om een duidelijk beeld van de darmflora te krijgen moeten zowel de aërobe, als de anaërobe bacteriën beoordeeld worden. De totale indruk van de darmflora moet als één geheel gezien worden. Als één bacteriesoort- of groep verlaagd is moet daar niet een al te grote waarde aangehecht worden. Kleine afwijkingen van de “norm” moeten niet heel strikt geïnterpreteerd worden. Pas als het een factor 10 scheelt, is het relevant. De beoordeling van de spijsvertering moet gedaan worden aan de hand van een voedingsanamnese. Het voedingspatroon kan namelijk een verklaring geven voor een afwijkende uitslag. 30 Bij RP-vitamino kunt u een ontlastingsonderzoek laten verrichten, de prijs bedraagt hiervan € 65,55. Ook bij het ELN kan er een soort vergelijkbaar ontlastingsonderzoek worden verricht, de prijs daarvan is € 75.00. 65,106 Voorafgaande aan het ontlastingsonderzoek hoeft de cliënt niets speciaals te eten en/of te drinken. De cliënt stuurt een faecesmonster op van een doordeweekse dag. De onderzochte parameters in de faeces die bij RP-vitamino worden gedaan staan hieronder in de tabel.

Onderzoek Vertering Kleur faeces Consistentie pH-waarde Spiervezels Zetmeel Vetzepen Residente flora Escherichia coli Enterococcus sp. Bifidobacterium sp Bacteroides sp. Lactobacillus sp.

Resultaat

Referentie

groen-bruin vast 7,20 2,00 0,00 1,00

bruin structuur 5,8 - 6,8 0,00 0,00 0,00

1,00 *1004 1,00 *1005 1,00 *1009 1,00 *1006 1,00 *1005

1.00 * 1006 - 1.00 * 1007 1.00 * 1006 - 1.00 * 1007 1.00 * 1009 - 1.00 * 1011 1.00 * 1009 - 1.00 * 1011 1.00 * 1005 - 1.00 * 1007

Uitslag

++ ++ + --61

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Transiënte flora Escherichia coli Biovare 1,00 *1005 < 1.00 * 1004 04 Proteus sp. < 1,00 *10 < 1.00 * 1004 Klebsiella sp. < 1,00 *1004 < 1.00 * 1004 04 Enterobacter sp. < 1,00 *10 < 1.00 * 1004 Pseudomonas sp. 1,00 *1005 < 1.00 * 1004 Citrobacter sp. < 1,00 *1004 < 1.00 * 1004 02 Salmonella sp. 1,00 *10 0,00 Clostridium sp. 1,00 *1006 < 1.00 * 1005 Gisten Candida albicans 1,00 *1004 negatief tot < 1.00 * 1003 Candida glabrata negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Candida krusei negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Candida famata negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Candida parapsilosis negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Candida guilliermondii negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Candida tropicalis negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Geotrichum candium negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Trichosporon cutaneum negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Rhodotorula rubra negatief negatief tot < 1.00 * 1003 andere gisten negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Schimmels Aspergillus fumigatus negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Aspergillus niger negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Rhizomucor pusillus negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Mucor species negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Cunnighamella elegans negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Alternaria alterna negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Aspergillus flavus negatief negatief tot < 1.00 * 1003 andere schimmels negatief negatief tot < 1.00 * 1003 Voorbeeld van een uitslag van ontlastingsonderzoek bij RP-vitamino

+

+ + + ++

Toelichting parameters: -

-

pH-waarde verhoogd Deze waarde is gelijk te stellen met de pH-waarde van de inhoud van de endeldarm. Deze wordt in grote mate beïnvloed door de stofwisselingsactiviteit van de daar aanwezige microflora. Een hoge pH-waarde van de faeces kan zorgen voor infectie en schimmels. Eiwitten en vetten stimuleren een verhoogde pH, waardoor er schadelijke bacteriën kunnen gaan groeien (zie hoofdstuk 2.4.1). pH-waarde verlaagd Deze waarde is gelijk te stellen met de pH-waarde van de inhoud van de endeldarm. Deze wordt in grote mate beïnvloed door de stofwisselingsactiviteit van de daar aanwezige microflora. Een lage pH-waarde van de faeces kan zorgen voor de groei van gisten. Koolhydraten (en vezels) stimuleren een verlaagde pH, waardoor de gunstige bacteriën beter kunnen gaan groeien (zie hoofdstuk 2.4.1). 62

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

-

-

-

-

-

-

-

Spiervezels Een verhoging van spiervezels in de faeces kan komen door een gebrekkige eiwit vertering. Vaak is dit een gevolg van onvoldoende secretie van proteolytische enzymen door het pancreas (pancreasinsufficiëntie). Ook een verstoring in de uitscheiding van pepsine in de maag kan leiden tot spiervezels in de faeces. Zetmeel Een verhoging van zetmeel in de faeces kan komen door een gebrekkige koolhydraat vertering. Vaak is dit een gevolg van onvoldoende secretie van saccharolytische enzymen door het pancreas (pancreasinsufficiëntie). Vetzepen Een verhoging van vetzepen in de faeces kan komen door een gebrekkige vet vertering. Vaak is dit een gevolg van onvoldoende secretie van lipolytische enzymen door het pancreas (pancreasinsufficiëntie). Meerdere onverteerde voedingsbestanddelen Wanneer er meerdere sporen van onverteerde voedingsbestanddelen in de faeces zijn terug te vinden kan dit wijzen op storingen in de spijsvertering of een pancreasinsufficiëntie. Residente flora Deze flora bestaat uit micro-organismen die altijd in de darm voorkomen (gekoloniseerd zijn) en zich onder de juiste omstandigheden veelvuldig in de darm vermenigvuldigen. Transiënte flora Deze flora bestaat uit micro-organismen die daar eigenlijk niet thuis horen (in aantallen > 1.00 * 1004), maar mee zijn gekomen met bijvoorbeeld de voeding. Salmonella vormt een uitzondering, deze bacterie kan zelfs bij hele kleine aantallen (< 1.00 * 1002) al voor diverse klachten zorgen, maar dit is afhankelijk van de immunologische status van de persoon. Verlaging van residente darmflora (zoals stammen van de Bacteroïdes, Bifidobacteriën, Enterococcen en Lactobacillen) Lagere concentraties kunnen zorgen voor een verlaagde barrière van het darmslijmvlies, waardoor pathogene bacteriën zich makkelijker in de darm kunnen vestigen. De residente darmflora kan via omzetting van koolhydraten korte keten vetzuren produceren. Deze geven naast een verzuring van het darmmilieu ook een directe rem op de groei van de transiënte darmflora. 65

63

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 10: overzicht voedingsvezels In voedingsmiddelen komt meestal een combinatie van beide soorten voedingsvezels voor in wisselende hoeveelheden. Voedingsmiddelen Aardappelen Fruit Graanproducten Groente Noten, pitten en zaden Peulvruchten

Oplosbare voedingsvezels + ++ + ++ + ++

Onoplosbare voedingsvezels + + ++ + ++ +

Toelichting: + tot + = evenveel oplosbare als onoplosbare voedingsvezels in het voedingsmiddel. ++ tot + = meer oplosbare voedingsvezels in het voedingsmiddel, maar ook (wat) onoplosbare voedingsvezels. + tot ++ = meer onoplosbare voedingsvezels in het voedingsmiddel, maar ook (wat) oplosbare voedingsvezels. 71

64

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 11: aandachtpunten voor de spijsvertering Probeer te genieten van de maaltijd(en): houd harmonie tussen de voeding en het leven van de dag -

Bewust eten Met mate eten Langzaam eten Regelmatig eten Goed kauwen Liever niet drinken tijdens het eten Zorg ervoor dat er in rust gegeten wordt

Toelichting aandachtspunten: -

-

-

-

-

-

Bewust eten Kijk bewust naar wat u eet en probeer met aandacht te eten. Hierdoor geniet u meer van de maaltijd. Als u bewust eet geven de hersenen na ongeveer 15 minuten aan dat u genoeg heeft gegeten (verzadigingsgevoel). Met mate eten Door te vaak te eten is de enzymproductie niet optimaal. De organen (mond, maag, alvleesklier) hebben tijd nodig om spijsverteringenzymen aan te maken. Door vaak te eten worden er onvoldoende enzymen afgegeven aan het voedsel en kan dit zodoende niet goed verteerd worden. Langzaam eten Als u langzaam eet wordt er voldoende speeksel aangemaakt dat spijsverteringsenzymen bevat om het voedsel te verteren. Als u langzaam eet heeft het lichaam de tijd om een signaal door te geven dat u verzadigd bent. Door langzaam en bewust te eten zorgt u er ook voor dat er minder lucht naar binnen komt; hetgeen een opgeblazen buik en winderigheid voorkomt. Regelmatig eten Regelmatig eten wil zeggen; op vaste tijden en bij voorkeur overdag. Het is belangrijk om regelmaat aan te brengen in de dag. Probeer dagelijks op (ongeveer) hetzelfde tijdstip te ontbijten, te lunchen en de avondmaaltijd te nuttigen. Zo ontstaat er een bepaald ritme. Goed kauwen Probeer op iedere hap goed en bewust te kauwen. Door goed te kauwen tijdens het eten vergemakkelijkt de spijsvertering. Dit komt doordat er meer speeksel en spijsverteringssappen worden aangemaakt. Door goed te kauwen eet u langzamer en bent u ook eerder verzadigd. Dit komt omdat u aandachtiger met het eten bezig bent en daardoor voelt u eerder en beter wanneer er genoeg gegeten is. Liever niet drinken tijdens het eten Drinken tijdens het eten verdunt het maagsap, hierdoor kan het maagsap minder goed zijn werk doen. Drink hooguit een paar slokjes (lauw) water tijdens het eten om eventuele voedingssupplementen mee in te nemen. 65

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

-

Zorg ervoor dat er in rust gegeten wordt Zorg dat u geen afleiding heeft van radio, televisie of een boek. Dit leidt tot minder goed kauwen, sneller eten en meer eten. Ook kan veel praten tijdens het eten afleiden. Probeer tijdens het eten de aandacht te richten op uw voeding. Proef de smaken die vrijkomen tijdens het kauwen en ruik de geuren die van het eten afkomen. 2,3,8,18

66

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 12: tabel gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag Voedingscentrum 20-50 jaar 5-7 sneetjes

Voedingsadvies bij lichte darmproblemen 20-50 jaar 4-6 sneetjes brood Bij voorkeur variatie in de broodsoorten

Aardappelen (of rijst, pasta, peulvruchten)

150-250 gram 3-5 aardappelen of 3-5 opscheplepels rijst/pasta/peulvruchten

150 gram 3 aardappelen 3 opscheplepels granen of pasta Bij voorkeur variatie in de graan- en pastasoorten

Peulvruchten

-

2-3 groentelepels per week

Groente

200 gram

400 gram

Fruit

2 stuks

2-3 stuks

Zuivel

400 ml melk (producten) en 20 gram kaas (1 plak) 100-120 gram

2-3 porties zuivel (inclusief kaas) Bij voorkeur zure melkproducten

-

2-3x per week

Brood

Vlees(waren), vis, kip, ei of vleesvervangers

Eieren

Vleeswaren: bij voorkeur magere varianten Max. 5x per week vlees: 75 gram gaar - waarvan 2x rood vlees en 3x gevogelte Min. 2x per week vis: 100 gram gaar - waarvan 1x vette vis Vleesvervangers: naar eigen keus

Halvarine, 20-35 gram margarine, bak- en braadproducten

Roomboter gebruiken voor op brood Olijfolie gebruiken als bak- en braadvet Koudgeperste olie gebruiken als dressing

Dranken

1,5 liter

± 2 liter Bij voorkeur koolzuurvrij water en (kruiden)thee

Noten, pitten en zaden

-

1 handje noten/pitten en 1 eetlepel zaden Bij voorkeur ongebrande noten, pitten en zaden 1 portie notenpasta/zadenpasta op brood

67

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 13: keuzetabel bij (optimaal) voedingsadvies Product

Varianten (vezelgehalte per 100 gram)

Brood / knäckebröd 1 snee brood = 35 gram 1 knäckebröd = 10 gram

Allisonbrood, knäckebröd vezelrijk (24g), roggebrood (6g), rogge knäckebröd*, speltbrood*, volkorenbrood (6,8g), volkoren knäckebröd (15,5g)

Belegsoorten

Ook keuze in gist- of zuurdesembrood*. Appelstroop, avocado, cottage cheese, gekookt ei, geiten(smeer)kaas, humus*, hüttenkäse, (smeer)kaas, kipfilet, noten- en zadenpasta’s*, rookvlees, sandwichspread, schapen(smeer)kaas, tapenade, vegetarisch beleg

Zuivel

Biogarde, geitenkwark, geitenyoghurt, karnemelk, kefir, naturel kwark, naturel yoghurt

Fruit

Aardbeien (2,2g), ananas (1,2g), appels (2,3g), bananen (2,7g), blauwe bessen (8,4g), bosbessen (8,4g), dadels vers (3,6g), frambozen (7,4g), grapefruit (1,4g), peren (2,1g), pruimen (2,2g), pruimen gedroogd (16,1g), rode bessen (8,2g), sinaasappels (8,2g), vijgen (2,0g), vijgen gedroogd (18,5g)

Groente (gekookt) 2 groentelepels = 100 gram

Andijvie (4,5g), artisjok (1,5g), asperges (0,5g), aubergine (2,5g), boerenkool (2,5g), bloemkool (1,5g), broccoli (4,1g), doperwten (4,7g), mais (2,5g), peultjes (2,5g), prei (4g), rode bieten (2,9g), rode kool (2,9g), snijbonen (4,2g), sperziebonen (3,7g), spinazie (3,3g), spruitjes (2,6g), tuinbonen (4,7g), witlof (1,4g), wortels (2,8g), zuurkool (3,2g)

Rauwkost (rauw) 1 schaaltje = 70 gram

Avocado (0,2g), bleekselderij (1,8g), ijsbergsla (2,8g), komkommer (0,7g), paprika (2,2g), postelein (2,5g), radijs (1g), taugé (3,5g), tomaat (1,4g), veldsla (2,5g), venkel (2,4g), witlof (1,4g), wortels (3,3g),

Peulvruchten (gekookt) 1 groentelepel = ± 60 gram

Bruine bonen (11,4g), kapucijners (8g), kidneybonen (7g), kikkererwten (6,7g), linzen* (5,3g), witte bonen 11,4g), zwarte bonen* (7g)

Granen (rauw) 2 opscheplepels = 100 gram

Couscous (1,3g), gerst (11,9g)*, gierst (3,8g)*, kamut (11,8g)*, quinoa (6,6g)*, spelt (8,8g), zilvervliesrijst (1,4g) Vezelgehalte van granen via www.limafood.nl

68

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Pasta

Volkoren varianten

Vlees / gevogelte / vis / vleesvervangers

Vlees (zoals: biefstuk, fricandeau, hamlappen, tartaar) Gevogelte (zoals: kalkoen- of kipfilet) Vis (zoals: haring, kabeljauw, makreel, tonijn, zalm) Vleesvervanger (zoals: tempé, tofu, vegetarische burger)

Eieren

Het eerste cijfer op het ei geeft aan door wat voor kippen het gelegd is: 0 = biologische kippen, 1 = vrije uitloop kippen, 2 = scharrel kippen, 3 = leg kippen Eicodes van www.eicode.nl

Vetten

Koudgeperste olie (lijnzaadolie*, walnotenolie*, pompoenpitolie*: niet verhitten), olijfolie, roomboter

Dranken

Bouillon, groentesap, koolzuurvrij water, (kruiden)thee, vruchtensap (ongezoet), zure melkproducten

Noten, pitten en zaden 1 handje = 25 gram

Cashewnoten (7,7g), hazelnoten (8,2g), lijnzaad (34,8g), paranoten (9g), pompoenpitten, sesamzaad (3g), walnoten (7,9g), zonnebloempitten (7,4g)

* verkrijgbaar in de natuurvoedingswinkel

71,83

69

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 14: klachtenregistratie formulier Naam:…………………………………………………………………………………………... Datum:…………………………………………………………………………………………..

Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef aan wat voor u van toepassing is. Puntenschaal: 0 = nooit (0 dagen per week) 1 = af en toe (1-2 dagen per week) 2 = regelmatig (3-5 dagen per week) 3 = altijd (6-7 dagen per week)

SPIJSVERTERING

Score

Winderigheid Pijnlijke (harde) buik Opgeblazen gevoel in de buik Krampen in de buik Rommelingen in de darmen ONTLASTING

Score

Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig Ontlasting met: slijm / bloed Obstipatie / diarree Onverteerde resten in ontlasting

Frequentie ontlasting per week: …… keer per week

70

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Tijdens onze stage bij de natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal werd er veel gebruikt van een registratieformulier om de klachten van de cliënt in kaart te brengen. Door het invullen van dit formulier krijgt zowel de diëtist als de cliënt inzicht in de ernst van de klachten. Door dezelfde vragenlijst na een aantal weken opnieuw in te laten vullen kan er gezien worden of en in welke mate de klachten zijn verbeterd. Wij hebben deels gebruik gemaakt van de klachtenregistratie van Gottswaal.

Toelichting bij vragenlijst klachten -

-

-

-

-

Winderigheid Winderigheid ontstaat door vertering van vooral voedingsvezels door de darmflora. Bij de vertering zetten zij namelijk het voedsel om in gassen. Dagelijks worden er honderden milliliters gas geproduceerd. 99% daarvan is geurloos. Als de spijsvertering niet optimaal is kan dat ook leiden tot (extra) winderigheid. Voor aandachtspunten tijdens het eten (zie bijlage 11). Harde (pijnlijke) buik Een harde (pijnlijke) buik kan als gevolg van obstipatie ontstaan. Omdat de faeces langer in de darm blijft en daardoor indikt. De buik kan hard en gevoelig zijn bij aanraking. Opgeblazen gevoel in de buik Een opgeblazen gevoel in de buik kan als oorzaak hebben dat er teveel lucht is ingeslikt tijdens het eten, door (veel) te praten. Een andere oorzaak kan dysbiose zijn (zie bijlage 7). Krampen in de buik Buikkrampen kunnen komen door een gebrekkige vertering. Ook een overprikkeling van bepaalde voeding kan buikkrampen veroorzaken. Rommelingen in de darmen Rommelingen kunnen ontstaan door een dysbiose in de darm (zie bijlage 7). Met name dysbiose door rotting of door fermentatie spelen een belangrijke rol bij het veroorzaken van rommelingen in de darm. 2,8,15,18,21

Toelichting bij vragenlijst ontlasting Aan de faeces kunnen een aantal waarnemingen worden gedaan: -

-

Geur Deze is afhankelijk van het soort voeding dat is gegeten/gedronken. Ook de spijsvertering speelt hierbij een (belangrijke) rol. Een zurige lucht kan duiden op een slechte koolhydraatvertering. Een ammoniak lucht kan de oorzaak zijn van een gebrekkige eiwitvertering. Kleur Deze wordt voornamelijk bepaald door gal, maar ook voeding kan van invloed zijn op de kleur. Onder normale omstandigheden is deze: bruin bij vlees eten en bruin/geel bij geen vlees eten. 71

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

-

-

-

Vorm en consistentie Normaal is deze gebonden en worstvormig. Onder abnormale omstandigheden en onder invloed van voeding kan deze echter vormloos zijn en waterig dun, brijachtig of hard zijn. Als er sporen van de faeces blijven plakken in het toilet kan dit duiden op een onvolledige vertering van vetten. Slijm en/of bloed Slijm en/of bloed in de faeces kan heel onschadelijk zijn in het geval van aambeien. Maar slijm en/of bloed in de faeces kan ook duiden op bijvoorbeeld een ernstigere oorzaak (zoals dikke darmkanker). Obstipatie of diarree Zie bijlage 1 Onverteerde resten Als er in de faeces nog onverteerde resten van voedsel te zien zijn kan dat wijzen op onvoldoende vertering. Dit kan komen doordat er niet goed gekauwd wordt op de voeding, maar het kan ook te wijten zijn aan een verteringsstoornis. 2,7-8,15,18

72

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 15: 5-stappenplan bij lichte darmproblemen Onderstaande 5 stappen zijn essentieel ter verbetering van uw darmproblemen. Door het volgen van deze stappen zult u uw spijsvertering aanzienlijk verbeteren (dit kan zich bijvoorbeeld uiten in minder last van winderigheid of krampen).

Stap 1 Vermijd zoveel mogelijk suiker, suikerrijke producten en alcohol Het is aan te bevelen zo veel mogelijk suiker en suikerrijke producten geleidelijk uit uw dagmenu te laten. Suiker kan gaan gisten en kan voor gasvorming (winderigheid) zorgen. Bovendien kan overmatig gebruik van suiker en/of zoetstoffen leiden tot diarree. Wij raden aan het gebruik van alcohol de komende vier weken te mijden, aangezien alcohol de darmwand irriteert. Door het vermijden van suiker en alcohol verbetert u tegelijkertijd de kwaliteit van uw dagelijkse voeding. Stap 2 Neem de juiste voedingsvezels en verhoog de hoeveelheid voedingsvezels Voedingsvezels leveren nauwelijks energie, maar zijn wel essentieel voor het optimaal functioneren van de darm en de gunstige bacteriën die leven in de darm. Wij raden aan om de hoeveelheid voedingsvezels in uw dagelijkse voeding te verhogen. Dit kunt u bereiken door te kiezen voor volkoren varianten, peulvruchten en door het verhogen van met name de hoeveelheid (gekookte of gestoomde) groenten en rauwkost. Het beste is een mix van zowel oplosbare als onoplosbare voedingsvezels. Deze mix van voedingsvezels vindt u vooral in aardappelen, fruit, groenten, granen en peulvruchten terug. Stap 3 Drink voldoende vocht Doordat voedingsvezels veel vocht opnemen is het belangrijk dat u voldoende drinkt: zo’n 2 liter per dag. Drink bij voorkeur koolzuurvrij water of (kruiden)thee. Ook groente- en vruchtensappen en melk(producten) tellen mee. Drink bij voorkeur tussen de maaltijden in. Stap 4 Zorg voor voldoende ontspanning / lichaamsbeweging Zorg voor voldoende ontspanning en beweging en probeer stress te vermijden. Stress heeft een negatieve invloed op de ernst van de lichte darmproblemen. Voldoende lichaamsbeweging (± 30 min per dag) is erg van belang, vooral voor mensen die last hebben van obstipatie. Door te bewegen wordt de passagetijd van de darm versneld waardoor de ontlasting op gang wordt gebracht. Lichaamsbeweging helpt ook bij het reduceren van stress. Stap 5 Probeer langzaam en bewust te eten en kauw goed Door te snel te eten kunnen er onvoldoende spijsverteringsenzymen aan worden aangemaakt. Deze enzymen zijn nodig bij de spijsvertering. 73

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

De spijsvertering begint al in de mond. Als u langzaam en bewust eet zorgt u er ook voor dat er minder lucht naar binnen komt en dat voorkomt weer een opgeblazen buik. Door goed te kauwen verbetert u de spijsvertering, ook raakt u hierdoor eerder verzadigd.

74

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 16: cliënten van het praktijkonderdeel Wat viel op? - Cliënten hebben over het algemeen weinig inzicht in overige factoren die naast voeding een negatieve invloed hebben op de darmwand en darmflora, waaronder roken, lichaamsbeweging en stress. - Cliënten vonden het dagmenu er op het eerste gezicht simpel uitzien, maar nadat wij iedere stap zorgvuldig hadden toegelicht zagen zij het belang er wel van in. Wij adviseerden de cliënten niet op eigen houtje het dagmenu aan te passen zonder ons eerst te raadplegen, met het oog op mogelijke tekorten van bepaalde (micro)nutriënten. Hoe werd het dagmenu ontvangen? - Het dagmenu werd over het algemeen goed ontvangen. De meeste cliënten hadden geen idee hoeveel groenten zij op een dag aten en vonden 350 gram groenten bij de warme maaltijd in eerste instantie erg veel. Wij adviseerden dan ook om een weegschaal te gebruiken en toen bleek de hoeveelheid groenten voor de meeste cliënten wel haalbaar. Wat zijn de opmerkingen over het dagmenu? - De inname van suiker gedurende de dag wordt door veel cliënten zwaar onderschat. Veel voedingmiddelen bevatten onnodig toegevoegde suikers, zoals sauzen, vleeswaren en diverse salades. - Peulvruchten zijn over het algemeen niet gewild bij onze cliënten. Bij iedere cliënt hebben wij extra tips gegeven over het praktisch toepassen van peulvruchten. Denk hierbij aan het toevoegen van een eetlepel peulvruchten door de salade, zelfgemaakte humus (kikkererwtenpaté) of een maaltijdsoep op basis van peulvruchten. - De inname van drinkvocht wordt door de meeste cliënten onderschat. De cliënten drinken met moeite 1,5 liter aan vocht. Bij een vezelverhoging adviseren wij een (geleidelijke) verhoging van de hoeveelheid vocht tot ongeveer 2 liter. Door het vocht goed te spreiden gedurende de dag wordt het gemakkelijker om aan de aanbevolen hoeveelheid te komen. Hoe vinden de cliënten het klachtenregistratieformulier? - De cliënten hebben geen moeite met het invullen van het klachtenregistratieformulier. Het formulier spreekt voor zich en heeft geen extra uitleg nodig. - Door het invullen van het formulier krijgen de cliënten ook meer inzicht in de ernst en frequentie van de klachten. Wat zijn de opmerkingen over het klachtenregistratieformulier? - Het klachtenregistratieformulier beperkt zich alleen tot de darm en de faeces. Sommige cliënten hadden echter ook andere klachten, zoals vermoeidheid en maagklachten, waar verder niet naar werd gevraagd.

75

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voorbeelden van cliënten Meneer M. Leeftijd: 34 jaar Datum: 29-12-2006 Voedselovergevoeligheden: grapefruit Houdt niet van: vis, wortels, rode biet Beweging/sport: beweegt elke dag 20 minuten, doet niet aan sport Klachten: geen Ontlasting: brijige ontlasting (wisselend van consistentie)

Dietary history Ontbijt

groot glas vers geperste sinaasappelsap

In de loop van de ochtend

2 kopjes koffie met melk en zoetjes

Lunch

In de loop van de middag

Avondmaaltijd

In de loop van de avond

2 witte bolletjes Belegd met filet American 1 cup a soup champignon

2 kopjes koffie met melk en zoetjes 3 handjes chips 1 glas appelsap 2 porties vlees 150 gram groenten 250 gram gebakken aardappelen 2 eetlepels geraspte 48+ kaas 1 glas appelsap 1 portie chocolade mousse

1 glas zoete witte wijn 1 glas appelsap

76

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijzonderheden: - Meneer eet slechts 2 maaltijden per dag en neemt niet de moeite voor een tussendoortje - Meneer slikt dagelijks visvetzuren, aangezien hij geen vis lust Voeding berekend met de eetmeter (Voedingscentrum) Eiwit: 87 gram Vet: 61 gram Koolhydraten: 206 gram Totaal voedingsvezels: 18 gram Oplosbare vezels: 4 gram Onoplosbare vezels: 14 gram Totaal drinkvocht: 1200 ml

Vragenlijst klachten Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef aan wat voor u van toepassing is. Puntenschaal: 0 = nooit (0 dagen per week) 1 = af en toe (1-2 dagen per week) 2 = regelmatig (3-5 dagen per week) 3 = altijd (6-7 dagen per week)

SPIJSVERTERING

Score

Winderigheid Pijnlijke (harde) buik Opgeblazen gevoel in de buik Krampen in de buik Rommelingen in de darmen

1 0 2 0 0

ONTLASTING

Score

Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig Ontlasting met: slijm / bloed Obstipatie / diarree Onverteerde resten in ontlasting

0 3 2 0 0 0

Frequentie ontlasting: 6 tot 7x per week 77

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voorbeelddagmenu meneer M.

Ontbijt 1 schaaltje zuivel 2 stuks fruit in stukjes 1 eetlepel koudgeperste olie In de loop van de ochtend 2 kopjes koffie Lunch 4 sneetjes volkorenbrood Besmeerd met roomboter Keuze uit beleg Schaaltje rauwkost + eetlepel zaden 1 beker bouillon In de loop van de middag 2 handjes ongebrande noten/pitten ½ uur voor de avondmaaltijd: 1 stuk fruit Avondmaaltijd 350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost) 1 portie vlees / gevogelte / vleesvervanger 150 gram granen / pasta / aardappelen 1 eetlepel olijfolie (bereiding) Evt. 1 á 2 sauslepel(s) jus/saus Peulvruchten: ten minste 2 groentelepels per week In de loop van de avond 1 schaaltje zuivel 1 volkoren knäckebröd Beleg naar keuze Minimaal 2 liter vocht verspreid over de dag drinken: bij voorkeur tussen de maaltijden door

Dit dagmenu bevat: Energie:

2000 kcal

Voedingsvezels: waarvan:

39 gram 21 gram oplosbare voedingsvezels 18 gram onoplosbare voedingsvezels

78

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Mevrouw S. Leeftijd: 41 jaar Datum: 02-01-2007 Voedselovergevoeligheden: geen Houdt niet van: witte bonen, spruitjes Beweging/sport: beweegt elke dag 20 minuten, doet niet aan sport Klachten: buikpijn, krampen in de darm (diagnose dokter diverticulitis) Ontlasting: brijige ontlasting (neiging tot diarree)

Dietary history Ontbijt

In de loop van de ochtend Lunch

In de loop van de middag Avondmaaltijd

In de loop van de avond

2 sneetjes bruinbrood Belegd met 48+ kaas Kopje koffie met melk en suiker

2 kopjes koffie met melk en suiker 2 sneetjes fijn volkorenbrood Belegd met 48+ kaas en 40+ smeerkaas 1 kopje thee

schaaltje volle yoghurt met 2 schepjes suiker 1 kom soep Stoofschotel met groenten en vlees 150 gram witte rijst 1 glas water 1 stukje baklava

2 kopjes koffie met melk en suiker Glas vruchtensap 2 porties vruchtenyoghurt

79

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijzonderheden: - Mevrouw is van Turkse afkomst - Mevrouw heeft een zeer stressvolle baan Voeding berekend met de eetmeter (Voedingscentrum) Eiwit: 91 gram Vet: 64 gram Koolhydraten: 258 gram Totaal voedingsvezels: 17 gram Oplosbare vezels: 0 gram Onoplosbare vezels: 17 gram Totaal drinkvocht: 1100 ml

Vragenlijst klachten Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef aan wat voor u van toepassing is. Puntenschaal: 0 = nooit (0 dagen per week) 1 = af en toe (1-2 dagen per week) 2 = regelmatig (3-5 dagen per week) 3 = altijd (6-7 dagen per week)

SPIJSVERTERING

Score

Winderigheid Pijnlijke (harde) buik Opgeblazen gevoel in de buik Krampen in de buik Rommelingen in de darmen

1 1 2 1 1

ONTLASTING

Score

Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig Ontlasting met: slijm / bloed Obstipatie / diarree Onverteerde resten in ontlasting

2 3 2 0 1 0

Frequentie ontlasting: 11 tot 13 keer per week. 80

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voorbeelddagmenu mevrouw S.

Ontbijt 1-2 sneetjes brood Besmeerd met roomboter Keuze uit beleg In de loop van de ochtend Volkoren knäckebröd met beleg Minimaal ½ uur vóór de lunch: 1 stuk fruit Lunch 2-3 sneetjes brood Besmeerd met roomboter Keuze uit beleg Schaaltje rauwkost + eetlepel zaden In de loop van de middag Schaaltje yoghurt Minimaal ½ uur vóór de avondmaaltijd: 1 stuk fruit Avondmaaltijd 350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost) 1 portie vlees / gevogelte / vis / vleesvervanger 150 gram granen / pasta / aardappelen 1 eetlepel olijfolie (bereiding) Evt. 1 á 2 sauslepel(s) jus/saus Peulvruchten: ten minste 2 groentelepels per week In de loop van de avond 1 volkoren knäckebröd Keuze uit beleg Minimaal 2 liter vocht verspreid over de dag drinken: bij voorkeur tussen de maaltijden door Dit dagmenu bevat: Energie:

2000 kcal

Voedingsvezels: waarvan:

36 gram 17 gram oplosbare voedingsvezels 19 gram onoplosbare voedingsvezels

81

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Mevrouw C. Leeftijd: 25 jaar Datum: 30-12-2006 Voedselovergevoeligheden: geen Houdt niet van: tuinbonen, halvarine/margarine op brood Beweging/sport: beweegt elke dag 15 minuten, doet niet aan sport Klachten: winderigheid, buikpijn Ontlasting: harde en pijnlijke ontlasting

Dietary history Ontbijt

In de loop van de ochtend

Lunch

In de loop van de middag

Avondmaaltijd

In de loop van de avond

2 stuks knäckebröd Belegd met 30+ kaas 1 glas halfvolle melk

1 peer 2 kopjes thee 2 sneetjes volkorenbrood Belegd met kipfilet 1 glas water

1 appel 2 kopjes thee 1 portie vlees 200 gram groenten 100 gram gekookte aardappelen

1 plak ontbijtkoek 1 glas water

82

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijzonderheden: - Mevrouw is bezig met afvallen Voeding berekend met de eetmeter (Voedingscentrum) Eiwit: 70 gram Vet: 35 gram Koolhydraten: 195 gram Totaal voedingsvezels: 23 gram Oplosbare vezels: 11 gram Onoplosbare vezels: 12 gram Totaal drinkvocht: 950 ml

Vragenlijst klachten Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef aan wat voor u van toepassing is. Puntenschaal: 0 = nooit (0 dagen per week) 1 = af en toe (1-2 dagen per week) 2 = regelmatig (3-5 dagen per week) 3 = altijd (6-7 dagen per week)

SPIJSVERTERING

Score

Winderigheid Pijnlijke (harde) buik Opgeblazen gevoel in de buik Krampen in de buik Rommelingen in de darmen

2 2 0 0 0

ONTLASTING

Score

Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig Ontlasting met: slijm / bloed Obstipatie / diarree Onverteerde resten in ontlasting

0 3 3 0 2 0

Frequentie ontlasting: 2 tot 3 keer per week.

83

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voorbeelddagmenu mevrouw C.

Ontbijt 2 volkoren knäckebröd Keuze uit beleg 1 glas karnemelk In de loop van de ochtend 2 plakjes volkoren ontbijtkoek Minimaal ½ uur vóór de lunch: 1 stuk fruit Lunch 3 sneetjes brood Keuze uit beleg In de loop van de middag 1 handje ongebrande noten/pitten 1 bakje rauwkost + 1 eetlepel zaden Minimaal ½ uur vóór de avondmaaltijd: 1 stuk fruit Avondmaaltijd 350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost) 1 portie vlees / gevogelte / vis / vleesvervanger 150 gram granen / pasta / aardappelen 1 eetlepel olijfolie (bereiding) Evt. 1 á 2 sauslepel(s) jus/saus Peulvruchten: ten minste 2 groentelepels per week In de loop van de avond 1 schaaltje zuivel Minimaal 2 liter vocht verspreid over de dag drinken: bij voorkeur tussen de maaltijden door Dit dagmenu bevat: Energie:

1700 kcal

Voedingsvezels: waarvan:

35 gram 18 gram oplosbare voedingsvezels 17 gram onoplosbare voedingsvezels

84

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Mevrouw P. Leeftijd: 22 jaar Datum: 01-01-2007 Voedselovergevoeligheden: geen Houdt niet van: spruiten, champignons, paprika Beweging/sport: beweegt elke dag 30 minuten, sport 2 keer per week (fitness, squashen) Klachten: winderigheid, buikpijn, krampen, opgeblazen gevoel (diagnose dokter PDS) Ontlasting: harde, pijnlijke ontlasting

Dietary history Ontbijt

In de loop van de ochtend

Lunch

In de loop van de middag

Avondmaaltijd

In de loop van de avond

2 sneetje volkorenbrood Belegd met 1x filet American en 1x ham 1 beker water 1 beker thee

1 appel 1 beker thee 2 sneetje volkorenbrood Besmeerd met halvarine Belegd met 1x hagelslag en 1x appelstroop 2 bekers thee

1 sneetje volkorenbrood Belegd met 48+ kaas 1 beker thee 1 portie vlees 150 gram groenten 150 gram zilvervlies rijst 2 sauslepels ketjapsaus 2 bekers halfvolle melk

1 banaan 1 beker thee 85

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijzonderheden: - Mevrouw heeft periodes heel erg veel last van klachten, andere periodes is zij klachtenvrij Voeding berekend met de eetmeter van het Voedingscentrum Eiwit: 55 gram Vet: 25 gram Koolhydraten: 140 gram Totaal voedingsvezels: 26 gram Oplosbare vezels: 9 gram Onoplosbare vezels: 15 gram Totaal drinkvocht: 1750 ml

Vragenlijst klachten Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef aan wat voor u van toepassing is. Puntenschaal: 0 = nooit (0 dagen per week) 1 = af en toe (1-2 dagen per week) 2 = regelmatig (3-5 dagen per week) 3 = altijd (6-7 dagen per week)

SPIJSVERTERING

Score

Winderigheid Pijnlijke (harde) buik Opgeblazen gevoel in de buik Krampen in de buik Rommelingen in de darmen

3 2 2 1 2

ONTLASTING

Score

Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig Ontlasting met: slijm / bloed Obstipatie / diarree Onverteerde resten in ontlasting

1 3 2 0 2 1

Frequentie ontlasting: 2 tot 4 keer per week. 86

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Voorbeelddagmenu mevrouw P.

Ontbijt 2 sneetjes brood Besmeerd met roomboter Keuze uit beleg 1 glas karnemelk In de loop van de ochtend 1 glas groentesap Minimaal ½ uur vóór de lunch: 1 stuk fruit Lunch 2 sneetjes brood 1 volkoren knäckebröd Besmeerd met roomboter Keuze uit beleg In de loop van de middag 1 bakje rauwkost + 1 eetlepel zaden 1 kopje soep Minimaal ½ uur vóór de avondmaaltijd: 1 stuk fruit Avondmaaltijd 350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost) 1 portie vlees / gevogelte / vis / vleesvervanger 150 gram granen / pasta / aardappelen 1 eetlepel olijfolie (bereiding) Evt. 1 á 2 sauslepel(s) jus/saus Peulvruchten: ten minste 2 groentelepels per week In de loop van de avond 1 schaaltje zuivel 1 handje ongebrande noten/pitten Minimaal 2 liter vocht verspreid over de dag drinken: bij voorkeur tussen de maaltijden door Dit dagmenu bevat: Energie:

2000 kcal

Voedingsvezels: waarvan:

40 gram 18 gram oplosbare voedingsvezels 22 gram onoplosbare voedingsvezels

87

Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking

Bijlage 17: gegevens van instanties Voor bloedonderzoek op mogelijke voedselovergevoeligheid: Pro Health BV Telefoon: 0495 - 545000 Fax: 0495 - 550722 Website: http://www.prohealth.nl/ E-mail: [email protected]

KEAC (Klinisch Ecologisch Allergie Centrum) Telefoon 0495 - 451428 (ma, di en do 9.00-15.00 uur en woe van 9.00 tot 11.30 uur) Fax. 0495 - 451473 Website: http://www.keac.nl/ E-mail: [email protected]

ELN (Europees Laboratorium Voor Nutriënten) Telefoon: 030 - 2871492 Fax: 030 - 2802688 Website: http://www.europeanlaboratory.nl/ E-mail: [email protected]

Voor ontlastingsonderzoek RP-vitamino Telefoon: 0113 - 370170 Fax: 0113 - 370169 Website: http://www.rp-vitamino.com/ E-mail: [email protected]

ELN (Europees Laboratorium Voor Nutriënten) Telefoon: 030 - 2871492 Fax: 030 - 2802688 Website: http://www.europeanlaboratory.nl/ E-mail: [email protected]

Deze onderzoeken worden niet vergoed door de zorgverzekeraars.

88

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF