Samenvatting MBO-exameneisen cohort 2012

January 8, 2018 | Author: Anonymous | Category: Arts & Humanities, Schrijven, Grammatica
Share Embed Donate


Short Description

Download Samenvatting MBO-exameneisen cohort 2012...

Description

SAMENVATTING

KWALIFICATIEDOSSIERS COHORT 2012 “VRIJETIJDSSECTOR”

EXAMENEISEN OP HET GEBIED VAN - Uitstroomdifferentiaties kerntaken/werkprocessen

- LOB (Loopbaan & Burgerschap) Dimensies

- NED (Nederlands) vaardigheden/descriptoren op niveau

- MVT (Moderne Vreemde Talen) vaardigheden/descriptoren op niveau

- RWI Rekenen en Wiskunde vaardigheden/descriptoren op niveau

DOOR UITGEVERIJ DE TOERIST / DE DIENST 2012

-

ALGEMENE OPMERKING: - Grote verschillen in taalniveaus in vergelijkbare uitstroomniveaus! - Bepaalde kwalificatiedossiers zijn voor de derde keer op rij veranderd. Er komen exameneisen voor Rekenen/Wiskunde (voorlopig vanaf schooljaar 2010/2011). - Voor detailinformatie en actuele ontwikkelingen: ga naar www.mbo2010.nl.

PS. DIT MATERIAAL IS MET DE UITERSTE ZORGVULDIGHEID SAMENGESTELD. ER KUNNEN ECHTER GEEN RECHTEN AAN ONTLEEND WORDEN.

Page 1 of 79

INHOUDSOPGAVE ALGEMEEN BLZ INHOUDSOPGAVE

2

INLEIDING

3

TOELICHTING CODES

4

KWALIFICATIEDOSSIERS (PER UITSTROOMDIFFERENTIATIE): ADM

Administratief medewerker

BLZ 6

DMA

Secretariële beroepen

9

FD2 / FD4

Facilitair dienstverlener

11

FRO

Frontoffice medewerker

15

FST

Fastservice

20

HAS

Horeca-assistent

23

HOM

Ondernemer/manager Horeca

25

KOK

Kok

26

LHH

Leisure & Hospitality

30

LVD

Luchtvaartdienstverlener

34

MBC

Medewerker bediening / café-bar

36

RZN

Reizen

40

SB2

Sport- en bewegingsbegeleider

42

SB4

Sport en bewegen

43

BRONDOCUMENTEN: BLZ LLB

Loopbaan & Burgerschap

47

NED

Nederlands

49

Page 2 of 79

MVT

Moderne Vreemde Talen

70

RWI

Rekenen/Wiskunde

75

Page 3 of 79

INLEIDING Hierbij ontvangt u een samenvatting van de exameneisen in zake diverse kwalificatiedossiers in de “vrijetijdssector”. De exameneisen zijn voor ons leidend wat betreft het ontwikkelen van boeken en toetsen/examens. De exameneisen zijn per kwalificatiedossier gegroepeerd. Per kwalificatie zijn de diverse uitstroomdifferentiaties op 1 A4 overzichtelijk bijeengebracht. Hierop staan ook de verwijzingen naar de exameneisen van brondocumenten. Deze exameneisen zijn te vinden vanaf pagina 40.

Overigens ………

Examenproducten: De uitgever hanteert een aantal uitgangspunten op het gebied van examinering: a. We bieden de onderwijsinstellingen (exameninstellingen) een flexibel in te zetten Competentiegerichte Examenmix per kwalificatiedossier en/of uitstroomdifferentiaties met daarin opgenomen de diverse vormen van examenproducten voor: a. Uitstroomdifferentiaties b. Leren, loopbaan, burgerschap c. Nederlands d. Moderne Vreemde Talen (Engels, Duits, Frans, Spaans) e. Rekenen/wiskunde (vanaf 2010) b. Elke onderwijsinstelling (exameninstelling) bepaalt uit het aanbod van onze Competentiegerichte Examenmix welke examens ze inzet voor: a. Formatieve toetsing (toetsen) b. Summatieve toetsing (examens) Op basis van dit flexibel in te zetten aanbod van toetsen en examens kunnen onderwijsinstellingen (exameninstellingen) zelfs per deelnemer een op hem/haar afgestemde (vraaggestuurde) toetsen en/of examenmix inzetten. Ook voor onderwijsinstellingen die meer aanbodgericht zijn, kunnen zelf bepalen welke uitstroomdifferentiaties men aanbiedt en daarop hun eigen examenmix samenstellen. c. Wij bieden diverse soorten toetsen/examens aan:: a. Competentieopdrachten (Beroep en LOB) b. Uitstroomtoets (Beroep) c. BPV-toets (Beroep) d. CGI-toetsen (Beroep en LLB) e. TaalToetsen (MVT en NED) f. RekenToetsen (RWI ofwel Rekenen/Wiskunde, vanaf 2010) Op deze wijze streven we een eenduidige examinering (eenheid in beoordelen) na. Examendossier per uitstroomdifferentiatie: We hebben per uitstroomdifferentiatie een Examendossier (EDS-map) samengesteld waarin alle informatie tan aanzien van onze werkwijze en producten van “toetsing/examinering per uitsroomdifferentiatie”overzichtelijk zijn samengebracht.

Tenslotte …..

We hopen dat we u met deze samenvatting enig uitzoekwerk hebben kunnen besparen. Veel leesplezier! Jeroen van Esch Uitgever

Page 4 of 79

TOELICHTING CODES 2012 KWALIFICATIEDOSSIERS CODE ADM DMA FD2 FD4 FRO FST HAS HOM KOK LHH LVD MBC RZN SB2 SB4

NAAM KWALIFICATIEDOSSIER Administratief medewerker Secretariële beroepen Facilitair Dienstverlener (niv 2) Facilitair Dienstverlener (niv 4) Frontofficemedewerker Fastservice Horeca-assistent Ondernemer horeca / bakkerij Kok Leisure & Hospitality Luchtvaartdienstverlener Medewerker bediening / café-bar Reizen Sport- en bewegingsbegeleider Sport en Bewegen

UITSTROOMDIFFERENTIATIES INTERNE CODE KD UD NO. ADM SMW 1 ADM TRC 2 ADM BMW 3 DMA SEC 3 DMA DSC 4 FD2 FD2 1 FD4 FD2 1 FD4 FD4 2 FRO REC 1 FRO IMW 2 FRO FOM 3 FRO HIN 4 FST MFC 2 FST ZFC 3 FST LGF 4 HAS HAS 1 HOM MOH 1 KOK KOK 1 KOK ZWK 2 KOK LGK 4 KOK GSK 4 LHH LHA 1 LHH LHH 2 LHH LHE 3 LVD LVD 1 MBC GHV 1 MBC BAR 2 MBC ZGH 3 MBC LGB 4 RZN VKR 1 RZN MVR 2 SB2 SB2 1 SB4 SB2 1 SB4 SB3 2 SB4 SB4 3

NAAM UITSROOMDIFFERENTIATIE

CREBO

NIVEAU

Secretarieel medewerker Telefonist/receptionist Bedrijfsadministratief medewerker Secretaresse Directiesecretaresse/managementassistent Facilitair medewerker Facilitair medewerker (afstroom) Facilitair leidinggevende Receptionist Informatiemedewerker Frontofficemanager Hoofd informatie Medewerker Fastservice Eerste medewerker Fastservice Manager/Bedrijfsleider Fastservice Horeca-assistent Manager/ondernemer horeca Kok Zelfstandig werkend kok Leidinggevende keuken Gespecialiseerd kok Leisure & hospitality assistant Leisure & hospitality host Leisure & hospitality executive Luchtvaartdienstverlener Gastheer/-vrouw Bartender Zelfstandig werkend gastheer/-vrouw Leidinggevende bediening Verkoper reizen Manager verkoop reizen Sport- en bewegingsbegeleider Sport- en bewegingsbegeleider (afstroom) Sport- en bewegingsleider Sport- en bewegingscoördinator / Operationeel sport- en bewegingsmanager

90472 90473 90471 95380 95391 95751 95751 95750 90622 90621 94072 94071 94190 94200 95432 90660 90303 90760 95420 95102 95101 94110 94120 94130 91850 94140 94151 94153 94161 94090 94100 95300 95300 95280 95293

niveau 2 niveau 2 niveau 2 niveau 3 niveau 4 niveau 2 niveau 2 niveau 4 niveau 3 niveau 3 niveau 4 niveau 4 niveau 2 niveau 3 niveau 4 niveau 1 niveau 4 niveau 2 niveau 3 niveau 4 niveau 4 niveau 2 niveau 3 niveau 4 niveau 4 niveau 2 niveau 3 niveau 3 niveau 4 niveau 3 niveau 4 niveau 2 niveau 2 niveau 3 niveau 4

BRONDOCUEMNTEN (voor alle kwalificatiedossiers/uitstroomdifferentiaties) INTERNE CODE LOB NED MVT RWI

NAAM BRONDOCUMENTEN Loopbaan & Burgerschap Nederlands Moderne Vreemde Talen Rekenen/Wiskunde

Page 5 of 79

ADM SMW SECTOR: SECRETARIELE/FINANCIELE BEROEPEN DOSSIER: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: SMW Secretarieel medewerker (Niveau 2, crebo: 90472) Kerntaak 1: Verricht ondersteunende secretariële werkzaamheden 1.1. Verzorgt correspondentie 1.2. Verzorgt inkomende en uitgaande post en neemt goederen in ontvangst 1.3. Beheert een agenda en een reserveringssysteem 1.4. Ontvangt bezoekers 1.5. Bedient de communicatiemiddelen en handelt telefoongesprekken af Kerntaak 2: Verricht ondersteunende (financieel) administratieve werkzaamheden 2.1. 2.2. Voert administratieve gegevens in in een geautomatiseerd systeem 2.3. Vult eenvoudige formulieren in

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen

Verhoudingen

2F

2F

Meten en Meetkunde 2F

Verbanden 2F

Nederlands EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F

Schrijfvaardigheid 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F

MVT 1 Engels EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT Luisteren A2 LOB Loopbaan & Burgerschap

Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A2 A1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 6 of 79

Schrijven A2

ADM TRC SECTOR: SECRETARIELE/FINANCIELE BEROEPEN DOSSIER: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: TRC Telefonist/Receptionist (Niveau 2, crebo: 90473) Kerntaak 1: Verricht ondersteunende secretariële werkzaamheden 1.1. 1.2. Verzorgt inkomende en uitgaande post en neemt goederen in ontvangst 1.3. Beheert een agenda en een reserveringssysteem 1.4. Ontvangt bezoekers 1.5. Bedient de communicatiemiddelen en handelt telefoongesprekken af Kerntaak 2: Verricht ondersteunende (financieel) administratieve werkzaamheden 2.1. 2.2. Voert administratieve gegevens in in een geautomatiseerd systeem 2.3. Vult eenvoudige formulieren in

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen

Verhoudingen

2F

2F

Meten en Meetkunde 2F

Verbanden 2F

Nederlands EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F

Schrijfvaardigheid 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F

MVT 1 Engels EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT Luisteren A2 LOB Loopbaan & Burgerschap

Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A2 A1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 7 of 79

Schrijven A1

ADM BMW SECTOR: SECRETARIELE/FINANCIELE BEROEPEN DOSSIER: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: BMW Bedrijfsadministratief medewerker (Niveau 2, crebo: 90471) Kerntaak 1: Verricht ondersteunende secretariële werkzaamheden 1.1. 1.2. Verzorgt inkomende en uitgaande post en neemt goederen in ontvangst 1.3. 1.4. Ontvangt bezoekers 1.5. Kerntaak 2: Verricht ondersteunende (financieel) administratieve werkzaamheden 2.1. Ordent en controleert boekingsstukken 2.2. Voert administratieve gegevens in in een geautomatiseerd systeem 2.3. Vult eenvoudige formulieren in

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen

Verhoudingen

2F

2F

Meten en Meetkunde 2F

Verbanden 2F

Nederlands EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F

Schrijfvaardigheid 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F

MVT 1 Engels EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT Luisteren A2 LOB Loopbaan & Burgerschap

Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A2 A1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 8 of 79

Schrijven A1

DMA SEC SECTOR: SECRETARIELE BEROEPEN DOSSIER: SECRETARIELE BEROEPEN Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: SEC Secretaresse (Niveau 3, crebo: 95380) Kerntaak 1: Voert taken rondom informatiemanagement uit 1.1. Zorgt voor de schriftelijke informatie-uitwisseling 1.2. Zorgt voor de mondelinge (telefonische) informatie-uitwisseling 1.3. Onderhoudt en actualiseert het (digitale) archief 1.4. 1.5. Onderhoudt het relatienetwerk 1.6. Voert administratieve taken uit Kerntaak 2: Voert taken rondom planning en organisatie uit 2.1. Beheert de agenda 2.2. 2.3. Organiseert bijeenkomsten 2.4. Maakt verslag en handelt zaken af 2.5. Ontvangt bezoekers 2.6. 2.7. Regelt reizen en accommodaties 2.8. 2.9. Handelt facturen en declaraties af

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen

Verhoudingen

2F

2F

Meten en Meetkunde 2F

Verbanden 2F

Nederlands EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F

Schrijfvaardigheid 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F

MVT 1 Engels EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT Luisteren B1 LOB Loopbaan & Burgerschap

Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 B1 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 9 of 79

Schrijven B1

DMA DSC SECTOR: SECRETARIELE BEROEPEN DOSSIER: SECRETARIELE BEROEPEN Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: DSC Directiesecretaresse/managementassitent (Niveau 4, crebo: 95391) Kerntaak 1: Voert taken rondom informatiemanagement uit 1.1. Zorgt voor de schriftelijke informatie-uitwisseling 1.2. Zorgt voor de mondelinge (telefonische) informatie-uitwisseling 1.3. 1.4. Verzorgt de dossiervorming en het dossierbeheer 1.5. Onderhoudt het relatienetwerk 1.6. Voert administratieve taken uit Kerntaak 2: Voert taken rondom planning en organisatie uit 2.1. Beheert de agenda 2.2. 2.3. Organiseert bijeenkomsten 2.4. Maakt verslag en handelt zaken af 2.5. Ontvangt bezoekers 2.6. 2.7. Regelt reizen en accommodaties 2.8. Beheert kleine budgetten en handelt financiële zaken af 2.9. -

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Getallen

Verhoudingen

3F

3F

Meten en Meetkunde 3F

Verbanden 3F

Nederlands EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid taalvaardigheid 3F 3F

Schrijfvaardigheid 3F

Taalverzorging en taalbeschouwing 3F

MVT 1 Engels EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT Luisteren B2 LOB Loopbaan & Burgerschap

Lezen Gesprekken voeren Spreken B2 B2 B1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 10 of 79

Schrijven B2

FD2 (afstroom FD4) SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING (KENWERK) DOSSIER: FACILITAIRE DIENSTVERLENER Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: FD2 Facilitair medewerker (Niveau 2, crebo: 95751) Kerntaak 1: Voert facilitaire werkzaamheden uit 1.1. Voer hostpitality werkzaamheden uit 1.2. Bereidt en distribueert eenvoudige gerechten en huishoudelijke dranken 1.3. Voert licht administratief werk uit 1.4. Voert post- en repro-activiteiten uit 1.5. Onderhoudt de voorraad 1.6. Voert logistieke werkzaamheden uit 1.7. Signaleert onveilige situaties en verhelpt deze 1.8. Voert incidentele schoonmaakwerkzaamheden uit 1.9. Kerntaak 2: Voert onganistatie gebonden taken uit 2.1. Onderhoudt het contact met interne en externe klanten en leveranciers 2.2. 2.3. Signaleert klachten en verbeterpunten en handelt deze af 2.4. Plant de uitvoering van eigen werkzaamheden 2.5. Neemt deel aan werkoverleg. Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9. 3.10. 3.11. (geen kerntaak 4 meer)

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen

Verhoudingen

2F

2F

Meten en Meetkunde 2F

Verbanden 2F

Nederlands EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid taalvaardigheid 1F 2F

Schrijfvaardigheid 1F

Taalverzorging en taalbeschouwing 1F

MVT 1 Engels EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT Luisteren A2 LOB Loopbaan & Burgerschap

Lezen Gesprekken voeren Spreken A1 A2 A1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 11 of 79

Schrijven A1

FD4

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING DOSSIER: FACILITAIRE DIENSTVERLENER Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: FD4 Facilitair leidinggevende (niveau 4, crebo: 95750) Kerntaak 1: Voert facilitaire werkzaamheden uit 1.1. Voert hospitality werkzaamheden uit 1.2. 1.3. Voert licht administratief werk uit 1.4. 1.5. Onderhoudt de voorraad 1.6. Voert logistieke werkzaamheden uit 1.7. Signaleert onveilige situaties en verhelpt deze 1.8. 1.9. Beheert gebouwen en apparatuur Kerntaak 2: Voert organisatiegebonden taken uit 2.1. Onderhoudt het contact met interne en externe klanten en leveranciers 2.2. Beoordeelt offertes en leveringscontacten en stelt leveringscondities op 2.3. Signaleert klachten en verbeterpunten en handelt deze af 2.4. 2.5. Neemt deel aan werkoverleg

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

LOB Loopbaan & Burgerschap

Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 3.1. Maakt een afdelingsplan 3.2. Maakt analyses voor begrotingen en doet voorstellen 3.3. Bewaakt budgetten 3.4. Plant en verdeelt werkzaamheden 3.5. Stuurt medewerkers aan 3.6. Begeleidt medewerkers 3.7. Voert formele gesprekken met medewerkers 5.8. motiveert en stimuleert de samenwerking in het team 5.9. Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer 5.10. Voert werkoverleg 5.11. Stelt rapportages op EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Getallen 3F

Verhoudingen Meten en Meetkunde Verbanden 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge taalvaardigheid Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Taalverzorging en taalbeschouwing 3F 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B1 B1 B1 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 12 of 79

FD4 Certificeerbare eenheden SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitvoeren van schoonmaakonderhoud (Certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.) (Huishoudelijk medewerker) Kerntaken / werkprocessen

1.1.

SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitvoeren en beheren van risicipreventie en Arbo-taken (Certificeerbare eenheid 2, crebo: n.v.t.) (Kwaliteitscontroleur) Kerntaken / werkprocessen

Page 13 of 79

FD4 Certificeerbare eenheden (vervolg) SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitvoeren en beheren van schoonmaak en textiel (Certificeerbare eenheid 3, crebo: n.v.t.) (Executive housekeeper) Kerntaken / werkprocessen

1.1

SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitvoeren en beheren van voorraad en inkoop (Certificeerbare eenheid 4, crebo: n.v.t.) (Magazijnmedewerker) Kerntaken / werkprocessen

Page 14 of 79

FRO REC SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK) DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: REC Receptionist (Niveau 3, crebo: 90622) Kerntaak 1: Voert frontofficewerkzaamheden uit 1.1. Neemt reserveringen aan 1.2. Checkt de klant/gast in 1.3. Informeert en adviseert de gast/klant 1.4. Biedt producten en diensten aan voor verkoop 1.5. Treedt op als centraal aanspreekpunt 1.1. Handelt klachten af 1.7 Bewaakt de veiligheid 1.8 Checkt de klant/gast uit Kerntaak 2: Voert backofficewerkzaamheden uit 2.1. Treft voorbereidingen voor de informatievoorziening en verkoop 2.2. Verwerkt reserveringen 2.3. Voert administratieve werkzaamheden uit 2.4. Verzamelt informatie 2.5. Sluit de kassa af 2.6. Houdt de winkelvoorraad bij 2.7. 2.8. 2.9. 2.10. -

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 naar keuze

LOB Loopbaan & Burgerschap

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen Meten en Meetkunde 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 B1 B1 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A2 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 15 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en Taalbeschouwing 2F Schrijven A2 Schrijven A2

FRO IMW SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK) DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: IMW Informatiemedewerker (Niveau 3, crebo: 90621) Kerntaak 1: Voert frontofficewerkzaamheden uit 1.1. Neemt reserveringen aan 1.2. 1.3. Informeert en adviseert de gast/klant 1.4. Biedt producten en diensten aan voor verkoop 1.5. Treedt op als centraal aanspreekpunt 1.6. Handelt klachten af 1.7. 1.8. Kerntaak 2: Voert backofficewerkzaamheden uit 2.1. Treft voorbereidingen voor de informatievoorziening en verkoop 2.2. 2.3. Voert administratieve werkzaamheden uit 2.4. Verzamelt informatie 2.5. Sluit de kassa af 2.6. Houdt de winkelvoorraad bij 2.7. Verzorgt communicatie met de markt 2.8. 2.9. Beheert contracten en onderhoudt relaties 2.10. -

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 naar keuze

LOB Loopbaan & Burgerschap

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen Meten en meetkunde 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 B1 B1 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A2 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 16 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en Taalbeschouwing 2F Schrijven B1 Schrijven A2

FRO FOM SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK) DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: FOM Frontofficemanager (niveau 4, crebo: 94072) Kerntaak 1: Voert frontofficewerkzaamheden uit 1.1. Neemt reserveringen aan 1.2. Checkt de klant/gast in 1.3. Informeert en adviseert de gast/klant 1.4. Biedt producten en diensten aan voor verkoop 1.5. Treedt op als centraal aanspreekpunt 1.6. Handelt klachten af 1.7. Bewaakt de veiligheid 1.8. Checkt de klant/gast uit Kerntaak 2: Voert backofficewerkzaamheden uit 2.1. Treft voorbereidingen voor de informatievoorziening en verkoop 2.2. Verwerkt reserveringen 2.3. Voert administratieve werkzaamheden uit 2.4. Verzamelt informatie 2.5. Sluit de kassa af 2.6. Houdt de winkelvoorraad bij 2.7. Verzorgt communicatie met de markt 2.8. Verbetert producten en diensten 2.9. Beheert contracten en relaties 2.10. Zorgt voor een goed functionerend reserveringssysteem

Rekenen en Wiskunde

Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 3.1. Maakt een afdelingsplan 3.2. Maakt een personeelsplanning 3.3. Levert informatie aan voor begrotingen 3.4. Zorgt voor inkoop van materialen en middelen 3.5. Bewaakt budgetten 3.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers 3.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 3.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden 3.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan 3.10. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team 3.11 Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer 3.12. Voert werkoverleg 3.13. Rapporteert aan het management EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 3F

Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 naar keuze

LOB Loopbaan & Burgerschap

Verbanden

3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Taalverzorging en taalvaardigheid Taalbeschouwing 3F 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B2 B2 B2 B1 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B1 B1 B1 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 17 of 79

FRO HIN SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK) DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: HIN Hoofd Informatie (niveau 4, crebo: 94071) Kerntaak 1: Voert frontofficewerkzaamheden uit 1.1. Neemt reserveringen aan 1.2. 1.3. Informeert en adviseert de gast/klant 1.4. Biedt producten en diensten aan voor verkoop 1.5. Treedt op als centraal aanspreekpunt 1.6. Handelt klachten af 1.7. 1.8. Kerntaak 2: Voert backofficewerkzaamheden uit 2.1. Treft voorbereidingen voor de informatievoorziening en verkoop 2.2. 2.3. Voert administratieve werkzaamheden uit 2.4. Verzamelt informatie 2.5. Sluit de kassa af 2.6. Houdt de winkelvoorraad bij 2.7. Verzorgt communicatie met de markt 2.8. Verbetert producten en diensten 2.9. Beheert contracten en relaties 2.10. -

Rekenen en Wiskunde

Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 3.1. Maakt een afdelingsplan 3.2. Maakt een personeelsplanning 3.3. Levert informatie aan voor begrotingen 3.4. Zorgt voor inkoop van materialen en middelen 3.5. Bewaakt budgetten 3.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers 3.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 3.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden 3.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan 3.10. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team 3.11 Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer 3.12. Voert werkoverleg 3.13. Rapporteert aan het management EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 3F

Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 naar keuze

LOB Loopbaan & Burgerschap

Verbanden

3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Taalverzorging en taalvaardigheid taalbeschouwing 3F 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B2 B2 B2 B1 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B1 B1 B1 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 18 of 79

FRO Certificeerbare eenheden SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK) DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Medewerker reserveringen (certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.) Kerntaken / werkprocessen

Page 19 of 79

FST MFC SECTOR: HORECA DOSSIER: FASTSERVICE Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: MFC Medewerker Fastservice (Niveau 2, crebo: 94190) Kerntaak 1: Maakt bedrijfsruimtes bedrijfsklaar en bereidt en/of assembleert fastserviceproducten 1.1. Viert voorbereidende werkzaamheden uit voor productie- en distributieproces 1.2. Voert productiewerkzaamehden uit 1.3. Houdt de productie-, distributie-, en overige gastenruimtes schoon gedurende zijn dienst 1.4. Voert afrondende werkzaamheden in de productie- en distributieruimte uit 1.5. 1.6. 1.7. Kerntaak 2: Verkoopt fastserviceproducten en verleent gastvrijheid aan gasten 2.1. Verkoopt producten 2.2. Bedient en beheert de kassa 2.3. Distribueert bestellingen 2.4. Gaat om met normafwijkend gedrag 2.5. 2.6. Vangt klachten van gasten op en handelt deze af 2.7. 2.8. 2.9. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt 3.1. Controleert de voorraad en bestelt 3.2. Ontvangt en controleert grondstoffen en goederen 3.3. Transporteert grondstoffen en goederen en slaat deze op 3.4. -

Rekenen en Wiskunde Nederlands

LOB Loopbaan & Burgerschap

Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9. 4.10. 4.11. 4.12. EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen Meten en meetkunde 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 1F/2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 1F BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 20 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 1F

FST ZFC SECTOR: HORECA DOSSIER: FASTSERVICE Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: MFC Eerste medewerker Fastservice (Niveau 3, crebo: 94200) Kerntaak 1: Maakt bedrijfsruimtes bedrijfsklaar en bereidt en/of assembleert fastserviceproducten 1.1. Viert voorbereidende werkzaamheden uit voor productie- en distributieproces 1.2. Voert productiewerkzaamehden uit 1.3. Houdt de productie-, distributie-, en overige gastenruimtes schoon gedurende zijn dienst 1.4. Voert afrondende werkzaamheden in de productie- en distributieruimte uit 1.5. Controleert apparatuur en gereedschap en voert eenvoudige reparaties uit 1.6. 1.7. Kerntaak 2: Verkoopt fastserviceproducten en verleent gastvrijheid aan gasten 2.1. Verkoopt producten 2.2. Bedient en beheert de kassa 2.3. Distribueert bestellingen 2.4. Gaat om met normafwijkend gedrag 2.5. Handelt in het kader van bedrijfshulpverlening 2.6. Vangt klachten van gasten op en handelt deze af 2.7. 2.8. 2.9. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt 3.1. Controleert de voorraad en bestelt 3.2. Ontvangt en controleert grondstoffen en goederen 3.3. Transporteert grondstoffen en goederen en slaat deze op 3.4. -

Rekenen en Wiskunde Nederlands

LOB Loopbaan & Burgerschap

Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. Plant en verdeelt de werkzaamheden 4.8. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan 4.9. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team 4.10. Bewaakt, evalueert en verbetert processen en procedures op de werkvloer 4.11. 4.12. Rapporteert aan de manager/ondernemer EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen Meten en meetkunde 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 21 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en Taalbeschouwing 2F

FST LGF SECTOR: HORECA DOSSIER: FASTSERVICE Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: LGF Manager/bedrijfsleider fastservice (Niveau 4, crebo: 95432) Kerntaak 1: Maakt bedrijfsruimtes bedrijfsklaar en bereidt en/of assembleert fastserviceproducten 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. Controleert apparatuur en gereedschap en voert eenvoudige reparaties uit 1.6. Werkt mee in het productieproces 1.7. Sluit het fastservicebedrijf of de cateringlocatie af Kerntaak 2: Verkoopt fastserviceproducten en verleent gastvrijheid aan gasten 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. Gaat om met normafwijkend gedrag 2.5. Handelt in het kader van bedrijfshulpverlening 2.6. Vangt klachten van gasten op en handelt deze af 2.7. Werkt mee in het verkoop- en distributieproces 2.8. 2.9. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt 3.1. Controleert de voorraad en bestelt 3.2. Ontvangt en controleert grondstoffen en goederen 3.3. Transporteert grondstoffen en goederen en slaat deze op 3.4. Plant voorraadniveaus

Rekenen en Wiskunde Nederlands

LOB Loopbaan & Burgerschap

Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 4.1. Assisteert bij beleidsontwikkeling 4.2. Maakt analyses voor begrotingen en kostprijzen, vraagt offertes op en doet voorstellen 4.3. Voert de dagadministratie uit 4.4. Bewaakt budgetten 4.5. Ondersteunt bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers 4.6. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 4.7. Plant en verdeelt de werkzaamheden 4.8. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan 4.9. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team 4.10. Bewaakt, evalueert en verbetert processen en procedures op de werkvloer 4.11. Organiseert personeelsbijeenkomsten en periodiek werkoverleg 4.12. Rapporteert aan de manager/ondernemer EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Getallen 3F

Verhoudingen Meten en Meetkunde 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 3F 3F 3F BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 22 of 79

Verbanden 3F

Taalverzorging en Taalbeschouwing 3F

HAS SECTOR: HORECA (KENWERK) BEROEPENGROEP: HORECA-ASSISTENT Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: HAS Horeca-assistent (Niveau 1 crebo: 90660) Kerntaak 1: Voert eenvoudige werkzaamheden in de horeca uit 1.1. Maakt werkruimtes bedrijfsklaar 1.2. Maakt de mise en place 1.3. Bewerkt producten voor de uitgifte 1.4. Verzorgt de bestelling voor de bediening/uitgifte 1.5. Rekent de bestelling af 1.6. Vult de dagvoorraad aan 1.7. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines schoon

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen 2F

Meten en meetkunde 2F

Verbanden 2F

Talen EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Nederlands

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

Referentiekader Nederlands: 1F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 1F 1F 1F BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 23 of 79

Taalverzorging en taalbeschouwing 1F

HAS Certificeerbare eenheid SECTOR: HORECA BEROEPENGROEP: HORECA-ASSISTENT Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Assistent keuken (certificeerbare eenheid 1, crebo: 90660) Kerntaken / werkprocessen

Rekenen en Wiskunde

Kerntaak 1: Voert eenvoudige werkzaamheden in de horeca uit 1.1. Maakt werkruimtes bedrijfsklaar 1.2. Maakt de mise en place 1.3. Bewerkt producten voor uitgifte 1.4. Verzorgt de bestelling voor de bediening/uitgifte 1.5. Rekent de bestelling af 1.6. Vult de dagvoorraad aan 1.7. Maakt de werkruimten, gereedschappen en machines schoon

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen 2F

Meten en meetkunde 2F

Verbanden 2F

Talen EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Nederlands

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

Referentiekader Nederlands: 1F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 1F 1F 1F BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 24 of 79

Taalverzorging en taalbeschouwing 1F

HOM MOH SECTOR: HORECA (KENWERK) DOSSIER: ONDERNEMER HORECA / BAKKERIJ Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: MOH Manager / Ondernemer Horeca (Niveau 4, crebo: 90303) Kerntaken / werkprocessen

Kerntaak 1: Onderneemt 1.1. Ontwikkelt een ondernemingsplan 1.2. Treft voorbereidingen voor het starten van een onderneming 1.3. Implementeert het ondernemingsplan 1.4. Maakt marktanalyses 1.5. Innoveert de onderneming 1.6. Stelt financieel beleid vast en bepaalt de verkoopprijs 1.7. Bepaalt personeelsbeleid 1.8. Bepaalt inkoop- en voorraadbeleid 1.9. Onderhoudt externe contacten Kerntaak 2: Geeft leiding aan de onderneming 2.1. Draagt zorg voor de financiële administratie en registratie 2.2. Bewaakt en verantwoordt de financiële situatie 2.3. Bewaakt de voorraad 2.4. Koopt artikelen in en ontvangt deze 2.5. Werft en selecteert nieuwe medewerkers 2.6. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 2.7. Zorgt voor informatie naar medewerkers 2.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden 2.9. Begeleidt medewerkers en stuurt hen aan 2.10. Implementeert (wettelijke) regels en voorschriften 2.11. Bewaakt, evalueert en verbetert processen en procedures op de werkvloer 2.12. Promoot de onderneming 2.13. Onderzoekt gast-/klant-/medewerkertevredenheid 2.14. Signaleert en handelt klachten af 2.15. Richt de bedrijfsruimte in en onderhoudt de inventaris Kerntaak 3: Werkt mee in de bakkerij: n.v.t. Kerntaak 4: Werkt mee in drank- en spijsverstrekkende bedrijven 4.1. Neemt tafelreserveringen aan 4.2. Verricht voorbereidende werkzaamheden in het horecabedrijf 4.3. Ontvangt en informeert/adviseert de gast 4.4. Neemt de bestelling op en serveert deze 4.5. 4.6. 4.7. Maakt de rekening op en neemt afscheid van de gast 4.8. Creëert en bewaakt sfeer 4.9. Neemt speciale arrangementen, partijen of bestellingen aan 4.10. Voert afrondende werkzaamheden uit in het horecabedrijf 4.11. Sluit het bedrijf af Kerntaak 5: Werkt mee in logiesverstrekkende bedrijven 5.1. Neemt reserveringen aan voor kamers en/of zalen en arrangementen 5.2. Checkt de gast in 5.3. Verleent service aan gasten tijdens hun verblijf 5.4. Bewaakt de veiligheid 5.5. Checkt de gast uit 5.6. Maakt night audit rapportages van de omzet 5.7. Ontwikkelt arrangementen en speciale activiteiten

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Getallen Verhoudingen Meten en meetkunde 3F

Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB: Loopbaan & Burgerschap

Verbanden

3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Taalverzorging en taalvaardigheid taalbeschouwing 3F 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B1 B1 A2 A2 A2 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B1 B1 A2 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 - Dimensie Burgerschap: 2

Page 25 of 79

KOK KOK

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: HORECA (KENWERK) DOSSIER: HORECA, INSTELLINGSKEUKEN EN CATERING Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: KOK Kok (Niveau 2, crebo: 90760) Kerntaak 1: Bereidt gerechten 1.1. – 1.2. Maakt de mise en place 1.3. Past recepten aan 1.4. Bereidt gerechten en componenten 1.5. Werkt gerechten voor de uitgifte af 1.6. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines in de keuken schoon 1.7. Verricht onderhoud aan keukeninventaris 1.8. – Kerntaak 2: Beheert de keukenvoorraden 2.1. Bestelt benodigde producten 2.2. Ontvangt en controleert geleverde producten 2.3. Slaat de geleverde producten op 2.4. Controleert producten en voert keukenadministratie uit Kerntaak 3: Vernieuwt en verbetert de dienstverlening van de keuken (n.v.t.) Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit (n.v.t.)

Rekenen en Wiskunde

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Nederlands

MVT 1 Engels

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

Verhoudingen 2F

Meten en meetkunde 2F

Verbanden 2F

EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A1 A1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 26 of 79

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F Schrijven -

KOK ZWK

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: HORECA DOSSIER: HORECA, INSTELLINGSKEUKEN EN CATERING Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: ZWK Zelfstandig werkend kok (Niveau 3, crebo: 95420) Kerntaak 1: Bereidt gerechten 1.1. Plant zijn werkzaamheden 1.2. Maakt de mise en place 1.3. Past recepten aan 1.4. Bereidt gerechten en componenten 1.5. Werkt gerechten voor de uitgifte af 1.6. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines in de keuken schoon 1.7. Verricht onderhoud aan de keukeninventaris 1.8. Delegeert en bewaakt werkzaamheden Kerntaak 2: Beheert de keukenvoorraden 2.1. Bestelt benodigde producten 2.2. Ontvangt en controleert geleverde producten 2.3. Slaat de geleverde producten op 2.4. Controleert producten en voert keukenadministratie uit Kerntaak 3: Vernieuwt en verbetert de dienstverlening van de keuken 3.1. Ontwikkelt nieuwe recepten en garnituren 3.2. Voert menu-engineering uit 3.3. – 3.4. – 3.5. Ondersteunt de verbetering van efficiency en de beheersing van kosten 3.6. Ondersteunt de verbetering van de kwaliteit 3.7. –

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 4.1. – 4.2. – 4.3. – 4.4. – 4.5. – 4.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers 4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 4.8. – 4.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan 4.10. – 4.11. – 4.12. – 4.13. – EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen Meten en meetkunde 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken Spreken voeren A2 A1 A1 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 27 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F Schrijven A1

KOK LGK

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: HORECA (KENWERK) DOSSIER: HORECA, INSTELLINGSKEUKEN EN CATERING Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: LGK Leidinggevende keuken (Niveau 4, crebo: 95102) Kerntaak 1: Bereidt gerechten 1.1. Plant zijn werkzaamheden 1.2. Maakt de mise en place 1.3. Past recepten aan 1.4. Bereidt gerechten en componenten 1.5. Werkt gerechten voor de uitgifte af 1.6. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines in de keuken schoon 1.7. Verricht onderhoud aan de keukeninventaris 1.8. Delegeert en bewaakt werkzaamheden Kerntaak 2: Beheert de keukenvoorraden 2.1. Bestelt benodigde producten 2.2. Ontvangt en controleert geleverde producten 2.3. Slaat de geleverde producten op 2.4. Controleert producten en voert keukenadministratie uit Kerntaak 3: Vernieuwt en verbetert de dienstverlening van de keuken 3.1. Ontwikkelt nieuwe recepten en garnituren 3.2. Voert menu-engineering uit 3.3. – 3.4. Stelt de menukaart op 3.5. Ondersteunt de verbetering van efficiency en de beheersing van kosten 3.6. Ondersteunt de verbetering van de kwaliteit 3.7. – Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 4.1. Maakt een afdelingsplan 4.2. Maakt een personeelsplanning en –ontwikkeling 4.3. Maakt analyses voor begrotingen en doet voorstellen 4.4. Zorgt voor inkoop van materialen en middelen 4.5. Bewaakt budgetten 4.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers 4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 4.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden 4.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan 4.10. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team 4.11. Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer 4.12. Voert werkoverleg 4.13. Rapporteert aan de ondernemer

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 B1 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 28 of 79

Verbanden 3F

Taalverzorging en taalbeschouwing 3F Schrijven A2

KOK GSK

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: HORECA (KENWERK) DOSSIER: HORECA, INSTELLINGSKEUKEN EN CATERING Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: GSK Gespecialiseerd kok (Niveau 4, crebo: 95101) Kerntaak 1: Bereidt gerechten 1.1. Plant zijn werkzaamheden 1.2. Maakt de mise en place 1.3. Past recepten aan 1.4. Bereidt gerechten en componenten 1.5. Werkt gerechten voor de uitgifte af 1.6. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines in de keuken schoon 1.7. Verricht onderhoud aan keukeninventaris 1.8. Delegeert en bewaakt werkzaamheden Kerntaak 2: Beheert de keukenvoorraden 2.1. Bestelt benodigde producten 2.2. Ontvangt en controleert geleverde producten 2.3. Slaat de geleverde producten op 2.4. Controleert producten en voert keukenadministratie uit Kerntaak 3: Vernieuwt en verbetert de dienstverlening van de keuken 3.1. Ontwikkelt nieuwe recepten en garnituren 3.2. Voert menu-engineering uit 3.3 Draagt ideeën aan voor de samenstelling van menu’s en gerechten 3.4. 3.5. Ondersteunt de verbetering van efficiency en de beheersing van kosten 3.6. Ondersteunt de verbetering van de kwaliteit 3.7. Signaleert en beoordeelt trends en ontwikkelingen

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers 4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 4.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden 4.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan 4.10. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team 4.11. Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer 4.12. Voert werkoverleg 4.13. EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A1 A1 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 29 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F Schrijven A1

LHH LHA SECTOR: RECREATIE (KENWERK) DOSSIER: LEISURE & HOSPITALITY Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: LHA Leisure & Hospitality Assistant (Niveau 2, crebo: 94110) Kerntaak 1: Voert frontoffice activiteiten uit in de recreatieaccommodatie 1.1. Treedt op als centraal aanspreekpunt 1.2. Voert administratieve handelingen uit aan de balie 1.3. – 1.4. Signaleert en handelt klachten af Kerntaak 2: Organiseert, voert uit en begeleidt recreatieve activiteiten 2.1. – 2.2. – 2.3. – 2.4. – 2.5. Treft voorbereidingen voor de uit te voeren recreatieve activiteit 2.6. Begeleidt recreatieve activiteiten en vermaakt gasten 2.7. – 2.8. Zorgt voor de veiligheid van gasten 2.9. Onderneemt actie bij ongelukken, incidenten en calamiteiten 2.10. – 2.11. – 2.12. Verricht opruimwerkzaamheden en maakt schoon in de recreatieaccommodatie Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit: n.v.t.

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

LOB Loopbaan & Burgerschap

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde

Verbanden

2F

2F

2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken Spreken voeren A2 A2 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 30 of 79

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F Schrijven A1

LHH LHH

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: RECREATIE (KENWERK) DOSSIER: LEISURE & HOSPITALITY Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: LHH Leisure & Hospitality Host (Niveau 3, crebo: 94120) Kerntaak 1: Voert frontoffice activiteiten uit in de recreatieaccommodatie 1.1. Treedt op als centraal aanspreekpunt 1.2. Voert administratieve handelingen uit aan de balie 1.3. Houdt voorraad van recreatieve materialen op peil en bestelt 1.4. Signaleert en handelt klachten af Kerntaak 2: Organiseert, voert uit en begeleidt recreatieve activiteiten 2.1. Levert een bijdrage aan het recreatieplan 2.2. Stelt een activiteitenprogramma samen 2.3. Stelt een draaiboek op voor de organisatie van een recreatieve activiteit 2.4. Organiseert een recreatieve activiteit 2.5. Treft voorbereidingen voor de uit te voeren recreatieve activiteit 2.6. Begeleidt recreatieve activiteiten en vermaakt gasten 2.7. Bewaakt de voortgang en kwaliteit van de recreatieve activiteit 2.8. Zorgt voor de veiligheid van gasten 2.9. Onderneemt actie bij ongelukken, incidenten en calamiteiten 2.10. Evalueert en verbetert recreatieve activiteiten 2.11. Verdeelt werkzaamheden en instrueert collega’s bij recreatieve activiteiten 2.12. Verricht opruimwerkzaamheden en maakt schoon in de recreatieaccommodatie Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit: n.v.t.

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken Spreken voeren B1 B1 B1 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken Spreken Voeren A2 A2 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 31 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F Schrijven A2 Schrijven A1

LHH LHE

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: RECREATIE (KENWERK) DOSSIER: LEISURE & HOSPITALITY Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: LHE Leisure & Hospitality Executive (niveau 4, crebo: 94130) Kerntaak 1: Voert frontoffice activiteiten uit in de recreatieaccommodatie 1.1. Treedt op als centraal aanspreekpunt 1.2. Voert administratieve handelingen uit aan de balie 1.3. Houdt voorraad van recreatieve materialen op peil en bestelt 1.4. Signaleert en handelt klachten af Kerntaak 2: Organiseert, voert uit en begeleidt recreatieve activiteiten 2.1. Levert een bijdrage aan het recreatieplan 2.2. Stelt een activiteitenprogramma samen 2.3. Stelt een draaiboek op voor de organisatie van een recreatieve activiteit 2.4. Organiseert een recreatieve activiteit 2.5. Treft voorbereidingen voor de uit te voeren recreatieve activiteit 2.6. Begeleidt recreatieve activiteiten en vermaakt gasten 2.7. Bewaakt de voortgang en kwaliteit van de recreatieve activiteit 2.8. Zorgt voor de veiligheid van gasten 2.9. Onderneemt actie bij ongelukken, incidenten en calamiteiten 2.10. Evalueert en verbetert recreatieve activiteiten 2.11. Verdeelt werkzaamheden en instrueert collega’s bij recreatieve activiteiten 2.12. Verricht opruimwerkzaamheden en maakt schoon in de recreatieaccommodatie

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap

Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 3.1. Maakt een afdelingsplan 3.2. Maakt een personeelsplanning 3.3. Maakt analyses voor begrotingen en doet voorstellen 3.4. Zorgt voor inkoop van materialen en middelen 3.5. Bewaakt budgetten 3.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers 3.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 3.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden 3.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan 3.10. Motiveert de samenwerking in het team 3.11. Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer 3.12. Voert werkoverleg 3.13. Rapporteert aan de ondernemer / het management EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 B1 B1 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A2 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 32 of 79

Verbanden 3F

Taalverzorging en taalbeschouwing 3F Schrijven B1 Schrijven A2

LHH Certificeerbare eenheden SECTOR: RECREATIE (KENWERK) DOSSIER: LEISURE & HOSPITALITY Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Reception Host (Certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.) Kerntaken / werkprocessen

BEROEPENGROEP: LEISURE & HOSPITALITY Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Activity Host (Certificeerbare eenheid 2, crebo: n.v.t.) Kerntaken / werkprocessen

Page 33 of 79

LVD

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: TRANSPORT EN LOGISTIEK DOSSIER: LUCHTVAARTDIENSTVERLENER Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: LVD Luchtvaartdienstverlener (Niveau 4, crebo: 91850) Kerntaak 1: Begeleidt de passagiers op de luchthaven 1.1. Verzorgt het floorwalken 1.2. Verzorgt het bagageproces 1.3. Handelt passagiers aan de balie af 1.4. Verricht controles tijdens het reisproces 1.5. Informeert collega’s over passagiers in afwijkende situaties 1.6. Begeleidt passagiers bij aankomst op de luchthaven 1.7. Begeleidt bijzondere passagiers 1.8. Verstrekt informatie aan passagiers op de luchthaven 1.9. Omgaan met klachten 1.10. Zorgt voor een veilige situatie 1.11. Handelt conform (vlieg)veiligheidsprocedures Kerntaak 2: Bereidt de vlucht voor en begeleidt de passagiers in het vliegtuig 2.1. Bereidt de vlucht voor 2.2. Voert veiligheidcontrole uit 2.3. Begeleidt het instapproces in het vliegtuig 2.4. Verzorgt passagiers in het vliegtuig 2.5. Begeleidt het uitstapproces uit het vliegtuig 2.6. Verstrekt informatie aan passagiers in het vliegtuig 2.7. Omgaan met klachten 2.8. Begeleidt bijzondere passagiers in het vliegtuig 2.9. Handelt conform (vlieg)veiligheidsprocedures

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Getallen 3F

Verhoudingen Meten en meetkunde Verbanden 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Taalverzorging en taalvaardigheid taalbeschouwing 3F 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B2 B2 B2 B2 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B1 B1 B1 B1 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 34 of 79

LVD Certificeerbare eenheid SECTOR: LUCHTVAART Kwalificatiedossier versie 2011-2012 Drop off functionaris (Certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.) Kerntaken / werkprocessen

Page 35 of 79

MBC GHV SECTOR: HORECA BEROEPENGROEP: MEDEWERKER BEDIENING / CAFÉ-BAR Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: GHV Gastheer/-vrouw (Niveau 2, crebo: 94140) Kerntaak 1: Serveert en bereidt dranken en gerechten 1.1. Neemt reserveringen aan 1.2. Ontvangt gasten 1.3. Adviseert de gast en neemt de bestelling op 1.4. Maakt dranken serveergereed 1.5. 1.6. Serveert de bestelling en ruimt af 1.7. Creëert een passende sfeer 1.8. Bewaakt de sfeer 1.9. Rekent de bestelling(en) af en neemt afscheid 1.10 Kerntaak 2: Voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit 2.1. Voert voorbereidende werkzaamheden uit 2.2. Voert afrondende en onderhoudswerkzaamheden uit 2.3. Sluit de kassa af 2.4. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt 3.1. Controleert de voorraad en bestelt 3.2. 3.3. Ontvangt en controleert de bestelling 3.4. Pakt de bestelling uit en slaat deze op Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit (N.V.T.)

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2f Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 1F/2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 1F 2F 1F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A1 A1 A2 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A1 A1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 36 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 1F Schrijven A1 Schrijven -

MBC BAR

SECTOR: HORECA BEROEPENGROEP: MEDEWERKER BEDIENING / CAFÉ-BAR Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: BAR Bartender (Niveau 3, crebo: 94151) Kerntaak 1: Serveert en bereidt dranken en gerechten 1.1. 1.2. Ontvangt gasten 1.3. Adviseert de gast en neemt de bestelling op 1.4. Maakt dranken serveergereed 1.5. Bereidt snacks en kleine gerechten 1.6. Serveert de bestelling en ruimt af 1.7. Creëert een passende sfeer 1.8. Bewaakt de sfeer 1.9. Rekent de bestelling(en) af en neemt afscheid 1.10 Kerntaak 2: Voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit 2.1. Voert voorbereidende werkzaamheden uit 2.2. Voert afrondende en onderhoudswerkzaamheden uit 2.3. Sluit de kassa af 2.4. Sluit het bedrijf af Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt 3.1. Controleert de voorraad en bestelt 3.2. 3.3. Ontvangt en controleert de bestelling 3.4. Pakt de bestelling uit en slaat deze op Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit (N.V.T.)

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 A2 B1 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 37 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F Schrijven A1 Schrijven -

MBC ZGH SECTOR: HORECA BEROEPENGROEP: MEDEWERKER BEDIENING / CAFÉ-BAR Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

Uitstroomdifferentiatie: ZGH Zelfstandig werkend gastheer/-vrouw (Niveau 3, crebo: 94153) Kerntaak 1: Serveert en bereidt dranken en gerechten 1.1. Neemt reserveringen aan 1.2. Ontvangt gasten 1.3. Adviseert de gast en neemt de bestelling op 1.4. Maakt dranken serveergereed 1.5. 1.6. Serveert de bestelling en ruimt af 1.7. Creëert een passende sfeer 1.8. Bewaakt de sfeer 1.9. Rekent de bestelling(en) af en neemt afscheid 1.10 Kerntaak 2: Voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit 2.1. Voert voorbereidende werkzaamheden uit 2.2. Voert afrondende en onderhoudswerkzaamheden uit 2.4. Sluit de kassa af 2.5. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt 3.1. Controleert de voorraad en bestelt 3.2. – 3.3. Ontvangt en controleert de bestelling 3.4. Pakt de bestelling uit en slaat deze op Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 4.1 – 4.2 – 4.3 – 4.4. – 4.5. 4.6. Ondersteunt bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers 4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 4.8. – 4.9. Begeleidt de medewerkers en stuurt medewerkers aan 4.10 – 4.11 – 4.12 – 4.13 – 4.14 – EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 A2 A2 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A1 A1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 38 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F Schrijven A1 Schrijven

MBC LGB

Kerntaken / werkprocessen

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap Wettelijke beroepsvereisten

SECTOR: HORECA BEROEPENGROEP: MEDEWERKER BEDIENING / CAFÉ-BAR Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: LGB Leidinggevende bediening (Niveau 4, crebo: 94161) Kerntaak 1: Serveert en bereidt dranken en gerechten 1.1. Neemt reserveringen aan 1.2. Ontvangt gasten 1.3. Adviseert de gast en neemt de bestelling op 1.4. Maakt dranken serveergereed 1.5. – 1.6. Serveert de bestelling en ruimt af 1.7. Creëert een passende sfeer 1.8. Bewaakt de sfeer 1.9. Rekent de bestelling(en) af en neemt afscheid 1.10 Kerntaak 2: Voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit 2.1. Voert voorbereidende werkzaamheden uit 2.2. Voert afrondende en onderhoudswerkzaamheden uit 2.3. Sluit de kassa af 2.4. Sluit het bedrijf af Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt 3.1. Controleert de voorraad en bestelt 3.2. Vraagt offertes op en selecteert leveranciers 3.3. Ontvangt en controleert de bestelling 3.4. Pakt de bestelling uit en slaat deze op Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit 4.1. Maakt een afdelingsplan 4.2. 4.3. Maakt een personeelsplanning 4.4. Maakt analyses voor begrotingen en doet voorstellen 4.5. Bewaakt budgetten 4.6. Ondersteunt bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers 4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 4.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden 4.9. Begeleidt de medewerkers en stuurt medewerkers aan 4.10. Motiveert en stimuleert de samenwerking in het team 4.11.Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer 4.12. Voert werkoverleg 4.13. Rapporteert aan de ondernemer 4.14. EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Verhoudingen Getallen Meten en meetkunde 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 A2 A2 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken A1 A1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2 Geen

Page 39 of 79

Verbanden 3F

Taalverzorging en taalbeschouwing 3F Schrijven A2 Schrijven

RZN VKR

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: REIZEN (KENWERK) DOSSIER: REIZEN Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: VKR Verkoper reizen (Niveau 3, crebo: 94090) Kerntaak 1: Verkoopt reizen en gerelateerde services en producten 1.1. Voert verkoopondersteunende werkzaamheden uit 1.2. Ontvangt klant en inventariseert de wensen 1.3. Doet een aanbod met prijsberekening 1.4. Legt reservering vast en rondt de verkoop af 1.5. Houdt het klant- en bedrijfsprofiel actueel Kerntaak 2: Handelt verkooptransacties administratief en financieel af 2.1. Plant administratieve werkzaamheden 2.2. Bewaakt de status van de boeking en/of het klantcontact 2.3. Verwerkt veranderingen in de boeking 2.4. Bewaakt betalingen en betaalafspraken en neemt indien nodig actie 2.5. Handelt facturen en reisbescheiden af Kerntaak 3: Zorgt voor relatiebeheer, klantenbinding en klantenservice 3.1. Onderhoudt proactief contact met de klant over de reis 3.2. Behandelt klachten 3.3. Beheert en ontwikkelt een (eigen) relatiebestand 3.4. Inventariseert koop- en reisgedrag en rapporteert deze Kerntaak 4: Geeft leiding aan een team van verkopers (N.V.T.)

Rekenen en Wiskunde Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap

Kerntaak 5: Vertaalt strategie & beleid van de organisatie naar doelen en acties (N.V.T.) EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Verhoudingen Verbanden Getallen Meten en meetkunde 2F 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Taalverzorging en taalvaardigheid taalbeschouwing 2F 2F 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven B1 B1 B1 B1 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven A2 A2 A2 A2 A2 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 40 of 79

RZN MVR SECTOR: REIZEN (KENWERK) DOSSIER: REIZEN Kwalificatiedossier versie 2012-2013

Kerntaken / werkprocessen

Uitstroomdifferentiatie: MVR Manager verkoop reizen (Niveau 4, crebo: 94100) Kerntaak 1: Verkoopt reizen en gerelateerde services en producten 1.1. Voert verkoopondersteunende werkzaamheden uit 1.2. Ontvangt klant en inventariseert de wensen 1.3. Doet een aanbod met prijsberekening 1.4. Legt reservering vast en rondt de verkoop af 1.5. Houdt het klant- en bedrijfsprofiel actueel Kerntaak 2: Handelt verkooptransacties administratief en financieel af 2.1. Plant administratieve werkzaamheden 2.2. Bewaakt de status van de boeking en/of het klantcontact 2.3. Verwerkt veranderingen in de boeking 2.4. Bewaakt betalingen en betaalafspraken en neemt indien nodig actie 2.5. Handelt facturen en reisbescheiden af Kerntaak 3: Zorgt voor relatiebeheer, klantenbinding en klantenservice 3.1. Onderhoudt proactief contact met de klant over de reis 3.2. Behandelt klachten 3.3. Beheert en ontwikkelt een (eigen) relatiebestand 3.4. Inventariseert koop- en reisgedrag en rapporteert deze Kerntaak 4: Geeft leiding aan een team van verkopers 4.1. Plant en verdeelt de werkzaamheden 4.2. Stuurt medewerkers aan op performance 4.3. Coacht medewerkers op de ontwikkeling van competenties 4.4. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team 4.5. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken 4.6. Stuurt processen en procedures op de werkvloer 4.7. Informeert en voert overleg met medewerkers

Rekenen en Wiskunde

Kerntaak 5: Vertaalt strategie & beleid van de organisatie naar doelen en acties 5.1. Stelt budgetten en begrotingen en een plan op 5.2. Maakt een personeelsplan 5.3. Werft en selecteert nieuwe medewerkers 5.4. Verzorgt marketing en promotie 5.5. Bewaakt budgetten 5.6. Analyseert managementinformatie 5.7. Rapporteert aan het management EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 3F Verhoudingen Verbanden Getallen Meten en meetkunde 3F

Nederlands

MVT 1 Engels

MVT 2 (naar keuze)

LOB Loopbaan & Burgerschap

3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 3F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 3F 3F 3F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B2 B2 B2 B1 EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2 Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken B1 B1 B1 B1 BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 41 of 79

3F

Taalverzorging en taalbeschouwing 3F Schrijven B1 Schrijven A2

SB2 (tevens afstroom voor SB4)

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: WELZIJN EN SPORT DOSSIER: SPORT- EN BEWEGINGSBEGELEIDER Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: SB2 Sport- en Bewegingsbegeleider (Niveau 2, crebo: 95300) Kerntaak 1: Assisteren bij SB-activiteiten 1.1. Werft en informeert SB-deelnemers 1.2. Bereidt SB-activiteiten voor 1.3. Begeleidt SB-deelnemers 1.4. Voert (delen van) SB-activiteiten uit 1.5. Houdt toezicht bij SB-activiteiten Kerntaak 2: Uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van de SB-organisatie 2.1. Bereidt organisatie gebonden activiteiten voor en voert ze uit 2.2. Past EHBSO en reanimatie toe 2.3. Verricht onderhoudstaken 2.4. Voert eenvoudige front- en backofficewerkzaamheden uit 2.5. Neemt deel aan intern overleg 2.6. Evalueert activiteiten

Rekenen en Wiskunde Nederlands

LOB Loopbaan & Burgerschap

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 1F/2F Getallen 2F

Verhoudingen Meten en meetkunde 2F 1F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 1F/2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 1F BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 42 of 79

Verbanden -

Taalverzorging en taalbeschouwing 1F

SB4 SB3

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: WELZIJN EN SPORT DOSSIER: SPORT EN BEWEGEN Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: SB3 Sport- en Bewegingsleider (Niveau 3, crebo: 95280) Kerntaak 1: Aanbieden van SB-activiteiten 1.1. Werft en informeert SB-deelnemers 1.2. Bereidt SB-activiteiten voor 1.3. Voert SB-activiteiten uit 1.4. Coacht en begeleidt SB-deelnemers 1.5. Beoordeelt het vaardigheidsniveau van SB-deelnemers Kerntaak 2: Organiseren van wedstrijden, toernooien of evenementen 2.1. Stelt een plan op voor een wedstrijd, toernooi of evenement 2.2. Bereidt een wedstrijd, toernooi of evenement voor 2.3. Voert een wedstrijd, toernooi of evenement uit Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken 3.1. Stemt de werkzaamheden af 3.2. Past EHBSO en reanimatie toe 3.3. Verricht beheer- en onderhoudstaken 3.4. Voert front- en backofficewerkzaamheden uit 3.5. Onderhoudt contacten met relevante personen en organisaties 3.6. Werkt aan deskundigheidbevordering en professionalisering van het beroep 3.7. Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 3.8. 3.9. Evalueert de (SB-)werkzaamheden Kerntaak 4: Coördineren en uitvoeren van SB-projecten: (n.v.t.) Kerntaak 5: Aanbieden van SB-activiteiten aan specifieke (groepen) SB-deelnemers: (n.v.t.) Kerntaak 6: Coördineren van de bedrijfsvoering van de sport- en bewegingsorganisatie: (n.v.t.)

Rekenen en Wiskunde Nederlands

LOB Loopbaan & Burgerschap

EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen Meten en meetkunde 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 2F 2F 2F BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 43 of 79

Verbanden 1F

Taalverzorging en taalbeschouwing 2F

SB4 SB4

Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: WELZIJN EN SPORT DOSSIER: SPORT- EN BEWEGEN Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Uitstroomdifferentiatie: SB4 Operationeel Sport- en Bewegingsmanager (Niveau 4, crebo: 95293) Kerntaak 1: Aanbieden van SB-activiteiten 1.1. Werft en informeert SB-deelnemers 1.2. Bereidt SB-activiteiten voor 1.3. Voert SB-activiteiten uit 1.4. Coacht en begeleidt SB-deelnemers 1.5. Beoordeelt het vaardigheidsniveau van SB-deelnemers Kerntaak 2: Organiseren van wedstrijden, toernooien of evenementen 2.1. Stelt een plan op voor een wedstrijd, toernooi of evenement 2.2. Bereidt een wedstrijd, toernooi of evenement voor 2.3. Voert een wedstrijd, toernooi of evenement uit Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken 3.1. Stemt de werkzaamheden af 3.2. Past EHBSO en reanimatie toe 3.3. Verricht beheer- en onderhoudstaken 3.4. Voert front- en backofficewerkzaamheden uit 3.5. Onderhoudt contacten met relevante personen en organisaties 3.6. Werkt aan deskundigheidbevordering en professionalisering van het beroep 3.7. Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 3.8. Voert beleidsmatige taken uit. 3.9. Evalueert de (SB-)werkzaamheden Kerntaak 4: Coördineren en uitvoeren van SB-projecten. 4.1. Stelt een projectplan op voor een SB-project. 4.2. Bereidt het SB-project voor. 4.3. Voert het SB-project uit. Kerntaak 5: Aanbieden van SB-activiteiten aan specifieke (groepen) SB-deelnemers: n.v.t.

Rekenen en Wiskunde Nederlands

LOB Loopbaan & Burgerschap

Kerntaak 6: Coördineren van de bedrijfsvoering van de sport- en bewegingsorganisatie. 6.1. Geeft leiding aan personeel. 6.2. Beheert accommodatie en faciliteiten. 6.3. Levert een bijdrage aan financieel beheer. 6.4. Ontwikkelt en positioneert het sport en bewegingsprogramma. EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID Referentiekader Rekenen: 2F Getallen 2F

Verhoudingen Meten en meetkunde 2F 2F EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS Referentiekader Nederlands: 2F Mondelinge Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid taalvaardigheid 3F 3F 3F BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 Dimensie Burgerschap: 2

Page 44 of 79

Verbanden 2F

Taalverzorging en taalbeschouwing 3F

SB4 Certificeerbare eenheid SECTOR: Welzijn en Sport Kwalificatiedossier versie 2011-2012 Fitnesstrainer A (Certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.) Kerntaken / werkprocessen

SECTOR: Welzijn en Sport Kwalificatiedossier versie 2011-2012 Sportleider 3 NOC/NSF [naam sport] Certificeerbare eenheid 2, crebo: n.v.t.) Kerntaken / werkprocessen

Page 45 of 79

SECTOR: Welzijn en Sport Kwalificatiedossier versie 2012-2013 Fitnesstrainer B (Certificeerbare eenheid 3, crebo: n.v.t.) Kerntaken / werkprocessen SECTOR: Welzijn en Sport Kwalificatiedossier versie 2012-2013 4 3 NOC/NSF [naam sport] (Certificeerbare eenheid 4, crebo: n.v.t.) Kerntaken / werkprocessen

Page 46 of 79

LLB Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo, studiejaar 2011-2012 1 Burgerschap 1.1 De politiek-juridische dimensie De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan politieke besluitvorming. Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing. Hiervoor is nodig dat een student inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De student (h)erkent de basiswaarden van onze samenleving, leert omgaan met waardendilemma’s en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming en bij zijn handelen. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda’s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed van de (massa)media. 1.2 De economische dimensie De economische dimensie is in twee deelgebieden uitgesplitst en heeft betrekking op - de bereidheid en het vermogen om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en aan de arbeidsgemeenschap waar men deel van uitmaakt; - de bereidheid en het vermogen om op adequate en verantwoorde wijze als consument deel te nemen aan de maatschappij. Hierbij gaat het om het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf en om het verantwoord handelen op de consumptiemarkt. Voor het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf is nodig dat een student zich algemeen aanvaarde regels en standaard (bedrijfs)procedures eigen maakt en zich daaraan houdt. De student kent de rechten en plichten van de beroepsbeoefenaar en stelt zich collegiaal op. Voor het functioneren als kritisch consument is nodig dat een student weet hoe hij informatie over producten en diensten kan verzamelen om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Hij heeft inzicht in zijn eigen wensen in relatie met zijn financiële speelruimte. En het is nodig dat hij bij de aanschaf van producten en diensten afwegingen kan maken met betrekking tot maatschappelijke belangen zoals duurzaamheid en gezondheidsaspecten. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de economische dimensie aan bod komen: de maatschappelijke functies en waardering van arbeid, de factoren die van invloed zijn op de bedrijfscultuur, de arbeidsverhoudingen in Nederland, de rol en de invloed van branche- of vakorganisaties, de rol van de overheid op het gebied van arbeid, de verzorgingsstaat en de consumentenmarkt, de belangrijkste principes van budgettering, kenmerken van duurzame consumptie en productie, de rol en de invloed van consumentenorganisaties, de invloed van de media op het bestedingspatroon van consumenten. 1.3 De sociaal-maatschappelijke dimensie De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Het gaat hier om het adequaat functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in zorgsituaties en in de school; om de acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid. Om adequaat te kunnen functioneren in de sociale omgeving is het nodig dat de student de aspecten van breed geaccepteerde sociale omgangsvormen kent en deze kan toepassen in verschillende situaties. De student heeft inzicht in de kenmerken van verschillende culturen. In zijn opvattingen en gedrag toont hij respect voor culturele verscheidenheid. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de sociaal-maatschappelijke dimensie aan bod komen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen tussen – verschillende (sub)culturen en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch en integer handelen, en het doel en de invloed van sociale en professionele netwerken. 1.4 De dimensie vitaal burgerschap De dimensie vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer.

Page 47 of 79

Hierbij gaat het om de zorg voor de eigen vitaliteit en fitheid. Daarbij is een belangrijke taak om de juiste afstemming te vinden tussen werken, zorgen (voor jezelf en voor anderen), leren en ontspannen. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de dimensie vitaal burgerschap aan bod komen: de kenmerken van een gezonde leefwijze waaronder de nationale norm gezond bewegen en de aard, plaats en organisatie van gezondheidsbevorderende activiteiten in de samenleving en het arbeidsproces. Om zorg te kunnen dragen voor de eigen gezondheid is het nodig dat de student zich bewust is van zijn eigen leefstijl, gezondheidsrisico’s van leefstijl en werk in kan schatten, op basis daarvan verantwoorde keuzes kan maken en activiteiten onderneemt die bijdragen aan een gezonde leefstijl. Het gaat naast bewegen en sport ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit. 2 Loopbaan Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en ondernemerschap. Daarnaast draagt de loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan de persoonlijke ontplooiing. Het gaat hierbij om het sturing geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat aansluit op de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Daarvoor is nodig dat een student inzicht heeft in de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Maar het vereist ook oriëntatie op en inzicht in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt. De student is in staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te vergelijken met gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie op mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs (hbo, een volgend niveau in het mbo of andere scholingsmogelijkheden) en op ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Op basis van de vergelijking komt de student tot weloverwogen keuzes en vervolgstappen om gemaakte keuzes te realiseren. De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan, motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan, werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan, loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces, netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling.

Page 48 of 79

NED NEDERLANDS 1.

MONDELINGE TAALVAARDIGHEID

1.1.

Gesprekken NIVEAU 1F Kan eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijkse leven op en buiten school.

NIVEAU 2F Kan in gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps)opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen, kan informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen.

NIVEAU 3F Kan op effectieve wijze deelnemen aan gesprekken over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.

NIVEAU 4F Kan in alle soorten gesprekken taal nauwkeurig en doeltreffend gebruiken voor een breed scala van onderwerpen uit (beroeps)opleiding, en van maatschappelijke aard.

1. Deelnemen aan discussie en overleg

 Kan de hoofdpunten volgen en kan de eigen mening verwoorden en onderbouwen met argumenten.  kritisch luisteren naar meningen en opvattingen en een reactie geven

 Kan actief deelnemen aan discussies, debatten en overleg kleinere of grotere groepen.

 Kan in een geanimeerde discussie of debat uitgesproken en overtuigende argumenten geven.  Kan in een overleg een probleem helder schetsen, speculeren over oorzaken of gevolgen en voor- en nadelen van verschillende benaderingen afwegen.

2. Informatie uitwisselen

 Kan in gesprekken binnen en buiten school informatie geven en vragen en kan kritisch luisteren naar deze informatie.  Kan informatie beoordelen en een reactie geven.

 Kan bespreken wat er gedaan moet worden en bijdragen aan de planning.  Kan tijdens een discussie of overleg (op beleefde wijze) een probleem verhelderen, een overtuiging of mening, instemming of afkeuring uitdrukken en commentaar geven op de visie van anderen.  Kan informatie vragen en geven aan instanties binnen en buiten school.  Kan informatie verzamelen en verwerken via het houden van een vraaggesprek.

 Kan actief deelnemen aan gesprekken in het kader van werk/beroepsvoor-bereiding, een project of (maatschappelijke) stage en de evaluatie daarvan.

 Kan deelnemen aan informatieve, meningsvormende, beschouwende en besluitvormende gesprekken over complexe onderwerpen.

Algemene omschrijving Gesprekken

Taken

Page 49 of 79

Kenmerken van de taakuitvoering 1. Beurten nemen en bijdragen aan samenhang

 Kan een kort gesprek beginnen, gaande houden en beëindigen.

 Kan de juiste frase gebruiken om aan het woord te komen.  Kan een reactie uitstellen totdat hij de bijdrage van de ander geïnterpreteerd en beoordeeld heeft

2. Afstemming op doel

 Kan gesprekken voeren om informatie en meningen uit te wisselen, uitleg of instructie te geven en te volgen.  Herkent gesprekssituaties en kan passende routines gebruiken.  Kan de gesprekspartners redelijk volgen tenzij ze voor onverwachte wendingen in het gesprek zorgen.  Kan woorden ondersteunen met non-verbaal gedrag.

 Kan het eigen gespreksdoel tot uitdrukking brengen.  Kan doelgericht doorvragen om de gewenste informatie te verwerven.

 Beschikt over voldoende woorden om te praten over vertrouwde situaties en onderwerpen, maar zoekt nog regelmatig naar woorden en varieert niet veel in woordgebruik.

 Beschikt over voldoende woorden om zich te kunnen uiten. Het kan soms nodig zijn een omschrijving te geven van een onbekend woord.

3. Afstemming op de gesprekspartner(s)

4. Woordgebruik en woordenschat

 Kan het spreekdoel van anderen herkennen en reacties schatten.  Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.  Maakt de juiste keuze voor het register en het al dan niet hanteren van taalvariatie (dialect, jongerentaal).

Page 50 of 79

 Kan op doeltreffende wijze de beurt nemen.  Kan standaardzinnen gebruiken (bijvoorbeeld: ‘Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag’) om tijd te winnen en de beurt te behouden.  Kan zonder moeite gesprekken voeren met meerdere doelen.  Kan afwijkingen van het doel inbrengen en accepteren zonder de draad kwijt te raken.  Kiest in informele en formele situaties zonder moeite de juiste taalvariant.  Reageert adequaat op de uitingen van de gesprekspartners en vraagt zonodig naar meer informatie of naar de bedoeling.  Reageert adequaat op nonverbale signalen.  Beschikt over een goede woordenschat. Kan variëren in de formulering. Trefzekerheid in de woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor.

 Kan een passende frase kiezen om eigen opmerkingen op de juiste wijze aan te kondigen n de beurt te krijgen, of om tijd te winnen en de beurt te houden tijdens het nadenken

 Kan beschouwende gesprekken voeren over abstracte onderwerpen.

 Gebruikt de taal doeltreffend door ideeën zonodig te herformuleren en door onderscheid te maken naar situatie en gesprekspartners.

 Beschikt over een breed repertoire aan woorden, idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen uit de spreektaal.

5. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

 De uitspraak is duidelijk genoeg om de spreker te kunnen volgen, ondanks een eventueel accent, verkeerde intonatie, onduidelijke articulatie en/of haperingen.  Redelijk accuraat gebruik van eenvoudige zinscontructies.

 De uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/of haperingen.  Vertoont een redelijke grammaticale beheersing.  Aarzelingen en fouten in zinsbouw zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar worden zonodig hersteld.

Page 51 of 79

 Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica.  Incidentele vergissingen, nietstelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar zijn zeldzaam en worden meerstal direct verbeterd.

 Kan de intonatie variëren en de juiste nadruk in zinnen leggen om ook fijnere betekenisnuances uit te drukken.  Slechts een begripsmatig moeilijk onderwerp kan een natuurlijke, vloeiende taalstroom hinderen.  Handhaaft consequent een hoge mate van grammaticale correctheid; fouten zijn zeldzaam, onopvallend en worden snel hersteld.

1.2.

Luisteren NIVEAU 1F  Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling.

NIVEAU 2F  Kan luisteren naar teksten over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling of die verder van de leerling af staan.

NIVEAU 3F Kan luisteren naar een variatie aan teksten over onderwerpen uit de (beroeps) opleiding ven van maatschappelijke aard.

NIVEAU 4F Kan luisteren naar een grote variatie aan, ook complexe, teksten over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, die ook abstracte thema’s kunnen behandelen.

Lengte

 Teksten zijn niet lang: luisterduur is 5-10 minuten.

 Lange teksten komen voor, luisterduur kan 30 minuten en meer zijn, ook als er geen interactie mogelijk is.

 De tekstlengte/luisterduur doet er niet meer toe.

Opbouw

 De teksten hebben een eenvoudige structur. De informatie is herkenbaar geordend, met een duidelijk gebruik van verwijs-, verbindings- en signaalwoorden.  De teksten hebben een lage informatiedichtheid doordat bijvoorbeeld informatie vaak herhaald wordt.  Er wordt niet te veel (nieuwe) informatie gelijktijdig geïntroduceerd.

 Langere teksten: luisterduur tot ongeveer 20 minuten komt voor. Meer kan mits er enige mate van interactie mogelijk is (zoals vragen stellen).  De teksten hebben een heldere structuur.  Verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven,  De teksten kunnen redelijk informatiedicht zijn.

 De teksten hebben een structuur waarbij verbanden niet altijd duidelijk of expliciet worden aangegeven.  Er worden minder frequente verbindingswoorden gebruikt.  De informatiedichtheid kan hoog zijn.

 Zie niveau 3 - geen specifieke kenmerken op dit niveau.

 Kan uitleg en instructies over concrete onderwerpen begrijpen.

 Kan uitleg en instructies over concrete en abstracte onderwerpen begrijpen.

 Kan complexe uitleg en langere instructie begrijpen.

Algemene omschrijving Luisteren

Tekstkenmerken

Taken 1. Luisteren naar instructies

 Kan voldoende feitelijke informatie halen uit instructies en aanwijzingen om taken of handelingen uit te kunnen voeren.

Page 52 of 79

2. Luisteren als lid van een live publiek

3. Luisteren naar radio en tv en naar gesproken tekst op internet

 Kan de hoofdlijn begrijpen van korte informatieve, instructieve en betogende teksten met een duidelijke structuur en voldoende herhaling.  Kan een eenvoudig, voorgelezen of verteld verhaal begrijpen.  Kan hoofdpunten van korte en duidelijke berichten op radio en tv en via internet begrijpen als onderwerp en context bekend zijn. kan selectief luisteren om de benodigde informatie zoals openingstijden, adres, telefoonnummer te halen uit korte berichten op bijvoorbeeld een telefoonbeantwoorder.

 Kan een helder gestructureerde voordracht, toespraak of les begrijpen over vertrouwde onderwerpen binnen het eigen vakof interessegebied.  Kan een voorgelezen of verteld verhaal begrijpen.  Kan de hoofdpunten begrijpen van (nieuws)berichten, documentaires , reclameboodschappen en discussieprogramma’s over vertrouwde onderwerpen. Kan films en tv-series geschikt voor zijn leeftijd volgen.

 Kan in een lange(re) uiteenzetting, beschouwing of betoog de hoofdpunten en onderbouwingen begrijpen, ook als het onderwerp buiten het vak- of interessegebied ligt en het onderwerp abstract is.  Kan de meeste gesproken teksten in radio- en televisieprogramma’s en ander uitgezonden of opgenomen geluidsmateriaal begrijpen.

 Kan de meeste voordrachten, discussies en debatten zonder moeite begrijpen.

 Kan tekstsoorten onderscheiden en benoemen (verhalende, informatieve, instructieve en betogende).  Kan onderscheid maken tussen meningen en feiten.  Kan onderscheid maken tussen standpunt en argument.

 Kan argumentatieschema’s herkennen.  Kan objectieve en subjectieve argumenten onderscheiden.  Kan details begrijpen en verbinden met de hoofdgedachte.

 Kan alle gesproken tekst in radioprogramma’s en films begrijpen.

Kenmerken van de taakuitvoering Begrijpen

 Kan hoofdzaken uit de tekst halen.  Kan via selectie belangrijke informatie uit de tekst halen en kan de manier van luisteren daar op afstemmen bijvoorbeeld globaal, precies, selectief/gericht.

 Kan de hoofdgedachte van de tekst weergeven.  Kan onderscheid tussen hoofd- en bijzaken maken.  Kan relaties tussen tekstdelen leggen.  Kan informatie ordenen (bijvoorbeeld op basis van signaalwoorden) voor een beter begrip.  Kan wanneer nodig de betekenis van ontbrekende woorden afleiden uit de vorm, woordsoort, samenstelling of context.  Kan beeldspraak herkennen.  Kan een relatie leggen tussen tekst en beeld.

Page 53 of 79

Interpreteren

 Kan informatie en meningen interpreteren voor zover deze dicht bij de leerling staan.  Kan relaties leggen tussen tekstuele informatie en eigen kennis en ervaringen.

 Kan informatie en meningen interpreteren.  Kan de bedoeling van de spreker(s) of het doel van de makers van een programma verwoorden.

Evalueren

 Kan een oordeel over een tekst(deel) of tv- of radioprogramma (of fragment ervan) verwoorden.

 Kan een oordeel over de waarde van een tekst(deel) of tv- of radioprogramma (of fragment ervan) verwoorden voor zichzelf en kan dit oordeel toelichten.

Samenvatten

 Kan aantekeningen maken.  Kan de informatie gestructureerd weergeven.

 Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten (voor zichzelf).

Page 54 of 79

 Kan de tekst vergelijken met inhouden uit andere teksten en kan tekstdelen met elkaar vergelijken.  Kan conclusies trekken naar aanleiding van een (deel van de) tekst.  Kan conclusies trekken over intenties, opvattingen, gevoelens, stemming en toon van de spreker(s).  Kan de bedoeling van de spreker(s) verwoorden als ook de verbale en nonverbale middelen die gebruikt zijn om dit doel te bereiken.  Kan onderscheid maken tussen drogreden en argument.  Kan een oordeel geven over de waarde en de betrouwbaarheid van de gegeven informatie voor zichzelf en voor anderen.  Kan de argumentatie in een betogende tekst op aanvaardbaarheid beoordelen.  Kan een tekst samenvatten voor zichzelf en ook voor anderen.

 Kan impliciete attitudes en relaties tussen sprekers vaststellen.  Kan persoonlijke waardeoordelen herkennen en als zodanig interpreteren.

 Kan een tekst beoordelen op consistentie.

 Kan van de gesproken tekst een goed geformuleerde samenvatting maken die los van de uitgangstekst te begrijpen valt.

1.3.

Spreken

Algemene omschrijving Spreken

NIVEAU 1F  Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school.

NIVEAU 2F  Kan redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen, gevoelens onder woorden brengen over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.

NIVEAU 3F  Kan monologen en presentaties houden over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, waarin ideeën worden uitgewerkt en voorzien van relevante voorbeelden.

NIVEAU 4F  Kan duidelijke, gedetailleerde monologen en presentaties houden over tal van onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.  Kan daarbij subthema’s integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie.

 Kan alledaagse aspecten beschrijven, zoals mensen, plaatsen en zaken.  Kan verslag uitbrengen van gebeurtenissen, activiteiten en persoonlijke ervaringen.  Kan een kort, voorbereid verhaal of presentatie houden en daarbij op eenvoudige vragen reageren.

 Kan in grote lijnen redenen en verklaringen geven voor eigen meningen, plannen en handelingen en kan een kort verhaal vertellen.  Kan informatie verzamelen om over een onderwerp uit eigen interessegebied een voorbereide presentatie te geven.  Kan vragen beantwoorden naar aanleiding van deze presentatie.

 Kan een verhaal vertellen met een inleiding, een kern en een slot.  Kan informatie verzamelen en een presentatie geven met argumenten voor of tegen een bepaald standpunt, of voor- en nadelen van diverse opties.  Kan vragen naar aanleiding van verhaal of presentatie vloeiend en spontaan beantwoorden.

 Kan uitgebreide verhalen vertellen, beschrijvingen geven en eern argumentatie ontwikkelen waarin belangrijke punten extra aandacht krijgen.  Kan een goed gestructureerde presentatie geven en daarbij gezichtspunten ondersteunen met redenen en relevante voorbeelden.

 Kan een duidelijk verhaal houden met een samenhangende opsomming van punten en kan daarbij het belangrijkste punt duidelijk maken.  Gebruikt korte eenvoudige zinnen en verbindt deze door de juiste, eenvoudige voegwoorden en verbindingswoorden.

 Maakt gebruik van middelen voor tekstcohesie (bijvoorbeeld signaal en verbindingswoorden) om uitingen te verbinden tot een heldere, samenhangende tekst.

 Kan goed gestructureerde gesproken taal voortbrengen, die getuigt van beheersing van ordeningspatronen, verbindingswoorden en cohesiebevorderende elementen.

Taken Een monoloog houden

Kenmerken van de taakuitvoering Samenhang

 Maakt eigen gedachtegang voor de luisteraar begrijpelijk, hoewel de structuur van de tekst nog niet altijd klopt.

Page 55 of 79

Samenhang

Afstemming op doel

 Blijft trouw aan spreekdoel, soms met hulp van een ander.

 Geeft spreekdoel duidelijk vorm (instruerend, informatief, onderhoudend enz.) zodat het voor de luisteraar herkenbaar is.

Afstemming op publiek

 Past het taalgebruik aan aan de luisteraar(s)  Kan gebruik maken van ondersteunende materialen om een voorbereide presentatie beter aan het publiek over te brengen.

Woordgebruik en woordenschat Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

 Zie gesprekken

 Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.  Maakt de juiste keuze voor het register en het al dan niet hanteren van taalvariatie (dialect, jongerentaal).  Kan de luisteraar(s) boeien door middel van concrete voorbeelden en ervaringen.  Zie gesprekken

 Zie gesprekken +  Houding, intonatie en mimiek ondersteunen het gesprokene.  Pauzes, valse starts en herformuleringen komen af en toe voor.

 Zie gesprekken +  Is goed te volgen en kan zich gemakkelijk uitdrukken.  Vloeiendheid kan minder zijn als er nagedacht moet worden over de grammaticale vorm, de te kiezen woorden en herstel van fouten.

Page 56 of 79

 Bij langere tekstenkan dit nog problemen opleveren.  Kan, indien nodig, het publiek de opbouw en structuur duidelijk maken en volgt deze ook.  Kan tijdens een spreektaak verschillende doelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen) en is zich bewust van wisseling van spreekdoel.  Kiest in formele en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant.  Kan spontaan afwijken van een voorbereidende tekst en ingaan op belangwekkende punten die vanuit het publiek owrden aangedragen.

 Kan in een monoloog of presentatie verschillende doelen nastreven zonder hieromtrent in verwarring te raken of verwarring te veroorzaken.  Houdt contact met publiek door te reageren op zowel nonverbale als verbale reacties: kan bijvoorbeeld bij het signaleren van onrust vragen of het publiek iets anders had verwacht.

 Zie gesprekken

 Zie gesprekken

 Zie gesprekken +  Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo; hoewel er tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, aarzelingen voorkomen, zijn er weinig, overigens niet storende pauzes.

 Zie gesprekken

2.

LEZEN

2.1.

Zakelijke teksten

Algemene omschrijving Lezen zakelijke teksten

NIVEAU 1F  Kan eenvoudige teksten lezen over alledaagse onderwerpen en over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld.

NIVEAU 2F  Kan teksten lezen over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling en over onderwerpen die verder van de leerling afstaan.

NIVEAU 3F  Kan een grote variatie aan teksten over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard zelfstandig lezen.  Leest met begrip voor geheel en details.

NIVEAU 4F  Kan een grote variatie aan teksten lezen over tal van onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard en kan in detail begrijpen.

 De teksten zijn eenvoudig van structuur; de informatie is herkenbaar geordend.  De teksten hebben een lage informatiedichtheid ; belangrijke informatie is gemarkeerd of wordt herhaald.  Er wordt niet te veel (nieuwe) informatie gelijktijdig geïntroduceerd.  De teksten bestaand voornamelijk uit frequent gebruikte (of voor de leerlingen alledaagse) woorden.

 De teksten hebben een heldere structuur.  Verbanden in de tekst worden duidelijk aangegeven.  De teksten hebben overwegend een lage informatiedichtheid en zijn niet te lang.

 De teksten zijn relatief complex, maar hebben een duidelijke opbouw die tot uiting kan komen in het gebruik van kopjes.  De informatiedichtheid kan hoog zijn.

 De teksten zijn complex, en de structuur is niet altijd even duidelijk.

 Kan eenvoudige informatieve teksten lezen, zoals zaakvakteksten, naslagwerken, (eenvoudige) internetteksten, eenvoudige schematische overzichten.

 Kan informatieve teksten lezen, waaronder schoolboek en studieteksten (voor taal en zaakvakken), standaardformulieren, populaire tijdschriften, teksten van internet, notities en schematische informatie (waarin verschillende dimensies gecombineerd worden), en het alledaagse nieuws in de krant

 Kan informatieve teksten lezen, zoals voorlichtingsmateriaal, brochures van instanties (met meer formeel taalgebruik), teksten uit (gebruikte) methodes, maar ook krantenberichten, zakelijke correspondentie, ingewikkelde schema’s en rapporten over het eigen werkterrein.

 Kan informatieve teksten met een hoge informatiedichtheid lezen, zoals lange en ingewikkelde rapporten, en gecondenseerde artikelen.

Teksten Tekstkenmerken

Taken 1. Lezen van informatieve teksten

Page 57 of 79

2. Lezen van instructies

3. Lezen van betogende teksten

 Kan eenvoudige instructieve teksten lezen, zoals (eenvoudige) routebeschrijvingen en aanwijzingen bij opdrachten (uit de methode).  Kan eenvoudige betogende teksten lezen, zoals voorkomend in schoolboeken voor taal- en zaakvakken, maar ook advertenties, reclames, huis- aan huisbladen.

 Kan instructieve teksten lezen, zoals recepten, veel voorkomende aanwijzingen en gebruiksaanwijzingen, en bijsluiters van medicijnen.  Kan betogende vaak redundante teksten lezen, zoals reclameteksten, advertenties, folders maar ook brochures van formele instanties, of lichte opiniërende artikelen uit tijdschriften.

 Kan instructieve teksten lezen, zoals ingewikkelde instructies in gebruiksaanwijzingen bij onbekende apparaten en procedures.  Kan betogende teksten lezen, waaronder teksten uit schoolboeken, opiniërende artikelen.



 Kan tekstsoorten benoemen.  Kan de hoofdgedachte in eigen woorden weergeven.  Begrijpt en herkent relaties als oorzaak-gevolg, middeldoel, opsomming e.d.  Maakt onderscheid tussen hoofden, bijzaken, meningen en feiten.  Maakt onderscheid tussen standpunt en argument.  Maakt onderscheid tussen drogreden en argument.  Trekt conclusies naar aanleiding van een (deel van de) tekst.  Trekt conclusies over de

 Maakt onderscheid tussen uiteenzettende, beschouwende of betogende teksten.  Maakt onderscheid tussen argumenten: objectieve vs. subjectieve argumenten, en onderscheidt drogreden van argument.  Herkent argumentatieschema’s.  Herkent ironisch taalgebruik.

 Kan betogende teksten lezen, waaronder teksten met een ingewikkelde argumentatie, of artikelen waarin de schrijver (impliciet) een standpunt inneemt of beschouwing geeft.

Kenmerken van de taakuitvoering Techniek en woordenschat

 Kan teksten zodanig vloeiend lezen dat woordherkenning tekstbegrip niet in de weg staat.  Kent de meest alledaagse (frequente) woorden, of kan de betekenis van een enkel onbekend woord uit de context afleiden.

Begrijpen

 Herkent specifieke informatie, wanneer naar één expliciet genoemde informatieeenheidgevraagd wordt (letterlijk begrip).  Kan (in het kader van het leesdoel) belangrijke informatie uit de tekst halen en kan zijn manier van lezen daar op afstemmen (bijvoorbeeld globaal, precies, selectief/gericht)

Interpreteren

 Kan informatie en meningen interpreteren voor zover deze dicht bij de leerling staan.

 Op dit niveau is de woordenschat geen onderscheidend kenmerk van leerlingen meer.  De woordenschat van de leerlingen is voldoende, om teksten te lezen, en wanneer nodig kan de betekenis van onbekende woorden uit de vorm, de samenstelling of de context afgeleid worden.  Kan de hoofdgedachte van de tekst weergeven.  Maakt onderscheid tussen hoofden en bijzaken.  Legt relaties tussen tekstdelen (inleiding, kern, slot) en teksten.  Ordent informatie (bijvoorbeeld op basis van signaalwoorden) voor een beter begrip.  Herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik).

 Legt relaties tussen tekstuele informatie en meer algemene kennis.  Kan de bedoeling van

Page 58 of 79

 Kan een vergelijking maken met andere teksten en tussen tekstdelen.  Kan ook impliciete relaties tussen

tekstgedeeltes en/of specifieke formuleringen duiden.  Kan de bedoeling van de schrijver verwoorden.  Kan relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen.

Evalueren

 Kan een oordeel over een tekst(deel) verwoorden.

Samenvatten



 Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten.

Opzoeken

 Kan informatie opzoeken in duidelijk geordende naslagwerken, zoals woordenboeken, telefoongids e.d.  Kan schematische informatie lezen en relaties met de tekst expliciteren.

 Kan systematisch informatie zoeken (op bv. het internet of de schoolbibliotheek) bijvoorbeeld op basis van trefwoorden.

Page 59 of 79

intenties, opvattingen en gevoelens van de auteurs.

 Kan het doel van de schrijver aangeven als ook de talige middelen die gebruikt zijn om dit doel te bereiken.  Kan de tekst opdelen in betekenisvolle eenheden, en kan de functie van deze eenheden benoemen.  Kan de argumentatie in een betogende tekst op aanvaardbaarheid beoordelen.  Kan de informatie in een tekst beoordelen op waarde voor zichzelf en anderen.  Kan een tekst beknopt samenvatten voor anderen.

 Kan de betrouwbaarheid van bronnen beoordelen, vermeldt bronnen.  Kan snel informatie vinden in langere rapporten of ingewikkelde schema’s.

tekstdelen aangeven.  Herkent persoonlijke waardeoordelen en interpreteert deze als zodanig.  Kan argumentatie analyseren en beoordelen. Kan een tekst beoordelen op consistentie. kan taalgebruik beoordelen.

 Kan van een tekst een goed geformuleerde samenvatting maken die los van de uitgangstekst te begrijpen valt. 

2.2.

Fictionele, narratieve en literaire teksten

Algemene omschrijving Lezen fictionele, narratieve en literaire teksten

NIVEAU 1F  Kan jeugdliteratuur belevend lezen.

NIVEAU 2F  Kan eenvoudige adolescentenliteratuur herkennend lezen.

NIVEAU 3F  Kan adolescentenliteratuur en eenvoudige volwassenenliteratuur kritisch en reflecterend lezen

NIVEAU 4F  Kan volwassenenliteratuur interpreteren en esthetisch lezen.

 De structuur is eenvoudig. Het tempo waarin de spannende of dramatische gebeurtenissen elkaar opvolgen in hoog tempo

 De structuur is helder. het verhaal heeft een dramatische verhaallijn waarin de spanning af en toe wordt onderbroken door gedachten of beschrijvingen.  Poëzie en liedjes hebben meestal een verhalende inhoud en een emotionele lading.

 De teksten hebben een relatief complexe structuur.  Literaire procedés zoals perspectiefwisselingen en tijdsprongen, zijn tamelijk expliciet.  Naast de concrete betekenislaag is ook sprake van een diepere laag.  De teksten appelleren vooral aan persoonlijke en maat-schappelijke vraagstukken.

 De literaire procedés zijn complex zoals een onbetrouwbaar perspectief, impliciete tijdsprongen en perspectiefwisselingen en een metaforische stijl.  Bij oude teksten is de taal, inhoud en vorm gedateerd.

 Herkent het genre.  Herkent letterlijk en figuurlijk taalgebruik.  Kan situaties en verwikkelingen in de tekst beschrijven.  Kan het denken, voelen en handelen van personages beschrijven.  Kan de ontwikkeling van de hoofdpersoon beschrijven.  Kan de geschiedenis chronologisch navertellen.  Kan bepalen in welke mate de personages en gebeurtenissen herkenbaar en realistisch zijn.  Kan personages typeren, zowel innerlijk als uiterlijk.  Kan het onderwerp van de tekst

 Herkent vertel- en dichttechnische procedés.  Herkent veel voorkomende stijlfiguren.  Kan causale verbanden leggen op het niveau van de handelingen van personages en de gebeurtenissen.  Kan expliciete doelen en motieven van personages opmerken.  Kan impliciete doelen en motieven van personages benoemen.  Kan betekenis geven aan symbolen.  Kan aangeven welke

 Herkent ironie.  Kan verschillende betekenislagen onderscheiden, zoals een psychologische, sociologische, historische, intertekstuele betekenislaag.  Kan stilistische, inhoudelijke en structurele bijzonderheden opmerken.

Teksten Tekstkenmerken

Kenmerken van de taakuitvoering Begrijpen

 Herkent basale structuurelementen, zoals wisselingen van tijd en plaats, rijm en versvorm.  Kan meeleven met een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.  Kan gedichten en verhaalfragmenten parafraseren of samenvatten.

Interpreteren

 Kan relaties leggen tussen de tekst en de werkelijkheid. Kan spannende, humoristische of dramatische passages in de tekst aanwijzen.  Herkent verschillende emoties

Page 60 of 79

 Kan zich empathisch identificeren met verschillende personages.  Kan het algemene thema formuleren.  Kan teksten in cultuurhistorisch perspectief plaatsen,

in de tekst, zoals verdriet, boosheid en blijdschap.

benoemen.



Evalueren

 Evalueert de tekst met emotieve argumenten.  Kan met medeleerlingen leeservaringen uitwisselen.  Kan interesse in bepaalde fictievormen aangeven.

 Evalueert de tekst ook met realistische argumenten en kan persoonlijke reacties toelichten met voorbeelden uit de tekst.  Kan met medeleerlingen leeservaringen uitwisselen en kan de interesse in bepaalde genres of onderwerpen motiveren.







 

Page 61 of 79

vraagstukken centraal staan en de hoofdgedachte of boodschap van te tekst weergeven. Kan de werking van elementaire vertel- en dichttechnische procedés toelichten. Evalueert de tekst ook met morele en cognitieve argumenten. Kan uiteenzetten tot welke inzichten de tekst heeft geleid. Kan met leeftijdsgenoten discussiëren over de interpretatie en kwaliteit van teksten en over de maatschappelijke, psychologische en morele kwesties die door de tekst worden aangesneden. Kan interesses in bepaalde vraagstukken motiveren. Kan de persoonlijke literaire smaak en ontwikkeling beschrijven.

 Evalueert de tekst ook met structurele en esthetische argumenten.  Kan teksten naar inhoud en vorm vergelijken.  Kan interpretaties en waardeoordelen van leeftijdgenoten en literaire critici beoordelen.  Kan interesse in bepaalde schrijvers motiveren.

3.

Schrijven NIVEAU 1F  Kan korte, eenvoudige teksten schrijven over alledaagse onderwerpen of over onderwerpen uit de leefwereld.

NIVEAU 2F  Kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige, lineaire opbouw, over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.

NIVEAU 3F  Kan gedetailleerde teksten schrijven over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden.

NIVEAU 4F  Kan goed gestructureerde teksten schrijven over allerlei onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.  Kan relevante belangrijke kwesties benadrukken, standpunten uitgebreid uitwerken en ondersteunen met redenen en relevante voorbeelden.

1. Correspondentie

 Kan een briefje, kaart of e-mail schrijven om informatie te vragen, iemand te bedanken, te feliciteren, uit te nodigen e.d.

 Kan e-mails of informele brieven schrijven en daarbij meningen en gevoelens uitdrukken.  Kan met behulp van standaardformuleringen eenvoudige zakelijke brieven produceren en schriftelijke verzoeken opstellen.

 Kan adequate brieven en emails schrijven, gevoelens genuanceerd uitdrukken, een standpunt beargumenteren.

2. Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen

 Kan een kort bericht, een boodschap met eenvoudige informatie schrijven.  Kan eenvoudige standaardformulieren invullen.  Kan aantekeningen maken en overzichtelijk weergeven.

 Kan notities, berichten en instructies schrijven waarin eenvoudige informatie van onmiddellijke relevantie voor vrienden, docenten, en anderen wordt overgebracht.  Kan een advertentie opstellen om bijvoorbeeld spullen te verkopen.  Kan aantekeningen maken tijdens een uitleg of les.

 Kan over allerlei onderwerpen belangrijke informatie noteren en doorgeven.  Kan aantekeningen maken van een helder gestructureerd verhaal.

 Kan zich duidelijk en precies uitdrukken in persoonlijke correspondentie, en daarbij flexibel en effectief gebruik maken van de taal, inclusief gevoelens, toespelingen en grappen.  Kan met gemak complexe zakelijke correspondentie afhandelen.  Kan notities/berichten schrijven waarin informatie van belang voor derden overgebracht worden waarbij belangrijke punten begrijpelijk overkomen.  Kan tijdens een les of voordracht over een onderwerp op zijn interessegebied gedetailleerde aantekeningen maken en de informatie zo nauwkeurig en waarheidsgetrouw vast dat de informatie ook door anderen gebruikt kan worden.

Algemene omschrijving

Taken

Page 62 of 79

3. Verslagen, werkstukken, samenvattingen, artikelen

 Kan een verslag en of een werkstuk schrijven en daarbij stukjes informatie uit verscheidene bronnen samenvatten.

 Kan verslagen en werkstukken schrijven met behulp van een stramien en daarbij informatie uit verscheidende bronnen samenvoegen.  Kan onderhoudende teksten schrijven en overtuigen met argumenten.  Kan een collage, een krant, of muurkrant maken.

 Kan uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten schrijven.  Kan vanuit een vraagstelling een verslag, werkstuk of artikel schrijven waarbij een argument wordt uitgewerkt en daarbij redenen aangeven voor of tegen een bepaalde mening en de voor- en nadelen van verschillende keuzes uitleggen.  kan informatie uit verschillende bronnen in één tekst synthetiseren,

4. Vrij schrijven

 Kan eigen ideeën, ervaringen, gebeurtenissen en fantasieën opschrijven in een verhaal, in een informatieve tekst of een gedicht.





 Gebruikt veel voorkomende verbindingswoorden (als, hoewel) correct.  De tekst bevat een volgorde; inleiding, kern en slot.  Kan alinea’s maken inhoudelijke verbanden expliciet aangeven.  Maakt soms nog onduidelijk verwijzingen en fouten in de structuur van de tekst.

 De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent met hier en daar een niet hinderlijk zijspoor.  Relaties als oorzaak/gevolg, voor- en nadelen, overeenkomst en vergelijking, zijn duidelijk aangegeven.  Verband tussen zinnen en zinsdelen in samengestelde zinnen is over het algemeen goed aangeven door het gebruik van juiste verwijs- en verbindingswoorden.

 Kan verslagen, werkstukken en artikelen schrijven over complexe onderwerpen en relevante opmerkelijke punten daarin benadrukken met gebruikmaking van verscheidene bronnen.  Kan teksten schrijven met een uiteenzettend, beschouwend of betogend karakter waarin verbanden worden gelegd tussen afzonderlijke onderwerpen.  Kan in een betoog standpunten vrij uitvoerig uitwerken en ondersteunen met ondergeschikte punten, redenen en relevante voorbeelden,  Kan lange complexe teksten samenvatten. 

Kenmerken van de taakuitvoering Samenhang

 De informatie is zodanig geordend, dat de lezer de gedachtegang gemakkelijk kan volgen en het schrijfdoel bereikt wordt.  De meest bekenden voegwoorden (en, maar, want, omdat) zijn correct gebruikt, met andere voegwoorden komen nog fouten voor.  Fouten met verwijswoorden komen voor.  Samenhang in de tekst en binnen samengestelde zinnen is niet altijd duidelijk.

Page 63 of 79

 Geeft een complexe gedachtegang goed en helder weer.  Geeft duidelijk aan wat de hoofdzaken zijn en wat ondersteunend is in het betoog.  Geeft relevante argumenten en argumenten die niet relevant zijn voor het betoog inzichtelijk weer.  Verwijzingen in de tekst zijn correct.  Lange, meervoudig samengestelde zinnen zijn goed te begrijpen.

Afstemming op doel



 Kan in teksten met een eenvoudige lineaire structuur trouw blijven aan het doel van het schrijfproduct.

Afstemming op publiek

 Gebruikt basisconventies bij een formele brief: Geachte/Beste en Hoogachtend/Met vriendelijke groet.  Hanteert verschil informeel/formeel.

 Past het woordgebruik en toon aan het publiek aan.

Woordgebruik en woordenschat

 Gebruikt voornamelijk frequent voorkomende woorden.

 Varieert het woordgebruik, fouten met idiomatische uitdrukkingen komen nog voor.

Spelling, interpunctie en grammatica

 Zie niveaubeschrijving Taalbeschouwing / Taalverzorging.  Redelijk accuraat gebruik van eenvoudige zinsconstructies.

 Zie niveaubeschrijving Taalbeschouwing / Taalverzorging.  Vertoont een redelijke grammaticale beheersing.

Leesbaarheid

 Hanteert titel.

 Gebruikt titel en tekstkopjes.

Page 64 of 79

 Alinea’s zijn verbonden tot een coherent betoog.  Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, mening geven, overtuigen, tot handelen aanzetten.  Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen.  Kan schrijven voor zowel publiek uit eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bv. instanties, media).  Past register consequent toe: taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon, doel, genre.  Brengt variatie in woordgebruik aan om herhaling te voorkomen.  Woordkeuze is meestal adequaat, er wordt slechts een enkele fout gemaakt.  Zie niveaubeschrijving Taalbeschouwing / Taalverzorging.  Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica .  Incidentele vergissingen, nietstelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen nog voorkomen.  Geeft een heldere structuur



 Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bv. instanties, media).  Kan verschillende regels hanteren en heeft geen moeite om het register aan te passen aan de situatie en het publiek.  Kan schrijven in een persoonlijke stijl die past bij een beoogde lezer.  Er zijn geen merkbare beperkingen in het woordgebruik.  Het woordgebruik is rijk en zeer gevarieerd.

 zie niveaubeschrijving Taalbeschouwing / Taalverzorging.  Handhaaft consequent een hoge mate van grammaticale correctheid; fouten zijn zeldzaam.

 Lay-out, paragraafindeling zijn

 Voorziet een brief op de gebruikelijke plaats van datering, adressering, aanhef en ondertekening.  Besteedt aandacht aan de opmaak van de tekst (handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur)

4.

Begrippen en Taalverzorging

4.1.

Begrippenlijst

 Heeft bij langere teksten (meer dan twee A4) ondersteuning nodig bij aanbrengen van de lay-out.

aan de tekst, gebruikt witregels, marges, kopjes.  Geeft in een langere tekst een indeling in paragrafen.  Stemt de lay-out af op doel en publiek.

bewust en consequent toegepast om het begrip bij de lezer te ondersteunen.

Om te spreken over taal en taalverschijnselen is een beperkt aantal begrippen noodzakelijk. De meeste daarvan zijn aan het einde van het basisonderwijs wel aan de orde geweest (1F). Kennis van deze begrippen bevordert het gesprek binnen en buiten het taalonderwijs over taal en taalverschijnselen: het gaat erom dat docenten (en leerlingen) bepaalde verschijnselen kunnen benoemen in contextrijke taalsituaties. Dat wil zeggen dat docenten deze termen moeten kunnen gebruiken in hun onderwijs in de vaardigheidsdomeinen. Grammaticale begrippen voor werkwoordspelling 1. Werkwoord; 2. Tijd van het werkwoord (tegenwoordig en verleden, onvoltooid en voltooid); 3. Getal: meervoud, enkelvoud; 4. Eerste, tweede en derde persoon; 5. Persoonsvorm; 6. Voltooid deelwoord; 7. Stam van het werkwoord; 8. Hele werkwoord (infinitief); 9. Onderwerp; 10. Zwakke en sterke werkwoorden; 11. Werkwoordelijk gezegde. Tabel 1: Niveaubeschrijvingen Begrippen Taal

Leestekens Woordsoorten Grammaticale kennis

1F Dubbele punt, punt, komma, puntkomma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken. Zelfstandig naamwoord, werkwoord (klankvast, klankveranderend (zwak, sterk)), bijvoeglijk naamwoord. Onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde,

2F Trema, accent

Lijdende en bedrijvende vorm, vragende vorm.

Page 65 of 79

Tekstkennis

Stilistiek en semantiek

Morfologie

Opmaak Klanken

persoonsvorm. Standpunt, argument, feit, mening, tekstsoort en gesprekvormen, paragraaf.

Betekenis, symbool, synoniem, context, letterlijk, figuurlijk, uitdrukking, spreekwoord, gezegde, moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig, formeel en informeel, taalgebruik, leenwoord Woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, lettergreep, getal (meervoud/enkelvoud), tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid), verkleinwoord, verschijningsvormen werkwoord (stam, infinitief, bijvoeglijk naamwoord). Bladzijde, woord, zin, hoofdletter, uitspraak, titel, hoofdstuk, regel, lettertype, alinea, kopje. Articulatie, klemtoon, intonatie, spreekpauze

Aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook: aanduidingen voor gespreksvormen), hoofdgedachte (van tekst), tekstthema. Metatalige vormen: Woorden, zinnen, en tekstfragmenten die informatie geven over de rest van de tekst (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot). Homoniem, homofoon, vakjargon, stilistische adequaatheid (publiekgericht), presentatiekenmerken (van mondelinge en schriftelijke tekst).

Regels Regel voor overeenkomst getal (onderwerp-persoonsvorm; referent-verwijswoord) en geslacht (referent-verwijsoord)

4.2.

Taalverzorging

De vereiste kwaliteit van productief taalgebruik (spreken, schrijven) wordt steeds aangeduid bij de kenmerken van de taakuitvoering in die domeinen. In dit domein van taalverzorging gaat het alleen om kennis van regels en begrippen, die ten dienste staan van correct taalgebruik. Bij de niveaubepaling is steeds uitgegaan van volledige beheersing, dat wil zeggen, vrijwel automatische beheersing en bij uitzondering terugvallend op regelkennis in taalproductie, zoals in de domeinen schrijven en spreken beschreven. Regelkennis en toepassing in oefentaken gaat aan die beheersing vooraf. De niveaus geven een eindpunt aan: het verwerven van de regels tot een vrijwel automatische beheersing vergt veel leertijd. Het geleerde moet voortdurend in onderhoud zijn. Dat kan betekenen dat van tijd tot tijd nieuwe instructie en oefening gegeven moeten worden (opfrissen) en dat er zorgvuldig feedback gegeven dient te worden op schrijf- en spreekproducties door alle bij het onderwijs betrokken, docenten Nederlands en docenten van andere vakken.

4.3.

Niveaubeschrijvingen

4.3.1. Spelling Categorieën Categorieën waarbij het onderscheid tussen klank en spelling van belang is. De basis voor de spelling is kennis van de beschaafde uitspraak van het Nederlands (‘klankzuiver’) 1. Klankzuivere woorden (wil, dier, maar, daar, moet, wesp, kalf, etc.): woorden die in een standaard Nederlandse uitspraak geen alternatieve spelling toelaten. 2. Klankambigue woorden: woorden die indien de klank gevolgd wordt fout gespeld zullen worden. Het gaat om algemene regels en didactische bijzonderheden. Het zijn fouten die in de ene regio vaker zullen voorkomen dan in een andere: bodum (bodem), enuge (enige), flakbij (vlakbij), prijsen (prijzen), prongeluk (per ongeluk), srijf (schrijf), teminste; tuminste; tuminstu (tenminste), trugbetalen (terugbetalen).

Page 66 of 79

3.

Spelambigue woorden zoals mouwen (mauwen), klijn (klein), dagt (dacht)m antwoort (antwoord), direkt (direct). Het zijn woorden die op twee manieren gespeld kunnen worden, omdat de klank geen uitsluitsel geeft. Twee lettertekens representeren één klank (au/ou), d/t, ei/ij, ch/g, c/k). Regels voor lettergreepgrenzen 4. Regels voor verdubbeling en verenkeling op lettergreepgrenzen: ontsmetting, nummer, verstoppen, liggen, lopen, oversteken, haren. 5. Afbreekregels (ge-trokken; getrok-ken, get-rokken, getrokk-en), als een samenspel van morfologische en spellingregels. Regels voor woordgrenzen 6. Aaneen- en losschrijven van woorden (autoweg, kwijtraakte, voor altijd). Morfologische spelling: 7. Regel van gelijkvormigheid bij assimilatie: zakdoek i.p.v. zaddoek 8. Meervoudsvorming 8.1. –s n amedeklinker, -a, -o, -u, -y, -e: (a) fuchsia’s, (b) cafés, (c) garages, meisjes. 8.2. –en (a) zonder en (b) met verdubbeling0: latten (znw), laten (ww). 9. Vorming van bijvoeglijk naamwoord: 9.1. --e (bij znw in enkelvoud als meervoud), met mogelijk toepassing van andere regels (verenkeling/verdubbeling op lettergreepgrenzen). Ook bij bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van werkwoorden. 9.2. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden op –en: gouden, zilveren (zowl bij znw in enkelvoud als meervoud) 10. Vorming van verkleinwoord 10.1. Basis+dimuntief 10.2. uitzondering op verenkelings/verdubbelingsregel: verkleinwoord na open klinker: chocolaatje, cafeetje, parapluutje. 11. Schrijfwijze van achtervoegsels (-heid, -lijk). 12. ’s en –s: ’s nachts, ’s Nachts (begin van een zin). 13. Meervouds –n bij zelfstandig en bijvoeglijk gebruikte verwijzingen naar personen/niet personen: alle, vele, weinige. maar ook allen, weinigen, velen etc.) Regels voor de werkwoordspelling 14. Persoonsvorm: 14.1. Tegenwoordige tij d van werkwoorden met stam op –d. 14.1.1. enkelvoud: word(t) 14.1.1.1 eerste persoon stellend en vragend (ik word/word ik); 14.1.1.2 tweede persoon stellend en vragend (jij wordt/word jij); 14.1.1.3 derde persoon enkelvoud stellend en vragend (hij wordt/wordt hij; wordt je broer; wordt jou de toegang ontzegd) 14.1.1.4 derde persoon enkelvoud stellend en vragend bij werkwoorden met prefix (kans op verwarring met woordbeeld van voltooid deelword): hij beoordeelt (niet: beoordeeld) 14.1.2. meervoud: worden, laten. 14.2. Verleden tijd van zwakke werkwoorden mets tam op –d of –t: (morfologische regel leidt tot verdubbeling van d/t, hoewel fonetisch niet nodig: antwoordde) 14.3. Verleden tijd van sterke werkwoorden met stam op –d of –t 14.3.1. enkelvoud: werd, liet. 14.3.2. meervoud: werden. 15. Infinitief 15.1. ‘Gewone’ werkwoorden met stam op –d of –t: worden, laten. 15.2. Werkwoorden met stam op –d en –t die in de verleden tijd dd/tt krijgen: vergoeden, verplichten (verwisseling woordbeelden). 15.3. Als 15.2, in bijvoeglijke bepalingen, in een omgeving met verleden tijd (‘de te verlichten straten waren niet afgesloten’).

Page 67 of 79

16.

Voltooid deelwoord 16.1. (per prefix), met kans op verwarring met woordbeeld persoonsvorm 16.1.1. op –d: gebuerd, beoordeld 16.1.2. op –d: na een ‘valse’ f (stam op v): geverfd 16.1.3. op –d: na een ‘valse’ s (stam op z): verhuisd 16.2. op –den of -ten: geladen, gelaten. 16.2.1. in de omgeving van meervoud (de geladen wagens) 16.2.2. in de omgeving van enkelvoud (de geladen wagen) 16.3. op –d of –t, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord: geparkeerd, geraakte, beschutte. 16.3.1. in de omgeving van enkelvoud/meervoud (de beschutte tuin/tuinen) bijvoeglijk naamwoord buigt niet met getal mee. 16.3.2. in de omgeving van tegenwoordige/verdelen tijd: hij zag/zij ziet verlichte straten

Overige regels 17. Schrijfwijze van tussenklanken –s en –e(n). 18. Gebruik van trema en koppelteken.

4.3.2. Leestekens 1. 2. 3. 4.

Hoofdletters en punten bij zinsmarkering. Vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens. Hoofdletters bij eigennaam en directe rede. Komma’s, dubbele punt.

4.4.

Moeilijkheid

De moeilijkheid van spelling is op twee manieren te ordenen. Er zijn empirische gegevens over wat leerlingen einde BO kunnen (PPON) en toetsgegevens van brugklasleerlingen (schijf 2009). Dat levert een overzicht van itemmoeilijkheden op, zoals gepresenteerd in het eerste rapport van de Expertgroep (2008). Spellingsproblemen kunnen ook in grotere klassen worden ondergebracht, zoals Schijf (2009) laat zien. naast een zekere logische opeenvolging van klassen van problemen, speelt ook de frequentie waarin het te spellen probleem woord verschijnt een rol. De ‘stomme e’ bijvoorbeeld, in ‘stomme’ wordt in het algemeen pas beheerst na groep 4, maar zeer frequente woorden met een stomme ‘e’ worden al in groep 3 goed gespeld. Als ordening voor de spellingsproblemen gebruiken we een indeling in vijf klassen. Deze indeling wordt gebruikt bij het diagnosticeren van spellingvaardigheid. 1. 2. 3.

4.

Alfabetisch: Hier gaat het om het volgen van de beschaafde Nederlandse uitspraak: dezelfde klank heeft dezelfde letter. De basiskennis is de klank-tekenkoppeling, ook voor bijvoorbeeld oe, ui. Allofonen (v/f, z/s afwisseling) kunnen hierbij gerekend worden. Eind groep 3 wordt deze categorie beheerst. Orthografisch: hier gaat het om autonome regels over de grens van lettergrepen heen: woorden met sch, ng, nk, aai, ooi, oei, ch(t), -eeuw, -ieuw, -uw, -ee, de ë in ie of ieë, medeklinkerverdubbeling, open lettergrepen, kleefletters behoren tot deze categorie. Morfologisch: alle woorden die gevormd worden door de toevoeging van voor- of chtervoegsels zoals verkleinwoorden (-tje, -pje, -je), meervoudsvorming, en achtervoegsels als (-g, -heid, teit, -lijk, -aard, -erd, -tie, -iaal/-eaal/-ieel/-ueel, -isch); ook: bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. Woorden met ’s als meervoud. alle woorden die gevormd worden door samenstellingen (assimilatieverschijnselen: voortdurend). Morfologisch, met gebruikmaking van syntactische kennis: werkwoordspelling waarin persoon en getal van het onderwerp leidend is voor de spelling (persoonsvorm), de functie van het werkwoord moet worden bepaald (persoonsvorm, infinitief, voltooid deelwoord). Homofonen zijn hier de moeilijkste problemen (verhuisd/verhuist, beleeft/beleefd): kennis van de functie is hier noodzakelijk.

Page 68 of 79

5.

Logografisch: vaststaande combinaties, die als zodanig gekend moeten worden (geen regelvorming): /zj/ geschrveen als g (garage), open lettergreep /ie. geschreven als –i-, worden op –isch, /sj/ geschreven als –ch-, /oo/ geschreven als –au- of –ou-, /s/ geschreven als –c- voor i, ie en e; /ks/ geschreven als –x-, /oe/ geschreven als –ou-, woorden met –aise, -aire, /sj/ geschreven als –ci-, /ie/ geschreven als –y-, leenwoorden (team, jam, tram). Woorden met trema, woorden voorafgegaan door ‘s.

Page 69 of 79

MVT MODERNE VREEMDE TALEN Taalniveau

Taalvaardigheid

Descriptoren

A1

Luisteren

A1.1 Direct contact: Begrijpt eenvoudige instructies, uitleg, een waarschuwing, een routebeschrijving. A1.1 Overzichten en formulieren: Kan basale informatie opzoeken in eenvoudige werkroosters, dienstregelingen, een 'Gouden Gids', reclamefolders, rekeningen, prijslijsten. Begrijpt eenvoudige formulieren voldoende om ze te kunnen verwerken (invullen, sorteren). A1.2 Aanwijzingen en instructie: Begrijpt basale informatie in teksten als borden, opschriften, eenvoudige geïllustreerde gebruiksaanwijzingen. A1.3 Correspondentie: Begrijpt een korte mededeling op een ansichtkaart. A1.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan korte antwoorden geven op gestelde vragen en zelf korte vragen stellen over het dagelijkse werk. Kan waarschuwen en hulp inroepen A1.2 Omgaan met getallen: Kan cijfers, data, prijzen, verstaan en uitspreken in face to face situaties. A1.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan op een eenvoudig niveau sociale contacten leggen met collega's en bezoekers. A1.1 Monologen: Kan basale informatie over zichzelf, de eigen woonplaats en werkplek geven. A1.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: Kan bekende en vertrouwde gegevens invullen op een eenvoudig formulier. Kan eenvoudige aantekeningen maken tijdens een gesprek. A1 2: Onderhouden van sociaal contact Kan (vakantie)groeten of een gelukwens sturen aan collega's.

Lezen

Gesprekken voeren

Spreken Schrijven

Page 70 of 79

Taalniveau

Taalvaardigheid

Descriptoren

A2

Luisteren

A2.1 Direct contact: Kan voldoende feitelijke informatie halen uit instructies en aanwijzingen om routinetaken uit te kunnen voeren. A2.1 Audiovisuele media: Begrijpt hoofdpunten van korte en duidelijke berichten op radio en tv en van de uitleg op een eenvoudige instructievideo. A2.1 Overzichten en formulieren: Kan informatie uit standaardformulieren en overzichten in het dagelijks werk in voldoende mate begrijpen om ernaar te handelen. A2.2 Aanwijzingen en instructie: Begrijpt voorschriften, instructies en eenvoudige gebruiksaanwijzingen in het dagelijks werk. A2.3 Correspondentie: Begrijpt korte standaardbrieven en faxen in persoonlijk leven en werk. A2 4: Rapporten, verslagen en artikelen: Kan in korte, eenvoudige teksten over onderwerpen gerelateerd aan eigen werk of levenssfeer specifieke informatie vinden.. A2.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan eenvoudige informatie uitwisselen over routinematige zaken in het werk. A2.2 Omgaan met getallen: Kan eenvoudige informatie over cijfers, data en prijzen uitwisselen in face to face situaties en telefonisch. A2.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan in beperkte mate sociale contacten onderhouden met collega's en met bezoekers. A2 4: Telefoneren: Kan eenvoudige telefoongesprekken voeren met behulp van elementaire conventies. A2 5: Zaken regelen op reis: Kan zaken regelen in de meeste eenvoudige en voorspelbare situaties tijdens een buitenlandse reis. A2.1 Monologen: Kan een uitleg geven: hoe je ergens komt, hoe iets gedaan moet worden. Kan eenvoudige standaardinformatie over producten en diensten geven aan klanten. A2 2 Presentaties: Kan een vooraf ingeoefend kort en eenvoudig praatje houden over een vertrouwd onderwerp. Kan op een beperkt aantal vragen reageren, als er hulp wordt geboden bij het formuleren van het antwoord. A2.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: Kan met behulp van standaardformuleringen routinematige zaken in het dagelijks werk noteren. A2 2: Onderhouden van sociaal contact: Kan een kort en eenvoudig briefje of kaart schrijven om ergens voor te bedanken, te vertellen hoe het gaat, en dergelijke.

Lezen

Gesprekken voeren

Spreken

Schrijven

Page 71 of 79

Taalniveau

Taalvaardigheid

Descriptoren

B1

Luisteren

B1.1 Direct contact: Begrijpt details van informatie over dagelijkse werkzaamheden. Begrijpt eenvoudige technische informatie zoals gebruiksaanwijzingen voor apparaten. B1.2 Audiovisuele media: Begrijpt hoofdzaken en specifieke informatie van aankondigingen en radio- en tv-programma's, en instructievideo's, over actuele zaken of onderwerpen van persoonlijk of professioneel belang, mits er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt B1.3 Bijeenkomsten en vergaderingen: Kan bij routinematige bijeenkomsten over vertrouwde onderwerpen de grote lijn van de discussies volgen. B1 4 Presentaties: Kan een korte uiteenzetting volgen over een vertrouwd onderwerp. B1.1 Overzichten en formulieren: Kan informatie in complexe formulieren en standaarddocumenten in het dagelijks werk snel vinden en in voldoende mate begrijpen om ernaar te handelen. B1.2 Aanwijzingen en instructie: Kan informatie halen uit technische documenten. Begrijpt eenvoudige handleidingen en werkinstructies. B1.3 Correspondentie: Begrijpt de feitelijke informatie en de emotionele lading in persoonlijke en zakelijke brieven goed genoeg om adequaat te kunnen reageren. B1 4: Rapporten, verslagen en artikelen: Kan de belangrijkste punten halen uit beschrijvende en opiniërende teksten over bekende onderwerpen. B1.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan vertrouwde en routinematige taken in het werk zelfstandig uitvoeren. B1.2 Omgaan met getallen: Kan de meest voorkomende informatie over cijfers, data en prijzen uitwisselen. B1.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan sociaal contact leggen en onderhouden met collega's, klanten en bezoekers door middel van 'small talk'. B1 4: Telefoneren: Kan routinematige telefoongesprekken voeren. B1 5: Zaken regelen op reis: Kan zaken regelen in voorspelbare situaties tijdens een buitenlandse reis. B1 6: Deelnemen aan bijeenkomsten en vergaderingen: Kan in beperkte mate deelnemen aan informele bijeenkomsten over praktische problemen in het dagelijks werk. B1.1 Monologen: Kan een verhaal vertellen, een ervaring beschrijven, een standpunt of mening verwoorden. B1 2 Presentaties: Kan informatie geven over bestaande producten en kan vertrouwde werkprocessen beschrijven. Kan op vragen reageren, maar zal als iemand snel spreekt moeten vragen om herhaling. B1.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: Kan binnen de dagelijkse werkroutine aantekeningen maken en korte berichten schrijven. B1 2: Onderhouden van sociaal contact: kan over allerlei onderwerpen uit het dagelijkse leven en werk persoonlijke briefjes schrijven: nieuwtjes vertellen, mensen en gebeurtenissen beschrijven, eigen gevoel uitdrukken, een mening of oordeel geven. B1 3: Zakelijke correspondentie: Kan met behulp van standaardformuleringen routinematige korte brieven produceren. B1 4 Verslagen, voorstellen en contracten: Kan in een standaardformat een kort verslag of rapport opstellen over feitelijke zaken binnen het dagelijkse werk.

Lezen

Gesprekken voeren

Spreken

Schrijven

Page 72 of 79

Taalniveau

Taalvaardigheid

Descriptoren

B2

Luisteren

B2.1 Direct contact: Kan uit langere betogen gedetailleerde informatie halen over vertrouwde en minder vertrouwde werkzaamheden. Begrijpt technische informatie op het eigen werkterrein. B2.2 Audiovisuele media: Kan radio- en tv-programma's en instructievideo's binnen de eigen interessesfeer goed volgen, mits gepresenteerd in een standaard uitspraak in een normaal spreektempo. B2.3 Bijeenkomsten en vergaderingen: Kan de hoofdlijnen volgen en specifieke informatie over het eigen werkterrein halen uit discussies, ook bij minder routinematige bijeenkomsten. B2.4 Presentaties: Kan in een langere uiteenzetting over een onderwerp op het eigen werkterrein de grote lijn en de hoofdpunten volgen, ook als het betoog inhoudelijk en qua taal ingewikkeld is. B2.1 Overzichten en formulieren: B2.2 Aanwijzingen en instructie: Begrijpt complexe handleidingen en werkinstructies binnen het eigen werk- of vakterrein als moeilijke passages herlezen kunnen worden. B2.3 Correspondentie: Kan correspondentie met betrekking tot het eigen werkterrein of interessegebied lezen en vlot en met gemak de bedoeling van de schrijver achterhalen. B2 4: Rapporten, verslagen en artikelen: Kan snel de relevantie bepalen van en informatie vinden in teksten over een breed scala aan onderwerpen in de eigen werksfeer.Kan met behulp van een woordenboek passages uit moeilijke teksten nauwkeurig begrijpen. B2.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan een breed scala aan taken in het werk zelfstandig uitvoeren. B2.2 Omgaan met getallen: Kan complexe informatie over cijfers, data en prijzen uitwisselen. B2.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan zich op effectieve wijze sociaal onderhouden met collega's en in zakelijke contacten. B2 4: Telefoneren: Kan alle telefoongesprekken voeren die deel uitmaken van de normale werkzaamheden. B2 5: Zaken regelen op reis: Kan zaken regelen in minder voorspelbare situaties tijdens een buitenlandse reis. B2 6: Deelnemen aan bijeenkomsten en vergaderingen: Kan deelnemen aan bijeenkomsten over zaken die rechtstreeks te maken hebben met het eigen werk. B2.1 Monologen: Kan duidelijke en gedetailleerde beschrijvingen geven met betrekking tot allerlei onderwerpen op het eigen interesse- of werkgebied. Kan een standpunt of mening onderbouwen met behulp van voorbeelden B2 2 Presentaties: Kan een goed uitgewerkte presentatie houden over onderwerpen op het eigen werkterrein waarin de voor- en nadelen van bepaalde opties toegelicht worden. Kan met gemak reageren op vragen uit de zaal. B2.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: Kan over allerlei onderwerpen in het werk belangrijke informatie noteren en in de vorm van een memo aan collega's doorgeven B2 2: Onderhouden van sociaal contact: Kan over algemeen maatschappelijke en abstracte onderwerpen schrijven, gevoelens genuanceerd uitdrukken, een standpunt beargumenteren. B2 3: Zakelijke correspondentie: Kan adequate brieven, e-mails en faxberichten schrijven rond de meest voorkomende zaken in de dagelijkse beroepspraktijk. B2 4 Verslagen, voorstellen en contracten: Kan problemen, processen en handelingen beschrijven, informatie uit verschillende bronnen samenvatten en evalueren, voor- en nadelen van keuzes toelichten.

Lezen

Gesprekken voeren

Spreken

Schrijven

Page 73 of 79

Taalniveau

Taalvaardigheid

Descriptoren

C1

Luisteren

C1.1 Direct contact: Kan gedetailleerde informatie halen uit langere, complexe en inhoudelijk ingewikkelde betogen. Begrijpt complexe technische informatie op het eigen vakterrein. C1.2 Audiovisuele media: Kan een breed scala aan aankondigingen en radio- en tv-programma's volgen, ook met afwijkingen van de standaard in taalgebruik en uitspraak. Begrijpt details en impliciete verwijzingen naar de relaties tussen personen. C1.3 Bijeenkomsten en vergaderingen: Kan een complexe argumentatie over onderwerpen op het eigen vakterrein volgen. Kan de interactie tussen verschillende sprekers met gemak volgen, ook als het over ingewikkelde of onbekende onderwerpen gaat C1 4 Presentaties: Kan de meeste uiteenzettingen met redelijk gemak volgen. Kan gedetailleerde informatie begrijpen bij onderwerpen op het eigen werkterrein, en kan de grote lijn en de hoofdpunten volgen bij onderwerpen buiten het eigen werkterrein. C1.1 Overzichten en formulieren: C1.2 Aanwijzingen en instructie: Begrijpt tot in detail lange en complexe handleidingen en werkinstructies binnen en buiten het eigen werk- of vakterrein als moeilijke passages herlezen kunnen worden. C1.3 Correspondentie: Begrijpt alle persoonlijke en zakelijke correspondentie met incidenteel gebruik van een woordenboek. C1 4: Rapporten, verslagen en artikelen: Kan een breed scala aan lange en ingewikkelde teksten binnen de brede context van het persoonlijke en professionele leven tot in detail begrijpen C1.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan complexe informatie uitwisselen over het eigen werk, het eigen beroep of vakgebied. C1.2 Omgaan met getallen: C1.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan in alle sociale situaties, ook zeer formele, een actieve bijdrage leveren aan gesprekken. C1 4: Telefoneren: Kan telefoongesprekken voeren in minder voorspelbare omstandigheden. C1 5: Zaken regelen op reis: C1 6: Deelnemen aan bijeenkomsten en vergaderingen: Kan een actieve bijdrage leveren aan de meeste overleggen, vergaderingen en aan algemene onderhandelingsgesprekken. C1.1 Monologen: Kan duidelijke en gedetailleerde beschrijvingen geven met betrekking tot allerlei complexe onderwerpen. Kan lange en ingewikkelde verhalen vertellen. C1 2 Presentaties: Kan een duidelijke en goed opgebouwde presentatie houden over een complex onderwerp. Kan standpunten uitwerken en onderbouwen met argumenten en voorbeelden.Kan spontaan en met gemak reageren op opmerkingen en vragen uit de zaal. C1.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: C1 2: Onderhouden van sociaal contact: C1 3: Zakelijke correspondentie: Kan met gemak corresponderen over de meeste zaken die met het werk te maken hebben. C1 4 Verslagen, voorstellen en contracten: Kan een breed scala aan zakelijke teksten schrijven waarin beoordelingen worden gegeven, voorstellen worden gedaan, standpunten worden toegelicht.

Lezen

Gesprekken voeren

Spreken

Schrijven

Page 74 of 79

RWI

REKENEN / WISKUNDE Subvaardigheden

Getallen/hoeveelheden, maten Niveau Z2

Niveau Z1

Niveau Y2

Niveau Y1

Niveau X2

Getallen/hoeveelheden, maten 1. Kan een (numeriek) wiskundig model opstellen bij een probleemsituatie. 2. Heeft inzicht in de getalskarakteristieken absoluut/relatief, continu/discreet en stochastisch/deterministisch en gebruikt dat bij de beslissing welk type model relevant is voor de gegeven situatie. 3. Kent de onderscheiden getalsystemen. 1. Kan in nieuwe en zeer complexe situaties bepalen welke (combinaties van) rekenprocedures en welke hulpmiddelen nodig zijn om een probleem op te lossen. 2. Kan rekenprocedures ontwikkelen met gebruikmaking van tools (spreadsheets, beroepsspecifieke software) om problemen op te lossen. 3. Kan de context loslaten en een abstract (wiskundig) model van een praktijksituatie bijstellen.

1. Kan in nieuwe situaties bepalen welke rekenprocedures nodig zijn om een probleem op te lossen, kan daarbij veronderstellingen doen over ontbrekende gegevens. 2. Kan de context loslaten en werken in een abstract model van de situatie. 3. Kan met inzicht beslissen of er met absolute dan wel relatieve presentaties moet worden gewerkt. 4. Kan combinaties van complexe rekenprocedures gebruiken in bekende situaties. 5. Kan rekenprocedures aanpassen aan veranderde omstandigheden of aan beperkende voorwaarden, kan dat ook m.b.v. ict (spreadsheets bijv.). 6. Kan vaardig en met inzicht rekenen met procenten, kommagetallen, verhoudingen en (samengestelde) maten. 7. Kan de mate van nauwkeurigheid van een resultaat bepalen en kan werken met foutmarges. 1. Past in complexere en in eenvoudige niet-standaard situaties (bekende) rekenprocedures toe om een probleem op te lossen of een gewenst resultaat te krijgen, doet dit schattend, uit het hoofd, op papier of met de rekenmachine. 2. Leest (ook onbekende) meetinstrumenten af kan daarbij vaardig interpoleren, gebruikt het systeem van maateenheden en kan daarbinnen maten omrekenen (bijv. bij recepten 0,5 dl omzetten in 50 ml). 3. Kan in bekende situaties vaardig werken met de voorkomende decimale getallen, percentages en eraan gerelateerde breuken, verhoudingen en maten (bijv. BTW uitrekenen), met gebruikmaking van de samenhang ertussen. 4. Kan nagaan of een resultaat van een berekening de juiste orde van grootte heeft en wat de ‘foutmarge’ is. 5. Kan berekeningen en de resultaten ervan helder en gestructureerd presenteren. 1. Rekent in bekende, enigszins complexe situaties met hele getallen en met benoemde decimale getallen (lengte, geld) en kan bekende (eenvoudige) rekenprocedures toepassen, doet dit schattend, uit het hoofd, op papier of met de rekenmachine. 2. Rondt af op mooie getallen of hoeveelheden passend bij de situatie t.b.v. het schatten van een uitkomst. 3. Leest meetinstrumenten af, gebruikt daarbij het systeem van maateenheden, kan eenvoudig interpoleren en enkelvoudige berekeningen met maten uitvoeren. 4. Begrijpt en gebruikt de samenhang tussen eenvoudige stambreuken en percentages in bekende enigszins complexe situaties. 5. Voert in functionele situaties eenvoudige berekeningen uit met breuken, percentages en verhoudingen. 6. Kan binnen de situatie een resultaat controleren op juistheid.

Page 75 of 79

Niveau X1

1. Is in bekende situaties in staat passende getallen, aantallen, hoeveelheden en maten te gebruiken, te vergelijken en te begrijpen. 2. Rekent in bekende situaties met eenvoudige getallen en hoeveelheden met gebruikmaking van kennis van basisbewerkingen, kan dit schattend, uit het hoofd, op papier, of met de rekenmachine. 3. Kan maten, in de veelvoorkomende maateenheden, aflezen op relevante meetinstrumenten (klok, weegschaal, liniaal, beroepsspecifieke instrumenten) en uit eenvoudige teksten en tabellen verpakkingen, gebruiksaanwijzingen, recepten). 4. Kan in bekende situaties rekenen met tijd en geld. 5. Kan aan de hand van relevante referentiematen en – hoeveelheden (lichaamslengte, aantal inwoners, voetbalveld, pak melk) andere maten en hoeveelheden schattend bepalen. 6. Kan omgaan met negatieve getallen binnen een context (tekort, temperatuur, schuld). 7. Leest en begrijpt de meest voorkomende notaties van eenvoudige decimale getallen (geld, maten), kernbreuken (1/2, 1/3, 1/4, 1/10), -percentages (100%, 50%, 25%, 10%) en verhoudingen, in praktische situaties en kent de bijbehorende ‘taal’.

Page 76 of 79

Subvaardigheden

Ruimte en vorm Niveau Z2

Niveau Z1

Niveau Y2

Niveau Y1

Niveau X2

Niveau X1

Ruimte en vorm 1. Kan een meetkundige probleemsituatie beschrijven met algebraïsche middelen en daarmee de situatie doorrekenen. 2. Kan switchen tussen meetkundige en algebraïsche representaties. 3. Kan bewegingen in vlak en ruimte in een wiskundig model beschrijven met parameterkrommen en kan hierin rekenen en redeneren. 1. Kan in nieuwe en complexe situaties bepalen welke (combinaties van) meetkundige representaties zinvol zijn en welke (reken)technieken, redeneringen en hulpmiddelen nodig zijn om een probleem op te lossen. 2. Kan algebraïsche beschrijvingen van meetkundige systemen opstellen en daaraan rekenen. 3. Kan eenvoudige figuren (lijn in 2D en plat vlak in 3D) algebraïsch beschrijven met behulp van vectoren en vergelijkingen. 4. Kent en gebruikt een breed arsenaal aan formele meetkundige begrippen, eigenschappen, constructies en (reken)technieken. 1. Analyseert en combineert informatie uit 2D en 3D tot een meetkundige representatie (3D model, hoogtekaart, werktekening) van een complex object of situatie, kan daarbij gebruik maken van computerprogramma’s, meetkundige procedures en technieken. 2. Kan in een wiskundig (meetkundig) model van een situatie met behulp van meetkundige eigenschappen en technieken redeneren en relevante berekeningen uitvoeren. 3. Kent en gebruikt een breed arsenaal aan meetkundige begrippen, eigenschappen, constructies en (reken)technieken. 1. Analyseert complexere samengestelde vormen, patronen, voorwerpen plaatsen in de ruimte, routes en situaties en gebruikt meetkundige begrippen om deze te beschrijven. 2. Kan complexe werktekeningen analyseren, interpreteren, controleren en als nodig aanpassen, gebruikt daarbij ruimtelijk inzicht en schaalbegrip. 3. Kan in bekende situaties op basis van specificaties complexere werktekeningen, uitslagen en ruimtelijke constructies (vd. maquette) maken, ook met behulp van ict, gebruikt daarbij voorgeschreven meetkundige procedures en technieken. 4. Kan in de situatie tbv het oplossen van een praktisch probleem meetkundige eigenschappen gebruiken (symmetrie, gelijkvormigheid, ligging en stand, etc.)en kan op basis van bekende procedures hoeken, helling, lengtes, oppervlaktes en inhouden (ook: benodigd materiaal) etc. berekenen. 1. Kent veelgebruikte meetkundige begrippen en kan deze gebruiken om vormen, voorwerpen en situaties (waaronder plaatsen in de ruimte en routes) te beschrijven. 2. Kan ten behoeve van concrete taken een eenvoudige situatieschets maken en veelvoorkomende meetkundige vormen tekenen en benoemen. 3. Kan eenvoudige werktekeningen (ook in aanzichten) lezen en gebruiken (tuinaanleg, verbouwing, naaipatroon) voor het maken van constructies, kan daarbij eenvoudige schaalaanduidingen aflezen en correct interpreteren. 4. Kan eenvoudige meetkundige berekeningen maken (omtrek, oppervlakte, inhoud) in vertrouwde, eenduidige situaties. 1. Kan in bekende situaties (3D) plaats bepalen en de weg vinden aan de hand van 2D representaties (plattegrond, situatietekening) en beschrijvingen waarin alledaagse meetkundige begrippen zijn gebruikt (links, rechts, loodrecht, halve draai, ¾ rond, hoek, eenvoudige coördinaten). 2. Kent en begrijpt veelgebruikte meetkundige begrippen uit de alledaagse taal (rond, recht, vierkant, midden, loodrecht, horizontaal etc.) en kan situaties waarin deze begrippen gebruikt worden correct interpreteren. 3. Kan eenvoudige werk- en situatietekeningen lezen en gebruiken (aanzichten, mono-tekeningen, routes) ten behoeve van concrete eenduidige taken, gebruikt daarbij ruimtelijk inzicht.

Page 77 of 79

Subvaardigheden

Gegevensverwerking, onzekerheid Niveau Z2

Niveau Z1

Niveau Y2

Niveau Y1

Niveau X2

Niveau X1

Gegevensverwerking, onzekerheid 1. Kan bij het beschrijven van een probleemsituatie gebruik maken van methoden en technieken uit de mathematische statistiek. 2. Kan risicoanalyses uitvoeren in situaties met maatschappelijke en economische gevolgen. 3. Heeft inzicht in de verschillende meetniveaus en de daarbij passende beschrijvingen en analysetechnieken en kan deze op professioneel niveau inzetten. 1. Kan een statistisch onderzoek opzetten en uitvoeren ten behoeve van het beantwoorden van een praktische onderzoeksvraag en kan daarbij technieken uit de beschrijvende statistiek inzetten. 2. Kan complexe gegevens interpreteren, combineren en analyseren en er passende wiskundige bewerkingen op toepassen om tot een bruikbaar resultaat te komen. 3. Kan in niet standaard situaties geavanceerde statistische technieken gebruiken (bijv. significantie interpreteren) en zondig aanpassen. 4. Kan een gegeven wiskundig model van een praktijksituatie indien nodig bijstellen en daarbinnen rekenen en redeneren. 5. Kan in werkprocessen onzekerheden en risico’s berekenen met behulp van daartoe geëigende (kans)modellen. 1. Analyseert en combineert complexe numerieke informatie uit verschillende bronnen. 2. Kan onderbouwde beslissingen nemen op grond van (numerieke) gegevens (data). 3. Kan gegevens verzamelen, analyseren en verwerken ten behoeve van het oplossen van een praktisch probleem, kan daarbij als nodig de relatie met de concrete situatie loslaten. 4. Kan een geschikte representatie van gegevens (centrum- en spreidingsmaten en grafische representatie) koppelen aan het meetniveau van de gegevens. 5. Kan in een wiskundig model van een praktijksituatie begrepen(statistische) procedures toepassen om tot de oplossing van een probleem te komen. 6. Kan in praktijksituaties in werkprocessen onzekerheden en risico’s inschatten en relevante kansen bepalen en deze interpreteren. 1. Interpreteert en combineert numerieke informatie uit diverse formulieren, schema’s en diagrammen en kan deze op diverse manieren weergeven passend bij de situatie, ook met gebruik van ict (bijv. spreadsheet). 2. Kan gegevens verzamelen ten behoeve van het oplossen van een praktisch probleem. Kan deze ordenen, weergeven en samenvatten. Kan hierbij bekende rekenprocedures toepassen (bepaling gemiddelde, mediaan, spreidingsbreedte). 3. Kan complexe informatie uit diverse bronnen interpreteren en vergelijken. 4. Kan in praktijksituaties relevante kansen inschatten en in eenvoudige gevallen bepalen of een resultaat op toeval kan berusten. 1. Leest numerieke informatie uit standaardformulieren, schema’s en diagrammen af en gebruikt deze in bekende situaties, redeneert erover en kan eenvoudige conclusies trekken. 2. Kan in bekende situaties gegevens verzamelen (van 1 soort), ordenen en weergeven in een gegeven format (tabel, lijst, staafgrafiek,schema, rooster). Hoeft hiervoor geen of slechts eenvoudige bewerkingen op de gegevens uit te voeren. 3. Kan eenvoudige informatie uit diverse bronnen (media, handboeken, gebruiksaanwijzingen, montagevoorschriften) binnen de situatie interpreteren en vergelijken. 4. Kan in bekende situaties eenvoudige kansen inschatten (kans op kruis bij tossen). 1. Leest basale getalsmatige informatie af uit eenvoudige relevante tabellen, schema’s en diagrammen (prijslijsten, ienstregelingen en - roosters, weerbericht, staafdiagram) en kan deze in concrete bekende situaties gebruiken. 2. Kan in eenvoudige geordende situaties nagaan hoeveel mogelijkheden er zijn. 3. Begrijpt begrippen als ‘gemiddelde’, ‘modaal’ en ‘uitschieters’ als ze gebruikt worden in de alledaagse betekenis in bekende relevante contexten. 4. Herkent dat in bepaalde situaties variatie en onzekerheid een rol spelen (bijv. weer, loterij, gezondheid, ...).

Page 78 of 79

Verbanden, veranderingen

Subvaardigheden

Verbanden, veranderingen Niveau Z2

Niveau Z1

Niveau Y2

Niveau Y1

Niveau X2

Niveau X1

1. Kan algebraïsche en numerieke methoden hanteren, waaronder ict-simulatiepakketten. 2. Kan dynamische systemen modelleren en analyseren met behulp van geavanceerde wiskundetechnieken. 1. Kan om een probleem op te lossen een wiskundig model opstellen en binnen dat model rekenen en redeneren met behulp van het geëigend wiskundig instrumentarium op het gebied van verbanden en veranderingen, waaronder eenvoudige differentiaalrekening. 2. Heeft inzicht in de werking van variabelen en parameters en kan hiermee werken in een complex wiskundig model. 3. Kan verbanden en veranderingen karakteriseren met behulp van standaard-verbanden, zoals: evenredig, omgekeerd evenredig, lineair, kwadratisch, exponentieel, logaritmisch, periodiek. Kan los van de situatie met deze verbanden als wiskundige functies werken. 4. Kan een breed scala aan algebraïsche technieken en bewerkingen adequaat inzetten, waaronder numerieke benaderingsmethoden met behulp van ict 1. Kan om een praktisch probleem op te lossen binnen een gegeven wiskundig model van de concrete situatie rekenen en redeneren. Kan de binnen het model gevonden oplossing terugvertalen naar en toetsen aan de praktijksituatie. 2. Heeft inzicht in de werking van variabelen en parameters, en kan wiskundige notaties begrippen en symbolen hanteren, en kan hiermee werken in een (eenvoudig) wiskundig model van een bekende praktische situatie. 3. Kan verbanden karakteriseren met behulp van standaardverbanden, zoals: evenredig, omgekeerd evenredig, lineair, kwadratisch, exponentieel, periodiek, en kan deze weergeven in de vorm van tekst, tabel, grafiek of formule en kan hiermee werken om een probleem op te lossen. 4. Kan rekenkundige verbanden, los van de situatie waar ze uit voort komen, weergeven in formules en kan deze formules bewerken met behulp van algebraïsche technieken. 1. Herkent, vergelijkt en gebruikt verbanden tussen grootheden, zoals die zijn weergegeven in grafiek, tabel, tekst of (woord)formule, en kan nagaan of het verband de onderliggende situatie adequaat beschrijft. 2. Kan tekst, tabel, grafiek en eenvoudige (woord)formule met elkaar in verband brengen, in elkaar omzetten, en er in bekende situaties over redeneren. 3. Brengt gegevens met elkaar in verband en kan dit verband beschrijven in tekst, tabel, grafiek of (woord)formule, ook met behulp van een spreadsheet. 4. Past begrepen standaardprocedures toe op voorstellingen van verbanden in vertrouwde situaties, kan bijvoorbeeld interpoleren in lineaire tabel of grafiek, kan berekeningen uitvoeren met een eenvoudige(woord)formule. 5. Kan bij een enkelvoudige verandering in tekst, tabel of formule de grafiek en de formule, tabel of tekst hieraan aanpassen, ook met behulp van een spreadsheet. 1. Herkent en gebruikt patronen in reeksen getallen, tabellen en grafieken in bekende situaties. 2. Kan een tabel voortzetten en kan tussenliggende waarden in een tabel bepalen op grond van geconstateerde regelmaat. 3. Herkent eenvoudige rekenkundige verbanden tussen grootheden in bekende situaties, in tekst of tabel, kan die formuleren als vuistregel en kan daarmee berekeningen uitvoeren. 4. Kan verschillende soorten rekenkundige verbanden onderscheiden als die in een tekst geformuleerd zijn en kan deze koppelen aan een gegeven tabel, grafiek of vuistregel. 5. Kan gegevens uit een tabel aflezen en deze verwerken in een eenvoudige, deels gegeven grafiek en kan ook het omgekeerde. 1. Herkent en gebruikt eenvoudige patronen in (reeksen) getallen (huisnummers ven/oneven) en in tabellen in bekende situaties. 2. Herkent en gebruikt eenvoudige verbanden tussen grootheden binnen bekende situaties weergegeven in tekst, tabel, grafiek of in de vorm van een vuistregel (als de hoeveelheid toeneemt, dan neemt de prijs evenredig toe). 3. Kan uit een (globale) grafiek bij een concrete, vertrouwde situatie, opmaken of het verloop al dan niet regelmatig is en dit verloop in alledaagse termen beschrijven (’steeds sterkere groei’). 4. Kan uit een eenvoudige, bekende grafiek of tabel de voor een concrete taak benodigde waarden aflezen.

Page 79 of 79

View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF