- VRG Gent

January 9, 2018 | Author: Anonymous | Category: Sociale wetenschappen, Recht, Staatsrecht
Share Embed Donate


Short Description

Download - VRG Gent...

Description

Inleiding tot het Belgisch publiekrecht - Lijst van te kennen basisbegrippen Les 1: Historische inleiding: Stemrecht: 1. VERKIEZINGEN (élections): p.435 1. Algemeen Een verkiezing is een verrichting waarbij de gerechtigde personen hun vertegenwoordigers in een orgaan aanduiden. In België kent men vijf soorten van rechtstreekse verkiezingen van politieke vertegenwoordigers: 1) de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers 2) de verkiezingen van de gemeenschaps- en gewestparlementen 3) de verkiezingen van het Europees Parlement 4) de provincieraadsverkiezingen 5) de gemeenteraadsverkiezingen De gemeente- en provincieraadsverkiezingen vinden op dezelfde dag plaats (om de zes jaar). Hetzelfde geldt voor de verkiezing van de Kamer (principieel om de 5 jaar), het Europees Parlement en – voor zover een bijzonder decreet of ordonnantie niet anders bepaalt – de gemeenschaps- en gewestparlementen (zie art. 117, derde lid GW) 2. Kies- en verkiesbaarheidsvoorwaarden a. Passieve kiesvoorwaarden: Voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om verkozen te worden tot lid van een bepaald orgaan. (i) Voor de Kamer van volksvertegenwoordigers -Belg zijn -het genot hebben van burgerlijke en politieke rechten -minimum 18 jaar zijn -zijn woonplaats hebben in België Vanaf verkiezingen van 2014 van de Kamer zijn er geen rechtstreeks verkozen senatoren meer. Zelfde voorwaarden als de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de Kamer om tot senator te kunnen worden aangewezen (ii) Voor de gemeenschaps- en gewestparlementen -Belg zijn -genot hebben van burgerlijke en politieke rechten -minimum 18 jaar zijn -zijn woonplaats hebben in België (iii) Voor het Europees Parlement -woonplaats hebben in 1 v/d lidstaten van de EU en ofwel Belg zijn ofwel onderdaan zijn van een andere lidstaat van de EU -zich niet bevinden in een der gevallen van uitsluiting of schorsing bedoeld in de artikelen 6 tot 9bis van het Kieswetboek of niet ten gevolge van een individuele, civielrechtelijke of strafrechtelijke beslissing in zijn staat van herkomst het stemrecht hebben verloren -zich geen kandidaat hebben gesteld bij dezelfde verkiezing in een andere lidstaat -minimum 21 jaar -ofwel Nederlandstalig zijn indien men zich aanmeldt voor het Nederlands kiescollege, ofwel Franstalig indien men zich aanmeldt voor het Franse kiescollege, ofwel Duitstalig indien men zich aanmeldt voor het Duitse kiescollege Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

1

(iv) Voor de provincieraad -Belg zijn -minimum 18 jaar -in het bevolkingsregister van een gemeente ingeschreven zijn -zich niet bevinden in een van de gevallen van uitsluiting of schorsing van het kiesrecht (v) Voor de gemeenteraad -Belg of EU-burger zijn die aan de actieve kiesvoorwaarden voor de gemeenteraadsverkiezingen voldoet -minimum 18 jaar zijn -in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven zijn -zich niet bevinden in een van de gevallen van uitsluiting of schorsing van het kiesrecht b. Actieve kiesvoorwaarden: Voorwaarden waaraan men moet voldoen om stemgerechtigd te zijn. (gelijk voor parlements-, Europese -, - voor de gemeenschaps- en gewestparlementen en de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen): -minimum 18 jaar zijn -niet verkeren in een der gevallen van uitsluiting bij wet bepaald  Vb. de personen die tot een criminele straf werden veroordeeld  Vb. de gerechtelijke onbekwaamverklaarden  Enz. Men moet Belg zijn voor de parlementsverkiezingen, de verkiezingen voor de gemeenschaps- en gewestparlementen en de provincieraadsverkiezingen. Voor de gemeenteraadsverkiezingen en Europese verkiezingen:  EU-onderdanen: indien ze zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente en ze hun wil te kennen hebben gegeven om dit stemrecht in België uit te oefenen  Niet-EU-onderdanen: indien ze  in de gemeente waar ze hun hoofdverblijfplaats hebben een schriftelijke aanvraag indienen met vermelding van hun nationaliteit en het adres van hun hoofdverblijfplaats;  ze een verklaring ondertekenen waarin ze zich ertoe verbinden de GW, de wetten van het Belgische volk en het EVRM na te leven;  gedurende minstens 5 jaar ononderbroken hun hoofdverblijfplaats in België hebben.

Les 2: Historische inleiding: Taalwetgeving: 2.FACILITEITENGEMEENTEN (communes à facilités): P. 141 + NUTTIG SCHEMA 1. Definitie: -een gemeente gelegen in een eentalig taalgebied, -waarvan de inwoners het recht hebben om, -in de gevallen die de wet bepaalt, in hun relaties met de overheid of het gerecht een andere taal te gebruiken (of aangesproken te worden) dan deze van het eentalig taalgebied. 2. Toelichting: Door indeling in taalgebieden worden bevoegdheden van de verschillende wetgevers inzake taalgebruik beperkt en wordt -ofwel voorrang van de taal van het eentalig gebied op alle andere talen -ofwel van het tweetalige karakter van het gebied (i.e. Brussel-Hoofdstad) gewaarborgd.

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

2

-Specifieke regeling op faciliteitengemeenten (gemeenten gelegen in eentalige gebieden waar door de overheden in beginsel de taal moet worden gebruikt van het taalgebied waarin deze gemeenten zijn gelegen. Maar, voor wat betreft de relatie tussen de burger en de overheid en het gerecht, kan door een wet het gebruik van een andere taal worden toegelaten of opgelegd) -Deze faciliteitengemeenten zijn:  de 6 Brusselse randgemeenten (faciliteiten voor de Franstaligen: berichten + mededelingen v/d plaatselijke diensten in het Ned. en het Frans. Akten in het Ned. en Frans., m.u.v. Wezembeek-Oppem en Sint-Genesius-Rode )  de 10 taalgrensgemeenten (faciliteiten voor de Nederlandstaligen of de Franstaligen: berichten + mededelingen v/d plaatselijke diensten in het Ned. en het Frans)  de 9 gemeenten van het Duitse taalgebied (faciliteiten voor de Franstaligen: in het Duits en het Frans)  de 2 gemeenten uit het Malmédyse (faciliteiten voor de Duitstaligen: in principe Frans, bijkomende bevoegdheid Duits.)  De inwoners van de taalgrensgemeenten, de Brusselse randgemeenten WezembeekOppem en Sint-Genesius-Rode, de gemeenten uit het Duitse taalgebied en de gemeenten uit het Malmédyse kunnen zonder bijkomende kosten en zonder verantwoording van hun aanvraag bij de dienst die de akte heeft opgemaakt een gewaarmerkte vertaling met waarde van uitgifte of van gelijkluidend afschrift verkrijgen. -In de faciliteitenregeling kunnen slechts wijzigingen worden aangebracht bij bijzondere meerderheid. (art. 129, § 2 Gw.) -De algemene vergadering van de RvS, afdeling bestuursrechtspraak, is bevoegd voor  Bestuursgeschillen  Evenals geschillen inzake de (t.g.v. de 6de staatshervorming ingevoerde) specifieke benoemingsprocedure van burgemeesters in de 6 Brusselse randgemeenten met faciliteiten voor de Franstaligen (Wemmel, Kraainem, Wezembeek-Oppem, Drogenbos, Linkebeek, SintGenesius-Rode).  Art. 160, derde lid Gw. bepaalt dat de nieuwe bevoegdheden van de algemene vergadering slechts gewijzigd kunnen worden mits aanname van een bijzondere meerderheidswet (‘betonnering’) 3. TAALGEBIED (région linguistique): P. 413 1. Definitie: -De grondwettelijke onderverdeling van het Belgische grondgebied in  een tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad  en een Nederlands, Frans en Duits taalgebied -bepaalt welke taal bij voorrang moet worden gebruikt in de aangelegenheden waarin het taalgebruik kan worden geregeld.

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

3

2. Toelichting: a. Indeling in taalgebieden -Art. 4 Gw  België omvat 4 taalgebieden (zie ‘definitie’) -Elke gemeente maakt deel uit van een van deze taalgebieden -De grenzen van een taalgebied kunnen slechts worden gewijzigd door een bijzondere wet -Nederl. taalgebied (eentalig): provincies A’pen, Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant -Franse taalgebied (eentalig): provincies Henegouwen, Luxemburg, Namen, Luik (m.u.v. Duitse taalgebied) en Waals-Brabant -Brussel-Hoofdstad (tweetalig): 19 Brusselse gemeenten -Duitse taalgebied (eentalig): gevormd door 9 gemeenten in de provincie Luik b. Functie Indeling in taalgebieden -houdt een beperking in van de bevoegdheden v/d verschillende wetgevers inzake taalgebruik -vormt de grondwettelijke waarborg van  ofwel de voorrang van de taal van het eentalige gebied op alle andere talen  ofwel van het tweetalige karakter van het gebied (Brussel-Hoofdstad) c. Regeling v/h taalgebruik -in beginsel is taalgebruik vrij (art. 30 Gw.) -vrijheid sterk genuanceerd voor het gebruik der talen in de ‘publieke sfeer’. Art. 30 Gw: wet kan het taalgebruik regelen voor  de handelingen van het openbaar gezag  gerechtszaken Art. 129 Gw: taalgebruik kan eveneens worden geregeld door een gemeenschapsdecreet voor  bestuurszaken  het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen  de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel  de door de wet en verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen (Art. 130 Gw: taalgebruik in het onderwijs in Duitse taalgebied) d. Verticale en horizontale bevoegdheidsverdeling -Art. 30, 129, 130 Gw. hebben met elkaar gemeen dat ze de regeling vh taalgebruik voorbehouden a/d WM (Wetgevende Macht) -Federale parlement is bevoegd voor de regeling van het taalgebruik  in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad  in het Duitse taalgebied (m.u.v. het taalgebruik in het onderwijs)  in de faciliteitengemeenten  voor de diensten waarvan de werking verder reikt dan het taalgebied waarin zij zijn gevestigd, in de door de wet aangewezen federale en internationale instellingen waarvan de werking gemeen is aan meer dan een gemeenschap en voor de handelingen van het openbaar gezag die buiten begrip ‘bestuurszaken’ vallen (bv. Gerechtszaken en leger) -Parlementen v/d Vlaamse en Franse gemeenschap zijn bevoegd voor de regeling van  het taalgebruik in bestuurszaken  onderwijszaken  sociale betrekkingen in respectievelijk de gemeenten zonder specifieke taalregeling in het Nederlandse en Franse taalgebied Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

4

-Parlement v/d Duitstalige gemeenschap is enkel bevoegd voor de regeling van het taalgebruik in onderwijszaken in het Duitse taalgebied 4. TERRITORIALITEITSBEGINSEL (principe de territorialité): P. 423 1. Definitie: = het grondwettelijk principe dat de voorrang van de streektaal van een eentalig gebied of de tweetaligheid van een tweetalig gebied garandeert. Het territorialiteitsbeginsel heeft tot gevolg dat de bestuurstaal wordt bepaald door het gebied waar een bestuurshandeling of de mededeling ervan plaatsvindt. 2. Toelichting: -Sinds grondwetsherziening (1970) is België ingedeeld in 4 taalgebieden (art. 4 Gw.) -Elke Belgische gemeente behoort tot een van deze taalgebieden (incl. faciliteitengemeenten) -Art. 4 Gw. duidt de officiële talen per taalgebied aan en vormt een grondwettelijke waarborg voor de voorrang van een taal in de eentalige gebieden en voor de gelijkwaardigheid van twee talen in Brussel-Hoofdstad.  Overheid kan een andere taal gebruiken in de faciliteitengemeenten, ten behoeve van de inwoners, maar mag nooit de dominantie van de streektaal tenietdoen.  Verschillende taalwetten dienen conform dit grondwetsartikel te worden geïnterpreteerd. -RvS en GwH zien in art. 4 Gw. een bevestiging van het territorialiteitsbeginsel. -Het territorialiteitsbeginsel staat tegenover het personaliteitsbeginsel (bestuurstaal wordt bepaald door de burger) -het territorialiteitsbeginsel wordt als een van de grondslagen van de Belgische staatsinrichting beschouwd; wordt ook gebruikt voor  Bevoegdheidsverdeling in het federale België  De verkiezingen van de gemeenschaps- en gewestparlementen

Les 3: Historische inleiding: Verzorgingsstaat, federalisering: Geen

Les 4: Historische inleiding: federalisering en internationalisering: 5. FEDERALISME (fédéralisme): p. 147 + NUTTIG SCHEMA 1. Definitie -een staatsvorm waarbij in de schoot van een zelfde staat soevereine bevoegdheden worden verdeeld tussen het centrale gezag en de deelstaten van deze staat -met het doel deze deelstaten een ruime autonomie te verlenen -door ze staatsmachten toe te vertrouwen, die zij in de regel uitoefenen vrij van iedere hiërarchische band met het centrum. 2. Toelichting van de drie grote types van staatsvormen a. De eenheidsstaat (unitaire staat) -Het soevereine beslissingsrecht gaat enkel uit van de centrale overheid (alle macht exclusief uitgeoefend door 1 centrum) -verhindert niet dat de gezagsuitoefening op een of andere wijze wordt gedeconcentreerd of gedecentraliseerd. Deconcentratie en decentralisatie tasten het formeel beslissingsrecht van de centrale overheid niet op fundamentele wijze aan

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

5

b. De confederale staat (confederatie) -een verbinding tussen staten, die hun eigen soevereiniteit behouden -komen bij verdrag overeen om bepaalde aangelegenheden gemeenschappelijk te regelen (in het bijzonder buitenlandse belangen en veiligheid) -verschilt in meerdere opzichten van een federatie: basis v/e confederatie is een verdrag (gesloten tussen autonome staten) en geen grondwet -beschikt meestal over beraadslagend orgaan, samengesteld uit diplomatieke vertegenwoordigers -veeleer beheerst door het internationaal recht dan door het grondwettelijk recht c. De federale staat -meest essentieel: autonomie van zijn componenten. -deelstaten hebben in beginsel bevoegdheid om zelf wetskrachtige normen uit te vaardigen (binnen de hen toekomende aangelegenheden) -gevolg: gelijktijdig verschillende rechtsordeningen aanwezig: federale rechtsordening en die van de deelstaten -in internationaal recht: deelstaten doorgaans niet gezien als afzonderlijke rechtspersonen. -Federale staat heeft volgende kenmerken (1 of meer):  Tweekamerstelsel (bicameralisme) -ene kamer vertegenwoordigt de federale staat, de andere kamer de deelstaten -hervorming Belgische tweekamerstelsel in 2014: Senaat wordt omgevormd tot een dergelijke ‘deelstatelijke’ kamer. (Senaat wordt bijna exclusief samengesteld uit vertegenwoordigers van de deelstaatparlementen) 

Residuaire bevoegdheden naar de deelstaten -gemeenschappen en gewesten zijn bevoegd voor de residuaire bevoegdheden (art.35 Gw.) -deze bepaling bevat een overgangsbepaling, waardoor ze slechts in werking kan treden nadat de Grondwet 1. De exclusieve bevoegdhedenlijst van de federale overheid heeft vastgelegd 2. Een bijzondere wet de uitoefening van de residuaire bevoegdheden heeft geregeld



Aanwezigheid van een grondwettelijk hof -Belgisch GwH ziet toe op de naleving door de verschillende wetgevende machten van de bevoegdheidsverdelende regels en de fundamentele rechten en vrijheden



Medebeslissingsrecht voor de deelstaten bij het vaststellen van hun bevoegdheden en hun statuut -fundamentele regels inzake de staatsstructuur kunnen niet worden gewijzigd zonder de instemming van de Senaat. -ook op basis van de constitutieve autonomie beschikken de deelgebieden over een zekere vorm van medebeslissingsrecht

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

6

6. GEMEENSCHAP - Gewest (communauté - région): P. 163 1. Definitie: In de Belgische staatsordening worden de centrale bevoegdheden door drie instanties uitgeoefend: -de federale staat -de gemeenschappen -Vlaamse -Franse -Duitstalige -de gewesten - Vlaams - Waals - Brussels Hoofdstedelijk 2. Toelichting a. Territoriale bevoegdheidsverdeling ‘’ = ‘bevoegd in’ 3 gemeenschappen: -Vlaamse Gemeenschap  het Nederlandse taalgebied (wat overeenkomt met het grondgebied van het Vlaams Gewest) en in de 19 Brusselse gemeenten (indien de instellingen die wegens hun activiteiten of hun organisatie moeten worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap) -Franse Gemeenschap  geldt hetzelfde, maar Franse Gemeenschap is niet bevoegd in het Duitse taalgebied -T.a.v. de Brusselse instellingen die niet kunnen worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse of Franse Gemeenschap en t.a.v. de individuele Brusselaars, is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de instantie die de gemeenschapsbevoegdheden in Brussel uitoefent. T.g.v. de 6de staatshervorming worden de bevoegdheden van de Gemeensch. Gemeenschapscommissie aanzienlijk uitgebreid -Duitstalige Gemeenschap  Duitse taalgebied 3 gewesten: -Vlaams Gewest omvat het grondgebied van de Vlaamse provincies -Waals Gewest omvat het grondgebied van de Waalse provincies  Het Duitse taalgebied maakt dus deel uit van het grondgebied van het Waals Gewest -Brussels Hoofdstedelijk Gewest omvat de 19 Brusselse gemeenten. b. Materiële bevoegdheidsverdeling De federale staat beschikt vooralsnog over de residuaire bevoegdheden, de gemeenschappen en gewesten vooralsnog enkel over de toegewezen bevoegdheden (art. 35 Gw.) (i) Gemeenschapsbevoegdheden (Gemeensch onder meer –geheel of gedeeltelijk- bevoegd voor): 1. Culturele aangelegenheden (vb. beleid inzake radio en televisie) 2. Onderwijs 3. Persoonsgebonden aangelegenheden (vb.bijstand aan personen, justitiehuizen, kinderbijslag) 4. Regeling van het taalgebruik in bepaalde aangelegenheden 5. Samenwerking tussen de gemeenschappen, de gewesten en de federale overheid en instemming met de verdragen in de hun toegewezen bevoegdheden 6. De organisatie en de uitoefening van het administratief toezicht op handelingen van gedecentraliseerde overheden wat de aangelegenheden betreft waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn 7. Wetenschappelijk onderzoek in de hun opgedragen aangelegenheden 8. Internationale betrekkingen in de hun opgedragen aangelegenheden Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

7

t.g.v. de 6de staatshervorming verkrijgt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de bevoegdheid om een aantal gemeenschapsbevoegdheden uit te oefenen (vb. financiering en subsidiëring van de gemeentelijke sportinfrastructuur) (ii) Gewestbevoegdheden (Gewesten onder meer –geheel of gedeeltelijk- bevoegd voor): 1. Ruimtelijke ordening 2. Leefmilieu en waterbeleid 3. Landinrichting en natuurbehoud 4. Huisvesting 5. Landbouwbeleid en de zeevisserij 6. Economisch beleid 7. Energiebeleid 8. Ondergeschikte besturen 9. Tewerkstellingsbeleid 10. Openbare werken en vervoer 11. Dierenwelzijn 12. Verkeersveiligheidsbeleid 13. Wetenschappelijk onderzoek in de hun opgedragen aangelegenheden 14. De organisatie en de uitoefening van het administratief toezicht op de handelingen van de gedecentraliseerde overheden, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de aangelegenheden waarvoor de federale overheid of de gemeenschapsoverheid bevoegd is 15. De samenwerking tussen de gemeenschappen, de gewesten en de federale overheid in de hun toegewezen bevoegdheden 16. Internationale betrekkingen in de hun opgedragen aangelegenheden -Op basis van art. 138 G.W heeft Franse Gemeenschap een aantal van haar bevoegdheden overgedragen aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie in Brussel. - Daarnaast Waals Gewest bevoegdheden overgedragen aan de Duitstalige Gemeenschap (op basis van artikel 139 Gw.) - Op basis van art. 137 G.W worden bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest uitgeoefend door dezelfde organen, m.n het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering.

Les 5: Geen

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

8

Les 6: Rechtsbescherming; Essentiële kenmerken: scheiding der machten, representatieve en parlementaire democratie, rechtsstaat, monarchie en federale staat: 7. EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID (exception d’illégalité): p. 137 1. Definitie = de grondwettelijke verplichting voor elke rechter – ook de administratieve rechtscolleges – -om de besluiten en verordeningen van alle administratieve overheden (administratieve rechtshandelingen) buiten toepassing te laten, -wanneer zijn niet met een hogere rechtsnorm overeenstemmen. 2. Toelichting -opgenomen in artikel 159 Gw - geldt voor de hoven en rechtbanken, dus niet voor de administratieve overheid (admin overh kan dus niet beslissen om een bepaald besluit of bepaalde verordening niet toe te passen omdat het volgens haar onwettig zou zijn) -Gelijkenis EvO – annulatieberoep bij de RvS, afdeling bestuursrechtspraak  De rechtsonderhorige beschermen tegen onwettige administratieve rechtshandelingen -Belangrijke verschilpunten EvO – annulatieberoep bij de RvS, afdeling bestuursrechtspraak  Annulatieberoep bij RvS kan leiden tot de vernietiging van de administratieve rechtshandeling  de administratieve rechtshandeling erga omnes uit het rechtsverkeer gehaald  Bij EvO gaat het om een buiten beschouwing laten (niet-toepassen in de concrete zaak) van de administratieve rechtshandeling. In alle andere situaties blijft die dus gelden.  Vernietiging door de RvS werkt retroactief (de vernietigde administratieve rechtshandeling wordt geacht nooit te hebben bestaan)  EvO werkt enkel voor de toekomst (ex nunc)  Annulatieberoep moet binnen een termijn van 60 dagen na bekendmaking, betekening of feitelijke kennisname worden ingesteld  EvO kan in beginsel ten allen tijde worden ingeroepen -Discussie omtrent draagwijdte van artikel 159 Gw. tussen de gewone hoven en rechtbanken en de RvS: Volgens RvS kan artikel 159 Gw. enkel toegepast worden op verordenende en niet op beschikkende administratieve rechtshandelingen. Beschikkende administratieve rechtshandelingen die niet binnen de termijn van 60 dagen worden aangevochten, zijn volgens de RvS dus definitief rechtsgeldig. Hun wettelijkheid kan niet meer worden aangevochten, ook niet via EvO. De gewone hoven en rechtbanken volgen deze visie niet. - evolutie:  van een exceptie die ingeroepen moest worden door een partij  naar een verplichting voor de rechter om ambtshalve onwettige besluiten buiten beschouwing te laten

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

9

8. GRONDWETTELIJK HOF (cour constitutionelle): p.221 1. Definitie = (voorheen: Arbritragehof) een rechtscollege dat bevoegd is - om formele wetten te toetsen - aan de door of krachtens de Grondwet vastgestelde bevoegdheidsverdelende regels titel II van de Grondwet - en artikelen 170, 172 en 191 Gw. 2. Toelichting a. Ontstaansgeschiedenis Lange tijd wet in België onschendbaar:  Grondwet was wel hoogste norm - Wetgever besliste zelf over de interpretatie die de GW moest geven - Rechter laten beslissen over een conflict tussen wet-Grondwet = ondemocratisch (rechters worden niet verkozen) Staatshervorming 1980 maakte deze redenering onhoudbaar:  Deelgebieden krijgen een verregaande autonomie en konden wetskrachtige bepalingen aannemen (wet en decreet  zelfde rechtskracht)  Voor conflicten tussen beide moest een scheidsrechter gevonden worden  Arbitragehof (bevoegdheidsconflicten oplossen) Bevoegdheden Hof worden stapsgewijs uitgebreid:  Toetsen van formele wetten aan specifieke grondwetsartikelen  2007: naamswijziging naar ‘Grondwettelijk Hof’ (aangezien steeds meer kenmerken van een volwaardig grondwettelijk hof) Bevoegdheid, statuut en werking v/h GwH:  Geregeld in artikel 142 Gw en in de bijzondere wet van 6 jan. ’89 op het GwH b. Het GwH is een volwaardig rechtscollege -Valt niet onder de rechterlijke macht -Wel volwaardig rechtscollege: meeste principes die van toepassing zijn op gewone hoven en rechtbanken (recht op verdediging, motiveringsplicht, openbare terechtzitting,..) eveneens van toepassing op GwH -Bijzondere plaats in de Grondwet = verschil aanduiden tussen GwH, gewone hoven en rechtbanken en administratieve rechtscolleges

c. Samenstelling v/h GwH -Dubbele pariteit:  6 Nederlandstalige en 6 Franstalige rechters  Helft v/d rechters heeft juridische ervaring (als magistraat in het HvC of RvS, als referendaris in het GwH of als hoogleraar) en andere helft zetelt omwille van ervaring als parlementslid. -Nederlandstalige en Franstalige voorzitter (nemen om het jaar het voorzitterschap v/h Hof waar) -Rechters worden bijgestaan door referendarissen -2 griffiers -Zaken behandelen: 7 rechters volgens beurtrolsysteem

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

10

d. Bevoegdheid v/h GwH (i) Toetsingsvoorwerp -in beginsel enkel bevoegd om formele wetten (wetten, decreten, ordonnanties) te toetsen. -hanteert hierbij formeel criterium: alle handelingen die door een wetgever zijn goedgekeurd/bekrachtigd  onder toetsingsbevoegdheid GwH -Incl. bijzondere wetten, louter formele wetten, bekrachtigde bijzondere machtenbesluiten. -Excl. Administratieve rechtshandelingen zoals KB’s, besluiten van gemeenschaps- of gewestregeringen, gemeentelijke verordeningen -6de staatshervorming  GwH verkrijgt twee specifieke bevoegdheden waarbij toetsingsvoorwerp geen formele wet is. Hof wordt bevoegd om  grondwettigheid na te gaan van een door een gewest te organiseren volksraadpleging  grondwettigheid na gaan van een beslissing van de Controlecommissie inzake verkiezingsuitgaven waarbij sancties worden opgelegd aan kandidaten die verkozen zijn om te zetelen in de Kamer v volksvertegenwoordigers (ii) Toetsingsmaatstaf Bevoegd om formele wetten te toetsen aan:  Bevoegdheidsverdelende regels (regels die door of krachtens de GW zijn vastgesteld voor het bepalen van onderscheidende bevoegdheden van de federale staat, gemeenschapen en gewesten. Hoofdzakelijk in GW en aantal bijzondere wetten, soms ook in gewone wetten en KB’s. GwH bepaalt zelf of rechtsregel al dan niet een bevoegdheidsverdelende regel vormt)  Titel II van de Grondwet (incl. 10 en 11), artikelen 170/172 en art. 191 Gw.  10 (gelijkheid) en 11 (non-discriminatie): erg ruime interpretatie, deze twee maken integraal deel uit van elke bepaling die rechten en vrijheden waarborgt.  Federale loyauteit, (art. 143, §1 Gw)  Toetsingsmaatstaf kan worden uitgebreid via bijzondere wet, grondwetsherziening is niet nodig Toetsingsmaatstaf bij de voormelde ‘specifieke’ bevoegdheden vh GwH (zie hierboven) is evenwel ruimer. Zo kan het Hof bij de gewestelijke volksraadplegingen eveneens toetsen aan het organieke decreet/ordonnantie betreffende de gewestelijke volksraadplegingen. e. Toegang tot het GwH kan pas een arrest vellen nadat een vernietigingsberoep werd ingesteld of een prejudiciële vraag werd gesteld  GwH kan niet uit eigen beweging formele wetten toetsen op hun grondwettigheid. Belangrijkste bevoegdheden van het Hof: (i) Vernietigingsberoep (beroep tot vernietiging van een formele wet): -kan worden ingesteld door  De ministerraad of een gemeenschaps- of gewestregering  De voorzitters van de parlementen op verzoek van 2/3 van hun leden  Iedere natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang -slechts ontvankelijk wanneer zij worden gesteld binnen 6 maanden na bekendmaking van de formele wet in het BS.  voor een wetgevende akte tot goedkeuring van een verdrag = 60 dagen -Hof kan op vordering van de verzoekende partij de w/d/o (waartegen vernietigingsberoep werd ingesteld) geheel of gedeeltelijk schorsen als  ernstige middelen worden aangevoerd  en word aangetoond dat de onmiddellijke uitvoering van de bestreden formele wet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

11

(ii) Prejudiciële vragen -Indien een geschil voor een rechtscollege de vraag rijst of een w/d/o al dan niet in overeenstemming is met [Titel II, art. 170, 172, 191 of met bevoegdheidsverdelende regels]  prejud vraag aan het GwH -Hof mag die vraag niet beantwoorden indien een constituerend verdrag betreffende de Europese Unie of het EVRM instemming verkrijgt. -Geen verplichting tot stellen van een prejudiciële vraag in de volgende gevallen: 1. Indien bodemgeschil niet door het rechtscollege kan worden behandeld om • Reden van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid • Tenzij wanneer die redenen zijn ontleend aan normen die zelf het voorwerp uitmaken van het verzoek tot het stellen van PV 2. Indien GW reeds uitspraak heeft gedaan over een PV of vernietigingsberoep met identiek voorwerp 3. Indien vordering spoedeisend is en de uitspraak over de vordering slechts een voorlopig karakter heeft 4. Indien het een uitspraak over de handhaving van de voorlopige hechtenis betreft 5. Indien het rechtscollege meent dat het antwoord op de prejudiciële vraag niet onontbeerlijk is om uitspraak te doen 6. Indien de wet/d/o de [bevoegdheidsverdelende regels, titel II, art. 170, 172, 191] klaarblijkelijk niet schendt (3)(4) Geld niet wanneer ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van de w/d/o met de [bevoegdheidsverdelende regels, titel II, art. 170, 172, 191] én geen vraag of beroep met hetzelfde onderwerp bij het hof aanhangig is (5)(6) gelden niet voor HvC en RvS f. Gevolgen van een arrest v/h GwH - Vernietigingsarresten:  Absoluut gezag van gewijsde (erga omnes) vanaf hun bekendmaking in BS  Terugwerkende kracht, alle gevolgen van de w/d/o verdwijnen uit rechsorde, maar GwH kan die terugwerkende kracht van de vernietiging milderen -Prejudiciële arresten  Beperkt gezag van gewijsde  Slechts het rechtscollege dat de PV heeft gesteld en de rechtscolleges die in dezelfde zaak uitspraak doen, zijn verplicht prejudiciële arrest vh GwH te respecteren.  Wanneer GwH geoordeeld heeft dat w/d/o in strijd is met [zie hierboven] moet elke rechter, die in dezelfde zaak moet oordelen, die formele wet buiten beschouwing laten. Oordeelt het GwH daarentegen dat de w/d/o deze bepalingen niet schendt, dan moet elke rechter, die in dezelfde zaak moet oordelen er van uitgaan dat die formele wet in overeenstemming is met die bepalingen

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

12

9. MOTIVERING (motivation): p.289 1. Definitie = de weergave van de feitelijke en juridische redenen - waarop een administratieve rechtshandeling - of een rechterlijke uitspraak is gesteund. 2. Toelichting a. Motivering van administratieve rechtshandelingen (i) Materiële motivering: -beslissing moet steunen op redenen die rechtens en feitelijk aanvaardbaar zijn -alle administratieve rechtshandelingen moeten materieel gemotiveerd zijn (ii) Formele motivering: -redenen worden veruitwendigd door ze uitdrukkelijk in de akte zelf op te nemen (op een expliciete wijze de juridische en feitelijke redenen worden vermeld waarop de administratieve rechtshandeling afdoende gesteund is) -administratieve rechtshandelingen van individuele strekking (beschikkende admin rechtsh) moeten formeel (+ materieel) gemotiveerd zijn. is dit niet afdoende gebeurd:  Annulatieberoep bij RvS, tegen de beschikkende admin rechtsh  Art. 159: buiten beschouwing laten van de besch admin rechtsh door rechtscolleges b. Motivering van rechterlijke uitspraken -Art. 149 Gw.: elk vonnis moet met redenen omkleed zijn  Ook van toepassing op alle rechterlijke uitspraken, incl. administratieve rechtscolleges en hoven  Partijen in rechtsgeding moeten kunnen nagaan  Of de rechter alle door hen opgeworpen middelen heeft onderzocht  Welke de redenen zijn van de rechter om tot een bepaalde uitspraak te komen  Kortom: op grond van motivering:  Nagaan of rechter niet willekeurig tot uitspraak is gekomen  Partijen kunnen overwegen om de eventuele openstaande rechtsmiddelen tegen de uitspraak al dan niet uit te putten 10. OMBUDSMAN (médiateur): p.293 1. Definitie = een onafhankelijke instelling -met de hoofdzakelijke taak klachten over het onbehoorlijk functioneren van de overheid te onderzoeken -en vervolgens te trachten de standpunten van de overheid en klager te verzoenen. -Daarnaast kan hij algemene aanbevelingen formuleren over het functioneren van de overheid. 2. Toelichting (i) formele vs informele rechtsbescherming van de burger tegen de overheid  Formele rechtsbescherming: na het ontstaan van een geschil wordt via een jurisdictionele procedure een oplossing geboden  Informele rechtsbescherming: preventieve rechtsbescherming via preventieve mechanismen:  Uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen  Openbaarheid van bestuur  Ombudsman Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

13

(ii) Verschillende ombudsdiensten in België  Federale ombudsmannen  Ombudsman van Vlaamse Gemeenschap en van het Waalse Gewest  Ombudsmannen voor de federale overheidsbedrijven  Een Vlaamse Kinderrechtencommissaris + Franstalige tegenhanger  In heel wat gemeenten ombudsdiensten (iii) Taak ombudsdiensten -hoofdzakelijk het onbehoorlijke optreden van de overheid verhelpen, niet het onwettelijke optreden (= via jurisdictionele of administratieve beroepsorganen) -in hoofdzaak bemiddelingsfunctie  Niet juridisch afdwingbare anbeveling richten aan de overheid (wel kracht bijzetten door jaarlijkse publicatie) -onafhankelijkheid van de ombudsman: noodz om op geloofwaardige wijze tussen de betrokken overheid en de klager te kunnen bemiddelen

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

14

11. RAAD VAN STATE (Conseil d’Etat): p. 343 + NUTTIG SCHEMA (p.342-344) 1. Definitie = een rechtscollege sui generis, bestaande uit -enerzijds een afdeling bestuursrechtspraak die optreedt als hoogste administratief rechtscollege -en anderzijds een afdeling wetgeving die advies geeft aan de regeringen en parlementen. 2. Toelichting: a. Samenstelling RvS bestaat uit (i) de zetel, (ii) het auditoraat, (iii) het coördinatiebureau, (iv) de griffie (i) Zetel 44 leden: - 1ste voorzitter - Voorzitter - 14 Kamervoorzitters - 28 ‘gewone’ staatsraden  Zij geven de adviezen en vellen de arresten (ii) Auditoraat 80 leden: - Auditeur-generaal - Adjunct-auditeur-generaal - 14 eerste auditeurs-afdelingshoofden - 64 eerste auditeurs, auditeurs en adjunct-auditeurs Binnen de afdeling wetgeving: - Auditoraat onderzoekt de aan advies onderworpen tekst en brengt verslag uit - Neemt deel aan de zitting van de kamer waarop over de te adviseren tekst beraadslaagd wordt - Zorgt voor de nadere uitwerking en de verspreiding van de beginselen van de wetgevingstechniek Binnen de afdeling bestuursrechtspraak: - Auditoraat controleert de naleving van de maatregelen die het onderzoek door de RvS voorafgaan - Legt een verslag over de zaak neer - Geeft advies inzake de wijze van beslechting van de zaak op de terechtzitting  Dus niet betrokken bij de deliberatie zelf van de zaak - documentatie betreffende de rechtspraak en de adviezen van de RvS bijhouden, bewaren en ter beschikking stellen (iii) Coördinatiebureau 4 leden: - 2 eerste referendarissen-afdelingshoofden - 2 eerste referendarissen, referendarissen en adjunct-referendarissen  Houdt de stand van de wetgeving bij  Documentatie van het bureau ter beschikking stellen  Bereidt de coördinatie, de codificatie en de vereenvoudiging van de wetgeving voor

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

15

(iv) Griffie 1 hoofdgriffier en 25 griffiers - Vormt de controletoren van de RvS:  D.w.z. het praktische verloop van de procedures regelen  + een intermediaire rol vervullen tussen de RvS en de partijen (v) Andere - 10 assessoren/bijzitters (enkel in afdeling wetgeving omwille van deskundigheid) - een aantal gespecialiseerde diensten: • Bibliotheek • dienst informatica • algemene diensten die administratief, technisch of dienstpersoneel bevatten b. Afdeling wetgeving Verleent advies over voorontwerpen en voorstellen van wet, decreet of ordonnantie en over reglementaire besluiten aan de parlementen en de regering. Inwinnen van advies is in sommige gevallen een verplichting, in andere gevallen een mogelijkheid. (i) Wanneer kan/moet ze geraadpleegd worden? Facultatieve raadpleging: (kan) - voorzitter van een wetgevende vergadering → advies vragen - leden van de uitvoerende macht → advies vragen - eerste minister of de voorzitter van een gemeenschaps- of gewestregering kan de afdeling wetgeving belasten met het opmaken van de tekst van voorontwerpen/amendementen Verplichte raadpleging: (moet) - voorzitter van een wetgevende vergadering indien hij daartoe verzocht wordt door ten minste 1/3 van de leden van zijn vergadering - voorzitter van de Senaat, Kamer, Brussels Hoofdstelijk Parlement of van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie indien hij daartoe wordt verzocht door een meerderheid van de leden van de taalgroep - Voorzitter kamer/senaat indien 12 leden van parlementaire overlegcommissie daarom vragen - ministers van de federale/gemeenschaps-/gewestregeringen  uitz.: hoogdringendheid → beperkte advisering • uitz.:  voorontwerpen van louter formele wetten (begrotingswetten, ...) •tenzij ze internationale verdragen en samenwerkingsakkoord goedkeuren  ontwerpen van reglementaire besluiten (verordeningen) in geval van gemotiveerde hoogdringendheid •tenzij ze op basis van een opdrachtwet bestaande wettelijke bepalingen kunnen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen •hoogdringendheid kan hiervoor nooit ingeroepen worden (ii) Wat? - Het advies is louter adviserend maar heeft wel een groot moreel gezag. - Beoordeelt enkel legaliteit (juridisch-technisch aspect), niet de opportuniteit. - Indien het advies stelt dat het voorstel/ontwerp in strijd is met de bevoegdheidsverdeling tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten wordt de tekst overgemaakt aan het Overlegcomité. - Wanneer het gaat om een akte van de federale wetgever bepaalt de RvS de procedure die gevolgd dient te worden (mono-, bi- of gedeeltelijk bicameralisme) Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

16

(iii) Sanctie in geval van niet-nakoming van de adviesverplichting - Voor niet inwinnen van advies over voorontwerp van wet/decreet/ordonnantie: geen sanctie (enkel politieke) - over reglementaire besluiten & ongemotiveerde of ongegronde hoogdringheid → onwettigheid van het besluit→ kan aanleiding geven tot: • annulatieberoep bij de RvS, afdeling bestuursrechtspraak • toepassing van art. 159 G.W. (exceptie van onwettigheid) c. Afdeling bestuursrechtspraak (i) Annulatie- en schorsingsbevoegdheid Uitspreken over annulatieberoep gericht tegen beslissing van: - Administratieve overheid (veruit belangrijkst) - Akten/reglementen vd wetgevende vergaderingen of hun organen (bv ombudsman) - Rekenhof - Grondwettelijk Hof - Raad van State - Administratieve rechtscolleges, organen van de rechterlijke macht, Hoge Raad van Justitie met betrekking tot overheidsopdrachten en leden van hun personeel Deze handelingen vernietigen omwille van reden van: - Externe wettigheid: wettigheid die te maken heeft met de wijze waarop een beslissing tot stand is gekomen.  Onbevoegdheid van betrokken bestuur om die administratieve rechtshandeling te stellen  Schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten - Interne wettigheid: de wettigheid die te maken heeft met de inhoud van de beslissing  Schending van de wet: elke onwettigheid die betrekking heeft op de inhoud zelf van de administratieve rechtshandeling en waarbij die inhoud niet verenigbaar is met om het even welke hogere rechtsnorm  Machtsafwending: onwettigheid waarbij een bestuursorgaan de bevoegdheid die hem bij de wet tot het bereiken van een bepaald oogmerk van algemeen belang is gegeven, gebruikt voor het nastreven van een ander doel Annulatieberoep moet ingediend worden binnen de 60 dagen na bekendmaking/betekening bij RvS - retroactieve werking van vernietiging - Gezag van gewijsde werkt erga omnes Beschikt ook over de bevoegdheid de tenuitvoerlegging te schorsen - Is accessorium van annulatiebevoegdheid; slechts schorsen indien ook (gelijktijdig) annulatieberoep wordt ingediend - Twee cumulatieve voorwaarde:  verzoeker moet ernstige middelen aanvoeren die dit verantwoorden  onmiddellijke tenuitvoerlegging moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel berokkenen - kan alle maatregelen bevelen die nodig zijn ter bescherming van de belangen (voorlopige maatregelen):  van de partijen  van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak - Bevoegd om dwangsom uit te spreken

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

17

(ii) De Raad van State als administratief cassatierechter - Tenzij wetgever uitdrukkelijk hierover anders beslist heeft - RvS bevoegd om als cassatierechter kennis te nemen van alle beslissingen in laatste aanleg door administratieve rechtscolleges worden genomen. - Oordeelt in die hoedanigheid enkel in rechte en beslist niet zelf het geschil - Verwijst zaak daarna naar ander/zelfde administratief rechtscollege - Dergelijke procedure → onderworpen aan procedure van toelating = filter voor: • Beroep waarvan RvS niet bevoegd is • Zonder rechtsmacht • Zonder voorwerp • of kennelijk onontvankelijk (iii) De Raad van State als rechter in laatste aanleg - RvS onderzoekt het geschil helemaal opnieuw, zowel in feite als in rechte  Beroepen voorzien in gemeentekieswet, wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en in de OCMW-wet (OCMW’s onderling) - Vlaams Gewest betreft het voornamelijk verkiezingsbetwistingen - Oordeelt ook nog in die hoedanigheid over bepaalde geschillen betreffende de verkiezingen van het Europees Parlement (iv) Overige bevoegdheden Bv bevoegdheid om te oordelen over geschillen aangaande de dotaties aan politieke partijen 12. RECHTSTAAT (Etat de droit): p.367 1. Definitie = de staat waarin de gezagsdragers gehouden zijn door het objectieve – democratisch tot stand gekomen – recht -waarvan zij de toepassing verzekeren, -waarin de bevoegdheid van de gezagsdragers door de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers wordt beperkt -en waarbij de rechtsregels afdwingbaar zijn voor een onafhankelijke rechtbank. 2. Toelichting: -Machthebbers genieten niet van ongebreidelde macht  Macht halen uit democratische aanduiding (rechtsstaat is dus altijd een democratische staat, maar niet voldoende) -Regels, die op democratische manier tot stand kwamen, regelen de verhoudingen tussen burger en overheid -Overheid moet zich houden aan regels die ze zelf opstelde. -Regels moeten een aantal basisrechten respecteren:  Vb. Democratische meerderheid kan recht op vrije meningsuiting/recht op godsdienstvrijheid niet afschaffen  Democratische meerderheid moet aantal fundamentele rechten respecteren -effectieve rechtsbescherming nodig door onafhankelijke rechtbank (bij geschillen tussen burgers onderling of tussen burger en overheid) -afwezigheid van de mogelijkheid om elke strijdigheid van de wet met de Grondwet voor een rechtbank af te dwingen, lijkt geen beletsel om van een rechtsstaat te spreken

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

18

13. KONING (le Roi) p.249 1. Definitie De Koning is - het staatshoofd dat in ons land op grond van erfopvolging wordt aangesteld. -eveneens het hoofd van de federale uitvoerende macht en een tak van de federale wetgevende macht. 2. Toelichting a. Erfopvolging art. 85 Gw: -Lange tijd enkel mannen -Grondwetswijziging: uitsluiting vrouwen geschrapt b. Bevoegdheden (i) Tak van de (federale) wetgevende macht -nemen van wetgevende initiatieven met daaraan verbonden amenderingsrecht -wetten bekrachtigen en deelnemen aan de procedure tot herziening van de Grondwet (ii) Hoofd van de (federale) uitvoerende macht -wetten afkondigen en bekendmaken -sluit de zittingen van de Kamers -roept de kamers bijeen in buitengewone zitting of ontbindt ze -benoemen van ministers en rijksambtenaren -hij voert de wetten uit en staat in voor het algemeen beleid van het land c. Statuut (i) De Koning is onschendbaar en onverantwoordelijk Art. 88: Koning onschendbaar, ministers verantwoordelijk. - Onschendbaar = tegen de Koning kan geen rechtsgeding (nog burgerlijk nog strafrechtelijk) worden gevoerd. Wanneer burgerrechtelijke vordering betrekking heeft op vermogen van de Koning  Gerechtelijk wetboek bepaalt dat niet de Koning maar wel de intendant of administrateur van de civiele lijst wordt gedaagd. Art. 106: geen akte van de Koning gevolg kan hebben, wanneer ze niet medeondertekend is door een minister - Koning is politiek onverantwoordelijk: hij kan nog door de regering, noch door het Parlement uit zijn ambt worden ontzet (ii) De Koning is onbekwaam om alleen te handelen Art. 88: politieke onverantwoordelijkheid en ministeriële verantwoordelijkheid voor de handelingen van de Koning (iii) De Koning heeft geen persoonlijke macht Enkel bevoegdheden die samen met zijn ministers moeten worden uitgeoefend - Regering die de effectieve leiding van staatsbeleid heeft en daarbij formeel de naam van het ‘staatshoofd’ voert -Koning heeft geen macht, maar wel politieke invloed (recht om te worden geraadpleegd, om aan te moedigen, om te waarschuwen)

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

19

14. SCHEIDING DER MACHTEN (séparation des pouvoirs): p.399 + TE KENNEN SCHEMA p. 402!! 1. Definitie De scheiding der machten is -een ongeschreven grondwettelijke regel, -volgens dewelke de macht verdeeld is tussen -de wetgevende, uitvoerende en de rechterlijke macht -en elke macht gecontroleerd wordt door een tegenmacht. 2. Toelichting a. Algemeen -oorsprong: De l’esprit des lois van Montesquieu (1748)  ‘kwaliteit van een staatsvorm wordt bepaald door een verdeling van macht’  Elke mens misbruikt macht  Macht moet macht tegenhouden -principe SDM niet expliciet opgenomen in Belgische Grondwet, wel impliciet in verankerd (ongeschreven grondwettelijke regel)  bij de interpretatie ervan mag men niet ingaan tegen een geschreven grondwettelijke bepaling b. Bevoegdheden van de drie machten (i) Wetgevende macht (WM) -Taak: algemene juridische normen uitvaardigen  Bepaalt de regels die onze samenleving ordenen in overeenstemming met de Grondwet en de internationale verdragen  ook juridische afspraken tussen landen onderling (verdragen) moet WM goedkeuren -controleert UM, en veel minder direct ook de RM: via  ter verantwoording roepen van de regering  eventueel het vertrouwen van de regering ontzeggen  jaarlijkse goedkeuring begroting die UM en RM moet toelaten te werken  jaarlijkse vaststelling aantal militairen in dienst kunnen zijn (ii) Uitvoerende macht (UM) -Art. 37 Gw.: de UM berust bij de Koning -Art. 105 Gw.: Uitvoerende bevoegdheid is een toegewezen bevoegdheid ‘zoals door de Grondwet geregeld’  De residuaire bevoegdheid komt toe aan de wetgever  Besluiten van de UM moeten steeds hun grondslag in de Grondwet of in een wet vinden -Bevoegdheid kan algemeen omschreven worden als:  Bevoegdheid om de wetten uit te voeren  En het algemene beleid van het land te voeren (begroting opstellen en aan het federale parlement voorleggen, veiligheidsmaatregelen treffen, buitenlands beleid sturen,…) (iii) Rechterlijke macht (RM) -uitgeoefend door hoven en rechtbanken  Taak: het vellen van uitspraken over geschillen die bij hen aanhangig worden gemaakt  Niet: bevoegdheid om rechtsregels uit te vaardigen  Wel: hoven en rechtbanken lossen juridische geschillen op a.d.h.v. de door de WM en UM uitgevaardigde rechtsregels

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

20

-Geschillen:  Burgerlijke aard (contractgeschillen, echtscheidingsgeschillen,…)  Strafrechtelijke aard (diefstal, moord,…)  over ‘subjectieve rechten’ (geschillen over burgerlijke + politieke)  Geschillen over burgerlijke rechten (waaronder geschillen van strafrechtelijke aard) behoren volgens de GW bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de rechtbanken  Rechtbanken = hoven en rechtbanken bedoeld in de GW onder hoofdst. ‘Rechterlijke macht’  Geschillen over politieke rechten behoren volgens de GW tot de bevoegdheid van de gewone hoven en rechtbanken, tenzij de wet een ander rechtscollege bevoegd maakt ( administratief rechtscollege)  over ‘objectieve rechten’: niet gewone hoven en rechtbanken bevoegd, maar wel de RvS, afdeling bestuursrechtspraak en het Grondwettelijk Hof c. Geen dogmatische interpretatie van de scheiding der machten Geen strikte scheiding: ook controle en gewilde samenwerking. - WM/UM werken samen doordat zij beiden dienen op te treden voor de totstandkoming van wetten - UM wordt gerechtelijk gecontroleerd op de wettelijkheid van haar daden en parlementair op de politieke opportuniteit - Wetgever wordt gerechtelijk gecontroleerd op de verenigbaarheid met internationale normen en wordt door de UM onder druk gezet in regeringsontwerpen of -amendementen, met ultieme dreiging het vallen van de regering en mogelijks nieuwe verkiezingen - RM moet via de openbaarheid en de motiveringsplicht verantwoording afleggen, wordt benoemd door de uitvoerende macht en moet middelen krijgen van de WM - RM ook t.a.v WM verantwoording zou moeten afleggen, wordt bediscussieerd; maar wel logisch gevolg v/h principe v/d SDM: iedere macht moet door de andere machten gecontroleerd worden d. De gemeenschappen en gewesten en de scheiding der machten -Beginselen inzake de SDM gelden ook voor gemeenschappen en gewesten -Enkele nuances:  Geen afzonderlijke rechterlijke macht voor de gemeenschappen en gewesten  Verhouding tussen de WM en UM is gelijklopend met die van de federale overheid, maar qua uitwerking op diverse punten afwijkend

MACHT Wetgevende Macht

INSTELLING Parlement en de Koning

Uitvoerende Macht

De Koning en De regering

Rechterlijke Macht

Hoven en Rechtbanken

SAMENSTELLING Parlement bestaat uit: -Kamer van volksvertegenwoordigers -de Senaat Regering bestaat uit: -de ministers -de staatssecretarissen o.a. de vrederechter, rechbank van 1ste aanleg, hof van assisen, hof van beroep, Hof van Cassatie

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

BEVOEGDHEID -maken van wetten -controleren van uitvoerende macht -heeft effectieve leiding van het land -voert de wetten uit Uitspraak doen over juridische geschillen

21

Les 7: Internationale rechtsorde: 15. EUROPESE UNIE (Union européenne): p. 121 1. Definitie De Europese Unie (EU) is - een economische en politieke internationale organisatie sui generis met rechtspersoonlijkheid, - bestaande uit 28 Europese staten, - die haar rechtsgrond vindt in het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, - en die over bevoegdheden beschikt die de lidstaten haar toekennen - met als doelstelling het creëren van een steeds hechtere unie tussen de verschillende Europese volkeren. 2. Toelichting: Zie bijlage 16. RICHTLIJN (directive): p.395 1. Definitie -Een richtlijn is een wetgevende handeling van de Europese Unie -die verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat -voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, -maar waarbij aan de nationale instanties de bevoegdheid wordt gelaten vorm en middelen te kiezen. 2. Toelichting EU kent volgende wetgevende handelingen:  Constitutionele verdragen  Verordeningen  Richtlijnen  Kaderbesluiten  Beschikkingen  Aanbevelingen en adviezen I.t.t. een verordening is een richtlijn niet rechtstreeks toepasselijk in de interne rechtsorde van een lidstaat van de EU  pas nadat de richtlijn door de lidstaat in de interne rechtsorde wordt omgezet dat deze haar volwaardige normatieve status krijgt Richtlijn bevat datum, tegen dewelke de omzetting ervan moet gebeurd zijn.  Indien omzetting niet tijdig gebeurt kan  in hoofde van de staat een verplichting en in hoofde van de burger een recht ontstaan  in die situatie kan een richtlijn toch directe werking verkrijgen  maar enkel in relatie burger-staat  niet rechtstreeks tussen 2 particulieren  enkel ten voordele van de burger Nationale rechter moet aan richtlijnconforme interpretatie doen (nationale recht zoveel mogelijk conform Europese richtlijnen interpreteren, zelfs in geschillen tussen particulieren)

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

22

Les 8: Hiërarchie der rechtsnormen: rechtsbronnen en Grondwet: 17. GRONDWET (constitution): p.199 + NUTTIG SCHEMA (p.202) 1.Definitie: a. In de formele zin De grondwet in de formele zin is het geheel van rechtsregels waarvan de goedkeuring aan strakkere regels is gebonden dan wat voor de wetten geldt en waarvoor een specifieke wijzigingsprocedure moet worden gevolgd. b. In de materiële zin De grondwet in de materiële zin is het geheel van fundamentele rechtsregels (geschreven of ongeschreven) die de werking en de organisatie van de gezagsinstanties en de verhouding tussen deze gezagsinstanties en de rechtsonderhorigen bepalen, of de grenzen bepalen waarbinnen beide tot ontwikkeling kunnen komen. 2. Toelichting: a. Onderscheid tussen formele en materiële grondwet Formeel standpunt - aanduiden hoe een grondwet vorm krijgt (goedkeuring/wijziging) - waarbij deze goedkeurings- of wijzigingsregels doorgaans anders zullen zijn dan deze die gelden voor andere normen - deze regels worden verantwoord door het feit dat de formele grondwet regels bevat die tot de materiële grondwet behoren - Doorgaan is een geschreven grondwet star en een ongeschreven grondwet soepel (regel is niet absoluut) Materieel standpunt - Kijken naar de inhoud van de grondwet - Het moet daarbij gaan om: (i) Rechtsregels: = een norm die afdwingbaar is - Geen aansporingen of wensen - Waar deze regels zijn vervat (in de formele grondwet of op een andere plaats) is niet relevant

(ii) Fundamentele rechtsregels - Regelen geen details maar leggen wel de grote lijnen vast - Beschouwd als de basis van de staatsstructuur en daarom in de normenhiërarchie hoger dan de andere normen (iii) Geschreven of ongeschreven rechtsregels - Sinds einde 18de eeuw (cf. Am. Grondwet 1787 en Franse Grondwet 1791) zijn meeste grondwetten geschreven - nochtans niet noodzakelijk in materiële zin - ook ongeschreven grondwettelijke regels (zoals grondwettelijke gewoonte) behoren tot materiële grondwet - VK beschikt zelfs enkel over een ongeschreven grondwet

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

23

Les 9: HDR: internationale akten en supranationale bronnen en wetgevende akten: 18. SMEERKAASARREST (Arrest-Le Ski) (arrêt Le Ski): p.407 1. Definitie: Dit arrest van het Hof van Cassatie van 27 mei 1971 stelt dat ‘wanneer er een conflict bestaat tussen een internrechtelijke norm en een internationaalrechtelijke norm die rechtstreeks gevolgen heeft in de interne rechtsorde, de door het verdrag bepaalde regel moet voorgaan’ en dat ‘deze voorrang volgt uit de aard zelf van het bij het verdrag bepaald internationaal recht’. 2. Toelichting: a. Feiten -1958: Belgische regering voert taks in op invoer bepaalde zuivelproducten -EG was van oordeel dat deze heffing tegen de ‘standstill’-bepaling van Art. 12 EG was ( lidstaten worden verboden onderling nieuwe in-en uitvoerrechten in te voeren) -nv Franco-Suisse, Belgische kaasimporteur  grote financiële verliezen door invoering taks  wilde dit terug vorderen van de Belgische staat  een wet belette dit. -Firma ondernam gerechtelijke stappen:  in eerste aanleg: ongelijk gekregen  hof van beroep te Brussel: gelijk gekregen  weigerde de wet die het terugvorderen van de belasting verbood, toe te passen (wegens strijdigheid met EG-verdrag)  Hof stelde: internationale recht (met directe werking) primeert boven nationale recht  Hof van Cassatie bevestigt uitspraak b. Weerslag - elke rechter moet zelf in de voor hem gebrachte zaken voorrang verlenen aan de internationale verdragen en aan alle andere internationale of supranationale normen met directe werking - de rechter moet elke nationale wet die hiermee in strijd is buiten toepassing laten in de desbetreffende zaak -Dit arrest wijzigde fundamenteel het principe van de onschendbaarheid van de wet waardoor de rechter de wet niet aan een hogere norm mocht toetsen.  HvC werkt dit principe in latere arresten verder uit:  Internationale recht met directe werking dient niet enkel voorrang te krijgen op wetgevende akten (formele wetten) en besluiten  Maar evenzeer op de grondwet Het Grondwettelijk Hof onderschrijft deze positie niet

Les 10: HDR: wetgevende akten en administratieve besluiten en verordeningen: Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

24

19. ADMINISTRATIEVE RECHTSHANDELING (acte administratif): p.19 1. Definitie: De administratieve rechtshandeling is de -eenzijdige en uitvoerbare rechtshandeling -die wordt verricht door een administratief orgaan. 2. Toelichting: (i) Bespreking elementen in de definitie: a. Rechtshandeling Bij de voorbereiding van de wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen (1991) werden als rechtshandelingen beschouwd: ‘de handelingen die bewust worden verricht met het oog op: -het creëren van rechtsgevolgen of -het beletten van de totstandkoming van bepaalde rechtsgevolgen” b. Eenzijdig en uitvoerbaar Dus geen: voorbereidende handelingen, niet-definitieve handelingen, niet-bindende adviezen,… c. Uitgaande van een administratieve overheid Definitie van administratieve overheden (Procureur-generaal H. de Termicourt): - instellingen/lichamen die niet onder de rechterlijke/wetgevende macht ressorteren - die door een openbare macht zijn opgericht • regelt de organisatie en kan de werkwijze of de statuten bepalen en wijzigen - om te voorzien in een openbare dienst/openbaar nut - met de bevoegdheid om beslissingen te stellen die uitwerking hebben t.a.v. derden De juridische vorm –rechtspersoon van publiek- of privaatrecht- is niet doorslaggevend om na te gaan of een orgaan als een administratieve overheid beschouwd kan worden. Veel belangrijker zijn: 1. Beschikt orgaan/instelling over beslissingsbevoegdheid? Kan ze eenzijdige, uitvoerbare, derdenbindende maatregelen treffen? 2. Doel en opdracht van de rechtspersoon? Doel van algemeen nut, in het algemeen belang, of niet? 3. Rechtspersoon opgericht of erkend door openbare overheid, door of krachtens een wet/decreet? 4. Rechtspersoon belast met het beheer van een openbare dienst? 5. Controlebevoegdheid van de openbare overheid op het orgaan? Eerste 2 criteria zijn belangrijkste (ii) Belang en nut van de kwalificatie - bevoegdheid van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak (schorsen/vern. v admin rechtsh) - exceptie van onwettigheid toepassen op administratieve rechtshandelingen

(iii) Verordenende vs beschikkende administratieve rechtshandelingen - Verordenende administratieve rechtshandelingen:  Verordeningen  Geschreven rechtsregels met een abstract, algemeen en onpersoonlijk karakter - Beschikkende administratieve rechtshandelingen: vb. op p.174 v/e BAR  een rechtsregel wordt toegepast m.b.t. een concreet geval (bep. persoon of zaak)  moet sinds 1991 formeel gemotiveerd zijn  beslissing moet zelf feitelijke en juridische gronden aangeven waarop ze berust Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

25

20. BIJZONDERE WET (loi spéciale): p.67 +NUTTIGE SCHEMA’S (p.66-68) 1. Definitie: Een bijzondere wet is een (federale) wet die moet worden aangenomen met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen in elke taalgroep van  zowel de Kamer van volksvertegenwoordigers  als van de Senaat, -op voorwaarde dat de meerderheid van elke taalgroep aanwezig is -en het totaal van de ja-stemmen twee derde van de uitgebrachte stemmen bereikt. Een bijzondere wet wordt -ook een ‘bijzondere meerderheidswet” (‘loi à majorité spéciale’) -of ‘communautaire wet’ (‘loi communautaire’) genoemd 2. Toelichting: -Federale wetten: gewone meerderheid:  meerderheid v/d leden v/d Kamer (en ev. Senaat) moet aanwezig zijn  meerderheid v/d uitgebrachte stemmen moet een ja-stem zijn (onthoudingen niet meegerekend als uitgebrachte stem) -Bijzondere wetten: bijzondere meerderheid (aangelegenheden die verband houden met verhouding tussen federale staat en gemeenschappen en gewesten). Art.4 Gw.: meerderheid veronderstelt dat:  meerderheid v/d leden van elke taalgroep (van zowel Kamer als Senaat) aanwezig is  meerderheid van de uitgebrachte stemmen in elke taalgroep (van zowel Kamer als Senaat) ja-stemmen zijn  het totaal van de ja-stemmen 2/3 van de uitgebrachte stemmen bereikt -achterliggende gedachte van de vereiste v/d bijzondere meerderheid:  vermijden dat een voor een taalgemeenschap fundamentele aangelegenheden (zoals bevoegdheden gemeenschappen en gewesten)  via de werking van de eenvoudige meerderheidsregels  tegen de zin van die taalgemeenschap zou kunnen worden doorgevoerd -Belangrijke bijzondere wet: bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen  BWHI: onder meer: bevoegdheden v/d gemeenschappen en gewesten uitgewerkt -Enkel de Grondwet kan bepalen in welke gevallen een bijzondere wet is vereist

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

26

21. DECREET – ORDONNANTIE (décret – ordonnance): p.105 1. Definitie: Een decreet is -een juridische norm met kracht van wet, -die wordt aangenomen door de wetgevende macht van  de Vlaamse, de Franse of de Duitstalige Gemeenschap,  van het Vlaams of Waals Gewest  of van de Franse Gemeenschapscommissie. Juridische normen met kracht van wet, aangenomen door de wetgevende macht van  het Brussels Hoofdstedelijk Gewest  of door de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, worden ordonnanties genoemd Een decreet is ook de handeling waarbij de Wetgevende Kamers in verenigde vergadering besluiten nemen. Ook de normen aangenomen door het Nationaal Congres worden decreten genoemd. 2. Toelichting: -(Decreten aangenomen door de wetgevende macht van de deelstaten staan) hiërarchisch op zelfde niveau federale wet, hetzelfde voor ordonnanties met verschil: • Ruimere gerechtelijke toetsingsmogelijkheid • Sommige gevallen kan een administratief toezicht worden uitgeoefend - Rechtskracht (decreet) beperkt tot betrokken gemeenschap/gewet (ordonnantie: tot Brus. Hfdst G.) - Alleen betrekking op de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gemeenschappen/ gewesten behoren -voorbeelden decreten p.105-106

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

27

22. KONINKLIJK BESLUIT (arrêté royal): p.257 1. Definitie: Een koninklijk besluit is een rechtshandeling waarbij de Koning, -ter uitvoering van de GW of de wet, -een algemene bestuurlijke maatregel -of een individuele overheidshandeling stelt. 2. Toelichting: -Art. 108: de Koning maakt de verordeningen en hij neemt de besluiten die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn, zonder ooit de wetten zelf te mogen schorsen of vrijstelling van hun uitvoering te mogen verlenen. -Art. 105: wetgever kan a/d Koning andere bevoegdheden opdragen dan loutere uitvoeringsbevoegdheden. Deze oefent de Koning uit d.m.v. koninklijke besluiten (i) Indeling naar inhoud: 3 soorten KB’s  Verordenende (of reglementaire) KB’s: formuleren een rechtsregel  Hebben algemene draagwijdte  Wetten in materiële zin, niet in formele zin  Beschikkende KB’s: een rechtsregel wordt in een concreet geval toepgepast (m.b.t. een bepaalde persoon of bepaalde zaak, of meerdere)  Organieke KB’s: organiseren een openbare dienst  Alle 3 zijn administratieve rechtshandelingen (ii) Gemeenschappen en gewesten Equivalent van K.B.: besluiten van de respectievelijke regeringen, die collegiaal de uitvoerende macht van de gemeenschappen en gewesten vormen. 23. MINISTERIËLE OMZENDBRIEF (circulaire ministérielle): p.273 1. Definitie: Een ministeriële omzendbrief is een brief die richtlijnen bevat en die door een minister wordt verstuurd aan die organen en instellingen waarover hij rechtstreeks of onrechtstreeks het hiërarchisch gezag of het administratief toezicht uitoefent. 2. Toelichting: Zie apart blad 24. VERORDENING (ordonnance – règlement): p.443 1. Definitie: Een verordening (ordonnance) is - een geschreven rechtsregel - met een abstract, algemeen en onpersoonlijk karakter - die voor de duur van zijn gelding op een onbepaald aantal gevallen van toepassing is (dus een wet in de materiële zin van het woord), - maar die geen wet is in de formele zin van het woord, noch een daarmee gelijkwaardige of hogere rechtsnorm. Een verordening (règlement) is ook een norm van de Europese Unie met een algemene strekking, die verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in elke lidstaat. 2. Toelichting: Zie apart Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

28

25. WALEFFE-ARREST (arrêt Waleffe): p.451 1. Definitie: Het Waleffe-arrest is een arrest van Hof van Cassatie van 20 april 1950 waarin het Hof stelde dat wanneer de betekenis van de wet onduidelijk is de rechter er redelijkerwijze van moet uitgaan dat de wetgever niet de bedoeling kan hebben gehad de Grondwet te schenden en de rechter de wet daarom zo veel mogelijk in overeenstemming met de Grondwet dient te interpreteren. 2. Toelichting: a. Feiten - Waleffe cumuleerde twee pensioenen, één als emeritus van het Hof van Cassatie en één als deel van de Congolese magistratuur - een K.B. genomen op basis van een bijzondere machtenwet beperkte cumulatie beide pensioenen (emeritaatspensioen beperkt) - Waleffe meende dat de wet de Grondwet en het principe van de scheiding der machten schond door een aantasting van zijn emiraatsvergoeding mogelijk te maken b. Weerslag - HvC blijft bij standpunt onschendbaarheid van de wet (rechter niet bevoegd om na te gaan of een wet al dan niet met de Grondwet in overeenstemming is) - maar: nuance door het Hof: in geval van twijfel → vermoeden dat de wetgever niet de bedoeling kan hebben de Grondwet te schenden - machtigingswetten kunnen niet getoetst worden door de gewone rechter • maar: indien het machtingsbesluit ongrondwettelijk blijkt past de rechter het niet toe omdat men vermoed dat de machtigingswet niet ongrondwettelijk bedoeld was, er is dan dus geen grond voor het machtingsbesluit -

toont diffuus onderscheid toetsing van de wet aan de Grondwet en de grondwetsconforme interpretatie aan (in Waleffe-arrest: de facto toetsing a/d Grondwet)

26. WET (loi): p.455 1. Definitie: a. Wet in formele zin Een wet in formele zin is iedere handeling die door de federale wetgevende macht (de Koning, de Kamer en de Senaat, of de Koning en de Kamer) of door de wetgevende macht van de gemeenschappen of de gewesten wordt goedgekeurd. b. Wet in materiële zin Een wet in materiële zin bevat rechtsregels met een abstract, algemeen en onpersoonlijk karakter, die voor de duur van hun gelding op een onbepaald aantal gevallen van toepassing zijn. Een geschreven wet in materiële zin, die geen wet is in formele zin, noch een daarmee gelijkwaardige of hogere rechtsnorm, wordt een verordening genoemd. 2. Toelichting: Zie apart

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

29

Les 11: 27. ALGEMEEN RECHTSBEGINSEL (principe général du droit): p.41 1. Definitie: Een algemeen rechtsbeginsel is -een rechtsregel die door de rechter  direct of  indirect -wordt afgeleid uit principes die aan de gehele rechtsorde ten grondslag liggen en -die om die reden als fundamenteel worden beschouwd. 2. Toelichting: (i) Oorsprong algemene rechtsbeginselen -Art. 6 Ger.W.: Rechter mag algemene en als regel geldende beschikking maken -Art. 5 Ger.W.: Rechter mag zich niet schuldig maken aan rechtsweigering Oplossing: hij kan algemene rechtsbeginselen afleiden uit grondwettelijke, wettelijke of reglementaire normen. Onderscheid met gewoonterechtelijke regels: ontstaan niet afhankelijk van een gevestigde praktijk (ii) Algemene rechtsbeginselen met grondwettelijke waarde - vullen de Grondwet aan en staan hiërarchisch boven de wet - enkel het Grondwettelijk Hof kan deze (ARmGW) ‘erkennen’ - Grondwettelijk Hof heeft o.a. volgende (ARmGW) erkend: recht van verdediging (incl. recht op bijstand advocaat, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, evenredigheidbeginsel) (iii) Algemene rechtsbeginselen met wettelijke waarde (beginselen van behoorlijk bestuur) - vullen de wet aan - staan hiërarchisch boven de (verordenende en beschikkende) administratieve rechtshandelingen - Raad van State heeft o.a. beginsel van behoorlijk bestuur ontwikkeld (vb: zorgvuldigheidsbeginsel, de zuinigheid, de onpartijdigheid en het rechtszekerheidsbeginsel) 28. GRONDWETTELIJKE GEWOONTE (coutume constitutionnelle): p.235 1. Definitie Een gewoonterechtelijke grondwettelijke regel is een grondwettelijke rechtsregel die naar voren treedt ingevolge een ononderbroken en overeenstemmende reeks van rechtshandelingen die door de gestelde machten zijn verricht in de overtuiging dat deze handelingen voor rechtmatig en grondwettelijke moeten worden gehouden. 2. Toelichting: -In de hiërarchie der rechtsnormen: lagere plaats dan formele grondwet  gewoonte kan nooit afbreuk doen aan een geschreven grondwettelijke regel  gewoonte heeft enkel een aanvullend karakter  wijziging van de formele Grondwet kan einde maken aan een grondwettelijke gewoonte -Typisch vb. GG:  de ontslagnemende regering moet haar bevoegdheden beperken tot ‘lopende zaken’  gesprekken tussen de Koning en zijn ministers blijven geheim -Onderscheidt zich van het grondwettelijk gebruik: grondwettelijke gewoonte houdt een juridische verplichting in  miskenning v/e grondw. gew. kan aanleiding geven tot juridische sancties  miskenning v/e grondw. gebr. kan enkel aanleiding geven tot politieke sancties Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

30

Les 12: 29. GRONDRECHTEN (droits fondamentaux): p.191 1. Definitie: Grondrechten, fundamentele rechten en vrijheden of nog mensenrechten zijn een geheel van subjectieve rechten die tot doel hebben de voorwaarden te creëren en te garanderen opdat personen op vrije en (mens)waardige wijze zouden functioneren. Zij worden als essentieel beschouwd in een rechtsstaat en binden dus eveneens de democratisch verkozen meerderheid. 2. Toelichting: a. Historiek en rechtsbronnen b. Categorieën en generaties van grondrechten c. Afdwingbaarheid van grondrechten d. een toepassingsgeval: het Europees Verdrag van 5 november 1950 tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden

Basisbegrippen publiekrecht AJ 2014-2015

31

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF