De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de

January 9, 2018 | Author: Anonymous | Category: Arts & Humanities, Schrijven, Spelling
Share Embed Donate


Short Description

Download De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de...

Description

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat Een onderzoek naar de verschillen tussen woordleren met behulp van educatieve software en woordleren op de reguliere manier

L.M.H. Noteborn

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat Een onderzoek naar de verschillen tussen woordleren met behulp van educatieve software en woordleren op de reguliere manier

L.M.H. Noteborn (S471917)

Eindscriptie Universiteit van Tilburg Tilburg, Nederland © 2005

Eerste beoordelaar: Dr. A.R. Vermeer Tweede beoordelaar: Dr. E.J. Krahmer

Auteur:

L.M.H. Noteborn

Titel:

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

Ondertitel:

Een onderzoek naar de verschillen tussen woordleren met behulp van educatieve software en woordleren op de reguliere manier

Naam organisatie:

Sintermeertencollege

Adres organisatie:

Valkenburgerweg 214 6419 AT Heerlen

Scriptiebegeleider:

Dr. A.R. Vermeer, docent Universiteit van Tilburg

Afstudeerdatum:

24 juni 2005

Inhoudsopgave Bladzijde:

Dankwoord

1

1. Inleiding

2

1.1 Aanleiding 1.2 Woorden leren met behulp van de computer 1.3 Onderzoeksvragen en hypothesen

2 3 10

2. Opzet van het onderzoek

12

2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6

12 14 14 15 16 17

Het materiaal De proefpersonen Design Instrumentatie Procedure Verwerking van de gegevens

3. Resultaten

19

4. Conclusies

28

5. Discussie

30

Literatuur

33

Bijlagen

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

1

Dankwoord Als je bezig bent met het schrijven van een scriptie merk je dat medewerking van bepaalde personen onmisbaar is. Gelukkig heb ik die medewerking gekregen. Daarom wil ik een woord van dank richten aan: Dhr.

W.

van

Mulken

en

Mevr.

A.

Romano,

docenten

Engels

van

het

Sintermeertencollege in Heerlen. Hen wil ik bedanken voor de deelname aan mijn onderzoek en de flexibele wijze waarop dit is verlopen. Dhr. G. van Dijk, docent wiskunde/ informatica van het Sintermeertencollege in Heerlen en mijn vriend. Zijn steun en kennis bij het onderzoek en het schrijven van deze scriptie zijn van grote waarde. De leerlingen van klas B1B en B1C van het Sintermeertencollege in Heerlen. Hen wil ik bedanken voor de deelname aan mijn onderzoek. Zonder hen had ik dit onderzoek nooit kunnen doen. Een speciaal woord van dank wil ik richten aan: Dhr. Dr. A.R. Vermeer, mijn scriptiebegeleider van de Universiteit van Tilburg. Hem wil ik bedanken voor alle goede adviezen tijdens het schrijven van deze scriptie en zijn deskundige en aangename manier van begeleiden. Een speciale gedachte gaat uit naar Mevr. S. Wolffs, docente Duits en ‘remedial teacher’ van het Sintermeertencollege in Heerlen. Voordat ik aan mijn onderzoek begon, stond zij me enthousiast te woord over het gebruik van de educatieve software ‘Het Hoogste Woord’ binnen het Sintermeertencollege en over haar rol als remedial teacher. Ik weet dat zij nieuwsgierig was naar de uitkomst van dit onderzoek. Helaas is zij tijdens haar zomervakantie in 2004 plotseling overleden.

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

2

1. Inleiding

1.1. Aanleiding Binnen het Nederlandse onderwijs wordt al jaren veel aandacht besteed aan de effectiviteit

van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) binnen het

klaslokaal. Op Internet vind je talloze organisaties en scholen die implementatie en gebruik van ICT in het onderwijs stimuleren. Ook het gebruik van educatieve software in het onderwijs krijgt steeds meer aandacht. Sommige scholen werken met dit soort software om de leerprestaties van de leerlingen te vergroten. De vraag hierbij is echter of educatieve software daadwerkelijk een verrijking is voor het onderwijs. Scoren leerlingen die met educatieve software werken inderdaad beter

dan

leerlingen

die

de

informatie

op

de

reguliere

manier

krijgen

aangeboden? Deze laatste vraag bleef in mijn gedachten hangen. Ik vroeg me af of er een duidelijk prestatieverschil zou zijn als je een groep leerlingen met educatieve software zou laten werken en een groep zonder deze software. Om een antwoord op die vraag te krijgen, besloot ik voor mijn eindscriptie een onderzoek in te stellen.

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

3

1.2. Woorden leren met behulp van de computer Dit onderdeel van de scriptie is bedoeld als inleiding op mijn onderzoeksvragen. Ik

besteed

achtereenvolgens

aandacht

aan

‘het

leren

van

woorden’,

‘computergebruik en sekseverschillen’, ‘effectiviteit, meerwaarde en rendement van ICT in het onderwijs’ en ‘effectiviteit van educatieve software’.

Woorden leren De laatste jaren is de communicatieve functie van een taal steeds meer de kern gaan vormen van het taalonderwijs. De nadruk is verschoven van grammatica naar woordenschat. Vanuit communicatief oogpunt beschouwd, is dit een logische ontwikkeling. Woorden zijn immers de primaire betekenisdragers. Dit is echter niet de enige reden om zich in het taalonderwijs te concentreren op een vergroting van de woordenschat. De omvang van de woordenschat is van invloed op de onderwijsprestaties en is in grote mate bepalend voor de prestaties op het gebied van lezen, schrijven, luisteren en spreken. Ook is de omvang van de woordenschat een belangrijke factor bij het leren van nieuwe woorden. Hoe meer woorden men kent, des te gemakkelijker en sneller zal men nieuwe woorden leren. Om een taal te kunnen begrijpen, moet men de conceptuele betekenis van een woord kennen: datgene in de werkelijkheid waarnaar een woord verwijst. Taalgebruikers hebben echter nog heel wat meer kennis over woorden dan alleen die over het concept of begrip. En juist die kennis is voor taalleerders van belang, omdat dat grotendeels taalafhankelijke en dus nieuwe kennis is, terwijl het concept zelf meestal al bekend is. Deze ‘nieuwe’ kennis omvat de volgende punten (Bossers, 1996): 1. Het betekenisdomein van woorden. Een Nederlands woord kan (gedeeltelijk) naar iets anders in de werkelijkheid verwijzen dan het equivalente TI-woord. Het Engelse student verwijst naar veel meer dan het Nederlandse student, namelijk ook naar wat we in het Nederlands aanduiden met cursist, scholier en leerling. 2. De connotatie van een woord. Nederlanders denken bij het woord uniform niet direct aan een school, anderstaligen wel. De mening over het dragen van een schooluniform of de ervaringen daarmee zullen sterke invloed hebben op de emotionele lading van zo’n woord. Denk ook aan het Engelse, vaak sterk negatief geladen woord Dutch tegenover het neutrale woord Nederlands.

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

4

3. De gebruiksmogelijkheden. Is een woord ouderwets of modern? Is het een woord uit het dialect? Is het formeel of informeel taalgebruik? Is het spreek- of schrijftaal? Is het vakjargon? Wanneer gebruiken we woorden als oudere, bejaarde, oude van dagen en

senior? In welke situatie gebruiken we woorden als buitenlander, migrant, allochtoon, vreemdeling, anderstalige of medelander? 4. De combinatiemogelijkheden van woorden. Komt het alleen voor in vaste combinaties of uitdrukkingen (neerzitten +

pakken; hurken + zitten; holst + nacht; beu zijn), wordt het vaak gecombineerd met bepaalde andere woorden (je trekt conclusies, stelt vragen, voert onderzoek uit, vestigt de aandacht op, maakt een zijsprong, verwerpt een gedachte). 5. De klank en het beeld van het woord. We moeten weten hoe woorden klinken en ons er een beeld bij kunnen vormen om ze te herkennen, juist uit te speken, te kunnen schrijven en spellen. 6. De woordsoort en andere grammaticale informatie. Dit hebben we nodig om woorden te kunnen combineren tot woordgroepen, zinsdelen en zinnen. Ook is het nodig om woorden te kunnen verbuigen en vervoegen. Woorden hebben relaties met andere woorden. De manier waarop woorden in ons geheugen zitten, wordt vaak voorgesteld als een soort netwerk met de woorden zelf als knooppunten met daartussen ‘draden’ als verbindingen. Deze verbindingen zijn er niet vanzelf, maar zijn in de loop van de tijd ontstaan doordat

woorden

vaak

samen

voorkomen

of

doordat

ze

een

bepaalde

betekenisovereenkomst hebben. Het aanleggen van zulke verbindingen is van groot belang voor de taalleerder. Er ontstaan dan namelijk netwerken van woorden die bij elkaar horen en dat is van belang om woorden te onthouden, terug te vinden en om nieuwe woorden te leren. Deze nieuwe woorden kunnen dan ook weer een plaats krijgen in zo’n netwerk. Bij het onderwijzen van woorden is het van belang dat we deze netwerken van woorden zowel ontwikkelen als gebruiken. Het eerste kan gerealiseerd worden door woorden in context en in samenhang met verwante woorden aan te bieden. Het tweede door bij de uitleg van nieuwe woorden gebruik te maken van betekenisrelaties (mooi is het tegenovergestelde van lelijk, een wagen is hetzelfde als een auto). Veel woorden in het geheugen zijn gegroepeerd in zogenaamde woordvelden. Dit zijn

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

5

groepen woorden die qua betekenis met elkaar samenhangen. Iemand die een taal leert, zal proberen nieuwe woorden in te passen en te verankeren in een woordveld. Als dit niet lukt, is de kans groot dat het woord snel weer verloren gaat. Naast de vraag wat er te leren valt aan een woord, is het voor het onderwijs van belang hoe moeilijk woorden zijn. De moeilijkheid, ook wel aangeduid als

leerlast, van woorden bepaalt hoeveel aandacht er aan een nieuw woord moet worden besteed, hoe het wordt uitgelegd en of ermee wordt geoefend. De moeilijkheidsgraad van een woord heeft ook gevolgen voor de hoeveelheid nieuw te leren woorden per tijdseenheid: taalleerders kunnen niet onbeperkt nieuwe informatie verwerken. Als het verwerven van een woord weinig moeite kost, kunnen ze per lesonderdeel meer woorden leren. Naast de kennis die de leerder al bezit, bepalen eigenschappen van de woorden zelf de leerlast. Zowel bij afleidingen als bij samenstellingen bestaan tal van onregelmatigheden. Die onregelmatigheid maakt een woord moeilijker te leren, want de kennis van de leerder is hier nutteloos of kan hem zelfs op het verkeerde been zetten. Dit soort woorden moet de leerder apart opslaan in het geheugen, ze kunnen niet via het basiswoord of via regels worden afgeleid. Een gevolg hiervan is dat het woord snel wordt vergeten en moeilijk kan worden teruggevonden: het woord is moeilijk te leren.

Verschillen ICT-gebruik tussen jongens en meisjes De houding die jongens en meisjes ten opzichte van ICT hebben, is van invloed op hun leerprestaties en het plezier dat zij hebben in het gebruik van de computer. Al in de jaren tachtig werden er diverse onderzoeken gedaan naar sekseverschillen en het gebruik van ICT. Verschillende onderzoekers ontdekten een positievere attitude bij jongens (Lockheed, Nielsen & Stone, 1985; Nickel, Schmidt & Pinto, 1987, Siann, McLeod, Glissov & Durndell, 1990). Andere onderzoekers vonden vooral minder angst voor computers bij jongens en mannen (Vredenburg, Flett, Kramers & Pliner, 1984; Koohang, 1986; Farina e.a. 1991). Ook bleek dat meisjes hun eigen bekwaamheid in het werken met computers minder hoog inschatten dan jongens (Miura, 1986 en 1987a, Temple & Lips, 1989; Murphy, Coover & Owen, 1988). Hattie en Fitzgerald (1987) ontdekten kleine attitudeverschillen tussen meisjes en jongens die vooral veroorzaakt bleken te worden doordat een beperkte groep meisjes extreem

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

6

negatief scoorde bij het gebruik van de computer. Andere onderzoekers gaven aan dat er wel een verband is tussen sekse en attitude, maar dat

zou te

verklaren zijn doordat jongens meer ervaring hebben met computers. Leerlingen die thuis een computer hebben of op school een computer gebruiken, staan positiever tegenover ICT en dat geldt voor zowel jongens als meisjes. In het onderzoek naar sekseverschillen in het eerste grootschalige ICT-project, het 100scholenproject in het voortgezet onderwijs (Voogt, 1986b), was de vraag naar attitudeverschillen één van de belangrijkste thema's. Uit dit onderzoek bleek dat jongens beter presteerden dan meisjes en dat zij meer plezier hadden en hun bekwaamheid beter inschatten dan meisjes. Ook

in

de

jaren

negentig

werd

er

veelvuldig

onderzoek

gedaan

naar

sekseverschillen in relatie tot ICT. Uit het onderzoek van Shashaani en Volman (1994) bleek, net als onderzoek in de jaren tachtig, dat meisjes vaak een negatievere attitude ten opzichte van het

werken met computers hebben dan

jongens. Meisjes blijken niet altijd een negatievere attitude ten aan zien van ICT te hebben dan jongens (Volman, 1994), maar volgens Sutton (1991) is in geen enkel onderzoek een positievere attitude bij meisjes geconstateerd dan bij jongens. Voor een deel lijken de verschillen die in de onderzoeken zijn gevonden te kunnen worden verklaard door het feit dat meisjes minder ervaring hebben met computers. Het is echter ook mogelijk dat meisjes minder ervaring met computers hebben doordat zij al eerder over een negatievere attitude beschikten (Shashaani, 1994). Uit het bovengenoemde onderzoek van Shashaani (1994) bleek dat de negatievere

inschatting

van

de

eigen

bekwaamheid

ten

aanzien

van

computergebruik bij meisjes in vergelijking met jongens bleef bestaan, ondanks het verdwijnen van de negatievere attitude. Meisjes schatten hun eigen vaardigheid in het gebruik van de computer gemiddeld negatiever in dan jongens, zelfs als zij evenveel ervaring hebben met het computergebruik. Daarnaast speelt opvoeding een belangrijke rol in attitude ten opzichte van ICT. Het onderzoek van Shashaani (1994) bij scholieren in het voortgezet onderwijs liet zien dat de verschillen in attitude verdwenen naarmate men langer met computers werkte. Een achterblijvende deelname van

meisjes wordt steeds

ingrijpender nu de computer steeds meer wordt ingezet als leermiddel. Het risico bestaat dat leerlingen die beperkter toegang hebben tot deze bronnen, niet alleen gaan achterlopen in technologische geletterdheid, maar ook bij andere

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

7

vakinhouden waarbij de computer een bemiddelende rol speelt. Als je alle onderzoeken naast elkaar legt, kun je vaststellen dat de resultaten van computerattitude-onderzoek een weinig eenduidig beeld laten zien.

Meerwaarde, effectiviteit en rendement van ICT in het onderwijs Uit onderzoek blijkt dat veel docenten vinden dat ICT een duidelijke meerwaarde heeft voor het onderwijs (Eindevaluatie Groot Project ict in het onderwijs, 19972004). Er worden verschillende effecten onderkend: het aantrekkelijker maken van het onderwijs, het bevorderen van het zelfstandig leren, het creëren van een rijkere leeromgeving, het inrichten van individuele leerwegen. In 2002 heeft het ministerie van OCenW een verkenning laten uitvoeren naar het rendement van ICT, waarin men is ingegaan op het vele onderzoek dat wereldwijd wordt gedaan. De algemene conclusie luidt dat ICT te zeer een containerbegrip is om stellige uitspraken te doen over rendement voor het onderwijs. Uitspraken over het rendement zijn alleen mogelijk voor gespecificeerde toepassingen van ICT met inachtneming van de randvoorwaarden waaronder ICT wordt gebruikt. Sinds 2002 zijn er tal van onderzoeken en inventarisaties uitgevoerd. De meeste onderzoeken concluderen dat ICT, mits ‘goed’ ingezet, een positieve bijdrage levert aan het onderwijs, resulterend in bijvoorbeeld minder lesuitval en aantrekkelijker onderwijs dat inspeelt op de behoeften van en verschillen tussen de leerlingen. Er zijn echter ook onderzoeken die aangeven dat de inzet van ICT geen positief effect zou hebben op de leerprestaties. De algemene conclusie van deze onderzoeken is dat alleen de aanwezigheid van computers of ongestructureerd gebruik van computers geen rendement geeft. Het gaat erom hoe ICT wordt gebruikt in het hele onderwijsproces. Als ICT op een evenwichtige en didactisch adequate wijze wordt ingezet, levert het een bijdrage aan de verbetering van het onderwijsleerproces. Het rendement van ICT in het onderwijs is meestal moeilijk vast te stellen. Zoals hierboven al werd gezegd, zijn er veel onderzoeken die aantonen dat door de inzet van ICT ten behoeve van het onderwijsproces, leerlingen sneller een bepaald einddoel behalen of een hoger kennisniveau behalen in dezelfde tijd. De baten

hiervan

komen

echter

lang

niet

altijd

bij

de

investeerder

(de

onderwijsinstelling) terecht, maar deels ook bij de gebruiker (de leerling). Rendement van ICT in het onderwijs is erg contextafhankelijk Eenzelfde ICT-

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

8

toepassing kan op verschillende manieren en in verschillende omgevingen worden ingezet. Uit onderzoek (Eindevaluatie Groot Project ict in het onderwijs, 1997-2004) blijkt dat het nut van een toepassing afhangt van de mate waarin rekening wordt gehouden met de relevante eigenschappen van leerlingen en docenten, van de vaardigheden van de docent, van de wijze waarop de toepassing wordt ingezet en van de mate van afstemming tussen toepassing en onderwijsomgeving. Dit maakt het niet goed mogelijk om in zijn algemeenheid uitspraken te doen over het nut van een toepassing.

Effectiviteit van educatieve software Vanuit didactisch oogpunt is het gebruik van educatieve software alleen effectief als deze wordt geïntegreerd in een algemene, al dan niet digitale, leerroute. Daarbij moet er meer afstand worden genomen van de beperkingen van de boekdrukkunst en moet de leerzaamheid vanuit de taalverwervingstheorie uitgangspunt zijn voor de ontwikkelaars van educatieve talensoftware. Bij de keuze van educatieve software vinden de leraren het voornamelijk belangrijk dat de programmatuur aansluit bij de doelgroep. Daarnaast moet het materiaal differentiatiemogelijkheden hebben, aanzetten tot zelfstandig werken en attractief zijn voor de leerlingen (Jager & Groenveld, 2001) . Belangrijke voordelen

van

het

gebruik

van

educatieve

software

zijn

onder

andere

(Eindevaluatie Groot Project ict in het onderwijs, 1997-2004): 1. Het geven van directe feedback. Een leerling die een fout antwoord geeft, krijgt dat over het algemeen meteen te horen. De educatieve software helpt leerlingen door middel van hints het goede antwoord te vinden en houdt een puntentelling bij. Dit is aan de ene kant een spelelement dat motiverend werkt en aan de andere kant een mogelijkheid tot zelf toetsen. Dat is een groot voordeel ten opzichte van de reguliere papieren versies. De oefening moet wel leerzaam zijn, want anders levert die directe feedback niets op en zet deze niet aan tot uitbreiding van de (bestaande) woordenschat. 2. De autonomie van de leerling. De

meerwaarde,

ook

wel

effect,

van

de

educatieve

software

bij

het

taalverwervingsproces moet vooral worden gezocht op het gebied van de autonomie van de leerling; die kan onafhankelijk van de docent en de onderwijssituatie met de leerstof oefenen. Werken aan bepaalde oefeningen is

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

9

niet meer gebonden aan een bepaalde tijd en een bepaalde plaats. Dit vergroot ook de mogelijkheden tot differentiatie. Er kan nu veel beter oefenmateriaal op maat worden gemaakt en per individuele leerling worden aangeboden. Daardoor kan ook beter rekening worden gehouden met de individuele problemen van leerlingen. 3. Leerlingen leren sneller, met meer plezier en voelen zich succesvoller. Dit betekent onder meer dat scores beter worden, en slaagpercentages (overgangspercentages)

toenemen.

Deze

conclusie

wordt

onder

andere

getrokken in het meta-onderzoek van Kulik en de onderzoeken van Hadley, Dexter, Fletcher en Osin in 'The Costs and Effectiveness of Educational Technology' en in het '2000 Report on the Effectiveness of Technology in Schools' (Eindevaluatie Groot Project ict in het onderwijs, 1997-2004).

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

10

1.3 Onderzoeksvragen en hypothesen In de inleiding heb ik aangegeven dat ik wil onderzoeken of er een duidelijk verschil is tussen leerlingen die leren met behulp van educatieve software en leerlingen die op de reguliere manier leren. Om mijn onderzoek helder af te bakenen, heb ik duidelijke vragen geformuleerd. De vraag die tijdens dit onderzoek centraal staat is: ’In hoeverre scoren leerlingen die met de educatieve

software ‘Het Hoogste Woord Engels’ werken beter dan de leerlingen die op de reguliere manier leren?’ Daarnaast wil ik ook een antwoord proberen te vinden op de volgende vier subvragen: 1. In hoeverre scoren meisjes beter dan jongens, ongeacht de versie waarmee zij werken? 2. In hoeverre scoren leerlingen die lang geleerd hebben beter dan de leerlingen die minder tijd aan het leren besteed hebben? 3. In hoeverre scoren softwaregebruikers op de lange termijn beter dan de reguliere leerders? 4. In hoeverre scoren de softwaregebruikers beter op spelling in vergelijking met de reguliere leerders? Bij de centrale vraag ga ik uit van het principe dat alle ontwikkelaars en makers van educatieve software de programma’s zo ontwerpen dat de gebruiker er iets van leert. Ik verwacht dan ook dat de leerlingen die met de software ‘Het Hoogste Woord Engels’ werken beter presteren dan de leerlingen die op de reguliere manier leren. Bij subvraag 1 verwacht ik dat het in principe niet uitmaakt of je een jongen of meisje bent. Volgens mij speelt sekse geen rol bij het uitbreiden van de woordenschat. Jongens en meisjes kunnen wat dat betreft even goed presteren. Bij subvraag 2 verwacht ik dat als je lang leert, je de woorden beter onthoudt en daarom ook beter presteert. Bij subvraag 3 ga ik ervan uit dat de softwaregebruikers de woorden langer onthouden. Met software kun je intensiever leren en daardoor verwacht ik dat de woorden ook langer worden onthouden. Bij subvraag 4 verwacht ik dat de leerlingen die met de software hebben gewerkt minder spellingsfouten maken, omdat zij de woorden via het softwareprogramma

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat kunnen

typen

en

zo

de

juiste

schrijfwijze

hebben

kunnen

11 oefenen.

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

12

2. Opzet van het onderzoek

2.1. Het materiaal Om te kunnen onderzoeken in hoeverre leerlingen die met software werken hoger scoren dan leerlingen die op de reguliere manier leren, heb ik gebruik gemaakt van twee soorten materialen:

1. Educatieve software ‘Het Hoogste Woord’ ’Het Hoogste Woord’

is een woordtrainingsprogramma met geluid.

Het

programma is verkrijgbaar in de talen Engels (voor deze scriptie gebruikt), Duits en Frans. Per taal is de woordenschat verdeeld in vier niveaus. Elk niveau omvat een

aantal

verwante

thema’s,

die

op

hun

beurt

zijn

onderverdeeld

in

woordgroepen die bij het thema aansluiten. Een voorbeeld: mijn proefpersonen leerden op niveau 2 woorden uit het thema ‘Persoonlijk’. Eén van de woordgroepen uit dit thema is ‘persoon en familie’, waarbij de leerlingen woorden moesten leren als ‘mens’, ‘jongere’, ‘mensheid’, ‘volwassene’, ‘zwager’ etc. Binnen het programma worden drie didactische werkvormen onderscheiden. De eerste vorm betreft meerkeuzevragen waarbij je het woord uit de vreemde taal naar het Nederlands moet vertalen. De tweede vorm bestaat uit oefeningen waarbij je het woord in de vreemde taal moet intypen. De derde vorm betreft meerkeuzevragen waarbij je aan de hand van een omschrijving van het woord in de vreemde taal het juiste woord moet kiezen. Al deze didactische werkvormen hebben eenzelfde opbouw. Eerst maak je een instaptoets om te kijken welke woorden je nog niet kent. Met de woorden die je niet kent (die je in de instaptoets dus fout hebt), ga je naar de presentatie. Hier worden de woorden getoond en uitgesproken. Na de presentatie ga je de woorden die je fout had, oefenen. Na deze oefensessie maak je de eindtoets waarbij alle woorden uit de themagroep aan bod komen. Het programma bevat de mogelijkheid om een oefenschrift bij te houden. Hierin kan de leerling zelf de opgave en het antwoord intypen. Het oefenschrift kan geraadpleegd worden indien dit wenselijk is. In afbeelding 1 is een voorbeeld van het oefenschrift opgenomen.

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

13

Afbeelding 1. Voorbeeld van het oefenschrift

Ook is er een scoreoverzicht waar wordt bijgehouden hoe lang je over de opgave hebt gedaan. Afbeelding 2 laat zien hoe dit overzicht eruit ziet. De scores kunnen geprint worden. De leerling kan tevens een woordenboek raadplegen en daarin zelf woorden opzoeken.

Afbeelding 2. Voorbeeld van het scoreoverzicht

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

14

2. Woordenlijst Engels met verklarende Engelse zinnen De woordenlijst Engels omvat 156 woorden die de leerlingen Nederlands-Engels moesten leren. Elk woord werd toegelicht met een Engelse zin (zie bijlage 1). Een voorbeeld: mensheid

What is so superior about the human race?

human race

Beide materialen zijn in die zin gelijk dat ze dezelfde woorden omvatten en dezelfde zinnen. Het mag duidelijk zijn dat software meer mogelijkheden biedt dan een papieren woordenlijst en dat is dus ook het geval bij ‘Het Hoogste Woord’. Didactisch gezien zijn er aanzienlijke verschillen. Bij de papieren woordenlijst kun je de woorden alleen Nederlands-Engels of Engels-Nederlands leren en de bijbehorende zin lezen. Bij de software heb je de keuze uit drie didactische werkvormen met verschillende stappen en extra mogelijkheden zoals een scoreoverzicht en een woordenboek.

2.2. De proefpersonen In totaal namen 48 leerlingen deel aan de metingen. Zij waren op dat moment allemaal brugklassers havo – lyceum in de leeftijd van 11 tot en met 14 jaar. Uiteindelijk heb ik de leerlingen die een bepaalde meting niet hadden gemaakt uit het onderzoek gehaald. Van de 44 leerlingen die overbleven, hebben

21

jongens en 23 meisjes deelgenomen.

2.3. Design Met de docenten was afgesproken dat de leerlingen niet op de hoogte werden gebracht van het feit dat zij meededen aan een onderzoek. Dit om te voorkomen dat zij het alleen als een spelletje zouden zien en niet daadwerkelijk hun best deden. De leerlingen zagen het onderzoek nu als een proefwerk waarvoor zij een cijfer hebben gekregen dat meetelde voor hun rapportcijfer Engels. De 44 proefpersonen waren leerlingen van twee verschillende brugklassen, te weten B1B en B1C. Beide klassen leerden dezelfde 156 Engelse woorden. Klas B1B leerde de woorden met behulp van de educatieve software ‘Het Hoogste Woord’, klas B1C leerde de woorden aan de hand van de papieren woordenlijst. Aangezien de software veel meer woorden omvatte dan de proefpersonen moesten leren, kregen de leerlingen van klas B1B een extra instructie. Hierin

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

15

stond duidelijk vermeld welke woordgroepen en thema’s ze moesten leren (zie bijlage 2). Ook de leerlingen die de papieren woordenlijst moesten leren, kregen een korte instructie (zie bijlage 3). Om vast te kunnen stellen hoeveel woorden de leerlingen al wisten zonder dat zij de woorden ooit gezien en geleerd hadden, nam ik eerst een voormeting (nulmeting) af. Daarna kregen de leerlingen vijf weken de tijd om de 156 Engelse woorden te leren. Tijdens deze leerperiode moesten ze aan de hand van een tabel bijhouden hoe lang ze elke keer leerden (zie bijlage 4). Na deze vijf weken kregen de leerlingen de eerste nameting (het proefwerk). Drie weken na de eerste nameting kregen de leerlingen onaangekondigd een tweede nameting. Het doel van deze tweede nameting was om te kijken hoeveel woorden de leerlingen nog wisten en of de softwaregebruikers beter zouden scoren dan de reguliere groep.

2.4. Instrumentatie De te leren woorden ontleende ik aan de educatieve software ‘Het Hoogste Woord’, niveau 2. Dit niveau kwam overeen met het niveau dat de leerlingen op dat moment hadden. Aangezien de software veel woorden bevat, moest ik een duidelijke selectie maken. Ik koos daarom voor het thema Persoonlijk. Dit thema bestaat uit acht woordgroepen, waarbij elke woordgroep ook nog eens is onderverdeeld in woordenreeksen. Om het totaal aantal woorden beperkt te houden, selecteerde ik vijf woordgroepen en gebruikte van elke woordgroep alleen de eerste woordenreeks. Ik kwam daarbij op een totaal van 156 woorden. Volgens de docenten kunnen brugklasleerlingen in drie tot vijf weken ongeveer 150 woorden leren. Met 156 woorden voldeed ik aan dat aantal. Voor beide leerwijzen, ‘softwaregebruik’ en ‘regulier leren’, heb ik precies dezelfde toets ontwikkeld (zie bijlage 5). Alleen op deze manier kon ik betrouwbare vergelijkingen trekken tussen beide groepen. Ik heb gekozen voor een ‘open schriftelijke toets’, omdat bij een meerkeuzevorm het woord toevallig goed geraden kan worden. De proefpersoon hoeft het woord dan helemaal niet te kennen, maar kan het bijvoorbeeld op de voormeting wel goed raden. Op de nameting kan dit precies andersom zijn. Er vindt dan als het ware ‘taalverlies’ plaats dat het zicht op de leerwinst vertroebelt (Appel & Vermeer, 1997). Alle metingen werden tijdens een lesuur van vijftig minuten afgenomen. Binnen dit tijdsbestek kunnen leerlingen gemakkelijk vijftig Nederlandse woorden naar

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

16

het Engels vertalen. Daarom heb ik gekozen voor een toets met vijftig items. Voor het maken van de toets selecteerde ik eerst de woorden die alle proefpersonen moesten leren. Deze werden steekproefsgewijs uit de 156 woorden getrokken. Ik voegde elk vierde woord uit de woordenlijst aan de toets toe. Daarbij lette ik wel op of er niet teveel cognates in voorkwamen (bijvoorbeeld de Engelse vertaling van het woord ‘alcohol’ is identiek aan het Nederlands) of dat er teveel vertalingen van hetzelfde woord mogelijk waren (bijvoorbeeld: het Nederlandse woord ‘kleding’ kan in het Engels vertaald worden met zowel ‘clothes’ als ‘clothing’). Helaas is dit laatste niet altijd te voorkomen. Als ik een bepaald woord niet wilde opnemen in de toets, omdat het bijvoorbeeld teveel voor de hand lag, week ik uit naar het voorgaande of volgende woord uit de woordenlijst.

2.5. Procedure Het onderzoek bestond uit een voormeting (nulmeting) en twee nametingen. Tijdens alle drie de metingen kregen de leerlingen vijftig Nederlandse woorden aangeboden waarbij zij de juiste Engelse vertaling moesten geven. Deze woorden werden beoordeeld op betekenis (kent de leerling het woord?) en op spelling (geeft de leerling de juiste schrijfwijze van het woord?). De woorden van de nametingen waren identiek aan die van de voormeting. Alle proefpersonen kregen voor aanvang van de voormeting instructies over de wijze waarop zij de toets moesten maken (zie bijlage 6). Aangezien zij niet wisten dat ze deelnamen aan een onderzoek werd hen verteld dat met de toets werd bekeken hoe groot hun Engelse woordenschat op dat moment was. De leerlingen moesten de woorden die zij kenden, invullen. De woorden die zij niet kenden, konden ze ‘open’ laten. De eerste nameting (na vijf weken) was voor de proefpersonen aangekondigd als een proefwerk. Binnen vijftig minuten moesten ze van de vijftig Nederlandse woorden de juiste Engelse vertaling geven. De tweede nameting (3 weken na de eerste nameting) kregen de proefpersonen geheel onverwacht. Tijdens een studieles werden weer dezelfde vijftig woorden getoetst, op dezelfde wijze als de eerste nameting. Alle metingen verliepen zonder problemen. De proefpersonen wisten precies wat er van hen werd verwacht. Alle metingen werden binnen een lesuur van vijftig minuten getoetst.

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

17

2.6. Verwerking van de gegevens Per onderzoeksvraag geef ik aan welke statistische toetsen ik heb gebruikt bij de verwerking van de gegevens.

’In hoeverre scoren leerlingen die met de educatieve software ‘Het Hoogste Woord Engels’ werken beter dan de leerlingen die op de reguliere manier leren?’ Eerst heb ik in een t-toets bekeken of er een verschil was in leertijd tussen de sofwaregebruikers enerzijds en de reguliere leerders anderzijds. Dit bleek niet het geval. Daarna heb ik in een GLM-toets (General Lineair Model) bekeken of er een verschil was tussen de voormeting en nameting1 van de softwaregebruikers en de reguliere leerders. ’In hoeverre scoren meisjes beter dan jongens, ongeacht de versie waarmee zij

werken?’ Eerst heb ik in een t-toets gekeken of de leertijd van jongens en meisjes verschilde. Daarna heb ik in een GLM-toets bekeken of er een verschil was tussen de voormeting en nameting1 van jongens en meisjes.

’In hoeverre scoren leerlingen die lang geleerd hebben beter dan de leerlingen die minder tijd aan het leren besteed hebben?’ Eerst heb ik in een GLM-toets bekeken of er een verschil is in de hoeveelheid leertijd op de voormeting en de nameting1. Daarna heb ik in een GLM-toets bekeken of er een verschil is in inzet op de voormeting en nameting1.

’In hoeverre scoren softwaregebruikers op de lange termijn beter dan de reguliere leerders?’ In een GLM-toets heb ik bekeken of er qua score van de softwaregebruikers en reguliere leerders een verschil was op nameting2. Leertijd is hier meegenomen als covariabele.

‘In hoeverre scoren de softwaregebruikers beter op spelling in vergelijking met de reguliere leerders? Ik heb in een GLM-toets bekeken of er een verschil was in vooruitgang in spelling van de softwaregebruikers en reguliere leerders op de voormeting en nameting1. Omdat er een verwacht verschil zou kunnen zijn tussen jongens en meisjes, heb

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

18

ik in een t-toets gekeken of dit inderdaad het geval was. Vervolgens heb ik in de GLM-toets bekeken of er een verschil was in de vooruitgang in scores op spelling tussen jongens en meisjes op de voormeting en nameting1. Tenslotte heb ik in de GLM bekeken of er tussen softwaregebruikers en reguliere leerders een verschil was tussen jongens en meisjes in spelling op de voormeting en nameting1.

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

19

3. Resultaten Per onderzoeksvraag geef ik de resultaten van het onderzoek weer.

’In hoeverre scoren leerlingen die met de educatieve software ‘Het Hoogste Woord Engels’ werken beter dan de leerlingen die op de reguliere manier leren?’ Omdat leertijd een belangrijke factor is bij het onthouden van woorden, ben ik eerst nagegaan of er tussen softwaregebruikers en reguliere leerders een verschil in leertijd was. In tabel 1 staan de resultaten met betrekking tot de hoeveelheid tijd die softwaregebruikers en reguliere leerders hebben geleerd. TABEL 1 De tijd dat softwaregebruikers en reguliere leerders hebben geleerd (score is in minuten; standaardafwijking staat tussen haakjes)

Leertijd

Softwaregebruik

Regulier leren

253.45 (97.74)

257.00 (153.26)

Gemiddeld besteden softwaregebruikers iets minder tijd aan het leren van de Engelse woorden dan de reguliere leerders. Dit verschil is echter niet significant (t(32)= .08, p=.94). Wel valt op dat de spreiding bij reguliere leerders veel groter is. In tabel 2 staan de resultaten van de scores die softwaregebruikers en reguliere leerders hebben behaald op de voormeting en nameting1. In tabel 3 staan de resultaten van de variantie-analyse.

De invloed van educatieve software op het uitbreiden van de woordenschat

20

TABEL 2 Score voormeting en nameting1 van softwaregebruikers en reguliere leerders (score is minimaal 0, maximaal 50; standaardafwijking staat tussen haakjes) Softwaregebruik

Regulier leren

Voormeting

9.96 (7.24)

9.33 (7.88)

Nameting1

44.87 (9.24)

43.38 (7.50)

TABEL 3 Resultaten variantie-analyse Source

df

Mean Square

F

Sig.

vooruitgang

1

26101.611

419.000

.001

TIJD*VERSIE

1

4.111

.066

.799

ERROR (TIJD)

42

62.295

De leerlingen gaan zeer sterk vooruit (van 10 naar 44 goede items). De leerwinst is (44-10)/ (50-10)= 34/40x100= 85% (Appel/Vermeer, 1997). De leerlingen gaan significant vooruit (F(1)=419, p
View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF