Tentamen 2014 - IFMSA-NL

January 8, 2018 | Author: Anonymous | Category: Wissenschaft, Biologie, Anatomie
Share Embed Donate


Short Description

Download Tentamen 2014 - IFMSA-NL...

Description

Radboudurne

...

Faculteit_ der Medische Wetenschappen

Bloktoets Datum Aanvang

50209 Zenuwstelsel 26 september 2014 10.00 uur

Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE: • • • • • • •



• • • • •



Dit tentamen bestaat uit 100 meerkeuzevragen. De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur. Controleer of uw tentamenset compleet is. Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste. U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen. Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden. Wanneer u het tentamen beëindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, gebruik daarvoor een HB-potlood. Corrigeer fouten met gum. Verwijder gumresten zorgvuldig van uw antwoordformulier. Als u een vraag wilt open laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in. De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje. Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd. Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elders op dit voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel. Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! Indien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening.

De vragen worden als volgt gescoord : open an twoorden: Goed FOU t 2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten Punten 1 0 3 keuze-vraag -% 1 4 keuze-vraag 0 Punten - 1/3 5 keuze-vraag 1 0 Punten -% Lever na afloop het antwoordformulier m. lnd1en u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets. LET OP!! ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER! VEEL SUCCES!

Voorblad MC/8-9-2014

Casus A (Vraag 1 t/m 8) Een 72-jarige vrouw krijgt plotseling last van krachtsverlies van haar rechterbeen om 15.00 uur tijdens het luisteren naar het nieuwsbericht op de radio. Zij kan haar linkerbeen en haar beide armen normaal bewegen. Zij is niet meer in staat om te lopen en kan zodoende de telefoon niet bereiken. Om 17.30 uur komt haar man thuis met hun kleinzoon die Geneeskunde studeert. De kleinzoon zegt dat de vrouw snel naar het ziekenhuis toe moet. Hij denkt aan een herseniilfarct.

Vraag 1: Stel dat de vrouw een herseninfarct heeft, in het stroomgebied van welke arterie zal de vrouw dan een infarct hebben op grond van haar klachten? Dit is een infarct in het stroomgebied van de arteria cerebri 1. anterior links 2. anterior rechts 3. media links 4. media rechts

Een mogelijke behandeling voor een herseninfarct is trombolyse. Trombolyse moet binnen een bepaalde tijd na het ontstaan van het herseninfarct verricht worden. Vraag 2: Stel dat deze patiënt een herseninfarct heeft, is er om 17.30 nog tijd over om trombolyse te verrichten? 1. Ja, er zijn nog 30 minuten beschikbaar om trombolyse in te verrichten 2. Ja, er zijn nog 120 minuten beschikbaar om trombolyse te verrichten 3. Nee, trombolyse moet binnen 90 minuten na ontstaan van een herseninfarct verricht worden 4. Nee, trombolyse moet binnen 150 minuten na het ontstaan van een herseninfarct verricht worden

De ambulance wordt gebeld en de vrouw wordt naar het ziekenhuis gebracht. In de ambulance merkt de vrouw dat zij haar been weer kan gebruiken en bij binnenkomst in het ziekenhuis zijn de klachten die zij had helemaal verdwenen. De co-assistent op de SEH denkt aan een TIA. Vraag 3: Hoe lang mag een persoon uitvalsverschijnselen hebben om nog te mogen spreken van een TIA? 1. 1 uur 2. 3 uur 3. 6 uur 4. 24 uur

Er wordt een CT -scan gemaakt bij de vrouw. Daarop is een infarct te zien. Zie afbeelding 1 hieronder.

Afbeelding 1: CT -scan Vraag4: Hoe wordt het infarct dat zichtbaar is in afbeelding 1 hierboven genoemd? 1. lacunair infarct 2. subcorticaal infarct 3. waterscheidingsinfarct

Er wordt onderzoek gedaan om te kijken wat de oorzaak is van het herseninfarct dat de vrouw heeft gehad. Een van de onderzoeken die verricht wordt is een CT -angiografie. Hierop is een vernauwing te zien in de arteria carotis interna. Deze vernauwing wordt uitgedrukt in een percentage. Onderstaande tekening (afbeelding 2) laat het bloedvat met de vernauwing zien met de bijbehorende afmetingen in millimeters.

3

8

4

Afbeelding 2. Vraag 5: Van welk percentage vernauwing is sprake bij deze vrouw? 1.47% 2. 53% 3. 70% 4.80%

Een mogelijk behandeling van een carotisstenose is een carotisendarteriectomie. Vraag6: Hoeveel moet het percentage vernauwing minimaal zijn bij een vrouw om in aanmerking te komen voor een carotisendarteriectomie? 1. 30% 2. 50% 3. 70% 4. 90%

Vraag 7: Welk tijdstip na ontstaan van uitvalsverschijnselen is het meest geschikte tijdstip om een carotisendarteriectomie te verrichten? Dit is 1. binnen een week na ontstaan van de klachten

2. minstens twee weken na ontstaan van de klachten 3. minstens zes weken na ontstaan van de klachten

De vrouw krijgt medicijnen om nieuwe uitvalsverschijnselen te voorkomen. Eén van de medicijnen die zij krijgt is dipyridamol. Vraag8: Wat is de naam van het andere medicijn? 1. acenocoumarol 2. acetylsalicylzuur 3. clopidogrel

Casus B (vraag 9 tfm 13) Een 36-jarige man komt bij de huisarts omdat hij zich erg vermoeid voelt en overdag zomaar in slaapt valt. De huisarts vraagt aan de man of hij wel eens gemerkt heeft dat al zijn spieren slap worden wanneer hij bijvoorbeeld moet lachen of huilen. Vraag9: Hoe heet het fenomeen dat alle spieren slap worden tijdens bijvoorbeeld lachen? Dit heet 1. atrofie 2. kataplexie 3. narcolepsie

De man heeft hier geen last van. De huisarts vraagt door over het slaapgedrag van de man en het blijkt dat hij 's nachts slecht slaapt. Hij kan moeilijk in slaap komen, droomt veel en is ook vaak wakker 's nachts. De man vraagt om een slaapmiddel. Vraag 10: Hoe luidt de best clinical practice ten aanzien van het voorschrijven van slaapmiddelen zoals benzodiazepines bij patiënten met insomnie? Deze slaapmiddelen mogen 1. alleen worden voorgeschreven aan patiënten van 50 jaar en ouder 2. alleen worden voorgeschreven aan patiënten met een chronische insomnie (duur insomnie langer dan 6 maanden) 3. helemaal niet meer worden voorgeschreven 4. hooguit voor twee weken worden voorgeschreven

De man komt acht weken later opnieuw terug op het spreekuur van de huisarts. De situatie is niet veranderd. De man heeft zich zelf ziek gemeld op zijn werk, omdat hij daar niet meer kan functioneren. De huisarts besluit de patiënt te verwijzen naar een neuroloog gespecialiseerd in slaapproblemen. Deze neuroloog verricht een uitgebreide anamnese. Neurologisch onderzoek laat geen afwijkingen zien. Er volgt een polysomnografie. In de uitslag van de polysomnografie is vermeld dat de patiënt na het inslapen start met een REM -slaap. Vraag 11: Hoe moet deze bevinding dat de slaap start met een REM-slaap worden geïnterpreteerd? Dit 1. is een normaal fenomeen 2. past bij insomnie 3. past bij narcolepsie

De neuroloog verricht ook liquor onderzoek om te kijken naar een bepaalde stof die betrokken is bij de regulatie van slaap. Vraag 12: Welke stofwordt bedoeld? Dit is 1. dobutamine 2. hypocretine 3. leptine >-

Vraag 13: Tussen welke twee wervels wordt geprikt voor het verrichten van een veilige en zinvolle ruggenprik? 1. Th11 en Th12

2. L4 en LS 3. S4 en SS

Casus C (vraag 14 tjm 20) Een 35-jarige man is al meerdere jaren bekend met juveniele myoclonus epilepsie. Hij gebruikt hiervoor natriumvalproaat in een dosering van 2 keer per dag 300 mg en daarmee is hij al jaren aanvalsvrij. Hij had de bij dit syndroom horende myoclonieën.

Vraag 14 Myoclonieën zijn een voorbeeld van 1. focale aanvallen 2. gegeneraliseerde aanvallen

Naast myoclonieën had de man destijds ook de twee andere typen aanvallen die kenmerkend zijn voor dit syndroom. Vraag 15: Welke twee andere typen aanvallen zijn kenmerkend voor mensen met juveniele myoclonus epilepsie? 1. absences en atone aanvallen 2. absences en tonisch clonische aanvallen 3. atone aanvallen en tonisch clonische aanvallen

De man heeft samen met zijn vrouw een kinderwens. Hij heeft gehoord dat het gebruik van natriumvalproaat kan zorgen voor aangeboren afwijkingen bij hun kindje. Daarom wil hij graag stoppen met het gebruik van zijn anti-epileptica of overstappen op een ander anti-epilepticum. Vraag 16: Welke van onderstaande aangeboren afwijkingen is een veelvoorkomende afwijking (incidentie 1-2%) als gevolg van het gebruik van natriumvalproaat tijdens de zwangerschap? Dit is 1. een onbepaald geslacht 2. spina bifida 3. tierfeil naevus syndroom

De man is vertegenwoordiger van beroep. Hij vraagt of hij moeten stoppen met autorijden indien hij de natriumvalproaat staakt. Vraag 17: Wat is hierop het correcte antwoord? 1. Ja, de man mag dan gedurende zes maanden niet autorijden, daarna bij aanvalsvrijheid wel weer. 2. Ja, de man mag dan gedurende een jaar niet autorijden, daarna bij aanvalsvrijheid wel weer 3. Nee, de man mag gewoon blijven autorijden, tenzij hij een epilepsie-aanval krijgt, dan mag hij pas weer autorijden indien hij een jaar aanvalsvrij is 4. Nee, de man mag gewoon blijven autorijden, tenzij hij een epilepsie-aanval krijgt, dan mag hij pas weer rijden wanneer hij zijn medicatie herstart heeft en zes maanden aanvalsvrij is.

De man vraagt of het zinvol zou kunnen zijn om over te stappen naar het medicijn carbamazepine. Vraag 18: Wat is hierop het juiste antwoord? 1. Ja, dat is zinvol, dit medicijn is ook geschikt en geeft een veel kleinere kans op aangeboren afwijkingen 2. Nee, dat is niet zinvol, dit medicijn geeft een nog grotere kans op aangeboren afwijkingen 3. Nee, dat is niet zinvol, dit medicijn is niet geschikt voor mensen met juveniele myoclonus epilepsie

De man maakt uiteindelijk zelf de keuze om te stoppen met zijn medicatie. Hij krijgt een recept mee voor een diazepam rectiole die gebruikt kan worden om een eventuele optredende epilepsie aanval te couperen. Zijn vrouw vraagt hoe het ook al weer zat met het toedienen van deze medicatie bij een epilepsie-aanval. Vraag 19: Hoe luidt de juiste instructie? Dit medicijn moet worden toegediend 1. direct nadat ontdekt wordt dat de man een aanval heeft 2. indien de aanval na 1 minuut nog niet uit zich zelf gestopt is 3. indien de aanval na 5 minuten nog niet uit zich zelf gestopt is

Vraag 20: De man vraagt zich af hoe groot de kans is dat zijn kind ook juveniele myoclonus epilepsie krijgt. De kans dat zijn kind ook juveniele myoclonus epilepsie krijgt is 1. ongeveer 5% , het ontstaan van juveniele myoclonus epilepsie is multifactorieel bepaald 2. 25%, juveniele myoclonus epilepsie is een autosomaal recessief overervende aandoening 3. 50%, juveniele myoclonus epilepsie is een autosomaal dominant oververvende aandoening

Casus D (vraag 21 tfm 24) Een voetganger wordt aangereden door een auto. Bij aankomst van de ambulance is de man nog helder en aanspreekbaar, maar geleidelijk aan vermindert zijn bewustzijn en is er sprake van coma. Er wordt gesproken van coma wanneer de E, de M en de V in de EMV -score lager of gelijk zijn aan een bepaald getal. Vraag 21 Welke getallen worden bedoeld? 1. 2. 3. 4.

E maximaal 1, M maximaal 5, V maximaal 2 E maximaal 2, M maximaal 4, V maximaal 2 E maximaal 3, M maximaal 3, V maximaal 2 E maximaal 3, M maximaal 2, V maximaal 3

Vraag 22: Voor welk traumatisch hersenletsel is het heel kenmerkend dat de patiënt eerst nog helder en aanspreekbaar is en daarna in coma raakt? Dit is kenmerkend voor 1. diffuus axonale schade 2. een epidurale bloeding 3. een subarachnoïdale bloeding

De patiënt wordt naar het ziekenhuis gebracht en krijgt daar een CT -scan. Op deze scan is een afwijking te zien. Zie afbeelding 3 hieronder

Afbeelding 3 Vraag 23: Hoe wordt de afwijking die zichtbaar is in afbeelding 3 genoemd? 1. epidurale bloeding 2. subarachnoïdale bloeding 3. subdurale bloeding

Na de operatie knapt de patiënt niet goed op. Na een maand is hij nog steeds in coma. Dit zegt iets over de prognose van de man. Vraag 24 Hoe groot is de kans dat de man alsnog bij bewustzijn gaat komen? 1. 1% 2. 10% 3. 50%

Casus E (vraag 25 t/m 31) Een 34-jarige vrouw heeft last van aanvallen van hoofdpijn. Het gaat om kloppende hoofdpijn achter haar rechter oog. Voordat zij een aanval krijgt ziet zij altijd gekleurde vlekken voor haar ogen. Deze vlekken houden 10 minuten aan, verdwijnen vervolgens en daarna ontstaat de hoofdpijn. De vrouw voelt zich misselijk en moet vaak braken tijdens de hoofdpijnaanvaL De hoofdpijn houdt meestal een dag of drie aan en verdwijnt dan weer geleidelijk Vraag 25 Hoe noemen we het verschijnsel van het zien van vlekken voor de ogen bij iemand met migraine? 1. Aura 2. Ictus 3. Prodroom 4. Spreading depression

De huisarts denkt aan migraine en besluit de vrouw een zogenaamde triptan te geven ter behandeling van haar migraine. Vraag 26 Hoe moet de vrouw deze triptan gebruiken? De vrouw moet de triptan 1. dagelijks, een keer per dag op een vast tijdstip innemen 2. gedurende de dagen dat zij een hoofdpijnaanval heeft, een keer per dag gebruiken op een vast tijdstip 3. gebruiken bij start van de hoofdpijnaanval op het moment van het zien van de vlekken voor de ogen 4. gebruiken bij start van de hoofdpijnaanval op het moment dat zij hoofdpijnklachten krijgt

Triptanen hebben vaak een tijdelijke bijwerking kort na inname van deze medicijnen. Deze bijwerking verdwijnt ook weer snel. Het is wel belangrijk om patiënten hiervoor te waarschuwen, zodat zij hier niet van schrikken. Vraag 27 Welke bijwerking wordt bedoeld? Dit is 1. een beklemmend gevoel op de borst 2. een piep in de oren 3. een tranend oog 4. krachtsverlies van beide benen

Vraag 28 Op welke receptoren grijpt een triptan aan? Het gaat hier om receptoren voor 1. dopamine 2. noradrenaline "' 3. serotonine

Na 6 maanden komt de vrouw terug op het spreekuur bij de huisarts. Het gaat niet goed met haar. Zij heeft nu bijna dagelijks last van hoofdpijn, die haar erg belemmert in het dagelijks leven. De huisarts vraagt goed na hoe het zit met deze hoofdpijn. De hoofdpijn is wel veranderd, het gaat meer om een zwaar gevoel in het hele voorhoofd. Soms wordt de hoofdpijn erger en moet de vrouw braken, maar dit is niet elke dag. De huisarts denkt aan chronische dagelijkse hoofdpijn. Vraag 29 Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor verandering van het hoofdpijnpatroon? Dit is 1. groei van een hersentumor bij patiënte 2. het ontstaan van idiopatische intracraniële hypertensie 3. overmatig gebruik van pijnstillers

Vraag 30 Hoe vaak moet een persoon last hebben van hoofdpijn om de diagnose chronische dagelijkse hoofdpijn te mogen stellen? Een persoon heeft dan minstens 1. 15 dagen per maand hoofdpijn, gedurende meer dan 3 maanden 2. 25 dagen per maand hoofdpijn, gedurende meer dan 3 maanden 3. 15 dagen per maand hoofdpijn, gedurende meer dan 6 maanden 4. 25 dagen per maand hoofdpijn, gedurende meer dan 6 maanden

0

Patiënten met chronische dagelijkse hoofdpijn kunnen baat hebben bij behandeling met een bepaald medicijn. Vraag 31 Welk medicijn kan het beste worden gebruikt voor de behandeling van chronische dagelijkse hoofdpijn? 1. amitriptyline 2. propranolol 3. verapamil

Casus F (vraag 32 t/m 38) Een 23-jarige vrouw krijgt een gegeneraliseerde epileptische aanval waarbij zij gedurende twee minuten trekkingen laat zien met beide armen en benen. Zij wordt naar het ziekenhuis gebracht. Er wordt een EEG vervaardigd waarop epileptiforme activiteit te zien is. Besloten wordt om een MRI scan van de hersenen te maken. Een van de afbeeldingen die gemaakt is met de MRI scan ziet u hieronder afgebeeld (afbeelding 4). De witte pijl wijst naar een hersentumor die op deze scan te zien is. De geblokte pijl wijst naar een hersenstructuur waar geen bijzonderheden aan te zien zijn.

Afbeelding 4. Voordeel van een MRI scan is, dat er verschillende types doorsnedes van de hersenen kunnen worden gemaakt. Er wordt onderscheid gemaakt in doorsnedes in het coronale, sagittale en in het transversale vlak. Vraag 32 Hoe noemen we het type doorsnede wat te zien is op afbeelding 4 hier boven? 1. coronaal 2. sagittaal 3. transversaal Vraag 33 Hoe heet de hersenstructuur die aangewezen wordt met de geblokte pijl? 1. hypothalamus 2. mesencefalon 3. pinealis

De radioloog schrijft in haar verslag dat de tumor die op de scan te zien is meest waarschijnlijk een craniopharyngeoom is. Hersentumoren worden onderverdeeld in twee groepen, namelijk "goedaardig" en "kwaadaardig". Vraag 34 Een craniopharyngeoom behoort tot de groep van 1. goedaardige hersentumoren 2. kwaadaardige hersentumoren

Als gevolg van deze hersentumor functioneert de hypofyse niet meer goed. Het blijkt dat patiënte onvoldoende van het hormoon ADH aanmaakt. Vraag 35 Welk orgaan zorgt er voor dat ADH aan het bloed wordt afgegeven? Dit is de 1. achterkwab van de hypofyse 2. voorkwab van de hypofyse 3. bijnier 4. nier

Vraag 36 Wat gebeurt er met het natriumgehalte in het bloed wanneer er onvoldoende ADH wordt aangemaakt? Het natrium gehalte in het bloed 1. daalt 2. stijgt

Het natriumgehalte wordt gecorrigeerd. De vrouw heeft nadien geen last meer van epilepsieaanvallen. Vraag 37 Mag bij deze vrouw nu de diagnose epilepsie gesteld worden? 1. Ja, ze heeft een aanval gehad en een afwijking op de MRI-scan 2. Ja, ze heeft een aanval gehad en afwijkingen op het EEG 3. Nee, ze heeft maar één aanval gehad

De vrouw is touringcarchauffeur van beroep. Vraag 38 Wanneer mag zij weer een touringcar gaan besturen? 1. 2. 3. 4.

Wanneer zij gedurende zes maanden geen aanval heeft gehad Wanneer zij gedurende een jaar geen aanval meer heeft gehad Wanneer zij gedurende vijfjaar geen aanval meer heeft gehad Zij mag nooit meer een touringcar besturen

Casus G (vraag 39 tfm 43) Een 45-jarige man krijgt plotseling last van een probleem met ~~-n en met het he._w_aren van zijn balans. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht. Daar wordt vastgesteld dat er sprake is van een slikstoornis, een ataxie en een veranderde vitale sensibiliteit in het gezicht en in één arm en been. Er wordt gedacht aan een hersenstaminfarct Omdat deze infarcten meestal niet goed zichtbaar zijn op een CT -scan wordt een MRI-scan gemaakt. Gekozen wordt voor een speciale gevoelige opname die "DWI" ofwel "difiusion weighted imaging één" wordt genoemd. Hierop wordt inderdaad een infarct gezien in het stroomgebied van de arteria cerebelli inferior posterior (PICA) aangegeven met de witte pijl in afbeelding 5 hieronder.

Afbeelding 5. Vraag 39 In welk deel van de hersenstam ontstaat een infarct bij afsluiten van de arteria cerebelli posterior inferior? 1. medulla oblongata 2. mesencefalon 3. pons

Een infarct in het stroomgebied van deze arterie staat bekend als een bepaald syndroom. Vraag40 Wat is de naam van dit syndroom? 1. Brown-Sequard 2. Horner 3. Wallenberg

Slikstoornissen worden vaak veroorzaakt door uitval van een hersenzenuw. Vraag41 Uitval van welke van onderstaande hersenzenuwen veroorzaakt een slikstoornis? Dit is uitval van de nervus 1. accessorius 2. facialis 3. trigeminus 4. vagus

Patiënt heeft een gestoorde vitale sensibiliteit van de linker lichaamshelft. Deze gestoorde sensibiliteit ontstaat doordat een belangrijke baan betrokken bij het registreren van de vitale sensibiliteit beschadigd is door dit infarct. Vraag42 Welke baan wordt bedoeld? Dit is/zijn de 1. achterstrengen 2. lemniscus medialis 3. tractus spinothalamicus

Naast een stoornis van de vitale sensibiliteit in de linker lichaamshelft is er bij patiënt vanwege zijn infarct in het stroomgebied van de arteria cerebelli inferior posterior ook sprake van een stoornis van de vitale sensibiliteit van het gezicht. Vraag43 Waar in het gezicht is de vitale sensibiliteit aangedaan bij deze patiënt? Hetgaat om 1. beide kanten van het gezicht 2. de linker gezichtshelft 3. de rechter gezichtshelft

Casus H (vraag 44 t/m 49) Een 56-jarige man krijgt een hartstilstand. Hij wordt gereanimeerd en naar het ziekenhuis gebracht. Daar wordt hij volgens protocol gekoeld gedurende 24 uur. Nadien wordt hij weer opgewarmd en wordt de neuroloog gevraagd te kijken of er sprake is van hersenschade. De neuroloog verricht een neurologisch onderzoek. Daarbij controleert zij de corneareflex. Hierbij strijkt de neuroloog met een watje over de cornea en kijkt welke reactie dan optreedt. De corneareflex verloopt via twee hersenzenuwen. Eén van deze twee hersenzenuwen is betrokken bij het registeren van de aanraking van de cornea met het watje. Dit wordt het afferente deel van de reflexboog genoemd. Vraag44 Welke hersenzenuw zorgt voor het afferente deel van deze reflexboog? Dit is de nervus 1. abducens 2. facialis 3. oculomotorius 4. trigeminus

De reactie op deze aanraking verloopt via een andere hersenzenuw. Dit wordt het efferente deel van de reflexboog genoemd. Vraag 45 Welke hersenzenuw zorgt voor de reactie op de aanraking met het watje? Dit is de nervus 1. abducens 2. facialis 3. oculomotorius 4. trigeminus

De corneareflex is afwezig. Dit zegt iets over het functioneren van een deel van de hersenstam. Vraag46 De functie van welk onderdeel van de hersenstam wordt onderzocht door middel van de corneareflex-test? Dit is de functie van de/het 1. medullo oblongata 2. mesencefalon 3. pons

Alle hersenstamreflexen zijn afwezig, ook vertoont patiënt geen enkele reactie op een pijnprikkel. Dit betekent dat de hersenen van de man dusdanig beschadigd zijn, dat dit niet verenigbaar is met leven. De neuroloog raadpleegt het donorregister. De man heeft zich geregistreerd als orgaandonor. De neuroloog voert een slechtnieuws gesprek met de familie van de man. Tijdens dit gesprek brengt zij ook ter sprake dat de man zich heeft geregistreerd als donor. Vraag47 Moet de neuroloog in deze situatie toestemming aan de familie vragen voor het verrichten van de orgaandonatieprocedure? 1. Ja, de familie moet altijd om toestemming gevraagd worden, ook als de patiënt geregistreerd staat als donor 2. Nee, als de patiënt zich geregistreerd heeft als donor hoeft geen toestemming gevraagd te worden

Vraag48 Heeft de neuroloog correct gehandeld door op dit tijdstip in het ziektebeloop van de patiënt het donorregister te raadplegen? 1. Ja, het donorregister mag worden geraadpleegd wanneer er aanwijzingen zijn dat de patiënt hersendood is of binnenkort zal worden. 2. Nee, de neuroloog had eerst een EEG moeten verrichten en dit EEG moet een isoelektrisch beeld laten zien voordat het donorregister geraadpleegd had mogen worden. 3. Nee, de neuroloog had eerst nog een apneutest moeten (laten) verrichten, deze had afwijkend moeten zijn, voordat het donorregister geraadpleegd had mogen worden.

De familie wist dat de man zich geregistreerd had als donor en de donatieprocedure wordt in gang gezet. Er wordt een EEG gemaakt volgens de juiste voorwaarden. Het EEG is hieronder afgebeeld (afbeelding 6). r:loiO·'., · ~r-~--~-~ .,. v~--··-...-~·~-.......'~·\~·-·......--·~--­

..

..

.

'~ o~--------· ·--'·· --"'~-·----r·,(' , ___.,_~-~---..- ,___.~---...,___~......___......; ,

__

..

--~~...,.._._. ----~~--~-

I-.1 -!::.J • t'-----~·--·-..-..._-~-----...___,.___.....____.......,.-._-......_...---.,.__--..,. ~ çJ.Qt•

...........-------

.A.---~--_,_.__~~--~-___.r----.~-~....t\..-~-· _......___......_~-.r-···"""'-"""'~~-"'---·

"'•·h• ........ -".-r-f"'--.......--"..1~..,.........".."------.........A.-i'·~,. -~-·J-#'O••~J----"--... -"'.,.......- -...- ' - -

·-........- --

Fz.ft•

·"-~""'"----.n...--~........,..-,;~~--.1' ......... ~-.........,.......~--~.J.........-...~......._..._~~~--­

T
View more...

Comments

Copyright � 2017 NANOPDF Inc.
SUPPORT NANOPDF