Eerstelijns Ergotherapie in de Geestelijke Gezondheidszorg

January 23, 2018 | Author: Anonymous | Category: Sociale wetenschappen, Psychologie, Abnormal Psychology
Share Embed Donate


Short Description

Download Eerstelijns Ergotherapie in de Geestelijke Gezondheidszorg...

Description

Eerstelijns Ergotherapie in de Geestelijke Gezondheidszorg Theoretisch onderbouwing

Vergezicht… 15 Juni 2011

Projectgroep

Senioradviseur

In opdracht van

Isis Jonker Evelien Kreuger

Ruth Zinkstok

ETP-Net vertegenwoordigd door: Chris van der Molen

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

2

Eerstelijns Ergotherapie in de Geestelijke Gezondheidszorg Theoretische onderbouwing

15 juni 2011

Projectgroep:

Isis Jonker Evelien Kreuger

Senioradviseur:

Ruth Zinkstok

In opdracht van:

ETP-Net, vertegenwoordigd door Chris van der Molen ( GGZ in Geest)

Hogeschool van Amsterdam, opleiding Ergotherapie

© Hogeschool van Amsterdam Foto voorblad: Jönsköping 2011, fotograaf: Isis Jonker, model: Evelien Kreuger. Trefwoorden: eerstelijns ergotherapie, geestelijke gezondheidszorg (GGZ), psychosociale problematiek, internationaal, interventies Verwijzen naar dit document als volgt: Jonker, I., Kreuger, E. & Zinkstok, R.M. (2011) Eerstelijns Ergotherapie in de Geestelijke Gezondheidszorg: Theoretische onderbouwing. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam. Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

3

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

4

Samenvatting Titel: Eerstelijns Ergotherapie in de Geestelijke Gezondheidszorg Projectgroep: I. Jonker & E.A. Kreuger. Senioradviseur: R.M. Zinkstok Datum: 15 juni 2011 Trefwoorden: eerstelijns ergotherapie, Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), psychosociale problematiek, interventies, internationaal.

Op basis van de gegevens uit het afstudeerproject van Brens e.a.(Brens, 2010) blijkt dat eerstelijns ergotherapie binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) rendabel kan zijn, maar hiervoor is er wel een overzicht van eventuele interventies noodzakelijk. ETP-net heeft behoefte aan een beschrijving van mogelijke interventies op basis van gegevens uit de landen: U.K., Ierland, Zweden, Noorwegen en Duitsland. De projectgroep heeft zich als doel gesteld de gevonden interventies te beschrijven ten behoeve van het overleg met zorgverzekeraars, eerstelijns ergotherapeuten en andere betrokkenen om het aanbieden van EEE in de GGZ te kunnen realiseren. In deze theoretische onderbouwing is het literatuuronderzoek beschreven, de uitkomsten uit de werkbezoeken in Duitsland en Zweden en de uitkomsten van het door de projectgroep georganiseerde symposium. Het onderzoek in het werkveld is mede mogelijk gemaakt door Ergotherapie Nederland.

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

5

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

6

Dankwoord Hierbij willen wij graag de volgende partijen en personen bedanken voor de hulp en ondersteuning tijdens ons project. Mede dankzij jullie hebben we met plezier dit project gerealiseerd.

Hartelijk dank ! Senioradviseur Ruth Zinkstok Voor positieve begeleiding en internationale contacten

GGZ in Geest Chris van der Molen Voor haar enthousiasme en begeleiding

Ergotherapie Nederland Bea van Bodegom Voor haar kritische blik en financiële ondersteuning van de werkbezoeken

ETP-Net Marjon Ammeraal, Jaqueline Coppers, Robbert Kruijne, Chris van de Molen, Sander Taam en Ruth Zinkstok Voor hun inzet in het promoten van eerstelijns ergotherapie in de GGZ

Verder willen wij bedanken: Sandra Schiller, Silvana Pyritz, Maja Schunck en Kaweh Voor hun gastvrijheid en het regelen van een super programma in Duitsland

Ann Johansson, Rebecca Ceder, Birgitta Gunnarsson en Julia Lindquist Voor hun gastvrijheid in Zweden

Pim Kraaij Voor zijn hulp bij de organisatie van het sympsoium

Fleur Jonker Voor het redigeren van het programmaboekje van het minisymposium

Thuisfront Voor alle steun gedurende het project

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

7

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

8

Inhoudsopgave Inleiding ...........................................................................................................................................13 1.1 Uitgangssituatie .........................................................................................................................17 1.1.1 Opdrachtgever .....................................................................................................................17 1.1.2 Projectgroep ........................................................................................................................18 1.1.3 Aanleiding............................................................................................................................19 1.1.4 Vraagstelling ........................................................................................................................19 1.1.5 Doelstelling van het project .................................................................................................20 1.1.6 Doelgroep ............................................................................................................................20 1.1.7 Maatschappelijke relevantie ...............................................................................................24 1.1.8 Referenties ..........................................................................................................................25 1.2 Literatuuronderzoek ...................................................................................................................27 1.2.1 Aanpak literatuuronderzoek ................................................................................................27 1.2.2 Zoekstrategie .......................................................................................................................27 1.2.3 Zoektermen .........................................................................................................................28 1.2.4 In- en exclusiecriteria...........................................................................................................28

Deel II Situatie eerstelijns ergotherapie ...........................................................................................29 2.1 Situatie eerstelijns ergotherapie in Nederland ...........................................................................31 2.2 Situatie eerstelijns ergotherapie Europa ....................................................................................32 2.2.1 Duitsland .............................................................................................................................32 2.2.2 Engeland ..............................................................................................................................33 2.2.3 Ierland .................................................................................................................................34 2.2.4 Scandinavië .........................................................................................................................35 2.3 Referenties .................................................................................................................................37

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

9

Deel III Interventies ..........................................................................................................................41 3.1 Life skills training ........................................................................................................................44 3.2 Stress management ....................................................................................................................55 3.3 Tree Theme Method ...................................................................................................................63 3.3.1 Depressie .............................................................................................................................70 3.4 Supported employment and education ......................................................................................79 3.5 Toepasbaarheid interventies in Nederlandse situatie ................................................................89 3.5.1 Life skills training .................................................................................................................89 3.5.2 Stress management .............................................................................................................90 3.5.3 Tree Theme Metod ..............................................................................................................91 3.5.3.1 Depressie ..........................................................................................................................91 3.5.4 Supported employment and Education ...............................................................................91 3.5.5 Referenties ..........................................................................................................................92 3.6 Instrumenten..............................................................................................................................93 3.6.1 Assessment of Motor and Process Skills (AMPS) .................................................................94 3.6.2 Canadian Occupational Performance Model (COPM) ..........................................................95 3.6.3 Occupational Performance History Interview ......................................................................95 3.6.4 Overige instrumenten..........................................................................................................96 3.6.5 Referenties ..........................................................................................................................97

Deel IV Werkveld onderzoek ............................................................................................................99 4.1. Voorbereiding werkbezoeken .................................................................................................101 4.2. Uitkomsten werkbezoeken...................................................................................................... 101 4.2.1 Duitsland ...........................................................................................................................101 4.2.2 Zweden ..............................................................................................................................102 4.3 Voorbereidingen symposium ...................................................................................................102 4.4 Uitkomsten Symposium ...........................................................................................................103 Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

10

Deel V Conclusie.............................................................................................................................105 5.1 Life skills training ..................................................................................................................107 5.2 Stressmanagement ...............................................................................................................107 5.3 Tree Theme Method .............................................................................................................108 5.3.1 Ergotherapie interventies voor cliënten met een depressie ..........................................108 5.4 Suppported employment en education ................................................................................109

Deel VI Bijlagen ..............................................................................................................................111 6.1 Definitielijst ..............................................................................................................................113 6.2 Uitleg depressie ........................................................................................................................119 6.3 Voorbereiding Werkbezoek ......................................................................................................123 6.4 Verslag werkbezoeken .............................................................................................................126 6.5 Symposium ..............................................................................................................................134 6.5.1 Program .........................................................................................................................134 6.5.2 Notulen symposium .......................................................................................................135 6.6 Bronvermelding ........................................................................................................................145

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

11

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

12

Inleiding Voor u ligt de theoretische onderbouwing, horende bij het adviesrapport van het project ‘Eerstelijns Ergotherapie in de Geestelijke Gezondheidszorg.’ Het project is gestart als een vervolg op een eerder afstudeerproject (Brens, 2010) waarbij onderzoek gedaan is naar de mogelijkheden van het opstarten van eerstelijns ergotherapie in de GGZ. Naar aanleiding van dit advies en het gegeven dat in het buitenland ergotherapeuten in de eerste lijn vaker werken met mensen met psychische problematiek heeft ETP-Net de volgende vraag gesteld: ETP- Net heeft behoefte aan actuele kennis op het gebied van interventies op het gebied van:  Assessments en advisering over oplossingen voor het dagelijks handelen aan cliënt dan wel mantelzorger  Trainen van vaardigheden in de eigen omgeving  Coaching van behoud van vaardigheden in de eigen omgeving. Deze kennis wordt verzameld in vier van volgende landen: UK, Ierland, Zweden, Duitsland, Noorwegen. Het project mondt uit in een beschrijving van drie tot vijf voor de Nederlandse ergotherapie bruikbare interventies. Zo’n interventie kan een bepaalde behandeling betreffen, maar ook een begeleidingstraject of een op de omgeving gerichte ondersteunende of adviserende aanpak. De beschrijving van de interventie is zodanig vormgegeven dat er over dat specifieke ergotherapieaanbod onderhandeld kan worden met zorgverzekeraars. De theoretische onderbouwing is opgebouwd uit zes delen:  Deel I waarin de uitgangssituatie en aanpak beschreven worden.  Deel II waarin een beschrijving van de doelgroep en een beschrijving van de situatie van de Nederlandse GGZ en de GGZ in de landen Engeland, Ierland, Scandinavië en Duitsland gegeven wordt.  Deel II waarin een beschrijving van de doelgroep en een beschrijving van de situatie van de Nederlandse GGZ en de GGZ in de landen Engeland, Ierland, Scandinavië en Duitsland gegeven wordt.  Deel III waarin de interventies beschreven zijn en een conclusie waarbij ingegaan wordt op de mogelijke implementatie in Nederland.  Deel IV waarin vragen worden geformuleerd voor een vervolgonderzoek in het werkveld.  Deel V waarin conclusies voor de afzonderlijke interventies worden getrokken.  Deel VI waarin alle bijlagen zijn opgenomen.

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

13

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

14

Deel I Startpositie

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

15

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

16

1.1 Uitgangssituatie 1.1.1 Opdrachtgever •

ETP-Net

ETP-Net is een Amsterdams netwerk van ergotherapeuten die werkzaam zijn in de beroepspraktijk of in het onderwijs. Dit netwerk heeft tot doel het onderzoeken en het creëren van de mogelijkheden voor eerstelijns ergotherapie ten behoeve van mensen met handelings- en/of participatieproblemen als gevolg van psychische en psychosociale problematiek. Tevens is het doel van dit netwerk eerstelijns ergotherapie toegankelijk maken voor deze doelgroep. •

Actenz

Actenz is een onderdeel van GGZinGeest en heette voorheen Dagbesteding en Arbeid. Vanuit Actenz worden mensen begeleid bij het (her)krijgen van regie over hun eigen leven. Deze begeleiding en ondersteuning van mensen vindt plaats op het gebied van werken, leren, bewegen, wonen, sociale activiteiten en vrije tijdsbesteding. Een groot deel van deze activiteiten wordt aangeboden in de wijken waarin de mensen wonen. Actenz heeft als doelstelling het optimaliseren van de sociale en maatschappelijke participatie van mensen die kwetsbaar zijn als gevolg van psychische problematiek. Ergotherapie wordt ingeschakeld om deze doelstelling te bereiken. De ergotherapiebehandelingen worden momenteel met name uitgevoerd in de tweede lijn en gefinancierd door tweedelijns financieringsbronnen zoals Diagnosebehandelcombinaties (DBC) en Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) (Actenz, 2011). De directe opdrachtgever van dit project, Chris van der Molen, is werkzaam als ergotherapeut binnen Actenz en tevens aangesloten bij het ETP-Net. •

GGZinGeest

GGZinGeest is een van de grootste organisaties in Amsterdam die verantwoordelijk is voor psychische zorg en hulp. GGZinGeest heeft een samenwerkingsverband met het VU Medisch Centrum, met het doel de geest en het lichaam integraal te benaderen . GGZinGeest biedt psychische hulp voor kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen van crisisopvang tot langdurige behandeling. De organisatie bestaat uit twintig locaties in de regio Amsterdam, Amstelveen, Haarlem, Hoofddorp en Bennebroek. GGZinGeest is opgezet als een stichting, waardoor er met de winst die de organisatie maakt ideële of maatschappelijke doelen worden nagestreefd. (Brens, 2010) De visie van GGZinGeest is het bieden van toegankelijke en gespecialiseerde zorg die aansluit op de behoeften, wensen en verwachtingen van cliënten, hun naasten, verwijzers en de samenleving. In samenwerking met het VUMC biedt GGZinGeest een geïntegreerde benadering van complexe zorg op het snijvlak van psychiatrie en somatiek (GGZ in Geest, 2011).

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

17

1.1.2 Projectgroep De projectgroep bestaat uit twee vierdejaars studenten van de opleiding ergotherapie. Beide leden hebben tijdens de opleiding relevante ervaring opgedaan op het gebied van ergotherapie in de GGZ, ergotherapie in de eerste lijn en in het leggen van internationale contacten. Deze kennis en vaardigheden zijn belangrijk voor het project. Beide studenten hebben deze kennis en vaardigheden op verschillende manieren opgedaan. •

Isis Jonker:

‘Tijdens mijn studie heb ik een project gedaan gekoppeld aan de GGZ. Bij de instelling AMC De Meeren in Zeeburg heb ik met een aantal medestudenten onderzoek gedaan in hoeverre de buurtbewoners interesse hadden in het doen van activiteiten met de cliënten van AMC de Meeren. Hierbij heb ik een aantal keer proefactiviteiten uitgevoerd met cliënten uit de GGZ en buurtbewoners. Deze ervaring kan ik goed gebruiken bij het uitvoeren van dit project. In mijn eerste stage en mijn huidige bijbaan in een eerstelijns ergotherapiepraktijk zie ik hoe een vrijgevestigde eerstelijns ergotherapiepraktijk eruit ziet. Tevens doe ik ervaring op over de hulpvragen van cliënten en de gang van zaken binnen een praktijk. Hierdoor zie ik goed in hoe het is om een eerstelijns ergotherapeut te zijn, wat hun beweegredenen zijn en hoe zij hun onderneming tot een succes maken. Het internationale deel van dit project sluit erg aan op mijn interesse. Het afgelopen half jaar heb ik de minor International Health Promotion gedaan, waarvoor ik drie maanden in Lissabon gewoond heb. Ik heb hier veel geleerd over verschillen in culturen, gezondheidsstelsels en samenwerken met paramedici uit een ander land. Ik hoop dat ik deze ervaring kan gebruiken in het beantwoorden van de vraag.’ •

Evelien Kreuger:

‘Gedurende mijn studie heb ik nog weinig ervaring opgedaan in de psychiatrie. Wel heb ik ervaring opgedaan in de psychiatrie in mijn huidige bijbaan, op de psychogeriatrische afdeling van een verpleeghuis. Mijn stages heb ik gelopen in een ziekenhuis op de neurologieafdeling en op een mytyltyltylschool in Amsterdam. Tijdens een profileringsopdracht voor een vrijgevestigde eerstelijns ergotherapiepraktijk heb ik ervaring opgedaan met werken in de eerste lijn. Met name het afwisselende aspect qua omgeving en cliënten en het behandelen binnen de context wekt mijn interesse tot de eerstelijnszorg. Het internationale aspect spreekt mij aan naar aanleiding van een keuzeprogramma ‘Internationale oriëntatie.’ In dit programma heb ik veel geleerd over de mogelijkheden tot studeren en projecten uitvoeren in het buitenland. In dit project hoop ik meer te leren over de psychiatrie en een vergelijking te kunnen maken tussen de buitenlandse en de Nederlandse situatie.’ Visie projectgroep Eerstelijns ergotherapie kan toegevoegde waarde hebben voor mensen die een beperking in het handelen ervaren als gevolg van psychische problematiek. Om dit te realiseren moeten ergotherapeuten beschikken over kennis van en vaardigheden in het toepassen van interventies om mensen met psychische problematiek in de eerste lijn te kunnen behandelen. Deze “theoretische onderbouwing” kan beschouwd worden als de theoretische basis voor het adviesrapport dat de projectgroep voor ETP-Net heeft geschreven en waarin de beschreven wordt welke acties ondernomen kunnen worden om eerstelijns ergotherapie voor mensen met psychische problematiek te realiseren. Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

18

1.1.3 Aanleiding In de gezondheidszorg werken steeds meer ergotherapeuten vanuit een vrijgevestigde praktijk. Doorgaans worden vanuit een dergelijke praktijk weinig of geen mensen begeleid die door psychische problemen beperkingen ondervinden op het gebied van activiteiten in het dagelijks handelen en participatie in de samenleving. Naar aanleiding van dit gegeven vroeg GGZ inGeest vorig jaar advies over de mogelijkheden van het opzetten van een eerstelijns ergotherapiedienst gekoppeld aan Actenz. Dit heeft geleid tot een afstudeerproject gericht op het onderzoeken van de mogelijkheden om vanuit de eerste lijn ergotherapeutische zorg aan te bieden, gespecialiseerd in de begeleiding en ondersteuning van mensen met psychische problematiek. Dit afstudeerproject van Brens e.a. (Brens, 2010) adviseerde positief over het opzetten van zo ’n eerstelijns ergotherapiedienst. Op basis van hun bevindingen adviseerden zij verder onderzoek te doen naar mogelijke eerstelijns ergotherapie interventies voor mensen met psychische problematiek. In Nederland is er nog maar weinig bekend over mogelijke eerstelijns ergotherapeutische interventies in de geestelijke gezondheidzorg, dit in tegenstelling tot andere landen in Europa. Informatie uit deze vijf landen zal de basis vormen voor de zoektocht naar mogelijke ergotherapeutische interventies die ingezet kunnen worden in de eerstelijns ergotherapie voor mensen met psychische problematiek. ETP-Net heeft als doelstelling de eerstelijns ergotherapie binnen de GGZ te ontwikkelen en toegankelijk te maken. Daarom is het zoeken naar mogelijke interventies een belangrijke stap tot het realiseren van een ergotherapeutische eerstelijns dienst. De beschrijving en de effectiviteit van deze interventies zullen centraal staan in dit afstudeerproject.

1.1.4 Vraagstelling De opdracht komt van ETP-Net en is via de Hogeschool van Amsterdam aangeboden aan de projectgroep. De volgende vraagstelling heeft ETP-Net daarvoor geformuleerd; Welke actuele kennis van ergotherapeutische interventies is beschikbaar op het gebied van: • assessments en advisering over oplossingen voor het dagelijks handelen aan cliënt dan wel mantelzorger, • trainen van vaardigheden in de eigen omgeving, • coaching van behoud en vaardigheden in de eigen omgeving. Deze kennis zal worden verzameld aan de hand van informatie uit vijf van de volgende landen: Verenigd Koninkrijk, Ierland, Zweden, Duitsland, Noorwegen. Het project mondt uit in een beschrijving van drie tot vijf, voor de Nederlandse ergotherapie bruikbare, interventies. Een dergelijke interventie kan een bepaalde behandeling betreffen, maar ook een begeleidingstraject of een op de omgeving van de cliënt gerichte ondersteunende aanpak. De beschrijving van de interventie is zodanig vormgegeven dat er over dit specifieke ergotherapieaanbod onderhandeld kan worden met zorgverzekeraars.

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

19

1.1.5 Doelstelling van het project De projectgroep zal haar advies schrijven voor ergotherapeuten die aangesloten zijn bij het ETP-Net. Zij zullen degenen zijn die de interventies daadwerkelijk in praktijk gaan brengen . De projectgroep zal daarom de interventies zo concreet mogelijk beschrijven en in haar adviesrapport adviseren over een juiste implementatie van de interventies in de Nederlandse situatie. De projectgroep verwacht dat dit advies, samen met het advies van Brens e.a. (2010), een goede basis vormt voor de verantwoording voor gemeentelijke Wmo-diensten en voor zorgverzekeraars van een eerstelijns ergotherapiedienst voor mensen met psychische problematiek. De focus van het project ligt op het beschrijven van mogelijke interventies en niet op de financiële of organisatorische randvoorwaarden.

1.1.6 Doelgroep In dit hoofdstuk zal de projectgroep meer uitleg geven over de doelgroep die de projectgroep hanteert bij het zoeken naar toepasbare interventies voor ergotherapie in de eerste lijn. De projectgroep zal zich met name richten op de doelgroep volwassenen met klachten als gevolg van psychische problemen, waaronder  het moeilijk om kunnen gaan met life-events zoals aanpassingsstoornissen,  vage klachten, een combinatie van psychische en lichamelijke problemen, zoals psychosomatische of somatoforme klachten,  meervoudige problematiek,  psychosociale problematiek. De projectgroep beperkt zich tot mensen die zelfstandig thuis of begeleid thuis wonen, al dan niet werken, alleen- of samenwonend zijn, wel of geen kinderen hebben, autochtoon of allochtoon zijn of volwassenen bij wie sprake is van meervoudige problematiek (somatisch/cognitief/psychisch). Tevens zal de projectgroep zich richten op de preventie van psychische problemen bij volwassenen Psychische problemen in Nederland Psychische aandoeningen komen veel voor. Vier op de tien volwassen krijgt ooit in zijn of haar leven een van de onderstaande aandoeningen (42,7%) (GGZ Nederland, 2010). De onderstaande tabel bevat de meest voorkomende diagnosen bij patiënten in 2010.

Fig. 1 Meest voorkomende diagnosen in 2010 (GGZ Nederland, 2010) Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

20

Psychische stoornissen worden veelal geclassificeerd aan de hand van DSM-IV. Dit is een classificatiesysteem ontwikkeld door de American Psychiatric Association om het onderzoek en de communicatie over psychiatrische aandoeningen duidelijker en betrouwbaarder te maken. De DSM wordt veel door psychiaters gebruikt voor het diagnosticeren van een psychiatrische ziekte. De DSMIV bestaat uit vijf assen: As 1: Klinische stoornis As 2: Persoonlijkheidsstoornissen As 3: Lichamelijke aandoeningen As 4: Psychosociale en omgevingsfactoren As 5 Algehele beoordeling van het functioneren Om de doelgroep verder te specificeren maakt de projectgroep gebruik van de indeling van DSM IV. Aangezien preventie ook een belangrijke taak is voor de ergotherapeut zal er aan dit hoofdstuk nog een paragraaf aan toegevoegd worden waarin dieper ingegaan wordt op risicofactoren voor psychische problematiek. As I

Klinische stoornissen

Onder de klinische stoornissen vallen de volgende hoofdstoornissen:  schizofrenie en andere psychotische stoornissen,  stemmingsstoornissen, waaronder depressie en bipolaire stoornissen,  angststoornissen zoals paniek en fobieën,  dissociatieve stoornissen, waaronder amnesie en depersonalisatie,  eetstoornissen,  slaapstoornissen. Uit onderzoek van NEMESIS (Graaf 2010) blijkt dat 42,7% van de Nederlanders ooit te maken heeft gehad met psychische aandoeningen welke vallen onder As I van de DSM-IV classificatie. Stemmingsangst- en middelenstoornissen waren de meest voorkomende hoofdgroepen van aandoeningen. Bij 18,7% van de mensen was er sprake van een depressieve stoornis, 14,3% van de mensen had klachten als gevolg van alcoholmisbruik en 9,3% van de mensen had een sociale fobie. Tevens was er bij meer dan de helft van de mensen die te maken had met een aandoening op As I, sprake van comorbiditeit. Uit hetzelfde onderzoek (Graaf 2010) blijkt dat 18,0% van de mensen de afgelopen twaalf maanden een psychische aandoening had; in deze maanden was de meest voorkomende stoornis een depressie (5,2%) en een fobie (5,0%). Er is niet veel verschil in het voorkomen van stoornissen tussen de verschillende seksen, wel is er verschil te vinden in de soort psychische stoornis. Zo hebben vrouwen 1,6 keer vaker een stemmingstoornis en 1,7 keer vaker een angststoornis terwijl mannen 2,3 keer zo vaak een middelenstoornis en 2,6 keer zo vaak ADHD hebben. Bij mensen met een lager opleidingsniveau wordt de kans op een stemmings-, angst- en een middelenstoornis groter in vergelijking met mensen met een hoger opleidingsniveau.

Theoretische onderbouwing

15-06-2011

Jonker, I. & Kreuger, E.A.

21

As II Persoonlijkheidsstoornissen & verstandelijke handicaps De huidige visie op de oorzaak van persoonlijkheidsstoornissen is dat dit komt door zowel ‘nature’ als ‘nurture’. Er wordt momenteel veel onderzoek gedaan naar de invloed van de omgeving op het ontwikkelen van een persoonlijkheidsstoornis en de eventuele aanwezigheid van een gen. De persoonlijkheidsstoornissen volgens DSM-IV onderverdeeld in drie clusters: A. Zich uiten in vreemd en excentriek gedrag. Hieronder vallen onder andere de paranoïde, schizoïde en schizofrene persoonlijkheidsstoornissen. B. Zich uiten in overdreven, emotioneel of onconventioneel gedrag. Hieronder vallen onder andere de antisociale, theatrale en bordeline persoonlijkheidsstoornissen. C. Zich uiten in gespannen of angstig gedrag. Hieronder vallen onder andere de afhankelijke, afwijkende en obsessieve compulsieve stoornissen. Bij 13,5% van de algemene bevolking en 60,4% van de psychiatrische patiënten komt minimaal één persoonlijkheidsstoornis voor (Trimbos, 2008). Persoonlijkheidstoornissen vallend onder cluster C komen het meeste voor; persoonlijkheidsstoornissen uit cluster A het minst vaak. Comorbiditeit komt veel voor onder de patiënten. Vaak gaat het dan om stoornissen binnen hetzelfde cluster. Onder As II van de DSM vallen ook verstandelijke handicaps, er wordt een onderverdeling in de niveaus van verstandelijke handicaps:  Zeer ernstig verstandelijk gehandicapt: mensen met een IQ < 20-25,  Ernstig verstandelijk gehandicapt: mensen met een IQ tussen de 20-35,  Matig verstandelijk gehandicapt: mensen met een IQ tussen de 35-50,  Licht verstandelijk gehandicapt: mensen met een IQ tussen de 50-70. Naar schatting van 2008 zijn er in Nederland ongeveer 115.000 mensen met een verstandelijke handicap (IQ
View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF